Kwalificatie als octrooigemachtigde voor het UPC
UPC CoA 22 augustus 2024, IEF 22262, IEFbe 3794; UPC_CoA_364/2024, UPC_CoA_393/2024 (Verzoeker tegen griffie van het UPC). Verzoeker wil als octrooigemachtigde worden ingeschreven op de lijst van vertegenwoordigers voor het UPC. Dit verzoek is door de griffier van het UPC afgewezen. Hiertegen doet verzoeker een verzoek tot heroverweging. Ook dit verzoek is afgewezen door de griffier van het UPC, en deze heeft het voor een definitieve beslissing naar het Hof van Beroep van het UPC verwezen. Het Hof van Beroep oordeelt dat verzoeker wel heeft aangetoond te zijn gemachtigd om op te treden voor het Europees Octrooibureau, maar dat bewijst niet dat hij aan de kwalificatievereisten van artikel 48 lid 2 UPCA voldoet en voor het UPC mag optreden, wat bijvoorbeeld kan worden aangetoond door een European Patent Litigation Certificate. Deze vereiste kwalificatie kan ook worden aangetoond door met succes bepaalde cursussen af te ronden (Rule 12.1 (a)(ii) EPLC Rules), maar dat heeft verzoeker niet bewezen.
Uitspraak ingezonden door Jorn Torenbosch, Universiteit Utrecht.
Grondwettelijk Hof van België stelt prejudiciële vragen over de DSM-richtlijn
Grondwettelijk Hof 26 september 2024, IEF 22270. Deze zaak betreft de nieuwe wettelijke vergoedingsrechten voor kunstenaars en auteurs die voortvloeien uit de DSM-richtlijn. De omzetting van deze richtlijn in het Belgische Wetboek heeft in België geleid tot een aantal rechtszaken. De eisers in die zaken, waaronder Google, Spotify, Meta, Streamz en Sony, vorderen de vernietiging van een aantal artikelen uit het Wetboek van economisch recht die de DSM-richtlijn implementeren. Het Grondwettelijk Hof heeft de zaken van eisers gevoegd en in deze zaak uitspraak gedaan. Zij schorst vervolgens de zaak om 13 vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de omgezette bepalingen uit de DSM-richtlijn. De vorderingen en de vragen die het Hof hierover gesteld heeft zullen in dit artikel kort weergegeven worden.
Rechtsgeldig gebruik domeinnaam en handelsnaam door Chesterfield bevestigd ondanks merkrechten Makorian
Rb. Den Haag 12 september 2024, IEF 22261; ECLI:NL:RBDHA:2024:14527 (Makorian c.s. tegen Chesterfield c.s.). Makorian Holding en Chesterfield c.s. hebben een conflict over het gebruik van de domeinnaam www.thechesterfieldbrand.com. Chesterfield c.s. gebruikt deze domeinnaam sinds 2006 voor haar meubelactiviteiten, terwijl Makorian c.s. zich richt op de productie van leren tassen. In 2009 werd Beeldmerk B.V. opgericht door beide partijen, waarbij Chesterfield c.s. een aantal merkrechten heeft ingebracht in ruil voor een lening van Makorian. In 2012 sloten de partijen een licentieovereenkomst waarin Makorian c.s. beperkte gebruiksrechten kreeg op de Chesterfield-merken. Makorian c.s. vordert nu de overdracht van de domeinnaam en stelt dat Chesterfield c.s. inbreuk maakt op haar merk- en handelsnaamrechten. Chesterfield c.s. vordert in reconventie de rechtbank voor recht te verklaren dat zij gerechtigd is tot het gebruik van het beeldmerk en het woordmerk "The Chesterfield Brand". De rechtbank oordeelt dat de handelsnaamrechten ten aanzien van The Chesterfield Brand niet zijn ingebracht in Beeldmerk B.V. De licentieovereenkomst, die oorspronkelijk tussen Beeldmerk en Chesterfield c.s. was gesloten, is voortgezet tussen Makorian Holding en Chesterfield c.s., waarbij Chesterfield c.s. het recht heeft om de Chesterfieldmerken te blijven gebruiken voor woninginrichtingsproducten. De gestelde merkinbreuk door Chesterfield c.s. wordt afgewezen, omdat Chesterfield c.s. een ouder handelsnaamrecht heeft sinds 2006 dat prevaleert boven de merkrechten van Makorian. Om deze reden wijst de rechtbank ook de vorderingen van Makorian c.s. op basis van handelsnaaminbreuk af. Chesterfield c.s. kan de domeinnaam voor de huidige doeleinden blijven gebruiken.
Uitnodiging Conferentie 20 jaar master Informatierecht: ‘Het opleiden van evenwichtskunstenaars’
De master Informatierecht bestaat komend studiejaar 20 jaar! Dit bijzondere jubileum viert het IViR met een feestelijke conferentie waarin docenten en alumni, onderzoek en onderwijs, een centrale rol spelen. Het uitstroomprofiel van de master Informatierecht benadrukt dat hun alumni evenwichtskunstenaars zijn ‘die snel kunnen schakelen in een voortdurend veranderende informatiemaatschappij. Ze kunnen complexe informatierechtelijke problemen oplossen met inachtneming van de bredere juridische context en met begrip voor soms botsende belangen.’ Deze succesformule - en bijzondere bijdrage aan de informatie- maatschappij - viert het IViR we met een gevarieerd programma op vrijdag 4 oktober 2024 op de Roeterseilandcampus, De Brug, Nieuwe Achtergracht 127 in Amsterdam. Graag nodigt het IViR u uit om dit jubileum met hen mee te vieren!
Screenshots en hyperlinks zijn op zichzelf onvoldoende voor een modelrechtelijk relevante openbaarmaking
EUIPO KvB 11 september 2024, IEF 22257, IEFbe 3791; R 5/2024-3 (Ekomill OÜ tegen Ecosauna Project OÜ). Eiseres in deze zaak is Ekomill OÜ (hierna: Ekomill). Zij was geruime tijd de rechthebbende van een Gemeenschapsmodel met betrekking tot een verplaatsbaar gebouw (zie afbeelding). Maar op verzoek van Ecosauna Project OÜ (hierna: Ecosauna) heeft de nietigheidsafdeling van het EUIPO dit model nietig verklaard, omdat het niet het vereiste eigen karakter heeft (art. 6 GemVo). De nietigheidsafdeling concludeert namelijk dat er vóór de registratie van Ekomill al twee modellen bestonden die dezelfde kenmerken hadden als het model van Ekomill. Dit blijkt uit verschillende sociale media posts die door Ecosauna zijn aangevoerd, inclusief screenshots en hyperlinks. Ekomill gaat in hoger beroep en betwist de relevantie en authenticiteit van de posts. Zij benadrukt dat Ecosauna er belang bij heeft dat het model nietig wordt verklaard. De aangevoerde bronnen zouden niet betrouwbaar zijn en van de Facebook-posts kan bovendien de datum zijn veranderd. Ecosauna ontkent dit alles.
IE-klassieker: Doublemint
HvJ EG 20 oktober 2003, C-191/01 P (Doublemint) [IEF 2812]
Onderwerp:
Beschrijvend merk
Feiten:
Wrigley had aanvraag ingediend bij het EUIPO voor de inschrijving van de woordcombinatie ‘doublemint’ als merk voor kauwgom.
Rechtsregel (rechtsoverweging 32):
Een woord wordt als merk geweigerd wanneer één van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt.
Briene Zijlmans volgt directeur Hester Wijminga van Stichting De Thuiskopie op
Na het vertrek van Hester Wijminga begin dit jaar heeft Paul Solleveld de taak op zich genomen om als a.i. directeur een aantal zaken waar te nemen totdat er een nieuwe opvolger is gevonden.
Deze is gevonden in de persoon van Briene Zijlmans. Op 16 augustus is hij gestart als nieuwe directeur van Stichting De Thuiskopie. Volgend op een juridische studie in Leiden en een MBA in Rotterdam is Briene langdurig werkzaam geweest in de energie en logistiek sector. Als nevenwerk-zaamheden heeft hij ook bestuurlijk werk verricht bij diverse culturele instellingen.
Plerixafor-behandeling van Genzyme bij kankerpatiënten is niet octrooieerbaar
EOB 24 januari 2024, IEF 22258, IEFbe 3792, LS&R 2257; ECLI:EP:BA:2024:T125922.20240124 (Genzyme Corporation tegen Generics [UK] Limited c.s.). Genzyme Corporation (hierna: Genzyme) is de rechthebbende van een Europees octrooi ten aanzien van het gebruik van plerixafor. In het bijzonder gaat het om de toepassing daarvan in een behandeling van drie stappen voor kankerpatiënten die chemotherapie hebben ondergaan. De inschrijving van het octrooi is bestreden door zeven opponenten. In eerste aanleg wordt de oppositie afgewezen, maar een deel van de opponenten gaat nu in hoger beroep. Kort gezegd komt de oppositie erop neer dat het gebruik van plerixafor door Genzyme niet kan worden aangemerkt als nieuw in de zin van het Europees Octrooiverdrag. In beginsel hebben de opponenten gelijk: plerifaxor als middel bestaat al geruime tijd. Maar de vraag is of de behandeling van Genzyme desondanks kan worden aangemerkt als nieuwe toepassing van dit middel. Zo ja, dan geniet de behandeling octrooirechtelijke bescherming (art. 54 lid 2 EOV).
BIE-scriptieprijs: inleverdeadline 1 oktober
Met ingang van dit jaar organiseert de redactie van Berichten Industriële Eigendom een jaarlijkse competitie voor de BIE-scriptieprijs. Hiermee wordt beoogd studenten te stimuleren zich te verdiepen in IE-vraagstukken en kennis te laten maken met het tijdschrift BIE. De prijs voor de beste IE-scriptie bedraagt € 1000. Daarnaast wordt de auteur uitgenodigd voor BIE een artikel te schrijven op basis van zijn of haar scriptie.
Eenieder kan goede scripties op het gebied van IE aanmelden en inzenden voor de BIE-scriptieprijs. Docenten op het gebied van IE worden speciaal daartoe uitgenodigd. De inlevertermijn eindigt op 1 oktober 2024. Scripties kunnen ingestuurd worden naar de uitgever van de BIE, Claudia Zuidema, czuidema@delex.nl.
Voor meer informatie kijkt u hier.
Verzoek om discretionaire heroverweging (Rule 220.3 RoP) afgewezen
UPC CoA 21 augustus 2024, IEF 22255, IEFbe 3790; UPC_CoA_469/2024 (AYLO tegen Dish & Sling). De rechter-rapporteur heeft geoordeeld dat drie in-house counsels van Dish en Sling toegang krijgen tot vertrouwelijke informatie van deze zaak (Rule 262A RoP). AYLO is het hier niet mee eens en verzoekt het Gerecht in Eerste Aanleg in Mannheim dat de beschikking van de rechter-rapporteur wordt herzien. Dit verzoek is afgewezen.
In hoger beroep voert AYLO aan dat de vertrouwelijke kennis in deze zaak een enorme economische waarde kan hebben voor de ondernemingen Dish en Sling. Voor de drie in-house counsels is het bijna onmogelijk om te voldoen aan de verplichting om de vertrouwelijke informatie uitsluitend voor deze procedure te gebruiken, gelet op de omvang van hun taken.