Alle rechtspraak  

IEF 8502

Niet kan worden volstaan met een zo vage beschrijving

Vzr. Rechtbank Breda, LJN: BK8299, 30 december 2009, F. [eiseres] & Blond Amsterdam B.V. tegen Xenos B.V.

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Beroep op auteursrecht op “sfeer en de stijl van de hele lijn Even bijkletsen’”’van eiseres Blond Amsterdam is naar de mening van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet. Geen inbreuk door dessins op Xenos-producten. Niet aannemelijk dat eerdere afspraak tussen partijen geldt als algemene erkenning van inbreuk. Het beroep van Blond Amsterdam op slaafse nabootsing stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet: geen bijkomende omstandigheden. (Afbeelding: links boven en linksonder producten Blond Amsterdam, rechts advertentie Xenos).

“Desgevraagd heeft de raadsman van Blond Amsterdam echter geantwoord dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om ieder product van Xenos te vergelijken met een product van Blond Amsterdam, maar dat het gaat om de sfeer en de stijl van de hele lijn “Even bijkletsen” van Blond Amsterdam. Nu echter ieder ter zitting en in de producties getoond product van Blond Amsterdam is voorzien van een dessin dat volledig, althans in belangrijke mate, afwijkt van het dessin van een ander product, kan slechts worden vastgesteld dat de op de diverse dessins getoonde afbeeldingen zijn ontworpen in (min of meer) dezelfde stijl. Nu naar vaste jurisprudentie een stijl niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, komen de vorderingen, gestoeld op deze ondeugdelijke feitelijke grondslag, op grond van auteursrecht niet voor toewijzing in aanmerking.”

3.6. Bij de beoordeling van auteursrechtelijke vorderingen dient de eisende partij het betreffende specifieke werk waarvoor de auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen ter beoordeling deugdelijk aan te bieden door daarvan hetzij duidelijke afbeeldingen bij de producties te voegen, hetzij het werk in fysieke vorm ter griffie te deponeren opdat recht kan worden gedaan op de gedingstukken. Niet kan worden volstaan met een zo vage beschrijving als in de dagvaarding is gegeven, namelijk “Het Blond dessin kenmerkt zich door vrolijke, felle, bonte kleuren in combinatie met vrolijke taferelen afgewisseld met tierelantijntjes” en ”felle, opvallende, bonte kleuren, strooi-illustraties, tierelantijntjes en kenmerkende vrouwfiguren die met elkaar kletsen onder het genot van een potje thee of koffie en een gebakje”. Dat de afspraak tussen Blond Amsterdam en Xenos dat Xenos geen servetten met een dessin van cupcakes en koekjes meer zou inkopen kan worden aangemerkt als een voor alle aangevallen producten aan te nemen erkenning van inbreuk op auteursrecht is, gelet op de ter zitting door Xenos gevoerde verweren, niet aannemelijk.

3.7. De vraag wat in dit onderhavige geval nu eigenlijk het object van auteursrechtelijke bescherming is moet concreet worden beantwoord, teneinde rechtsonzekerheid te voorkomen en ter voorkoming dat de vrijheid om een ander werk te kunnen scheppen te zeer zou worden beperkt. De voorzieningenrechter heeft daarom ter zitting aan Blond Amsterdam gevraagd om aan te geven wat het werk is waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen en welk werk daar inbreuk op maakt, mede gelet op de vermelding in de dagvaarding dat de vergelijking van de stukken ter zitting nader zal worden toegelicht en de beperkte documentatie met betrekking tot de door Blond gevoerde producten in de bij de dagvaarding gevoerde producties.
De raadsman van Blond Amsterdam heeft daarop geantwoord dat de auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen van het dessin zoals dat op de hele lijn “Even bijkletsen” van Blond Amsterdam terug komt en dat het niet gaat om de vergelijking per product, en evenmin om het samenspel van afbeeldingen per product, maar dat het gaat om de combinatie van deze afbeeldingen op het volledige scala aan producten. Daarbij heeft de raadsman van Blond Amsterdam gesteld dat het niet alleen de producten betreft die zijn afgebeeld op de producties 3 en 6 en de producten die ter zitting zijn getoond, maar dat het zoveel meer producten betreft dat er een vrachtwagentje nodig zou zijn geweest om alle producten van de lijn “Even Bijkletsen” mee te brengen naar de zitting.

3.8. De voorzieningenrechter stelt vast dat geen sprake is van één dessin dat op alle ter zitting getoonde en als productie overgelegde afbeeldingen van Blond Amsterdam terug komt. Er is sprake van diverse variëteiten aan decoratieve uitingen zoals die zijn afgebeeld op de producten die voorkomen op een uitdraai van de website van Blond Amsterdam, overgelegd als productie 3 en de producten afgebeeld op productie 6.
Voorts staat vast dat de elementen die Blond Amsterdam als kenmerkend naar voren brengt: het koffieboontje, het suikerklontje, het kartelkransje en het hartje, niet op ieder product zijn afgebeeld en bovendien op de producten van Blond Amsterdam terug te vinden zijn in verschillende verschijningsvormen. Het betreft dus niet één afbeelding van een koffieboon, aardbei of cupcake, maar variëteiten van afbeeldingen. Hetzelfde geldt voor de afbeeldingen van kletsende dames aan een tafeltje: het betreft steeds verschillende dames, qua kleuren, gezicht, kleding, haardracht etc. en hetzelfde geldt voor de tafeltjes en de wijze waarop die gedekt zijn. Blond Amsterdam roept bovendien auteursrechtelijke bescherming in van dessins die de voorzieningenrechter onbekend zijn, aangezien niet alle (afbeeldingen van) artikelen van de lijn “Even Bijkletsen” in het geding zijn gebracht.

3.9. Het is aan Blond Amsterdam om, ter voldoening aan de plicht de feitelijke gronden van de eis te stellen, op een geordende wijze te onderbouwen dat sprake is van een concreet dessin dat auteursrechtelijk is beschermd en waarop een (per geval concreet aan te duiden) product van Xenos inbreuk maakt. Van de raadsman van Blond Amsterdam had dan ook verwacht mogen worden dat hij per product van Xenos concreet had aangegeven op welk specifiek dessin van Blond Amsterdam dit product auteursrechtelijke inbreuk zou maken. Dit geldt temeer omdat Xenos op voorhand de ontwerptekeningen van ieder door haar op de markt gebracht product in het geding heeft gebracht.
Desgevraagd heeft de raadsman van Blond Amsterdam echter geantwoord dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om ieder product van Xenos te vergelijken met een product van Blond Amsterdam, maar dat het gaat om de sfeer en de stijl van de hele lijn “Even bijkletsen” van Blond Amsterdam. Nu echter ieder ter zitting en in de producties getoond product van Blond Amsterdam is voorzien van een dessin dat volledig. althans in belangrijke mate, afwijkt van het dessin van een ander product, kan slechts worden vastgesteld dat de op de diverse dessins getoonde afbeeldingen zijn ontworpen in (min of meer) dezelfde stijl. Nu naar vaste jurisprudentie een stijl niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, komen de vorderingen, gestoeld op deze ondeugdelijke feitelijke grondslag, op grond van auteursrecht niet voor toewijzing in aanmerking.

3.10. Het beroep van Blond Amsterdam op slaafse nabootsing stuit af op de negatieve reflexwerking van de Auteurswet. Nu hiervoor reeds is overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van inbreuk op auteursrechten, is voor de aanvullende bescherming van artikel 6:162 BW slechts ruimte indien sprake is van bijkomende omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zijn door Blond Amsterdam niet gesteld noch zijn die gebleken.

Lees het vonnis hier

IEF 8499

Weliswaar kan vastgesteld worden

Rechtbank Amsterdam, 26 november 2009, LJN: BK7336, Strafzaak Illegale dvd’s

Auteursrecht. Vrijspraak in strafzaak. Artikel 31, 31a en 31b Auteurswet. Bij verdachte en medeverdachte zijn dvd's inbeslaggenomen, welke zijn onderzocht op illegale werken. Weliswaar kan vastgesteld worden dat zich in de partij met inbeslaggenomen dvd’s exemplaren bevonden, waarmee inbreuk werd gemaakt op eens anders auteursrecht, maar nu zowel onder verdachte als onder medeverdachte dvd’s in beslag zijn genomen, blijft onduidelijk aan wie deze dvd’s toebehoorden. Niet kan worden vastgesteld dat de onderzochte dvd’s de dvd’s betreffen, die onder verdachte in beslag zijn genomen.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 8498

De markt van Abrahampoppen en Sarahpoppen

Rechtbank Breda, 6 januari 2010, KG ZA 09-707, Happy-Point tegen JB-Inflatable B.V. & Stef-Verhuur. (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur)

Eerste vonnis van 2010. Auteursrecht. Modellenrecht. Geschil tussen verhuurders/fabrikanten van zogenaamde ‘inflatables’ over inbreukmakende opblaasbare Abraham- en Sarahpoppen. Inbreuk aangenomen. Verdeling proceskosten naar redelijkheid over gedaagde fabrikant en ‘hobbymatige’ verhuurder. (Eisende poppen links op afbeeldingen, klik voor vergroting).

3.6. (…) Anders dan door JB is gesteld maakt het feit dat alle Abraham- en Sarahpoppen bepaalde generieke uiterlijke kenmerken hebben, zoals grijs haar, die de herkenbaarheid voor de toeschouwer bepalen en er ook andere Abraham- en Sarahpoppen zijn waarin bijvoorbeeld de zwarte hoed, een zwart kostuum, een schort, het verkeersbord en de fles worden gebruikt het voorgaande niet anders.  Het gaat immers om de totaalindruk van de pop en niet om de onderdelen afzonderlijk. Bovendien ontstaan juist door de persoonlijke keuzes ten aanzien van die onderdelen c.q. kenmerken oorspronkelijke, voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komende, poppen. Het verweer dat de combinatie van de verschillende elementen niet nieuw is heeft JB onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Uit de door JB bij brief van 4 december 2009 overgelegde productie 1, blijkt juist dat de door Happy-Point op de markt gebrachte poppen een eigen, afzonderlijke plek op de markt van Abrahampoppen en Sarahpoppen innemen. Uit de betreffende productie blijkt immers dat er binnen het idee van een Abrahampop en Sarahpop vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn. Ook de poppen zoals afgebeeld onder 3.1. sub b., nog daargelaten dat Happy-Point heeft betwist dat deze poppen eerder op de markt zijn gebracht dan haar poppen, onderschrijven dit. Deze poppen hebben een andere totaalindruk dan de poppen van Happy-Point. (…) Naar het oordeel van de rechtbank zijn de Abrahampop en de Sarahpop van Happy-Point zoals ter zitting getoond, en hiervoor onder 3.1. sub a. afgebeeld, dan ook elk aan te merken als een nieuw, oorspronkelijk werk dat het stempel van de maker draagt, en komen daarmee in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming.

3.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door JB en Stef-Verhuur op de markt gebrachte de poppen, afgebeeld onder 3.1. sub c., een totaalindruk bieden die overeenstemt met die van de poppen van Happy-Point. De verschillen zijn van ondergeschikte betekenis en doen niet af aan de overeenstemmende totaalindruk. JB en Stef- Verhuur hebben ook niet betwist dat de door hen op de markt gebrachte Abrahampop en Sarahpop inbreuk maken op de auteursrechten van Happy-Point. Daarbij maakt het niet uit of de Abrahampop van Happy-Point al dan niet is voorzien van het verkeersbord

(…)

3.15. JB en Stef-Verhuur zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Door Happy-Point is op grond van artikel 1019h Rv een volledige vergoeding van de proceskosten gevorderd. JB en Stef-Verhuur hebben de omvang van de gestelde kosten niet betwist. Gelet hierop zullen de proceskosten worden begroot op het door de advocaat van Happy-Point opgegeven bedrag ad € 8.424,83. Gelet op de omstandigheid dat JB een vennootschap is die zich bedrijfsmatig bezighoudt met de handel in de betreffende poppen en dat Stef-Verhuur wordt gedreven door een natuurlijk persoon en de verhuur vooralsnog een hobbymatig karakter heeft en gelet op de omvang van de door JB en Stef-Verhuur ieder afzonderlijk gepleegde inbreuk, is het redelijk dat van voornoemde proceskosten een bedrag van € 5.624,83 voor rekening van JB en een bedrag van € 2.800,= voor rekening van Stef-Verhuur komt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8490

De voordelen van de exploitatie van zijn populariteit

Rechtbank Amsterdam, 14 december 2009, KG ZA 09-2649 NB/EB, André Rieu Productions Holding V.V. tegen Stijl & Inhoud Media B.V.  (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners).

Auteursrecht. Portretrecht. Proceskosten. Gedaagde uitgeverij brengt tijdschrift uit met de titel: “André Rieu – van koorknaap tot vioolidool.” Vorderingen eiser Rieu o.g.v. het portretrecht  (verzilverbare populariteit). worden toegewezen. Toestemming auteursrechthebbende (persagentschap) is nog geen toestemming geportretteerde. Publicatie heeft geen nieuwswaarde. Recall tijdschrift en winstopgave. Ook met een advertentie voor het tijdschrift in De Pers wordt inbreuk gemaakt op het portretrecht van Rieu: rectificatie.

Naar oordeel van de voorzieningenrechter zijn de vorderingen reeds op grond van het portretrecht toewijsbaar, zodat auteursrecht en merkenrecht verder onbesproken kunnen blijven, met als resultante een voor een portretrechtzaak wellicht opmerkelijke 1019h proceskostenvergoeding (€7.431,01).

4.2. (…) Met de vergoeding die zij hebben betaald aan de persagentschappen, hebben zij toestemming van de auteursrechthebbende op de foto verkregen om deze te publiceren, maar niet van de geportretteerde. Dat toestemming van de auteursrechthebbende niet impliceert dat ook de geportretteerde toestemming voor openbaarmaking verleent, is nog eens onderstreept in punt 15 van de algemene voorwaarden van ANP Photo B.V., één van de persagentschappen die gedaagden een aantal portretfoto's van André Rieu heeft geleverd. In deze bepaling is opgenomen dat degene die de foto's openbaar maakt, verantwoordelijk is voor het verkrijgen van eventuele noodzakelijke toestemming van de geportretteerde of van andere rechthebbenden.

Verzilverbare populariteit: 4.4. Onbetwist is dat André Rieu een wereldberoemde artiest is. Zijn populariteit kan commercieel worden geëxploiteerd en de Holding doet dat ook. Zo brengt zij onder meer merchandising voorzien van het portret van André Rieu op de markt, waaronder na ieder optreden van André Rieu een fotoboekje met afbeeldingen van dat optreden. Eisers hebben ter zitting onweersproken aangevoerd dat deze merchandising in het tijdperk van afnemende cd-verkoop tengevolge van de mogelijkheid van downloaden voor artiesten een onmisbare bron van inkomsten is, waarmee de optredens van die artiesten (deels) worden gefinancierd. Op grond van zijn verzilverbare populariteit heeft André Rieu er een redelijk belang bij om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van zijn portret voor commerciële doeleinden door gedaagden, nu hij voor het gebruik van zijn portret daarin geen vergoeding heeft gekregen. Dat eisers zelf ook fotoboeken over André Rieu op de markt kunnen brengen, zoals gedaagden hebben betoogd, maakt dit niet anders. Het gaat er bij de bescherming van de financiële belangen van de geportretteerde nu juist om dat deze dient te kunnen delen in de voordelen van de exploitatie van zijn populariteit.

(…)

Rectificatie advertentie: 4.7. De advertentie in De Pers bestaat uit een afbeelding van de omslag van de Publicatie, die op zijn beurt bestaat uit een portretfoto van André Rieu, voorzien van wat teksten. Uit hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen vloeit voort dat ook met de advertentie in De Pers inbreuk wordt gemaakt op de portretrechten van André Rieu. Met André Rieu is de voorzieningenrechter van oordeel dat bij het publiek de indruk kan zijn ontstaan dat André Rieu heeft meegewerkt aan de Publicatie, door het grote aantal foto's van hem dat daarin is opgenomen en doordat op de omslag geen andere naam dan die van André Rieu is vermeld. Hij heeft er belang bij dat deze mogelijk ontstane misvatting wordt rechtgezet. Gedaagden zullen dan ook worden veroordeeld tot het publiceren van een mededeling waarin zij het publiek berichten dat zij met de Publicatie onder meer inbreuk hebben gemaakt op de portretrechten van André Rieu. Gedaagden verzetten zich tegen de gevorderde grootte van de advertentie. Zij hebben ter zitting verklaard in te kunnen stemmen met een advertentie ter grootte van een halve pagina. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt de te plaatsen tekst voldoende tot zijn recht in een advertentie ter grootte van een halve pagina, zodat de advertentie tot dat formaat zal worden beperkt. Ook de tekst van de mededeling zal worden aangepast zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.

Proceskosten: 4.10. Nu de vorderingen reeds op grond van de portretrechtinbreuk toewijsbaar zijn, behoeft hetgeen partijen nog hebben aangevoerd met betrekking rot de auteursrechtelijke en merkenrechtelijke aspecten van deze zaak geen verdere bespreking.

4.11. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Eisers hebben veroordeling van gedaagden gevorderd in de volledige (proces)kosten, op grond van artikel 1019h Rv en deze gesteld op een bedrag van EUR 7,431'01. Deze kosten kunnen uitsluitend worden toegewezen voor zover het gaat om kosten samenhangend met de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en voor zover deze kosten redelijk en evenredig zijn, Gezien de betwisting van de hoogte van deze kosten en met toepassing van de hiervoor genoemde criteria zullen deze kosten Ui redelijkheid worden gesteld op een bedrag van EUR 6.353,86 (dagvaarding EUR 91.86, vastrecht EUR 262,OO en salaris advocaat EUR 6.000,OO).D e vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8489

Meubelmodellen

Vzr. Rechtbank Groningen, 18 december 2009, KG ZA 09360, Cassina S.P.A. tegen Box Seven B.V. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven ).

Auteursrecht. Meubels. Inbreuk niet betwist. Geen spoedeisend belang winstopgave. Geen aanpassing, maar volledige vernietiging inbreukmakende meubelstukken. Ook kussens maken een wezenlijk onderdeel uit van de auteursrechtelijk beschermde meubelmodellen. Afbeelding: voorgestelde wijziging wederpartij.

5.1. Vast staat dat Box Seven de inbreuk op de auteursrechten van Cassina niet betwist en dat zij bereid is een onthoudingsverklaring te tekenen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op het feit dat vast staat dat Box Seven door haar handelswijze inbreuk heeft gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van Cassina er voldoende grond bestaat de vordering in conventie onder A toe te wijzen.

5.5. Cassina heeft voorts onder G gevorderd dat Box Seven een opgave doet van haar winst. Cassina heeft tegenover de betwisting van de zijde van Box Seven onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang bij toewijzing van dat deel van de vordering heeft en derhalve wordt deze afgewezen.

5.7. Cassina vordert onder E de vernietiging van de inbreukmakende meubelmodellen.  Box Seven stelt echter dat zij de inbreukmakende meubelen zodanig wil aanpassen dat zij niet langer meer inbreuk maken op de rechten van Cassina. Box Seven verzet zich dan ook tegen vernietiging van de meubelstukken.  Dienaangaande merkt de voorzieningenrechter op dat de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Cassina rechtvaardigt dat de betreffende meubelstukken worden vernietigd zodat deze niet meer in omloop kunnen worden gebracht. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende grond om van die vernietiging af te zien, omdat Box Seven onvoldoende concreet heeft aangegeven welke veranderingen zij wil aanbrengen en thans geenszins zeker is dat die veranderingen de inbreuk in voldoende mate en ten aanzien van de kenmerkende elementen van de meubels zullen opheffen. De door Box Seven overgelegde schets is daartoe onvoldoende en hetgeen zij daaraan bij de mondelinge behandeling heeft toegevoegd niet zodanig concreet dat voormelde onzekerheid illusoir is te noemen. Gelet hierop wordt de vordering in conventie onder E toegewezen.

6.1. (…) Dat het auteursrecht, zoals door Box Seven is gesteld,niet rust op de kussens van de meubelmodellen zonder de staalconstructie er omheen, volgt de voorzieningenrechter evenmin. De kussens maken immers een wezenlijk onderdeel uit van de auteursrechtelijk beschermde meubelmodellen en kunnen niet los van het geheel worden gezien. Het gaat niet aan om één van de auteursrechtelijk beschermde elementen van het beschermde model los te maken.

Lees het vonnis hier.

IEF 8488

Het begrip merchandising

Vzr Rechtbank Amsterdam, 24 december 2009, KG ZA 09-2644 Pee/CN, LJN: BK7660, Omroepvereniging VARA tegen RTL Nederland B.V. en Henkel Nederland B.V. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Auteursrecht. Reclamerecht. Haviltexen over het begrip 'merchandising'. Eerst even voor jezelf lezen. VARA verleent RTL licentie voor nieuwe serie van ‘Zeg ‘ns AAA” en stelt dat overeenkomst tussen RTL en Henkel m.b.t. reclamecampagne waarin de naam en het karakter Mien Dobbelsteen worden gebruikt, niet valt onder de licentie. Voorzieningenrechter oordeelt dat licentie weliswaar niet aan Henkel had  mogen worden verstrekt, maar dat nu het eenmaal is gebeurd, de licentie niet hoeft te worden ingetrokken.

RTL mag geen nadere of nieuwe licenties verlenen aan zeepfabrikant met betrekking tot het gebruik en de naam van het character Mien Dobbelsteen voor reclamecampagne. Ook mag RTL niet opnieuw muziek cd’s uitbrengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de nieuwe serie heeft. 4.4.  (…) Deze bevoegdheid valt niet binnen de Overeenkomst en RTL had hiervoor, alvorens met Henkel een overeenkomst te sluiten, toestemming dienen te vragen aan de VARA. Nu zij dit niet heeft gedaan, is aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat RTL wanprestatie heeft gepleegd in de uitvoering van de Overeenkomst.

4.5.  De sublicentie is echter door RTL reeds aan Henkel verstrekt, zodat het onder 1 van het petitum van de dagvaarding gevorderde in die zin niet kan worden toegewezen. De vraag is dan of hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen met zich moet brengen dat RTL de aan Henkel verstrekte licentie, zoals de VARA onder 2 van haar petitum heeft gevorderd, dient in te trekken, nu voorshands aannemelijk is dat zij deze in eerste instantie niet had mogen verstrekken. In kort geding is onvoldoende bekend of de contractuele relatie tussen Henkel en RTL dit intrekken mogelijk maakt en wat de gevolgen hiervan zijn. 

Daarbij komt dat Henkel, die overigens in deze procedure niet door de VARA is gedagvaard - zoals voorshands moet worden aangenomen - de overeenkomst met RTL te goeder trouw heeft gesloten en een aanzienlijke schade zal lijden indien de campagne niet doorgaat. Henkel heeft reeds contracten met derden gesloten, waarbij aan haar, naar zij stelt, in ruim 600 supermarkten schap- en winkelruimte is toegezegd om de door haar voorbereide reclamecampagne uit te voeren. 

Dit alles overziend en in aanmerking nemend dat ook de VARA zelf enig verwijt kan worden gemaakt omdat zij niet heeft voorkomen dat er over het begrip merchandising in de Overeenkomst onduidelijkheid is ontstaan door niet een definitie van dat begrip in de Overeenkomst te verlangen, gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver om RTL nu te veroordelen de sublicentie aan Henkel voor de op handen zijnde reclamecampagne in te trekken. De wanprestatie van RTL zal zich eventueel moeten vertalen in een schadevergoeding van RTL aan de VARA en eventueel ook een schadevergoeding van Henkel aan de VARA wegens auteurs- en merkinbreuk. Uiteraard heeft de VARA wel belang bij (het zoveel als nog mogelijk) handhaven van haar intellectuele rechten, zodat aan RTL wel na te melden beperking voor de toekomst zal worden opgelegd. De toewijzing hiervan moet worden gezien als het ‘mindere’ van het onder 1 en 2 van het petitum van de dagvaarding gevorderde.

4.6.  De VARA heeft onder 3 van het petitum van de dagvaarding gevorderd RTL te bevelen de Overeenkomst in die zin na te komen dat het haar wordt verboden om in de toekomst opnieuw muziek cd’s uit te brengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de Nieuwe Serie heeft. Volgens de VARA kan zo’n relatie in het geval van aan de serie gerelateerde cd’s bijvoorbeeld worden aangenomen, wanneer de muziek op de cd’s in de serie te horen is geweest. Uit een overgelegde e-mail van 2 juni 2009 van RTL aan de VARA, waarin staat “Er is niet direct een verband tussen Zeg ‘ns Aaa en een CD, maar doordat er in de serie af en toe door “Mien” wordt gezongen en de crew zo veel in de kroeg is, leek het ons leuk een CD uit te brengen onder de naam Zeg ‘ns Aaa (de hits uit Amsterdam) (…)” , blijkt dat daarvan geen sprake is geweest.
Indien RTL in het door haar in die e-mail neergelegde standpunt zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat allerhande muziek door haar onder het merk Zeg ‘ns Aaa zou kunnen worden uitgebracht, in weerwil van de beperkte licentie. Overigens heeft RTL te kennen gegeven niet voornemens te zijn nogmaals een dergelijke cd uit te brengen.

4.7.  Nu, zoals hiervoor al is overwogen vooralsnog moet worden aangenomen dat het mede gelet op de tekst van de overeenkomst niet de bedoeling is geweest van de VARA om een ongelimiteerd merchandisingrecht aan RTL te verstrekken en dat RTL niet redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat dit wel de bedoeling van de VARA was, wordt het redelijk geacht dat er voor het uitbrengen van cd’s onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, zoals de VARA heeft betoogd, een relatie moet bestaan met de Nieuwe Serie. Deze vordering van de VARA zal derhalve worden toegewezen.

Lees het vonnis hier of inmiddels ook hier op rechtspraak.nl.

IEF 8486

De indruk van een intern zwevend glas

Bodum (links) - Ten BergVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 december 2009, KG ZA 09-1712, Ten Berg’s Handelsmaatschappij tegen Bodum AG & PI-Design

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Dubbelwandige glazen. Opheffingskortgeding na ex parte. Vordering toegewezen. Strakke, minimalistische vormgeving is stijlkenmerk en de ruimten tussen wanden en bodem zijn technisch bepaald. “De ruimten tussen de wanden en bodem en de daaruit resulterende indruk van een intern zwevend glas hangen namelijk samen met het feit dat het glas een dubbele wand heeft.” Verschil tussen glazen is daarnaast duidelijk zichtbaar."

Geen terugwerkende kracht herziening: “Naar voorlopig oordeel heeft een herziening van een beschikking krachtens artikel 1019e lid 3 Rv geen terugwerkende kracht maar treedt de werking ervan pas in met het doen van de uitspraak (of, in het zich hier niet voordoende geval dat de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, bij het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak). De wetgever heeft de herzieningsprocedure namelijk willen modelleren naar het opheffingskortgeding als bedoeld in artikel 705 Rv.” Nietigheidsactie tegen Gemeenschapsmodellen niet meegenomen bij 1019h proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 8482

Vanwege de humoristische bedoeling

Rechtbank Amsterdam, 22 december 2009, LJN: BK7383, Mercis B.V. & Hendrik Magdalenus Bruna tegen Punt.nl B.V.

Auteursrecht. Parodie-exceptie auteursrecht en Parodie-exceptie merkrecht Nijntje. Aansprakelijkheid hosting provider. Dick Bruna vordert in kort geding tegen hostingprovider het verwijderen van zeven afbeeldingen die op het internet staan, omdat die afbeeldingen volgens hem inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten die rusten op Nijntje. Ten aanzien van vijf van de zeven afbeeldingen wordt geoordeeld dat geen sprake is van inbreuk. Het betreft toelaatbare parodieën. Met de overige twee afbeeldingen wordt merkinbreuk gepleegd en ten aanzien van die twee afbeeldingen worden de vorderingen toegewezen. (Vonnis op rechtspraak.nl inclusief plaatjes)

Auteursrecht: 4.3. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de gewraakte afbeeldingen. De elementaire kleuren, de dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd van Nijntje, de oren, de (stand van de) ogen en het zogenaamde “andreaskruis” als neusje zijn nagenoeg identiek aan de originele Nijntje. Bij afbeelding 1 tot en met 5 bevindt zich naast de beeltenis van Nijntje ook een tekst, geschreven in een stijl die doet denken aan die van Dick Bruna. Afbeelding 7 (nijn-eleven) is, afgezien van het flatgebouw, een letterlijke kopie van de voorkant van het boek “Nijntje vliegt”. De totaalindrukken van het originele werk van Dick Bruna en van de gewraakte afbeeldingen zijn daardoor nagenoeg identiek. Of in dit geval sprake is van auteursrechtinbreuk, hangt af van de vraag of Punt.nl zich terecht heeft beroepen op de zogenaamde parodie-exceptie van artikel 18b Aw. In artikel 18b Aw is – kort gezegd – bepaald dat een parodie geen inbreuk op een auteursrecht kan vormen. Een parodie kan worden omschreven (zie Auteursrecht van Spoor, Verkade, Visser, derde druk, blz. 293) als een nabootsing van een ander werk in gewijzigde vorm waardoor dit tot voorwerp van de lachlust wordt gemaakt of waardoor althans de teneur ervan ingrijpend wordt gewijzigd.

Hiervan is in ieder geval sprake voor zover het de afbeeldingen 2 tot en met 6, in combinatie met de bijbehorende teksten, betreft. De bedoeling van die afbeeldingen is het opwekken van de lachlust. Dat niet iedereen de gewraakte afbeeldingen even grappig of gepast zal vinden (smaken verschillen nu eenmaal), doet aan die bedoeling niet af. Er is in dit geval bovendien sprake van een ingrijpende wijziging van de teneur, met name in de begeleidende teksten. Waar de teksten van Dick Bruna bij uitstek kindvriendelijk en geweldloos zijn, zijn de teksten bij de gewraakte afbeeldingen veelal grof en agressief. Juist dit contrast lijkt bedoeld om de lachlust op te wekken. Bovendien geldt dat de teneur is gewijzigd in die zin dat bij de afbeeldingen beeldelementen zijn toegevoegd die niet bij Nijntje horen, zoals de draaitafel op een “hardcore” feest of om “trance” te draaien, de rode ogen van Zwijntje omdat Zwijntje “zo stoned is als een garnaal”, Lijntje die met “pep” voor zich zit, of Nijntje die met grote ogen gaat “hakkûh”.

Vanwege de humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiebedoelingen en het ontbreken van verwarringsgevaar, wordt geoordeeld dat het gebruik van de afbeeldingen 2 tot en met 6 als parodie in dit geval in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is, zoals artikel 18b Aw vereist. Mercis en Bruna worden derhalve wat betreft afbeeldingen 2 tot en met 6 niet gevolgd in hun stelling dat het publiek in verwarring zal worden gebracht. Niet voor de hand liggend is dat kleine kinderen, voor wie Nijntje bedoeld is, de desbetreffende websites zullen bezoeken. Volwassenen zullen de “grote mensen humor”, zoals door Punt.nl aangeduid, begrijpen omdat de teneur van de begeleidende teksten ingrijpend is gewijzigd en omdat er beeldelementen die niet bij Nijntje horen zijn toegevoegd. Volwassenen zullen de afbeeldingen 2 tot en met 6 daarom niet in verband brengen met Dick Bruna in die zin dat men denkt dat die afbeeldingen, direct of indirect, afkomstig zijn van Dick Bruna.

4.4. De zaak ligt gecompliceerder bij afbeelding 1 (Nijntje staat strak) en bij afbeelding 7 (nijn-eleven). Hier is de afbeelding van Nijntje letterlijk gekopieerd. Bij afbeelding 1 is de gewijzigde vorm alleen te vinden in een nauwelijks zichtbaar plaatje op het jack van Nijntje en in de aard van de tekst. Bij afbeelding 7 bestaat de wijziging ten opzichte van het origineel alleen uit de toevoeging van het woord “nijn-eleven” en uit de toevoeging van het flatgebouw, dat overigens in de stijl van Dick Bruna is getekend. Beantwoording van de vraag of deze twee afbeeldingen onder de parodie-exceptie van artikel 18b Aw vallen, kan echter in het midden blijven gezien hetgeen hierna wordt overwogen over de door Mercis en Bruna gestelde merkinbreuk.

Merkenrecht: 4.7. (…) Vooropgesteld wordt dat het merkenrecht niet, zoals het auteursrecht, een algemene parodie-exceptie kent. Of en in hoeverre een merk mag worden geparodieerd, hangt af van de vraag of het parodiëren als een geldige reden in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE kan worden aangemerkt. De mogelijkheid een merkenrechtelijk beschermd figuur te parodiëren is daarmee beperkter dan in het auteursrecht. Gegeven de aard en strekking van het merkenrecht mogen in een parodie op een merk elementen van het merk worden overgenomen, maar dient er wel afstand van dat merk te worden genomen. Het moet voldoende duidelijk zijn dat de parodie niet afkomstig is van de merkgerechtigde.

4.9. Dit ligt anders bij de afbeeldingen 1 en 7. Hier wordt onvoldoende afstand genomen van de woord- en beeldmerken van Mercis. De afbeeldingen zijn nagenoeg letterlijke kopieën van het werk van Dick Bruna en vertonen zeer grote gelijkenis met de geregistreerde beeldmerken. Behalve het flatgebouw in afbeelding 7 zijn er geen beeldelementen toegevoegd. Het flatgebouw is bovendien getekend in de stijl van Dick Bruna. Hier is geen sprake van toelaatbare parodieën, zodat evenmin sprake is van een geldige reden als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Afbeeldingen 1 en 7 doen bovendien afbreuk aan de reputatie van de merken omdat Nijntje in verband wordt gebracht met drugsgebruik en terrorisme.

4.10. Ook de vrijheid van meningsuiting – waarop Punt.nl zich nog heeft beroepen – kan in geval van afbeelding 1 en 7 geen geldige reden (als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE) vormen. Hiervoor zou vereist zijn dat er ook daadwerkelijk – in het kader van een maatschappelijk debat – een mening wordt geuit en dat dit niet gebeurt in een nodeloos grievende context. De twee afbeeldingen voldoen niet aan deze vereisten.

Aansprakelijkheid host: 4.12. (…) De vrijstelling van aansprakelijkheid geldt voor gevallen waarin de activiteit van de host beperkt is tot het technische proces van het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk. Punt.nl doet terecht een beroep op artikel 6:196c BW. Haar activiteit heeft een louter technisch, automatisch en passief karakter; zij heeft kennis noch controle over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen. Van Punt.nl kan dan ook niet worden gezegd dat zij zelf inbreuk pleegt op de merkenrechten van Mercis. Van haar kan en hoeft niet te worden verwacht dat zij steeds alle weblogs en websites die zij host controleert op inbreukmakende content. Indien zij echter gewezen wordt op een inbreuk, en in dit geval is merkinbreuk ten aanzien van een tweetal afbeeldingen vastgesteld, dan is zij verplicht die afbeeldingen op grond van artikel 6:162 BW van het internet te (doen) verwijderen. Ten aanzien van die twee afbeeldingen is vordering (1), zoals weergegeven onder 3.1, dan ook, op straffe van een dwangsom, toewijsbaar. Het primaire gedeelte van vordering (2) – Punt.nl te verbieden inbreuk te maken op de rechten van intellectuele eigendom van Mercis – is te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Het subsidiaire gedeelte van die vordering is echter wel (op straffe van een dwangsom) toewijsbaar. Punt.nl zal worden veroordeeld om zodra zij een melding krijgt van een inbreuk op de merkenrechten van Mercis, binnen 48 uur (weekenden uitgezonderd) die inbreukmakende content van de betreffende website te verwijderen. Indien tussen partijen discussie ontstaat of een (toekomstige) afbeelding inbreuk maakt op de merkenrechten van Mercis, dan zal die vraag en de vraag of Punt.nl om die reden dwangsommen verbeurt (opnieuw) aan de rechter moeten worden voorgelegd. Dwangsommen worden dan alleen verbeurd, indien de rechter oordeelt dat sprake is van merkinbreuk. Nu voorshands is geoordeeld dat Punt.nl geen inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van Dick Bruna is vordering (3) niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier

IEF 8480

Een lading verdachte scheerapparaten

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, 4 november 2009, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen Lucheng Meijing Industrial Company Ltd (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey).

Per abuis even blijven liggen: Douanebeslag. Vervaardigingsfictie. Modellenrecht. Auteursrecht. Rechtbank Antwerpen stelt prejudiciële vraag m.b.t. douanebeslag transitgoederen in zaak over in beslag genomen scheerapparaten.

“Vormt artikel 6.2 b) van de verordening (EG) nr. 3295/94 van 22 december 1994 (de oude douaneverordening) een regel van geuniformiseerd gemeenschapsrecht, die zich opdringt aan de rechtbank van de lidstaat die overeenkomstig artikel 7 van de verordening gevat werd door de houder van het recht, en houdt deze regel in dat de rechtbank bij haar beoordeling geen rekening mag houden niet het statuut van tijdelijke opslag / het transit statuut en de fictie moet toepassen dat de goederen vervaardigd werden in diezelfde lidstaat, en vervolgens met toepassing van het recht van diezelfde lidstaat, moet oordelen of zodanige goederen inbreuk plegen op het intellectuele recht in kwestie?

Lees het vonnis hier.

Zie ook: That Nokia case: catching hold of counterfeits. “JIPLP has received the draft of an article by two respected Dutch lawyers on the decision of the High Court for England and Wales earlier this year in the controversial case of Nokia v Her Majesty's Revenue and Customs. In this decision the judge declined to take a broad view of the scope of the European Union's Regulation on the suspension from circulation of goods suspected of being counterfeit when he held, following a close analysis of the European Court of Justice's case law as well as the relevant legal provisions, that a consignment of undeniably counterfeit Nokia phones and accessories could not be seized at Heathrow Airport, London, since -- despite their physical presence in the European Economic Area -- they had not been put on the market there.

(...) The full text of the draft article can be accessed as a Word document here and its authors, Frank Eijsvogels and Willem Hoyng, can be contacted via the website of Howrey LLP's Amsterdam office." [Court of appeal heeft inmiddels ook besloten prejudiciële vragen te stellen, nog niet gepubliceerd].

Lees hier meer (JIPL).

IEF 8476

Dat dit resterende deel geen oorspronkelijk karakter heeft

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 10 december 2009, LJN: BK6561, Digital Innovations B.V. tegen B.A.M. Pro Electronics B.V.
 
Auteursrecht. Blijft gedaagde software van eiseres gebruiken? Ja, gedaagde erkent dit. Maar gedaagde betwist dat de software een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het eigen stempel van de maker draagt. In kortgeding kan (daarom) niet worden geoordeeld dat eiseres auteursrechtelijke bescherming toekomt. Bewijslevering nodig.

4.3.  Volgens B.A.M. Pro Electronics was de door Digital Innovations geleverde software ondeugdelijk en heeft zij die software door anderen moeten laten aanpassen om de goede werking daarvan te bewerkstelligen. B.A.M. Pro Electronics erkent weliswaar dat zij nog gebruik maakt van de software van Digital Innovations, maar zij voert aan dat dit slechts in zeer geringe mate is en voorts dat dit resterende deel geen oorspronkelijk karakter heeft. Door deze erkenning staat het gebruik van software van Digital Innovations door B.A.M. Pro Electronics vast. Aan software kan auteursrechtelijke bescherming toekomen (art. 10 Auteurswet onder 12). Digital Innovations kan echter slechts auteursrechtelijke bescherming inroepen indien haar werk voldoet aan de eis dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Of aan die eis voldaan wordt kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Daarvoor is, nu B.A.M. Pro Electronics betwist dat aan die eis voldaan wordt, bewijslevering nodig. Daarvoor leent een kort gedingprocedure zich niet. Een bodemprocedure is daartoe meer geschikt.

Lees het vonnis hier