Alle rechtspraak  

IEF 8475

De bedrijfsfilosofie is geld verdienen zonder te hoeven werken

Vzr.Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 oktober 2009, LJN: BK6373, Wemgola Bonaire N.V. tegen Four G Coaching Academy International B.V.

Auteursrecht. Geen inbreuk op bedrijfsconcept. Stukgelopen samenwerking in de training- en coaching branche. Wemgola’s  activiteiten zijn “gericht op het ontwikkelen van activiteiten teneinde balans in het leven te verkrijgen op de gebieden die worden aangeduid als “de 3 G’s”: gezondheid, gezin en geld. . Four G houdt zich bezig met training en coaching op het gebied van wat zij aanduidt als de 4 G’s van het leven: gezondheid, gezin, geld en geloof. De vorderingen worden. afgewezen. Een concept of idee als zodanig komt geen auteursrechtelijke bescherming toe. Strijd met geheimhoudingsplicht niet aannemelijk.

4.7. Ten aanzien van de derde vordering van eiseressen is aangevoerd dat gedaagden inbreuk maken op het bedrijfsconcept van eiseressen waarop auteursrecht berust. Ter zitting heeft [eiseres sub 1] desgevraagd aan de voorzieningenrechter uitgelegd dat het bedrijfsconcept door haar is bedacht en is gebaseerd op haar persoonlijke succesvolle overlevingsstrategie. WTCI heeft een uniek verdiensysteem ontwikkeld dat gericht is op de mogelijkheid om passieve inkomsten te genereren. Na het betalen van een entreesom wordt men deelnemer. Vervolgens kan een deelnemer, met een minimale belegging, in korte tijd duidenden euro’s genereren met het Wemgola verdiensysteem. Dit is mogelijk door nieuwe deelnemers aan te melden waardoor de aanmelder geld verdient. Tevens kan men bij het WTCI diverse cursussen via het internet of persoonlijk, workshops en seminars volgen waar geleerd kan worden een financieel onafhankelijk leven voor jezelf te creëren. De bedrijfsfilosofie van WTCI is geld verdienen zonder te hoeven werken, aldus [eiseres sub 1]. Gedaagden hebben gemotiveerd betwist zij een inbreuk op het bedrijfsconcept van eiseressen hebben gemaakt. Voorop staat dat aan een concept of idee als zodanig geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Zelfs als daar anders over gedacht zou worden heeft [eiseres sub 1] overigens onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat haar bedrijfsconcept over een eigen oorspronkelijk karakter beschikt.

 Een ondernemingsconcept waarbij deelnemers worden geworven die geld kunnen verdienen door op hun beurt nieuwe deelnemers aan te brengen is niet oorspronkelijk, ook niet als die verdiensten bedoeld zijn om, in samenhang met het verstrekken van informatie en cursusmateriaal – waarvan overigens geen documentatie is overgelegd – het persoonlijk leven van betrokkenen in balans te brengen. Niet valt naar voorlopig oordeel in te zien op grond waarvan het een ander niet zou zijn toegestaan een bedrijf te exploiteren dat op soortgelijke overtuigingen berust. Ook de derde vordering van eiseressen kan dan ook niet worden toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8469

Volgrecht

HvJ EG, 17 december 2009, Conclusie A-G Sharpston in zaak C-518/08, Fundació Gala-Salvador Dalí Visual Entidad de Gestión de Artistas Plásticos tegen Société des auteurs dans les arts graphiques et plastiques. (Prejudiciële vragen tribunal de grande instance, Parijs).

Auteursrecht. Volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk. Rechthebbenden na het overlijden van de auteur.

Naar de huidige stand van het Franse recht is na het overlijden van de auteur van het werk de kring van rechthebbenden van het volgrecht beperkt tot de erfgenamen bij versterf van de auteur, met uitsluiting van alle testamentaire legatarissen. Salvador Dalí liet in 1989 al zijn intellectuele eigendomsrechten bij testament na aan de Spaanse staat. Indien hij intestaat was overleden, zouden die rechten echter zijn overgegaan op een aantal erfgenamen in de zijlijn. Vragen i.c..betreffen geschil tussen de Spaanse maatschappij die de rechten int namens de Spaanse staat en de Franse collectieve beheermaatschappij die rechten aan zijn erfgenamen in de zijlijn heeft uitgekeerd. Is de Franse beperking van de kring van rechthebbenden van het volgrecht tot de erfgenamen bij versterf verenigbaar met het gemeenschapsrecht?

71. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de door het tribunal de grande instance te Parijs gestelde vragen te beantwoorden als volgt:

„Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk verzet zich niet tegen een nationale bepaling volgens welke na het overlijden van de auteur het volgrecht enkel overgaat op de erfgenamen bij versterf, met uitsluiting van legatarissen en rechtsopvolgers.”

Lees de conclusie hier.

IEF 8453

Anders dan viel op te maken uit de foto’s bij het verzoekschrift

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 december 2009, KG ZA 09-1608, Kruidvat Retail B.V. regen Adventure Bags B.V. (met dank aan Nanda Ruyters & Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen)

Auteursrecht. Weekendtas. Opheffingskortgeding na ex parte. “Zelfs als zou auteursrecht rusten op het ontwerp (…), dan nog kan de beschikking van 19 november niet in stand blijven, omdat Kruidvat op dat recht naar voorlopig oordeel geen inbreuk maakt.” 1019h proceskosten “tot op heden”: €20.074,50.

4.6. Anders dan viel op te maken uit de foto's bij het verzoekschrift, lieten de ter zitting getoonde exemplaren een aantal in het oog springende verschillen in de vormgeving van de tassen zien. (…0 Een en ander leidt ertoe dat de totaalindruk die door de Kruidvat-tas wordt gewekt vrij plomp is, terwijl de tas van Adventure Bags eerder een getailleerde indruk wekt. Er is naar voorlopig oordeel kortom reeds op grond van de duidelijk afwijkende vormgeving geen sprake van overeenstemmende totaalindrukken. Die verschillende indruk wordt nog versterkt door de afkijkende dessins. De door Kruidvat verhandelde tas kan derhalve niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde verveelvoudiging van het ontwerp van Adventure Bags. De door Adventure Bags benadrukte overeenkomsten, zoals de kunstlederen bies en strook ter plaatse van de bevestiging van het schouderhengsel, de handvatten en de rivets, maken dit niet anders, nu deze voor de vormgeving van dergelijke tassen gebruikelijke elementen betreffen die niet in het oog springend zijn en derhalve van ondergeschikte betekenis. Daarbij dient tevens in aanmerking te worden genomen dat er reeds sinds jaar en dag soortgelijke tassen als die van Adventure Bags op de markt zijn, zodat, indien op de vormgeving van die tas al auteursrecht zou rusten, de beschermingsomvang daarvan beperkt is.

Lees het vonnis hier.

IEF 8445

Meubellijn

Tower - SchramVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 december 2009, KG ZA 09-1258, X & Tower Benelux B.V. tegen Henk Schram Meubelen B.V.

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht op meubellijn. Inbreuk aangenomen. Geen belang bij verdere beoordeling modelrechtelijke grondslag nu (o.a.) geen verbod met werking buiten Nederland is gevorderd. In citaten:

Subjectieve vormgevingselementen: 4.3. Aan Schram kan worden toegegeven dat in elk geval een aantal van de meubelen behorend tot de Tegal-lijn wat betreft maatvoering en positionering van kastdeurtjes, laden en/of open vakken niet aanmerkelijk afwijkt van soortgelijke meubelen die reeds sinds jaar en dag verkrijgbaar zijn. Het auteursrecht ziet niet op het ontwerp voor dergelijke algemene basisvormen, die hoofdzakelijk zijn ingegeven door de functie van de meubelen, zoals bijvoorbeeld open vakken in een TV meubel, laden in een ladenkast en vier poten met een tafelblad voor een tafel. Dat neemt evenwel niet weg dat naar voorlopig oordeel aan de Tegal-meubelen ook subjectieve elementen zijn te herkennen die wel voldoen aan de eis dat zij een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Deze subjectieve vormgevingselementen betreffen in elk geval het toegepaste materiaal (teak met grey wash afwerking), de robuuste handgrepen, de dikke poten en brede buitenranden om de panelen, de toepassing van groeven in de kastdeuren, zijkanten en bovenblad met een op gelijke hoogte (of diepte) liggend paneel, alsmede het willekeurige gebruik van ‘dingkliks’ uitsluitend voor de sier. Deze specifieke combinatie van subjectieve vormgevingselementen geven de meubelen een robuuste uitstraling en maken dat het beeld ontstaat dat het traditionele meubelen betreft die zijn vervaardigd van hergebruikt (oud) hout. Aldus is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het ontwerp voor de meubelen behorend tot de Tegal-lijn in hun geheel beschouwd auteursrechtelijke bescherming genieten.

Inbreuk: 4.4. (…) Deze elementen maken dat de totaalindruk die wordt gewekt door de meubelen uit de Kapar-lijn dezelfde is als die gewekt door de meubelen uit de Tegal-lijn. Daaraan kan niet voldoende afdoen dat bij de Kapar-meubelen het paneel aan de zijkanten en kastdeuren niet gelijkliggend maar dieper liggend is en dat de buitenranden die om de panelen heen liggen in de hoeken geen verstek verbinding hebben. De toepassing van dieperliggende panelen wekt immers geen andere globale indruk dat de gelijkliggende panelen, terwijl de afwijkende hoekverbinding evenmin voldoende in het oog springend is.

4.9. Concluderend stelt de voorzieningenrechter vast dat het ontwerp voor de meubelen behorend tot de Tegal-lijn auteursrechtelijke bescherming toekomt en dat de meubelen uit de Kapar-lijn inbreuk maken op deze auteursrechten.’ 

Dienstverband: 4.10. Schram heeft betwist dat het auteursrecht op het ontwerp voor de meubelen behorend tot de Tegal-lijn bij X zou berusten, zoals in de dagvaarding vermeld. Tower heeft erkend dat dit onjuist is, nu X weliswaar de meubelen heeft ontworpen, maar hij dit heeft gedaan in dienstverband van Tower en dit tot zijn opgedragen werkzaamheden behoorde. Dat de ontwerptekeningen voor de meubelen van de Tegal-lijn niet de naam van X vermelden, maar wel het logo van Tower, onderstreept dat. Aldus komen de auteursrechten op de meubelen ingevolge artikel 7 Aw aan Tower toe. Daaruit volgt dat X niet ontvankelijk is in zijn vorderingen.

Verbod voor Nederland: 4.12. Aangezien het door Tower c.s. gevorderde verbod reeds toewijsbaar is op grond van het aan Tower toekomende auteursrecht op de ontwerpen voor de Tegal-meubelen en zij geen verbod met werking buiten Nederland heeft gevorderd, heeft zij – nu zij evenmin afzonderlijk belang daarbij heeft gesteld – geen belang bij beoordeling van de modelrechtelijke grondslag voor deze vordering en evenmin bij een beoordeling van het gesteld onrechtmatig handelen wegens slaafse nabootsing dat zij mede aan haar vordering ten grondslag had gelegd.

Lees het vonnis hier.

IEF 8435

Geen misbruik van auteursrecht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 december 2009, KG ZA 09-1288, X tegen De Staat der Nederlanden (Ministerie van verkeer en waterstaat). 

Eerst even voor jezelf lezen. Auteursrecht. Conflict tussen schrijver en opdrachtgever over uitgave publicatie. Opdrachtgever, het ministerie van VWS,  wil concepttekst van eiser X niet publiceren en publiceert vervolgens eigen versie. Eiser X wil de tekst nu in eigen beheer uitgeven maar ziet zich daarin gestuit door de overeenkomst van opdracht. Vorderingen afgewezen. Geen misbruik van auteursrecht.

4.12. X geeft aan het optreden van RWS te zien als misbruik van auteursrecht. Dat wordt gepasseerd. Daargelaten of het optreden van RWS een schoonheidsprijs verdient, contractueel heeft X zich (tevoren en met oog voor eventuele consequenties) uit vrije wil aangemeten, wat hij achteraf als een te strak keurslijf ervaart. Achteraf kan dan niet gezegd worden dat het gebruik maken door RWS van de haar door overdracht toekomende auteursrechten juridisch niet door de beugel kan, indien bedoelde door X tevoren onder ogen geziene consequenties zich vervolgens ook voordoen in de vorm van hem onwelgevallige aanpassingen van de kant van RWS. Het beroep op journalistieke onderzoeksvrijheid door X is wat dat betreft juridisch niet adequaat, juist vanwege deze contractuele bepalingen. Een beroep van RWS op haar auteursrecht kwalificeert in dit geval niet als misbruik van recht. Hoe onbevredigend dit qua uitkomst wellicht – afhankelijk van het gezichtspunt – ook wordt gevoeld, pacta sunt servanda. Anders gezegd: Een kritisch onderzoeksjournalist, gepromoveerd his- toricus en schrijver van naam, die willens en wetens zijn auteurszeggenschap “wegcontracteert”, kan niet bij hem achteraf onwelgevallige uitoefening van die overgedragen zeggenschap door zijn wederpartij met succes aanvoeren dat dat misbruik van recht oplevert in een situatie als deze. Als dat tot gevolg heeft dat kritische noten onder het tapijt worden geveegd, zoals X stelt, dan is dat niet meer dan een gevolg van het sluiten van zo’n contract, waar hij ook van af had kunnen zien. Aan de vraag of deze gang van zaken maatschappelijk wenselijk is, nu het onderzoek van X met publiek geld is gefinancierd, zoals X aanvoert, wordt bij die contractuele gang van zaken – anders dan X betoogt – in dit kort geding niet toegekomen.

4.13. Terecht geeft RWS aan dat het X vrij staat om, zoals in art. 5.6 van de Overeenkomst is bepaald, de door zijn onderzoekswerkzaamheden verkregen gegevens te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek en dito publicaties, voor zover daarbij privacygevoelige gegevens worden ontzien. Van anders dan zijdens X bij wege van overeenkomst zelf aanvaarde beperkingen van vrijheid van onderzoek en publicatie is bij deze stand van zaken naar voorlopig oordeel geen sprake.

4.14. Nu RWS (uiteindelijk toch) zelf met een publicatie over de reorganisatie bij RWS komt, is de weigering van RWS om X toestemming te geven zijn oorspronkelijk manuscript te publiceren ook overigens niet te zien als misbruik van (auteurs)recht. Het belang van RWS dat er niet min of meer tegelijkertijd twee boeken over dit veranderproces verschijnen met een goeddeels overlappende, maar deels ook afwijkende tekst en inhoud – en gelet op de bedongen auteursrechtelijke zeggenschap van RWS en geheimhoudingsverplichting van de kant van X – is wat dat betreft voorshands voldoende zwaarwegend te achten. beperking uitingsvrijheid.

Lees het vonnis hier. Mediaberichtgeving hier.

IEF 8405

Juist deze specifieke combinatie van kenmerken

Frodo (boven) Freedom (onder)Rechtbank ‘s-Gravenhage, 18 november 2009, HA ZA 07-3170, Karel Mintjens N.V. tegen V.D.V. Meubelen B.V.

Modellenrecht. Auteursrecht. Bodem (zie voor KG: Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 juni 2007, IEF 4291, voor verwante zaken rechtbank Middelburg, zie vanaf IEF 5920). Succesvol bezwaar op grond van meervoudig Gemeenschapsmodel voor dressoir, door eiser op de markt gebracht onder de naam Frodo (afbeelding boven), tegen dressoir Freedom van gedaagde (afbeelding onder).

Geldigheid model aangenomen, nu geen VDV geen vordering tot nietigverklaring heeft ingediend. Behoren tot een stijl doet i.c. niet af aan bescherming:  “(…) weliswaar zijn uitgevoerd in een bepaalde, wat VDV noemt: ‘kubistische’ of robuuste stijl met strakke lijnen, zodat deze om die reden een zekere overeenkomst vertonen, maar dat geen van die [eerder op de markt gebrachte –IEF]  meubels de specifieke combinatie van elementen oplevert die naar het oordeel van de rechtbank gezichtsbepalend is voor de door het Gemeenschapsmodel bij de geïnformeerde gebruiker gewekte algemene indruk.” Inbreuk aangenomen, Freedom-dressoir wekt geen andere algemene indruk dan Frodo-dressoir. Pan-Europees inbreukverbod. Verspreidingsverbod reclame. Geen rectificatie van interview met VDV in vakblad Meubel.

Geldigheid model: 4.4. De rechtbank stelt vast dat VDV geen (reconventionele) vordering tot nietigverklaring van het Gemeenschapsmodel van Mintjens heeft ingesteld, noch bij wege van exceptie een beroep heeft gedaan op een ouder op haar naam staand modelrecht in de zin van art. 25(1)(d) GModVo. Bij gebreke van een dergelijke vordering en een dergelijk beroep zal de rechtbank, gelet op art. 85 GModVo, uit dienen te gaan van de geldigheid van het Gemeenschapsmodel van Mintjens.

(...)

Stijl / inbreuk: 4.11. De rechtbank stelt voorop dat veel van de door VDV ingeroepen meubels – net als het ingeroepen Frodo-model – weliswaar zijn uitgevoerd in een bepaalde, wat VDV noemt: ‘kubistische’ of robuuste stijl met strakke lijnen, zodat deze om die reden een zekere overeenkomst vertonen, maar dat geen van die meubels de specifieke combinatie van elementen oplevert die naar het oordeel van de rechtbank gezichtsbepalend is voor de door het Gemeenschapsmodel bij de geïnformeerde gebruiker gewekte algemene indruk. Bedoelde specifieke combinatie is deze. Het model van Mintjens kenmerkt zich in vooraanzicht door a) ten opzichte van (relatief brede) kaders dieper gelegen panelen, b) een pootdikte die overeenkomst met de dikte van het bovenblad, c) horizontale en verticale gefreesde groeven in de kaders van de deuren en de laden die een strakke belijning opleveren, waardoor d) het lijkt alsof de laden deel uitmaken van de kaders en e) alsof de hoeken van de kaders uit "losse" blokjes bestaan. Voorts kenmerkt het model zich door f) ellips- of halve maanvormige uitsparingen van de poten of staanders en g) een afvlakking van de hoeken van het dressoirblad van 60◦.

4.12. Behalve kenmerken f) en g) wordt juist deze specifieke combinatie van kenmerken a) tot en met e) in het Frodo-dressoir van VDV aangetroffen. 4.13. Het door VDV gestelde kan niet leiden tot de conclusie dat haar Freedom-dressoir een andere algemene indruk wekt in de zin van art. 10(1) GModVo. VDV heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aangevoerd dat de bij haar Freedom-dressoir ontbrekende uitsparingen in de staanders (kenmerk f)) van zodanige invloed is dat dit de bedoelde algemene indruk ten opzichte van het Gemeenschapsmodel anders maakt. De rechtbank acht dit in relatie tot de gezichtsbepalender combinatie van alle overige overgenomen kenmerken a) tot en met e) van onvoldoende gewicht. Anders gezegd: dit verschil is bij vergelijking van de opgeroepen totaalindruk van het ingeroepen model en het Freedom dressoir niet in het oog springend en daarmee niet van voldoende beslissende invloed op de gewekte algemene indruk. Terzijde: Bij de in dit verband vergelijkbare auteursrechtelijke toets die het Haagse hof in kort geding bij wege van voorlopig oordeel uitvoerde, werd ten aanzien van dit aspect op grond van hoofdzakelijk dezelfde onderliggende stukken overeenkomstig geoordeeld (vgl. 2.6 r.o. 8).

4.14. Concluderend stelt de rechtbank vast dat sprake is van inbreuk door VDV op het model van Mintjens. Het gevorderde modelinbreukverbod zal worden toegewezen op de in het dictum verwoorde wijze.

Verspreidingsverbod reclamemateriaal: 4.21. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen Mintjens en VDV in het artikel in Meubel weliswaar meer dan zijdelings aan de orde komt, maar dat de manier waarop dat gebeurt niet onevenwichtig is.(...)

4.17. Het gevorderde verbod (reclame)materiaal te verspreiden waarin het dressoir in kwestie staat afgebeeld, zal worden toegewezen. De verspreiding van dergelijk materiaal heeft immers te gelden als het aanbieden van een inbreukmakend product en hiertegen kan Mintjens op basis van haar modelrecht opkomen.

Geen rectificatie: 4.22. De rechtbank zal de vordering tot rectificatie afwijzen, omdat de publicatie in Meubel niet onjuist of anderszins onrechtmatig was en er gezien de omstandigheden van de onderhavige zaak overigens onvoldoende aanleiding is voor de veroordeling van VDV tot een dergelijke ingrijpende maatregel.

Lees het vonnis hier

IEF 8404

Ook hier geldt: het kan eenvoudig anders

Rechtbank Almelo, 4 december 2009, 106407 / KG ZA 09-351, Jade B.V. tegen Deltex B.V. (met dank aan Maarten Rijks & Wim Maas, Banning)
 
Merkenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Eiseres maakt op grond van vormmerk, auteursrecht en onrechtmatig handelen bezwaar tegen het door gedaagde op de markt brengen van hoofdkussens. Alleen vorderingen m.b.t. slaafse nabootsing worden toegewezen (maar wel met een volledige 1019h Proceskostenveroordeling).

De hoofdkussens van zowel eiseres (de Silvana Support, afbeelding boven) als gedaagde (de Cinderella Orthoflex, afbeelding onder) bestaan uit een verdeling in 4 vlakken: 3 vlakken bestemd voor een goede ondersteuning van het hoofd van zij- en rugslapers en 1 vlak ter ondersteuning van de nek. Op de vlakverdeling is met behulp van 'gezichtjes' dan wel 'poppetjes' aangegeven hoe het kussen gebruikt dient te worden. Vorderingen op grond van het vormmerk worden afgewezen op grond van 2:1 lid 2 BVIE. Auteursrechtelijke vorderingen worden afgewezen, omdat het kussen slechts uit functionele elementen en stijlelementen bestaat. Vorderingen op grond van onrechtmatig handelen worden wel toegewezen. De rechtbank Almelo komt tot het voorlopig oordeel dat:

5.3. (…)  een reëel verwarringsgevaar te duchten (is) bij het winkelend publiek (zowel online als 'live') indien zij afzonderlijk worden geconfronteerd met de kussens van partijen. Er sprake van een onnodige nabootsing van Deltex. Dat heeft betrekking op de totaalindruk (van een afstand zien de kussens er vrijwel hetzelfde uit, qua consequente doorvoering van de kleurstelling en de plaats van de labels), maar ook wanneer de focus wordt verlegd naar de afzonderlijke onderdelen, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat sprake is van verwarringsgevaar. Immers, het is op zichzelf al vreemd en de klant onderschattend dat een gebruiksaanwijzing op een kussen wordt gedrukt waarop het hoofd dient te rusten.

Het publiek dat geacht wordt deze kussens te kopen, voorziet de nieuwe aankoop in het algemeen onmiddellijk van een kussensloop in zijn favoriete ontwerp. Daarmee wordt de gebruiksaanwijzing vrijwel onzichtbaar. Dat is op zichzelf niet erg en bovendien de vrije en te respecteren keuze van de fabrikant, maar het is wel vreemd als een concurrent op dezelfde wijze een gebruiksaanwijzing op haar kussen aanbrengt terwijl dat - het gaat om een hoofdkussen! - volstrekt onnodig is.

Als diezelfde producent (in casu Deltex) dan ook nog eens een zestal kleuren hanteert die voor een groot deel (en wat betreft het onweersproken meest populaire kussen van Jade exact dezelfde kleur) overeenstemmen, deze kleuren gebruikt voor de biezen, de labels op dezelfde plek bevestigt en de drie gezichten voorziet van iets dat op een menselijk lichaam moet lijken, is de verwarring compleet) en dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden geoordeeld dat sprake is van ongeoorloofd en daarmee onrechtmatig aanhaken bij het succes van de concurrent. De nagebootste elementen zijn immers onnodig nagebootst. Het label zit op exact dezelfde plek, maar had evengoed meer naar de onderzijde kunnen worden geplaatst. De biezen zijn slechts anders wat betreft de opgedrukte tekst op het kussen van Deltex. maar dat is van een afstand (en de gemiddelde consument ondergaat de eerste indruk veelal op afstand) nauwelijks zichtbaar. Dat Deltex 'poppetjes' gebruikt in plaats van 'gezichtjes' lijkt op het eerst gezicht voldoende onderscheidend maar is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet. Ook hier geldt: het kan eenvoudig anders. Deltex had andere keuzes kunnen maken die niets af zouden doen aan het doel van het kussen maar wel voor een beter onderscheid met het kussen van Jade zorg zouden dragen."

De voorzieningenrechter veroordeelt Deltex in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Jade op grond van artikel 1019h Rv. begroot op € 5.222,25 aan verschotten en salaris van de advocaat.

Lees het vonnis hier.

IEF 8403

Het cumulerende auteursrecht (herstelarrest)

Hoge Raad, 4 december 2009, LJN: BK5256, Montis Design B.V. tegen Verweerster.

Herstelarrest (zie IEF 8308). Aanpassing veroordeling in kosten van het geding aan partijafspraak in dier voege dat voor oorspronkelijk vermeld bedrag het overeengekomen bedrag wordt gelezen.

1.1 De Hoge Raad heeft in deze zaak op 30 oktober 2009 een arrest uitgesproken. In het dictum van dit arrest is Montis veroordeeld in de kosten van het geding en in de begroting daarvan is een bedrag van € 2.200,-- opgenomen voor salaris.
Blijkens de door partijen in cassatie genomen re- en dupliek zijn zij overeengekomen dat de vergoeding voor het salaris van de advocaat in cassatie € 10.000,-- (exclusief BTW) bedraagt, onder de voorwaarde dat de Hoge Raad geen prejudiciële vragen stelt aan het Benelux-Gerechtshof in welk geval deze afspraak komt te vervallen. Partijen hebben in de re- en dupliek de Hoge Raad eenparig verzocht de kostenveroordeling ten aanzien van het salaris in overeenstemming met deze afspraak uit te spreken.

1.2 De advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 2 november 2009 de Hoge Raad verzocht zijn hierboven genoemde arrest overeenkomstig die afspraak te verbeteren, nu de aan de afspraak verbonden voorwaarde niet is vervuld. De advocaat van Montis heeft daarop gereageerd. De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.

1.3 De Hoge Raad zal het verzoek inwilligen en de misslag in het arrest aldus verbeteren dat in het dictum daarvan voor het bedrag "€ 2.200,--" wordt gelezen "€ 10.000,--".

Lees het arrest hier.

IEF 8396

Daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert

Rechtbank Arnhem, sector kanton, 12 oktober 2009, LJN: BK3997, Kennametal Nederland B.V. tegen werknemer

Auteursrecht. Ontslagprocedure. Werknemer wilde pensioeninkomsten aanvullen met nevenwerkzaamheden:

6. Kennametal verwijt [werknemer] onder meer dat hij voor eigen rekening ontwerpen dan wel tekeningen voor vijf projecten in opdracht van [bedrijf Y] en [bedrijf Z] met gebruikmaking van haar software heeft gemaakt. (…)  [werknemer] (…) betwist niet dat hij deze ontwerpen, die hij kennelijk heeft gemaakt met behulp van de software van Kennametal, voor eigen rekening aan [bedrijf Z] heeft verzonden.
Voorts verwijt Kennametal [werknemer] dat enkele verzonden Kennametal-ontwerpen voorzien waren van het [bedrijf X]-logo op het Kennametal-logo, hetgeen een inbreuk op de merk- en auteursrechten van Kennametal oplevert. Volgens [werknemer] is dit juist wat betreft de als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde tekening, maar dat is een tekening van hem en [bedrijf Y] en daarom wilde hij de naam van Kennametal verwijderen. De voornoemde verwijten van Kennametal aan [werknemer] staan aldus tussen partijen vast. (…)

7 (…) De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. (…) hij heeft meermalen onbevoegd gebruik gemaakt van de software van Kennametal, terwijl hij iedere werkdag bij het opstarten van zijn computer door middel van de onder 1.4 genoemde pop-up is gewaarschuwd dat dat niet is toegestaan en hij heeft eenmaal inbreuk gemaakt op het merk- en auteursrecht van Kennametal. Deze handelwijze van [werknemer] kan niet gerechtvaardigd worden door de afwijzing van zijn (herhaalde) verzoek om salarisverhoging, daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert op een dergelijke, voor hem teleurstellende afwijzing. Dat volgens [werknemer] zijn handelwijze slechts een beperkte omzet voor [bedrijf X] en geen schade voor Kennametal heeft opgeleverd, doet niet af aan het geschonden vertrouwen. (…) Dit leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding op grond van veranderingen in de omstandigheden wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8389

Keuzes gemaakt die op haar persoonlijke smaak berusten

Rechtbank Zutphen, 28 oktober 2009,  LJN: BK4464, Van Laatum tegen gedaagde (Tulpenvaas)

Auteursrecht. Eiseres is ontwerpster van de Tulipa vaas (afbeelding) en maakt bezwaar tegen  dor gedaagde geproduceerde en verhandelde raamsticker met een afbeelding van de vaas. Inbreuk wordt aangenomen, maar geen toewijzing inbreukverbod, omdat er geen concrete dreiging meer is.  Geen vermogensschade (geen gederfde licentievergoedingen, omdat eiseres nooit een licentie zou hebben willen afgeven aan gedaagde), wel ideële schade, omdat inbreuk is gemaakt op “haar persoonlijkheidsrecht en tenminste  risico op reputatieschade heeft bestaan.” Vergoeding ex aequo et bono: €1000,-

De billijkheid verzet zich tegen 1019h proceskostenveroordeling: “In het onderhavige geval komt grote betekenis toe aan de vaststelling dat [gedaagde] geen moedwillige inbreuk heeft gemaakt, bereid is geweest de inbreukmakende werken terug te halen en daar ook uitvoering aan heeft gegeven, gestopt is met de verkoop en een schadevergoeding heeft aangeboden en uitgekeerd.”

Inbreuk: 4.1.  Door [eiseres] is voldoende onderbouwd dat zij de ontwerpster is van de Tulipa vaas die op de sticker van [gedaagde] is afgebeeld. De vaas is ook voldoende oorspronkelijk om auteursrechtelijke bescherming te dragen. Anders dan [gedaagde] stelt bezit de vaas, geïnspireerd op de 17e eeuwse Nederlandse tulpenvazen en voorzien van patronen van Turkse kaftans, een eigen oorspronkelijk karakter en draagt deze het persoonlijk stempel van haar maakster. [eiseres] heeft keuzes gemaakt die op haar persoonlijke smaak berusten. De vormgeving van de vaas wordt niet bepaald door vereisten van technische of praktische aard. De vaas verbindt de Turkse en Nederandse cultuur en traditie op originele wijze. [gedaagde] heeft niet betwist dat de naam van [eiseres] ook op de onderzijde van de vaas is vermeld, zoals [eiseres] ter comparitie heeft verklaard en getoond. De rechtbank gaat dan ook uit van het auteursrecht van [eiseres] op (de afbeelding van) de Tulipa vaas.

4.2.  Uit de door [eiseres] overgelegde stukken en afbeeldingen en de vaas en sticker zoals ter comparitie getoond, is eveneens door [eiseres] voldoende onderbouwd dat de sticker een afbeelding bevat van de door [eiseres] ontworpen vaas. [gedaagde] heeft dit ter comparitie ook niet (meer) betwist. Hiermee staat de inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] vast. (…) Het gebruik van bloemen en de opstelling daarvan in de Tulipa vaas is niet oorspronkelijk en betreft slechts het praktisch gebruik waarvoor een vaas in essentie bedoeld is.

Geen verbod: 4.3.  [eiseres] vordert allereerst een verbod om inbreuk te plegen en een gebod tot het terughalen van de inbreukmakende werken. Een concrete dreiging van (verdere) inbreuk is echter door [eiseres] niet gesteld noch anderszins gebleken. Immers, [gedaagde] heeft - ook volgens [eiseres] - al in de contacten tussen partijen voorafgaand aan deze procedure toegezegd de verkoop van de stickers te stoppen, deze terug te halen bij de haar bekende afnemers en de teruggehaalde en nog in voorraad aanwezige stickers te vernietigen en geen ontwerpen van [eiseres] meer te zullen afbeelden en/of verkopen. Ook in de conclusie van antwoord en ter comparitie heeft [gedaagde] deze toezegging herhaald. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij ook daadwerkelijk alle door haar aan winkeliers geleverde stickers heeft teruggehaald. Bij het verbod, zoals door [eiseres] gevorderd, heeft zij dan ook geen belang, zodat dit niet toegewezen wordt. Dit geldt evenzeer voor het gevorderde gebod, nu [eiseres] ook ter comparitie heeft verklaard te willen aannemen dat alle stickers zijn teruggehaald en vernietigd zullen worden.

Geen vermogensschade: 4.5.  [eiseres] vordert een vergoeding voor vermogensschade en voor reputatieschade. Dat zij vermogensschade geleden heeft, is echter op geen enkele wijze door haar onderbouwd. De schade bestaat, aldus [eiseres], uit een bedrag vanwege de inbreuk, welk bedrag kan worden gebaseerd op een licentievergoeding die zij zou hebben bedongen indien zij toestemming had willen verlenen voor het gebruik van haar ontwerp als raamsticker. Echter, zij stelt eveneens dat zij beslist niet zou zijn overgegaan tot het afgeven van een licentie voor het produceren van een raamsticker met een afbeelding van de Tulipa vaas, nu dit product van beduidend minder allure is dan de vaas zelf en niet past bij het segment van de markt waarop zij zich wil richten. Dat zij desondanks vermogensschade geleden heeft is dan ook zonder nadere toelichting niet begrijpelijk. Zodanige toelichting en argumenten ontbreken echter.

Reputatieschade: 4.6.  Ten aanzien van de reputatieschade heeft [eiseres] evenmin aannemelijk gemaakt dat haar reputatie daadwerkelijk schade geleden heeft. Wel heeft zij voldoende onderbouwd gesteld dat zij ideële schade lijdt doordat zij heeft moeten ondervinden dat inbreuk gemaakt is op haar persoonlijkheidsrecht en tenminste het risico op reputatieschade heeft bestaan, doordat zij geassocieerd kan worden met een product, de raamsticker, waarmee zij niet geassocieerd wil worden. De hoogte van deze schade is niet concreet te bepalen en zal ex aequo et bono worden gesteld op € 1.000,-.

1019h proceskosten: 4.11.  In het onderhavige geval komt grote betekenis toe aan de vaststelling dat [gedaagde] geen moedwillige inbreuk heeft gemaakt, bereid is geweest de inbreukmakende werken terug te halen en daar ook uitvoering aan heeft gegeven, gestopt is met de verkoop en een schadevergoeding heeft aangeboden en uitgekeerd. De procedure is gevoerd, terwijl al ruim voor het uitbrengen van de dagvaarding het grootste deel van het verschuldigde bedrag door [gedaagde] aan [eiseres] is betaald. Onder deze omstandigheden verzet de billijkheid zich tegen een afwijking van de ‘normale’ regels betreffende de proceskostenvergoeding, waarbij de verliezende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de wederpartij en de proceskosten kunnen worden gecompenseerd indien partijen over en weer op onderdelenin het (on)gelijk worden gesteld.
Gezien het geringe verschil tussen de door [gedaagde] voorafgaand aan de procedure aangeboden en uitgekeerde vergoeding en de thans vastgestelde schadevergoeding, bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Lees het vonnis hier.