Alle rechtspraak  

IEF 14307

Recht op vernietiging van Techno buggy’s

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14307; ECLI:NL:RBDHA:2014:13292(Koelstra c.s. tegen Van Asten c.s.)
Auteursrecht. Merkenrecht. Onthoudingsverklaring. Misleidende reclame. Keywords. Koelstra is een onderneming die o.a. buggy’s (waaronder de ‘Limbo’) produceert en verkoopt. Van Asten exploiteert een winkel die babyartikelen verkoopt. Koelstra constateert een Techno Limbo buggy, waarop de Koelstra merken zijn aangebracht, wordt aangeboden via winkel en webshop. De voorzieningenrechter beveelt de misleidende mededelingen te staken, gebiedt tot rectificatie. De nog bestaande voorraad Techno buggy´s moet worden vernietigd op grond van de onthoudingsverklaring. Het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, vormt geen merkinbreuk.

4. De beoordeling
A. De Techno
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanbieden en verhandelen van de Techno een inbreuk vormde op de Koelstra merken en op de auteursrechten van Koelstra. De voorzieningenrechter neem dat dan ook tot uitgangspunt. Ook is niet in geschil dat zowel Van Asten als Babysupershop de Techno hebben verhandeld. Uit de in 2.14. weergegeven onthoudingsverklaring volgt dat zij op 20 juni 2014 al hadden toegezegd, op verbeurte van een contractuele boete, dat zij die inbreuk gestaakt zouden houden. Gesteld noch gebleken is dat zij zich niet aan die toezegging hebben gehouden. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk (spoedeisend) belang zij nog heeft bij het gevorderde inbreukverbod, naast de verkregen onthoudingsverklaring. Gelet daarop vormt de inbreuk die met de Techno is gemaakt onvoldoende grond voor toewijzing van het door Koelstra c.s. gevorderde inbreukverbod jegens Van Asten en Babysupershop.

4.5. In de onthoudingsverklaring is ook toegezegd dat Van Asten en Babysupershop opgave zouden doen van hun leverancier, inkoop- en verkoopgegevens en winstgegevens. Blijkens de door Van Asten c.s. als productie 21 overgelegde correspondentie zijn Van Asten en Babysupershop die toezegging nagekomen. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk spoedeisend belang zij op dit moment nog heeft bij het door haar gevorderde bevel tot opgave. Die vordering zal derhalve worden afgewezen.

4.6. Tijdens de zitting bleek dat de overeengekomen afgifte ter vernietiging van de beslagen en voorradige Techno buggy’s nog niet heeft plaatsgevonden. Koelstra c.s. heeft derhalve nog wel spoedeisend belang bij haar vordering tot (afgifte ter) vernietiging. Vast staat dat deze buggy’s inbreuk maken op de auteursrechten van Koelstra en de merkrechten van Tonqa en Simki. Op grond van zowel de onthoudingsverklaring van Van Asten c.s., als op grond van artikel 28 Auteurswet en/of de artikelen 14 en 102 GMVo jo. 2.22 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: BVIE) heeft Koelstra c.s. recht op (afgifte ter) vernietiging van de Techno buggy’s. Dat geldt niet alleen voor de Techno buggy’s die Van Asten thans in voorraad heeft, maar ook voor de hieronder te bespreken te retourneren buggy’s. De vordering tot vernietiging zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum bepaald.

4.10. Met de hiervoor besproken rectificatie wordt in wezen deels voldaan aan de vordering tot het gelasten van een recall. Ter zitting heeft Koelstra c.s. erkend dat een volledige recall van de Techno buggy’s ondoenlijk is voor Van Asten en Babysupershop, omdat een groot deel van de Techno buggy’s over de toonbank is verkocht zodat de kopers niet bekend zijn. Gelet daarop en op de toewijzing van de rectificatie, is er naast de rectificatie onvoldoende grond voor toewijzing van een afzonderlijke recall.

B. De reclames van Van Asten c.s.


De gestelde misleidende reclames
4.14. Koelstra c.s. heeft onbetwist gesteld dat Van Asten c.s. dit type buggy van Koelstra, dat onderdeel uitmaakt van de nieuwste collectie, nimmer in haar assortiment heeft gehad, zodat zij deze evenmin in voorraad kan hebben gehad. Met de aanbieding van dit type buggy, voorzien van een afbeelding ervan en de tekst “beschikbaarheid: niet in voorraad”, wordt voorshands oordelend evenwel de suggestie gewekt dat Van Asten c.s. deze buggy wel in voorraad heeft gehad, dan wel dat deze buggy gekocht kan worden en geleverd kan worden zodra zij weer op voorraad is. Dit geldt temeer voor de advertentie op www.beslist.nl. Met Koelstra c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze uitingen om die reden misleidend zijn en derhalve in strijd zijn met artikel 6:194 sub c BW. Het argument van Van Asten c.s., dat zij wel een ouder model van de Simba Twin buggy in haar assortiment heeft gevoerd, doet aan het voorgaande niet af.

4.16. Met deze advertentie wordt naar voorlopig oordeel de suggestie gewekt dat buggyshop.eu het gehele assortiment aan Koelstra buggy’s aanbiedt, dat deze alle in voorraad en direct leverbaar zijn met bovendien een laagste prijsgarantie. Nu Van Asten c.s. heeft erkend dat zij thans geen enkele buggy van Koelstra in voorraad heeft, is deze advertentie voorshands oordelend misleidend op grond van artikel 6:194 sub c BW. Het element van de laagste prijsgarantie is op grond van artikel 6:194 sub d eveneens misleidend omdat het in samenhang met het voorgaande geen betrekking kan hebben op enig product van Koelstra.

4.20. De Koelstra buggy’s die voorkomen in de misleidende reclames worden op de markt gebracht door Koelstra. Daardoor zijn deze misleidende reclames onrechtmatig jegens Koelstra. Koelstra c.s. hebben niet gesteld dat en waarom deze reclames tevens onrechtmatig zijn jegens Tonqa en Simki. Dit is ook niet voorshands aannemelijk, omdat deze vennootschappen slechts houdstermaatschappijen zijn. Jegens hen is het gevorderde verbod om misleidende reclame te maken derhalve niet toewijsbaar.

Merkgebruik in reclame

4.25. De wijze waarop Babysupershop gebruik maakt van keyword advertising tast de herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra niet aan. De gemiddelde internetgebruiker die na het intoetsen van het woordmerk Koelstra in een zoekmachine, een advertentie van Babysupershop bij de advertenties aantreft en daarop klikt, komt op een website waarop duidelijk is vermeld van welke producenten de daarop aangeboden producten afkomstig zijn. Alleen bij de producten die daadwerkelijk van Koelstra afkomstig zijn is dat vermeld, bij andere producten zijn andere merknamen vermeld. Daarmee weet de internetconsument onmiddellijk dat het hier niet gaat om de website van Koelstra of een onderneming waarmee zij een economische band heeft. Dat geldt ook als er geen Koelstra producten op die websites te koop worden aangeboden. Alle andere producten vermelden immers andere merken. De herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra is daarom niet in het geding.

4.27. Van een aantasting van de investeringsfunctie is slechts sprake als het gebruik door Koelstra c.s. van het woordmerk ter verwerving of behoud van een reputatie, aanzienlijk wordt verstoord door het keyword adverteren van Babysupershop. Dat daarvan sprake zou zijn, is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Koelstra c.s. hebben daarover concreet gesteld dat de verkoop van haar buggy’s in de afgelopen maanden sterk is teruggelopen en dat haar handelsrelatie met Prénatal is verstoord. Dat die gestelde gebeurtenissen het gevolg zijn van het keyword adverteren door Babysupershop, is echter geenszins aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Het gebruik van keywords met het woordmerk Koelstra door Babysupershop is in zijn algemeenheid derhalve geen inbreuk op de merkrechten van Koelstra c.s. op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMVo.

4.29. Een en ander leidt tot de conclusie dat het gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, geen merkinbreuk vormt. Nu Van Asten c.s. al hebben verklaard de Techno buggy niet meer aan te zullen bieden, heeft Koelstra c.s. geen spoedeisend belang meer bij een verbod op gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, zodat de vordering tot het staken van merkinbreuk door keyword advertising in zijn geheel zal worden afgewezen.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt Babysupershop binnen 2 (twee) werkdagen na betekening van dit vonnis ieder onrechtmatig handelen jegens Koelstra, bestaande uit het doen van misleidende mededelingen in internetadvertenties op de wijze als beschreven in 4.12 en 4.15, te staken en gestaakt te houden;

5.2. beveelt Van Asten en Babysupershop tot het geven van opdracht tot het plaatsen van een rectificatie in de eerst mogelijke editie van het maandblad Ouders Van Nu en het maandblad Wij Jonge Ouders binnen 30 (dertig) dagen na betekening van dit vonnis, met daarin de navolgende tekst in een duidelijk leesbaar lettertype: (...)

5.3. beveelt Van Asten en Babysupershop binnen 90 (negentig) dagen na betekening van dit vonnis de bij hen bestaande voorraad Techno’s alsmede de naar aanleiding van de in 5.2 bevolen publicatie geretourneerde exemplaren, ter keuze van Koelstra hetzij op eigen kosten en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Koelstra te doen vernietigen, hetzij deze aan Koelstra c.s. af te geven ter vernietiging op een door Koelstra c.s. nader te bepalen plaats en tijdstip;

5.4. veroordeelt Van Asten en Babysupershop om aan Koelstra c.s. een dwangsom te betalen van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde in gebreke blijft om tijdig en volledig te voldoen aan (één of meerdere van) de in 5.1 tot en met 5.3 bedoelde bevelen, tot een maximum van € 100.000,- voor iedere gedaagde is bereikt;

5.5. compenseert de proceskosten;

5.6. bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv, voor zover het de in 5.2 en 5.3 gegeven voorzieningen betreft, op 6 (zes) maanden na dagtekening van dit vonnis;

5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14301

Vordering vrijgifte toekomstige vasthouding identieke Loom Boards afgewezen

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14301 (PMS International Group tegen Choon's Design)
Uitspraak ingezonden door Sabin Tigu en Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen. Choon's is houdster van gemeenschapsmodel 2382853-002 voor een loom board waarop ontwerpen van gekleurde elastiekjes kunnen worden gemaakt en houdster van gemeenschapswoordmerk RAINBOW LOOM. Er is conservatoir derdenbeslag gelegd op een zending. PMS vordert het vrijgeven van de zending en een bevel aan Choon's om de Douane bij toekomstige vasthouding te berichten dat Loom Boards die identiek zijn aan het PMS-product onmiddellijk vrij te geven. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden wordt een verbod om uit de APV voortvloeiende rechten uit te oefenen gegeven. De vorderingen worden afgewezen.
Lees verder

IEF 14299

Strafbaarstelling dierenpornofilms is geen schending eigendomsrecht

Hof Den Haag 21 oktober 2014, IEF 14299; ECLI:NL:GHDHA:2014:4557 (Studio Martis c.s. tegen Staat der Nederlanden)
Dance of LoveUitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. De rechtbank oordeelde dat de strafbaarstelling van dierenpornofilms geen ontneming van eigendom ex Eerste Protocol bij het EVRM is [IEF 12215]. De rechtbank heeft, aldus het Hof, terecht (en onbestreden) overwogen dat van een schending van dit recht alleen sprake kan zijn als er geen fair balance bestaat tussen het nagestreefde algemeen belang en de individuele belangen én dat er sprake is van een excessieve last. Daarvan is geen sprake, er is een ondernemersrisico en Studio Martis heeft onvoldoende haar schade toegelicht. Het vonnis wordt bekrachtigd.

2.2 De rechtbank heeft terecht en overigens in hoger beroep onbestreden, overwogen dat van een schending van art. l EP alleen sprake kan zijn indien geenfair balance bestaat tussen het met de ingevoerde maatregel nagestreefde algemeen belang enerzijds en de individuele belangen van het de door die maatregel getroffen individu, en dat diefair balance ontbreekt indien bij de betrokkene sprake is van een individuele en excessieve last (individual and excessive burden). De Staat heeft aangevoerd dat Studio Martis c.s. onvoldoende hebben toegelicht dat en waarom bij Studio Martis c.s. van een individuele en excessieve last kan worden gesproken. De rechtbank heeft het beroep van Studio Martis c.s. hierop in de eerste plaats verworpen met een verwijzing naar het ondernemersrisico, maar daarnaast overwogen dat onvoldoende is komen vast te staan dat ook de bedrijfsvoering van Studio Martis in belangrijke mate gericht was op de vervaardiging en verkoop van dierenporno. Voorts oordeelde de rechtbank dat Studio Martis c.s. niet voldoende hebben toegelicht dat (een belangrijk deel van) de door hen gestelde schade is veroorzaakt door inwerkingtreding van de Wet, in welk verband de rechtbank overwoog dat Studio Martis in slechts zeer beperkte mate inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie in de jaren vóór 2009 en 2010, terwijl Topscore al in 2009 een negatief eigen vermogen had. Dit gaf de rechtbank aanleiding te veronderstellen dat de gestelde schade in elk geval voor een belangrijk deel het gevolg is geweest van de weigering van creditcardmaatschappijen in 2004 om mee te werken aan betalingen voor dierenporno.

2.5 Anders dan Studio Martis c.s. kennelijk menen kan de vraag of aan hun zijde sprake is van een individuele en excessieve last niet verwezen worden naar de schadestaatprocedure, aangezien daarvoor pas aanleiding zou kunnen zijn indien het hofvan oordeel is dat de Staat onrechtmatigjegens Studio Martis c.s. heeft gehandeld wegens schending van art. l EP. Voor dit laatste is immers vereist dat vast staat dat sprake is van een individuele en excessieve last, maar nu Studio Martis c.s.in dit opzicht niet hebben voldaan aan hun stelplicht is verwijzing naar de schadestaat niet aan de orde.

2.6 Nu Studio Martis c.s. niet hebben voldaan aan hun stelplicht komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of sprake is van een sprake is van een individuele en excessieve last. Dit betekent tevens dat de overige grieven geen nadere bespreking behoeven. Nu aan een essentiële voorwaarde voor een claim op basis van art. l EP niet is voldaan kunnen deze immers niet tot enig resultaat leiden.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14296

Beslag onder zichzelf ten laste van Stichting De Thuiskopie

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 16 oktober 2014, IEF 14296 (importeur tegen Stichting De Thuiskopie)
Uitspraak ingezonden door Martin Hemmer, Dennis van Tilborg en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD. Importeur van hard- en software verzoekt met succes verlof tot het leggen van beslag onder zichzelf ten laste Stichting De Thuiskopie in verband met gesteld ten onrechte betaalde thuiskopievergoeding. Een beroep wordt gedaan op de onterechte vergoeding, geïnd voor kopieën uit illegale bron IEF 13741 (ACI Amsterdam), en dat er geen onderscheid is gemaakt tussen Rome en niet-Rome visuele opnamen IEF 13278 (De Thuiskopie/Acer). De voorzieningenrechter acht het voorts aannemelijk dat indien de AMvB als basis voor het contract wordt aangetast, dit zijn weerslag zal hebben op de mogelijkheden voor verweerster om zich te beroepen op het verrekenings- en opschortingsverbod en de bezwaartermijn in het in dat geval op drijfzand berustende contract.

3.2.1. (...) De belangrijkste, door [verzoekers] in het verzoek en bij pleidooi meest uitgewerkte, reden is dat er in de thuiskopievergoeding mede een vergoeding voor privé-kopiëren uit illegale bron is verwerkt, hetgeen volgens het Hof van Justitie in strijd is met het Unierecht. Daarnaast hebben [verzoekers] aangevoerd dat ten onrechte geen onderscheid wordt gemaakt tussen Rome en niet-Rome visuele opnamen (zoals visuele opnamen van naburig rechthebbenden uit de VS). De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft voorlopig geoordeeld dat dit bezwaar zou kunnen leiden tot onverbindend verklaring van de AMvB.

3.2.2. [verzoekers] hebben tengevolge van de door hen gestelde onverbindendheid van de AMvB gedurende de periode vanaf de inwerkingtreding van de AMvB op 1 januari 2013 ten onrechte (althans een te hoog bedrag aan) thuiskopievergoeding afgedragen aan [verweerster 1].

4.3.
Het moge duidelijk zijn dat de voorzieningenrechter zich conformeert aan deze recente, op prejudiciële vragen van de Hoge Raad gegeven, uitspraak van het Hof van Justitie. Het Hof van Justitie heeft een duidelijk negatief oordeel gegeven over de wijze waarop de billijke compensatie als bedoeld in art. 5, lid 2, sub b, van de richtlijn bij de Nederlandse uitwerking van de richtlijn is bepaald. Dat de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in zijn brief van 17 april 2014 tot de conclusie is gekomen dat de AMvB waarin de thuiskopievergoeding is neergelegd, moet worden aangepast, lag dan ook voor de hand.
(...)
4.5.
De voorzieningenrechter acht het voorts aannemelijk dat indien de AMvB als basis voor het contract wordt aangetast, dit zijn weerslag zal hebben op de mogelijkheden voor [verweerster 1] om zich te beroepen op het verrekenings- en opschortingsverbod en de bezwaartermijn in art. 6 van het in dat geval op drijfzand berustende contract.

4.10. Voorshands acht de voorzieningenrechter het standpunt van [verzoekers], dat de AMvB in de hoofdprocedure onverbindend zal worden verklaard, zozeer verdedigbaar, dat dit mede de basis kan vormen voor het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir eigenbeslag.

4.11. Daarnaast is er dan ook nog steeds de met het vonnis van 22 november 2013 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag geslagen bres in de AMvB, waar het gaat om de in de thuiskopietarieven begrepen schade in verband met privékopiëren van audiovisuele opnamen uit niet-Rome landen. Afgewacht moet worden of [verweerster 1] deze bres in het bij het gerechtshof Den Haag aanhangige hoger beroep zal weten te dichten. De voorzieningenrechter constateert dat voorshands het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de Haagse voorzieningenrechter er ligt en dat hij gewicht aan het daarin gegeven oordeel mag toekennen. Overigens lijkt het wel aannemelijk dat het geldelijk belang van de problematiek van de downloads uit illegale bron groter is dan dat van de niet-Rome kwestie.
IEF 10559

Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU

Dit overzicht zal het komende jaar dienst doen als living document met voor de praktijk relevante rechtspraak van het HvJ EU sinds het voorjaar 2010, inclusief conclusies en aanhangige prejudiciële vragen. Steeds als er arresten zijn gewezen, conclusies zijn genomen of verzoeken zijn neergelegd wordt dit overzicht bijgewerkt (in deze serie: auteursrecht, modellenrecht, merkenrecht, octrooirecht en reclamerecht). 

Inhoudsopgave
A. HvJ EU
B. Gerecht EU
C. Conclusies HvJ EU
D. Aanhangige prejudiciële vragen
E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)

A. HvJ EU
1. HvJ EU 18 maart 2010, zaak C-136/09; IEF 8924 (Organismos Sillogikis Diacheirisis)
Installeren van tv's en verbinden met centrale antenne is mededeling aan het publiek.
2. HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 en C-144/09 (Pammer en Hotel Alpenhof)
Gerichtheid van een website op een bepaald land. Relevante factoren
3. HvJ EU 22 december 2010, C-393/09, IEF 9306, IT 194 (Softwarová)
Gebruikersinterface is geen computerprogramma maar kan wel auteursrechtelijk beschermd zijn.
4. HvJ EU 27 januari 2011, C-168/09, IEF 9367; Flos
Auteursecht mag niet worden uitgesloten voor modellen van vóór een bepaalde datum
5. HvJ EU 16 juni 2011, C-462/09, IEF 9791 (Thuiskopie/Opus)
Levering blanco CD of DVD uit ander land aan particulier is heffingsplichtig
6. HvJ EU 30 juni 2011, C-271/10, IEF 9864 (Leenrecht België)
Bij leenvergoeding moet rekening worden gehouden met aantal uitleningen
7. HvJ EU 22 september 2011, C-244/10 en C-245/10; IEF 10216  (Mesopotamia Broadcast en Roj TV / Duitsland)
Op eigen grondgebied kan Duitsland doorzending van tv-programma's in het Koerdisch die worden uitgezonden door Roj TV in Denemarken niet verbieden.
8. HvJ EU 4 oktober 2011, C-429/08 en C-403/08, IEF 10286 (Premier League)
Strijd met vrij verkeer van diensten en harmonisatie auteursrecht
9. HvJ EU 13 oktober 2011, C-431/09 en C-432/09, IEF 10332 (Airfield en Canal Digitaal)
Bij nieuw publiek maakt satellietpakket aanbieder (ook) openbaar
10. HvJ EU 25 oktober 2011, C-509/09 en C-161/10; IEF 10395 (eDate)
Slachtoffers van inbreuken op de persoonlijkheidsrechten via internet kunnen zich voor de volledige schade tot de gerechten van hun woonstaat wenden.
11. HvJ EU 24 november 2011, C-70/10, IEF 10551 (Scarlet Extended / SABAM)
Algemeen preventief filtergebod mag niet zonder wettelijke basis
12. HvJ EU 24 november 2011, C-283/10, IEF 10550 (Circul Globus Bucureşti)
Mededeling aan publiek dat niet aanwezig is op de plaats waar de mededeling wordt gedaan, Openbaarmaking ter plaatse geharmoniseerd?
12. HvJ EU 12 april 2011, C-145/10; IEF 10611 (Eva Maria Painer)
Opsporing. Citaatrecht. Bronvermelding. Verveelvoudigingsrecht.
13. HvJ EU 17 januari 2012, C-302/10, IEF 10831; Infopaq II
Wanneer is er sprake van vastlegging van voorbijgaande aard?
14. HvJ EU 9 februari 2012, C-277/10, IEF 10887 (Luksan tegen Van der Let)
Exploitatierecht komen rechtstreeks en oorspronkelijk toe aan de hoofdregisseur (billijke vergoeding o.g.v. 17 EU handvest)
15. HvJ EU 16 februari 2012, C-360/10; IEF 10920 (Sabam tegen Netlog)
Sociale netwerksite/hostingdienstverlener kan door een nationale rechter niet worden gelast een filtersysteem te installeren.
16. HvJ EU 1 maart 2012, zaak C-604/10; IEF 10977 (Football Dataco e.a. tegen Yahoo UK Ltd e.a.)
Databankenrecht of auteursrecht op lijsten met voetbalwedstrijden? Op lijsten van voetbalwedstrijden rust geen auteursrecht wanneer het is gedicteerd door regels of beperkt zonder ruimte voor creatieve vrijheid.
17. HvJ EU 15 maart 2012, C-162/10, IEF 11046; (Phonographic Performance Ireland)
Een hotelexploitant die fonogrammen doorgeeft in zijn gastenkamers dient de producenten een billijke vergoeding te betalen. De lidstaten kunnen deze hotelexploitant niet vrijstellen van de verplichting om een dergelijke vergoeding te betalen.
18. HvJ EU 15 maart 2012, C-135/10; IEF 11045 (SCF Consorzio Fonografici)
Een tandarts die in zijn particuliere praktijk kosteloos fonogrammen uitzendt, verricht geen „mededeling aan het publiek” in de zin van het Unierecht.
19. HvJ EU 19 april 2012, C-461/10; IEF 11204 (Bonnier Audio)
Verhouding tussen de door ISP te verschaffen NAW-gegevens bij gestelde auteursrechtinbreuk en de handhavingsrichtlijn
20. HvJ EU 24 april 2012, C-510/10; IEF 11233 (DR TV2 Danmark)
Wanneer er sprake is van tijdelijke vastlegging door een omroep en uitleg 'eigen middelen'.
21. HvJ EU 2 mei 2012, C-406/10; IEF 11257 (SAS Institute)
Functionaliteit van een computer programma en programmeertaal wordt niet door het auteursrecht bescherming.
22. HvJ EU 21 juni 2012, zaak C-5/11, IEF 11472 (Donner)
Uitleg begrip distributie onder het publiek: wanneer reclame wordt gemaakt om auteursrechtelijk beschermde werken te leveren in een andere lidstaat.
23. HvJ EU 5 juli 2012, C-128/11; IEF 11521 (UsedSoft)
Er is er sprake van uitputting van licenties van gedownloade software. Over de rechten van de rechtmatige verkrijger van tweedehands software
24. HvJ EU 18 oktober 2012, C-173/11; IEF 11885 Football Dataco II
Opvraging en hergebruik, databankenrecht en IPR
25. HvJ EU 22 januari 2013, zaak C-283/11, IEF 12254 (Sky Österreich tegen Österreichischer Rundfunk)
Eigendomsrecht. Unierecht biedt voor sportwedstrijden geen IE-bescherming. Geen aantasting geldigheid audiovisuele mediadiensten.
26. HvJ EU 7 maart 2013, in zaak C-607/11, IEF 12409 (ITV Broadcasting tegen TV Catch Up Ltd) - dossier
Wederdoorgifte via internet is onder omstandigheden 'mededeling aan het publiek'; free-to-air en derde partijen die achter een inlog werken aanbieden.
27. HvJ EU 27 juni 2013, gevoegde zaken C-457/11; C-458/11; C-459/11; C-460/11, IEF 12809 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten) - dossier - persbericht
BGH stelt vragen over auteursrechtelijke heffing op fotokopieerapparaten, printers, scanners en PC’s. Reproductie met behulp van een proces waarbij als tussenstadium een digitale afbeelding wordt opgeslagen op een computer of geheugendrager.
28. HvJ EU 11 juli 2013, zaak C-521/11, IEF 12851 (Amazon.com) - dossier
Billijke vergoeding thuiskopie, mits aantoonbaar gebruikt voor andere handeling
29. HvJ EU 18 juli 2013, zaak C-201/11P, IEF 12885 (UEFA tegen Commissie); zaken C-204/11P C-205/11P (FIFA tegen Commissie)
Beperking financiële vergoeding voor korte (voetbal)fragmenten gerechtvaardigd.
30. HvJ EU 19 december 2013, zaaknr. C‑202/12, IEF 13350 (Innoweb tegen Wegener)  - dossier
Uitleg hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een dedicated metazoekmachine.
31. HvJ EU 3 oktober 2013, IEF 13101, zaak C-170/12 (Pinckney tegen KDG Mediatech) - dossier
Cd's grensoverschrijdend op internet aangeboden. Bevoegde instantie volgens EEX-vo. : plaats vestiging aanbieder: volledige schade; land waarop site is gericht: alleen schade desbetreffende land. Plaats waar schadebrengende feit (materiële drager branden) zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
32. HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:88, IEF 13438 (Ryan Air tegen PR Aviation)
Hoge Raad schaft geschriftenbescherming af en stelt HvJ EU vraag over bescherming van online databanken en contractuele beperking.
33. HvJ EU 23 januari 2014, zaak C-355/12, IEF 13453 (Nintendo e.a.) - dossier
De omzeiling van het beschermingssysteem van een spelcomputer kan in bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn.
34. HvJ EU 6 februari 2014, IEF 13513, zaak C-98/13 (Blomqvist tegen Rolex) - dossier
Bescherming op het ogenblik dat een in China gekocht goed op het grondgebied komt
35. HvJ EU 13 februari 2014, IEF 13540, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever)
Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming
36. HvJ EU 27 februari 2014, IEF 13584, zaak C-351/12 (OSA tegen Lécebné lázne Mariánské Lázne)
Kuuroord doet mededeling aan patiënten
37. HvJ EU 27 maart 2014,  IEF 13690, zaak C-314/12 (UPC Telekabel Wien, inzake: Kino.to)
Grondrechten staan websiteblokkade zonder precisering maatregelen niet in de weg
38. HvJ EU 3 april 2014, IEF 13723, zaak C-387/12, (Hi Hotel HCF)
Rechter is bevoegd als schade kan intreden in het rechtsgebied. Heeft het Duitse gerecht heeft jurisdictie over een auteursrechtinbreuk waarbij de medeplichtige handeling in Frankrijk plaatsvond.
38. HvJ EU 10 april 2014, IEF 13741, zaak C-609/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting De Thuiskopie)
Thuiskopie uit illegale bron (en heffen) is niet toegestaan
39. HvJ EU 5 juni 2014, IEF 13913, zaak C-360/13 (Public Relations Consultants Association tegen Newspaper Licensing Agency)
Browsen valt onder tijdelijke-kopie exceptie
40 HvJ EU 3 september 2014, IEF 14169, zaak C-201/13 (Johan Deckmyn en Vrijheidsfonds VZW tegen Helena Vandersteen e.a.)
Ruim baan voor de Europese parodie
41. HvJ EU 4 september 2014, IEF 14142, zaak C-114/12 (EC tegen Raad van de EU)
Nietigverklaring besluit Raad van de EU over verdrag Raad van Europa over bescherming naburige rechten
42. HvJ EU 11 september 2014, IEF 14192, Zaak C-117/13 (TU Darmstadt tegen Eugen Ulmer KG)
Elektronische leesplaatsen; Digitalisatie door bibliotheken toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden
43. HvJ EU 18 september 2014, IEF 14209, zaak C-205/13 (Hauck tegen Stokke)
Tripp Trapp-kinderstoel en de aard van de waar

B. Gerecht EU
1. Gerecht EU 12 april 2013, zaaknr. T-442/08, IEF 12556 (CISAC-European Broadcasting Union tegen Europese Commissie)

C. Conclusies A-G HvJ EU
1. Conclusie AG HvJ EU 18 juni 2014, IEF 13953, zaak C-463/12 (Copydan Båndkopi)
Geen onderscheid thuiskopievergoeding maken in wel/niet verwijderbare telefoongeheugenkaarten

D. Aanhangige prejudiciële vragen
1.Hogere  voorziening gevraagd aan HvJ EU van 2 maart 2011, C-103/11P; Systran / Europese Commissie
Hogere voorziening inzake verkeerd toepassen van intellectuele eigendomsrechtregels betreffende eigendom, inbreuk en uitleg van de excepties [Gerecht EU T-19/07].
4. Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 15 mei 2013, zaak C-279/13, IEF 12808 (C More Entertainment tegen Sandberg) - dossier
6. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 8 november 2013, zaak C-572/13, IEF 13420 (Hewlett-Packard Belgium tegen Reprobel) - dossier.
Billijke vergoeding voor reproducties, forfaitaire vergoeding en bladmuziek.
7. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 11 april 2013, zaak C-516/13,IEF 13252 (Dimensione Direct Sales tegen Knoll) - dossier
Over de omvang van het distributierecht bij werken van toegepaste kunst en het maken van reclame.
8. Prejudiciële vragen aan HvJ EU 5 augustus 2013, C-441/13, IEF 13169 (Pez Hejduk tegen EnergieAgentur.NRW GmbH) - dossier
Rechterlijke bevoegdheid bij auteursrechtinbreuk bij topleveldomein van een andere lidstaat.
9. Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 9 juli 2013, zaak C-413/13, IEF 13168 (FNV KIEM tegen De Staat) - dossier
Vragen over CAO die ziet op de tarieven die musici minimaal moeten ontvangen.
10. Prejudiciële vraag gesteld aan HvJ EU 22 januari 2014, IEF 13596, zaak C-41/14 (Christie’s France)
Kan van het volgrecht contractueel worden afgeweken?
11. Hof van Beroep Brussel 17 juni 2014, IEFbe 898 (SBS Belgium tegen SABAM)
Over uitzending via directe injectie als mededeling aan het publiek

E. Verder in de pijplijn (vragen nog niet definitief gesteld)
1. BGH 6 februari 2013, I ZR 124/11, IEF 12327 (Videospiel-Konsole) persbericht 25/13
BGH stelt vragen over technische beschermingsmaatregelen voor computerspellen als hybride producten.

IEF 14275

Illegale kopie van bollywood-dvd Blue

Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14275 (D. tegen KMI Movies e.a.)
Uitspraak ingezonden door Derya Ada, Kneppelhout & Korthals. Auteursrecht. Bollywood. Bewijsopdracht uit IEF 12255. Dat KMI de videotheek dreef waar een kopie van de film "Blue" is verkocht op 9 januari 2010, is enkel onderbouwd door een verklaring van één getuige. Daartegenover staan diverse (schriftelijke) verklaringen en o.a. een huurovereenkomst. Het verweer van S., dat tasjes met aangekochte illegale kopieën zijn verwisseld, slaagt niet. Er wordt voldoende aangetoond dat de in depot gegeven dvd's afkomstig zijn van gedaagden en dat het om illegale kopieën van de film "Blue" gaat.

Lees de uitspraak hier (IEF 14275 - pdf / HTML)

IEF 14259

Wapperen met IE-rechten op off-shore ankers

Vrz. Rechtbank Den Haag 3 oktober 2014, IEF 14259 (Mooreast Asia tegen Vrijhof Anchors)
Uitspraak ingezonden door Sven Klos en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Onrechtmatige mededeling. Wapperen. Partijen zijn beiden actief in productie, ontwerp en verkoop van off-shore ankers. Vrijhof heeft na het einde van de samenwerking brieven gestuurd aan klanten, waarin onrechtmatig wordt gewapperd met IE-rechten. Het gebruik van woorden als 'genuine designs, lookalike anchors, non-original equipment' zijn medebepalend voor de indruk van de brief. De voorzieningenrechter oordeelt dat Vrijhof onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Mooreast heeft gehandeld. Er wordt een wapperverbod gegeven, de brief moet worden gerectificeerd en er wordt opgave bevolen.

4.10. (...) Hoewel, zoals Vryhof terecht heeft aangevoerd, in de brief niet letterlijk staat dat Vryhof beschikt over enig intellectueel eigendomsrecht ten aanzien van de Stevpris en Stevshark ankers, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de mededelingen in de brief wel deze strekking hebben. De ontvanger van de brief wordt immers geïnformeerd dat Mooreast ankers heeft aangeboden en verkocht die wellicht lijken op de authentieke ontwerpen, maar niet zijn gebouwd conform de tekeningen, regels, restricties en krachtberekeningen die Vryhof daarvoor heeft vastgesteld. Het gebruik van de woorden als 'genuine designs', 'lookalike anchors', 'IP-related disputes', 'non-original equipment' zijn medebepalend bij het wekken van die indruk.

4.13. De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van Vryhof dat zij in de brief slechts duidelijk maakt dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Vryhof en Mooreast is geëindigd en dat Mooreast dan ook niet langer ankers afkomstig van Vryhof kan leveren en ook niet langer gerechtigd is ankers te produceren en te leveren op basis van ontwerptekeningen van Vryhof. Dit staat niet met zoveel woorden in de brief en is, zoals hiervoor overwogen, ook niet de strekking van de brief. Dat Mooreast op een andere grond niet gerechtigd zou zijn ankers met een uiterlijk dat overeenstemt met de Stevpris respectievelijk de Stevshark ankers op de markt te brengen, is door Vryhof niet gesteld. Mooreast heeft overigens betwist voor haar ankers gebruik te maken van ontwerptekeningen en specificaties van Vryhof.
IEF 14254

Kleurcombinatie en vormgevingslementen van een schommelattractie

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 oktober 2014, IEF 14254 (Kermis en Machinebouw Gaasendam tegen X)
Uitspraak ingezonden door Douglas Mensink en Henk Bethlehem, Micta. KMG ontwikkelt, ontwerpt en produceert kermisattracties, waaronder een schommelattractie genaamd 'Freak Out'. Het feit dat 'Freak Out' moet voldoen aan technische en functionele eisen betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een beschermd werk. Het zogenaamde Umfeld toont diverse manieren waarop een vergelijkbare attractie kan worden ontworpen en er voldoende creatieve keuzes mogelijk zijn. De specifieke (kleur)combinatie en uitwerking van (vormgevings)elementen zijn voldoende voor auteursrechtelijke bescherming. Van een verveelvoudiging ex 13 Aw is sprake, een stakingsverbod wordt opgelegd.

4.17 In het onderhavige geval zijn de vormgeving van de diverse elementen en de (kleurencombinaties van) de versieringen van de 'Freak Out' auteursrechtelijk beschermd. Vergelijking van de totaalindrukken van de werken van partijen wijst uit dat zowel de vormgeving als de versiering van element die beeldbepalend zijn voor de totaalindruk van de 'Freak Out' één op één in het ontwerp van de 'Hang Over' lijken te zijn overgenomen. Dit geldt met name voor de plaatsing, vormgeving en kleurstelling van de meest in het oog springen elementen: de masten, de supports onderaan de masten, de draagarm en de klepel en het hekwerk. Het kleurengebruik van de primaire kleuren rood, geel en groen en blauw en de spiraalvormige roze band op de gele achtergrond van de draagarm en de klepel zijn bij het ontwerp van de 'Hang Over' nagenoeg gelijk aan het ontwerp van de 'Freak Out' van KMG.
(...)
IEF 14244

Striping op voertuig geen inbreuk op politiestriping

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 29 september 2014, IEF 14244 (Staat der Nederlanden tegen Darkness Reigns)
Auteursrecht. Merkenrecht. Striping (na aanpassing) op voertuig gedaagde niet in strijd met het auteursrecht of merkenrecht van de Staat en evenmin onrechtmatig jegens de Staat. Het meest kenmerkende verschil wordt echter gevormd door de opvallende dubbele gele strepen, een brede en een smalle, die over de gehele omtrek van de Auto loopt, hetgeen bij de politiestriping en secundaire striping niet het geval is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de totaalindrukken verschillen. De auto wordt enkel gebruikt voor festivalbezoek en vakantie, en niet voor commerciële doeleinden.

 

Auteursrecht
4.5. Van verveelvoudiging als door de Staat gesteld is sprake indien de striping, zoals gebruikt door [gedaagde sub 2] op de Auto, een reproductie dan wel een gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm is van de striping die de Staat hanteert. De striping die [gedaagde sub 2] gebruikt op de Auto bevat enkele elementen die zijn overgenomen uit het werk van de Staat. Bij zowel de striping op de Auto als de politiestriping loopt het lijnenspel op de voor- en achterzijde van de auto’s naar elkaar toe. De striping op de zijkanten van de Auto is, net als bij de politiestriping en secundaire striping, aangebracht in een hoek van, op het oog 40°. Verder is in alle gevallen sprake van rechte afsneden en een symmetrisch lijnenspel. Net als bij de secundaire striping is sprake van enkele lijnen. Ook geldt dat het kleurgebruik van de striping op de Auto overeenstemt met de striping van de auto’s van Dynamic Diplomatic Surveillance. Evenwel is er ook een aantal verschillen tussen de striping op de Auto en de striping die de Staat hanteert. Zo bevindt het lijnenspel op de achterkant van de Auto zich - anders dan bij de politiestriping en secundaire striping - onder het nummerbord, heeft de Auto op de achterkant en zijkanten meer lijnen en is het lijnenspel aan de voor- en achterzijde van de Auto hoger afgesneden. Het meest kenmerkende verschil wordt echter gevormd door de opvallende dubbele gele strepen, een brede en een smalle, die over de gehele omtrek van de Auto loopt, hetgeen bij de politiestriping en secundaire striping niet het geval is. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van overeenstemmende totaalindrukken tussen de striping die [gedaagde sub 2] hanteert en de striping waarop de Staat het auteursrecht stelt te hebben. Hooguit is sprake van een globale gelijkenis en dat is niet voldoende voor het aannemen van een inbreuk op het auteursrecht (HR 13 oktober 1989, NJ 1990/337). De vorderingen van de Staat gegrond op het auteursrecht zullen dan ook worden afgewezen. Om die reden zal de voorzieningenrechter het beroep van Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] op artikel 16b Auteurswet onbesproken laten.

4.7. (...) Bij een beeldmerk gaat het om visuele gelijkenis. Visueel beschouwd bestaat het beeldmerk van de Staat uit lijnen in drie kleuren die, op het oog, lopen in een hoek van 40°. Op de voor- en achterzijde van de Auto gebruiken Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] lijnen die lopen in een V. Deze verschillen daarmee sterk van het lijnenspel van het merk. De lijnen op de zijkanten van de Auto lopen weliswaar in een hoek van, op het oog, 40 °, maar bestaan slechts uit twee kleuren. Bovendien wordt het lijnenpatroon op de Auto doorbroken door een opvallende dubbele gele streep.

4.8. De voorzieningenrechter is gelet op dit voorgaande van oordeel dat de totaalindrukken van het merk en teken zodanig verschillen dat geen sprake is van gebruik van een met het merk overeenstemmend teken. Daar komt nog bij dat als onbetwist is komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] de Auto enkel gebruikt voor festivalbezoek en vakantie. Het moet er zodoende rechtens voor worden gehouden dat de Auto niet gebruikt is voor commerciële doeleinden. Derhalve kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen van het merk. Afbreuk aan het onderscheidend vermogen kan evenmin worden vastgesteld, nu het teken zodanig van het merk verschilt dat geen verwarring is te duchten bij het relevante publiek. De vorderingen van de Staat gegrond op het merkenrecht zullen dan ook worden afgewezen.

Op andere blogs:
Dirkzwager IE & IT

IEF 14243

Kuifje-oeuvre in uitnodiging voor ledenvergadering

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 september 2014, IEF 14243 (Moulinsart tegen Hergé Genootschap)
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Fox Waldmeister. Citaatrecht. Moulinsart beschermt, promoot en beheert het oeuvre Hergé, de geestelijk vader van Kuifje. De rechtbank oordeelde in de bodemprocedure IEF 13558 dat er sinds 2000 een overeenkomst bestond op grond waarvan voor dergelijk gebruik toestemming is gegeven tot 1 juli 2012. De rechten op de stripboeken liggen bij uitgeverij Casterman, die van overige werken bij Vlamynck. Moulinsart heeft niet gemotiveerd dat de door haar gestelde inbreuken door HG in de uitnodiging voor een ALV het oeuvre betreft waarop Vlamynck auteursrechten zou hebben. De vorderingen worden afgewezen.

4.5. In dit kort geding kan er dus, anders dan in de bodemprocedure, niet vanuit worden gegaan dat de auteursrechten op het gehele oeuvre Hergé door Moulinsart kunnen worden uitgeoefend. Moulinsart heeft echter niet gemotiveerd waarom aangenomen moet worden dat de door haar gestelde inbreuken door HG nu juist het deel van het oeuvre betreft waarop Vlamynck auteursrechten zou hebben. Het merendeel van de illustraties en teksten in de publicaties van HG waartegen Moulinsart zich keert, lijken integendeel juist te zijn overgenomen uit de stripboeken terwijl Moulinsart geen onderscheid heeft gemaakt tussen werken waarvan het auteursrecht zou berusten bij Vlamynck en werken waarvoor dat niet geldt. Aldus bestaat teveel onduidelijkheid over het recht van Moulinsart zich tegen de gestelde inbreuken te verzetten. Al hierop stuit het gevorderde inbreukverbod af, evenals de vordering tot opgave van publicaties van HG, voor zover deze laatste vordering al als spoedeisend kan worden aangemerkt.

4.6. HG heeft de voorzieningenrechter verzocht zich (...) niettemin ook uit te spreken over haar beroep op het citaatrecht. Een dergelijk oordeel is echter niet zinvol nu al niet duidelijk is welke afbeeldingen en citaten onderzocht zouden moeten worden.

Lees de uitspraak (IEF 14243 pdf/ ECLI:NL:RBDHA:2014:11809 link)