Auteursrecht  

IEF 7981

Bladvoeding (eindvonnis)

Vzr. Rechtbank Utrecht, 12 juni 2009, KG ZA 09-143, Filocal Europe B.V. tegen European Fruitservice Board B.V. (met dank aan Gitta van der Meer, BINGH Advocaten en Jan-Marcel van de Riet, Amice advocaten).
 
Merkenrecht. Auteursrecht. Eindvonnis na Vzr. Utrecht, 25 maart 2009, IEF 7800. Eerst even voor jezelf lezen. Stukgelopen samenwerking. Partijen hebben geen duidelijke regeling hebben getroffen over de verdeling van de intellectuele eigendomsrechten na het einde van de samenwerking, en Filocal c.s. kunnen zich voorshands niet verzetten tegen het gebruik door Kurver c.s. van door intellectuele eigendomsrechten beschermde logo’s, labels en (merk)namen. 

“2.7. Het bovenstaande brengt reeds mee dat voorshands niet met d ein kort geding vereiste stelligheid aannemelijk is dat Kurver c.s. inbreuk maakt op de IE-rechten van Filocal c.s. althans onrechtmatig jegens Filocal c.s. handelt. Dit betekent dat de vorderingen van Filocal c.s. dienen te worden afgewezen. Alle overige verweren van Kurver c.s. en de reactie van Filocal c.s. behoeven om die reden geen bespreking.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7978

Het belang van het omrollen

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 18 juni 2009, KG ZA 09-430, Poot tegen Uitgeverij SWO B.V. (met dank aan Judith van Schie, Bousie advocaten). 

Auteursrecht. Eerst even voor jezelf lezen. Geen auteursrechtinbreuk door een tijdschriftartikel, preventief publicatieverbod van een manuscript afgewezen.

4.3. (…) Uit een vergelijking (…) volgt naar oordeel van de voorzieningenrechter dat dat Soeting in haar artikel voldoende afstand heeft genomen van het werk van Poot-Van der Windt. Weliswaar wordt in beide werken over hetzelfde onderwerp geschreven, te weten het omrollen van baby’s, maar de uitwerking van het onderwerp is een geheel andere. (…) De overeenkomsten tussen de werken zijn het gevolg van de beschrijving van de techniek van het omrollen, een, zoals Poot-Van der Windt ook heeft erkend, bekende techniek die door iedereen mag worden beschreven.

(…) 4.5. Ten aanzien van het manuscript wordt SWP gevolgd in haar stelling dat in het midden kan blijven of daarmee inbreuk is gemaakt op het auteursrecht van Poot-Van der Windt omdat het manuscript niet openbaar is gemaakt. In tegenstelling tot hetgeen Poot-Van der Windt heeft aangevoerd, kan het ter beschikking stellen van het manuscript aan één persoon teneinde er een voorwoord in te schrijven, niet worden aangemerkt als een openbaarmaking. SWP heeft verder toegezegd het manuscript in de huidige vorm niet te zullen publiceren. De inhoud van het (niet gepubliceerde) manuscript behoeft dan ook geen bespreking.

4.6. (…) De enkele omstandigheid dat dat Soeting in het oorspronkelijke manuscript over hetzelfde onderwerp heeft geschreven als Poot-Van der Windt in haar werken heeft gedaan, waarbij zij delen van de werken van Poot zonder bronvermelding heeft overgenomen is onvoldoende om Poot-Van der Windt een inzagerecht te geven voor een toekomstig manuscript.

Lees het vonnis hier.

IEF 7976

Niet als een publiek kan worden beschouwd

coaxkabeltjeHoge Raad, 19 juni 2009, 07/12553, Vereniging Buma tegen Chellomedia B.V. (met dank aan Radboud Ribbert, Ribbert Advocaten & Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Arrest in zaak over kabelkopstations en openbaarmaking (zie IEF 7726). Maakt Chellomedia met verzending aan kabelkopstations openbaar? Nee.

2.3 (…) Dit brengt mee dat het begrip "openbaarmaking" van art. 12 Auteurswet ten minste moet beantwoorden aan het begrip "mededeling aan het publiek" van art. 3 van de richtlijn, en dat de invulling die het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJEG) aan "mededeling aan het publiek" geeft, tevens bepalend is voor de minimale reikwijdte van "openbaarmaking" in art. 12 Auteurswet.

2.4  (…) Onder "openbaarmaking" als bedoeld in art. 12 Auteurswet vallen daarom geen bekendmakingen aan (groepen van) personen die niet behoren tot het in de richtlijn bedoelde "publiek"

2.5 Het HvJEG heeft in punt 37 van zijn arrest in de zaak SGAE/Rafael Hoteles herhaald dat het woord "publiek" ziet op een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers, waarbij het hof onder meer verwees naar (…)  Lagardère Active Broadcast / SPRE) (…) Dit een en ander brengt mee dat, anders dan Buma betoogt, de uitleg die het HvJEG in het arrest in de zaak Lagardère heeft gegeven aan het woord "publiek" in art. 1 lid 2, onder a, van de richtlijn 93/83, tevens bepalend is voor de uitleg van "publiek" in art. 3 van de richtlijn 2001/29 en, gezien het hiervoor in 2.3 en 2.4 overwogene, voor de thans aan "openbaarmaking" in art. 12 Auteurswet te geven richtlijnconforme uitleg.

2.6 Terecht heeft derhalve het hof in rov. 4.4 - 4.6 van het bestreden arrest, dat is gewezen voordat het HvJEG het arrest in de zaak SGAE/Rafael Hoteles had gewezen, onderzocht of de handelingen van Chellomedia vallen onder het begrip "mededeling aan het publiek" zoals het HvJEG dat begrip nader heeft bepaald in het arrest Lagardère, en evenzeer terecht hebben het hof en de rechtbank het lot van de vorderingen van Buma daarvan doen afhangen.

2.7 Nu het HvJEG in de overwegingen 31 en 35 van zijn arrest in de zaak Lagardère heeft vastgesteld "dat een beperkte kring van personen die van de satelliet afkomstige signalen alleen met een professionele uitrusting kunnen ontvangen, niet als een publiek kan worden beschouwd, aangezien dit uit een onbepaald aantal potentiële luisteraars of kijkers moet zijn samengesteld"  en "dat de signalen voor het publiek bestemd moeten zijn en niet de programma's waarvan zij de drager zijn" moet, gezien het hiervoor overwogene, worden aangenomen dat het begrip "openbaarmaking" als bedoeld in art. 12 Auteurswet niet omvat het uplinken en downlinken van gecodeerde programmasignalen die niet door het publiek maar uitsluitend door ontvangende kabelkopstations en/of DTH-platforms worden opgevangen die deze decoderen door middel van professionele en niet voor de consument beschikbare decodeerapparatuur teneinde die signalen (opnieuw gecodeerd) aan het (geabonneerde) kijkerspubliek door te geven. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat de handelingen van Chellomedia die in deze procedure aan de orde zijn, geen "openbaarmaking" in de zin van art. 12 Auteurswet opleveren van auteursrechtelijk beschermde werken uit het Buma-repertoire . De vorderingen van Buma zijn derhalve terecht afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 7973

Eindrapport Parlementaire Werkgroep Auteursrecht

We leven weer eens in interessante tijden. Het auteursrecht moet op de schop, “het auteursrecht verkeert in een soort van crisis”, zo stelt de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht letterlijk in haar vandaag verschenen eindrapport. Allereerst maar even wat citaten:

“In de afgelopen maanden heeft de werkgroep zich een ruim beeld kunnen vormen van het auteursrecht. Zij heeft moeten constateren dat het wetgevingskader sterk is verouderd. De wetgever loste urgente problemen met lapmiddelen op. De werkgroep is van mening dat het auteursrecht in een soort van crisis verkeert, waarbij wetgeving en nieuwe beleidskaders niet het enige antwoord kunnen zijn van de regering. Het auteursrecht is aan vernieuwing toe. De werkgroep stelt vast dat ook de internationale en Europese regelgeving op het terrein van het auteursrecht verouderd is. Zij constateert dat de nationale oplossingen die de verschillende lidstaten van de Europese Unie kiezen zeer uiteen lopen. Omdat de Europese ontwikkelingen muurvast zitten, meent de werkgroep dat het goed is wanneer Nederland zelf haar visie ontwikkelt op het auteursrecht om daar waar het Europese regelgeving aangaat vervolgens de andere lidstaten warm voor te maken.”

Aanbevelingen voor de toekomst: De werkgroep is van mening dat het auteursrecht in zijn geheel aan modernisering onderworpen zal moeten worden. Een eenduidige Europese aanpak van het auteursrecht zal in de ogen van de werkgroep nog niet snel tot stand komen. De individuele lidstaten denken er te verschillend over. Dit sterkt de werkgroep in haar oordeel dat Nederland niet meer moet wachten op voorstellen uit Brussel maar een eigen koers moet gaan varen. (…)

De werkgroep heeft geconstateerd dat er veel kansen liggen voor de film- en muziekindustrie om het internet te gebruiken om hun materiaal te promoten. (…) Het is echter niet aan de werkgroep om dit verder uit te werken, dat is aan de industrie zelf.

De werkgroep is van mening dat de inhoud (content) los moet worden gezien van de drager. In de toekomst zullen steeds vaker film, game en muziek zelf van belang zijn, niet hoe of waar het wordt bekeken, gespeeld of beluisterd. De werkgroep ziet deze ontwikkeling terug bij het kijken 'on demand' of het kopen van MP3-muziek. De thuiskopieheffing lijkt daarmee ten dode opgeschreven. De werkgroep stelt dan ook voor om de heffing stapsgewijs terug te brengen naar nul voor alle dragers. In die tijd moet het voor de entertainmentindustrie mogelijk zijn om zelf businessmodellen op te zetten om op internet geld te verdienen. Inhoud is belangrijker dan de drager en daar hoort een licentiesysteem bij als verdienmodel.

De thuiskopieheffing zou in een tijdsbestek van drie jaar afgebouwd moeten worden. Het afbouwen zal echter synchroon moeten lopen aan de strafbaarstelling van het downloaden van materiaal waarvoor door de maker geen toestemming voor vermeerdering is gegeven. Onderzocht dient te worden of en op welke wijze hiertoe de wet aangepast moet worden. In de tussentijd is het niet wenselijk de heffingen uit te breiden.

Er dient gewerkt te worden aan een cultuuromslag bij de consument. De entertainmentindustrie heeft geen kans om te concurreren zolang er gratis aanbod is. Daarom moet de industrie beter wettelijk gefaciliteerd worden om het illegale aanbod aan te pakken. Het ministerie van Justitie dient ervoor zorg te dragen dat er adequate wetgeving komt. Downloaden wordt strafbaar maar pas nadat de industrie ervoor heeft gezorgd dat hun product los van de drager wordt aangeboden. Zo moet het voor muziek en films mogelijk zijn om een licentie voor het gebruik te kopen, hetgeen een eenmalige aanschaf van het product verzekert. Een dergelijk licentiemodel zal ook voor games en software ontwikkeld moeten worden, zodat men betaalt voor het gebruik van de game los van welke drager de game heeft.

Het product mag dan onbeperkt in de huiselijke kring gebruikt worden. De daling van de verkoop door piraterij zal moeten leiden tot een totaal verbod op downloaden.

Er dient wetgeving te komen die voorkomt dat websites of webdiensten ongestraft massaal in of vanuit Nederland grootschalige, overwegend illegaal gekopieerde bestanden kunnen (blijven) distribueren

Ook dient bij de wet geregeld te worden dat personen of bedrijven, die aantoonbaar massale distributie van illegaal gekopieerde bestanden geheel of ten dele faciliteren of commercieel exploiteren, aansprakelijk of strafbaar zijn.

Bovendien dient wettelijk te worden geregeld dat Nederlandse internet ISP's of hostingproviders klantgegevens beschikbaar hebben van personen of bedrijven die via hun infrastructuur aantoonbaar en in overwegende mate massale distributie van illegaal gekopieerde bestanden geheel of ten dele faciliteren of commercieel exploiteren en daarmee aansprakelijk zijn of verantwoordelijk kunnen worden gehouden door rechthebbenden

Er zal ook een wet dienen te komen die voorkomt dat Nederlandse consumenten ongehinderd kunnen downloaden, door dit downloaden strafbaar te stellen, maar pas nadat de industrie een systeem van licenties heeft uitgewerkt. De werkgroep realiseert zich dat ten opzichte van de handhaving keuzes moeten worden gemaakt. Met betrekking tot minderjarigen zal er verhaalsrecht op ouders/verzorgers mogelijk moeten zijn. Waarschuwen vóór vervolgen heeft prioriteit en wetgeving zal pas van kracht moeten worden wanneer de drager losgekoppeld is van het product.

Het is in eerste instantie aan de collectieve beheersorganisaties zelf om het vertrouwen te herstellen, om de kloof tussen rechthebbenden en gebruikers te dichten. Ondanks de waardering voor de ondernomen initiatieven, leeft bij de werkgroep het besef dat de gevoelens van ongenoegen vanuit de sector zo groot zijn dat er meer gedaan zal moeten worden om tegemoet te komen aan de bezwaren.

Ook de ministers van Justitie en van Economische Zaken zijn zich, mede dankzij de politieke druk, goed bewust van de problemen. Er ligt een wetsvoorstel dat het toezicht op de collectieve beheersorganisaties moet verstevigen en verbreden. Maar de voorliggende kabinetsvoorstellen dragen niet bij aan het vergroten van de transparantie van het systeem van collectieve beheersorganisaties. Bovendien biedt het geen oplossing om de kloof te dichten en het wantrouwen weg te nemen. Daartoe zijn echt aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Een goed functionerend systeem van collectieve beheersorganisaties is van belang om de houdbaarheid van het privaatrechtelijke systeem van auteursrechtenvergoedingen te kunnen garanderen. Daartoe doet de werkgroep de volgende aanbevelingen. Vanuit de gebruikers bezien, dient toegewerkt te worden naar één collectieve beheersorganisatie, via welke alle repartities en inningen plaatsvinden.

Er moet een geschillencommissie komen, waar onenigheden over tarieven en inningen kunnen worden aangebracht.

Er moet een goed functionerend klachtenorgaan komen waar zowel rechthebbenden als gebruikers terecht kunnen voor hun klachten over het functioneren van de collectieve beheersorganisatie. Dit klachtenorgaan, moet meer omvatten dat een 'klachten-intakepunt', namelijk ook garantie bieden op een snelle, onafhankelijke en adequate afhandeling.

Centrale afspraken dienen te worden gemaakt over de wijze waarop de governance van de collectieve beheersorganisaties wordt vormgegeven.

Wat betreft de financiën, dienen centrale afspraken gemaakt te worden over:
o de maximaal toegestane hoogte van de overhead (kosten);
o de maximaal toegestane hoogte van de hangende gelden;
o de maximaal toegestane hoogte van uitkeringen aan (culturele) doelen, anders
dan de uitkering aan rechthebbenden;
o de onwenselijke situatie dat collectieve beheersorganisaties beleggen in
risicodragend kapitaal.

Ook dient aan banden te worden gelegd hoe ver collectieve beheersorganisaties mogen gaan met het uitwerken en bedenken van nieuwe vergoedingen.

Heldere en adequate voorlichting is onontbeerlijk voor het maatschappelijk draagvlak. Rechthebbenden zullen moeten zorgen voor maximale efficiëntie en acceptatie, wanneer zij hun rechten uitoefenen. Vragen naar het waarom en onderbouwing van tarieven en procedures kunnen niet beantwoord worden met 'daarom'. Er zal structureel inzicht gegeven moeten worden in het kostenniveau, de uitbetalingen aan rechthebbenden en de heffingen, zolang die althans nog moeten bestaan. De positie van de individuele creatieveling zal moeten worden versterkt.

Creative Commons dient een kans te worden gegeven. Het is een initiatief om de distributie en het gebruik van auteursrechtelijk beschermde literatuur, fotografie, muziek, film en wetenschappelijk werk via het internet zoveel mogelijk te stimuleren, zonder dat inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht. Het auteurscontractenrecht moet zo snel mogelijk geregeld worden.

De industrie dient vooral haar blik te richten op alternatieve verdienmodellen.

Lees het gehele rapport hier.

IEF 7967

Een eigenzinnige implementatie van een gebrekkige richtlijn

Remy ChavannesRemy Chavannes, Brinkhof: Wetsvoorstel Audiovisuele Mediadiensten: een eigenzinnige implementatie van een gebrekkige richtlijn. (Gepubliceerd in Mediaforum 2009-5).
 
Artikel over de implementatiewet Audiovisuele mediadiensten. Overzicht en analyse van de belangrijkste wijzigingen en discussiepunten. O.a. over de versoepeling van reclame- en sponsorregels voor  commerciële omroepdiensten de regulering van on-demand diensten en de nieuwstoegang tot belangrijke gebeurtenissen, de flitsenregeling (zie o.a. IEF 7904 en 2e Kamer, woensdag 3 juni 2009), die, kort gezegd, alleen toegang tot beeldmateriaal geeft, maar voor gebruik naar het auteursrecht verwijst.

“In de Nota naar aanleiding van het verslag verduidelijkt de minister de verhouding tussen de nieuwe flitsenregeling in de Mediawet en de bestaande nieuwsexceptie van artikel 16a  Auteurswet. Kort gezegd geeft artikel 16a Aw wel het recht onder bepaalde omstandigheden beeldmateriaal van een andere omroep uit te zenden zonder inbreuk te maken op het auteursrecht, maar niet het recht op toegang tot het (originele, hoogwaardige) signaal. De meerwaarde van de flitsenregeling is dus gelegen in keuze en kwaliteit, aldus de minister. 

Daarmee blijft echter onduidelijk in hoeverre de flitsenregeling ook een zelfstandige beperking van het auteursrecht behelst. Uit de considerans en de literatuur lijkt te volgen dat de flitsenregeling niet beoogt het auteursrecht op de sportuitzending te beperken en een omroeporganisatie dus geen ruimere openbaarmakingsrechten geeft dan zij al heeft op basis van een licentie of een auteursrechtelijke beperking zoals de nieuwsexceptie of het citaatrecht. Tegelijkertijd rechtvaardigt de minister de keuze voor een maximum van 90 seconden door te stellen dat het toestaan van langere flitsen ‘een onaanvaardbaar grote inbreuk zou maken op de (vaak duur verworven) exclusieve uitzendrechten.’”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 7966

Opnieuw over openbaarmaking en hotels

Anja Kroeze, Buma/Stemra: Opnieuw over openbaarmaking en hotels.. Korte analyse van C-136/09, Verzoek om een prejudiciële beslissing (10 april 2009) in een zaak aangespannen door de Griekse Collectieve beheersorganisatie voor Auteurs en Theatrale en Audiovisuele werken tegen Divani Akropolis (hotel en toeristische branche).
 
Ook deze zaak gaat, net als het arrest SGAE/Rafael Hoteles SA (7 december 2006, C-306/05) over het kunnen ontvangen door hotelgasten van televisiesignalen in hun hotelkamer en de vraag of dit een openbaarmaking oplevert van de hotelhouder, maar niettemin worden er prejudiciele vragen aan het Hof van Justitie van de EG gesteld.
 
In het arrest SGAE/Rafael Hoteles SA wordt, aldus de Griekse rechter, aangegeven dat het begrip "mededeling aan het publiek" autonoom en op eenvormige wijze moet worden uitgelegd. De Griekse rechter vervolgt dat het Hof van Justitie van de EG de opvatting van de hand wees dat iedere rechtsorde autonoom de definitie moet vaststellen van het begrip "publiek' waaraan richtlijn 2001/29 refereert, zonder echter dit begrip te definieren. Het Hof stelde vast, volgens de Griekse rechter, dat de mededeling van een werk door middel van televisietoestellen die in de kamers van een hotel zijn geïnstalleerd, een mededeling is die door een andere organisatie van wederdoorgifte dan de oorspronkelijke organisatie wordt gedaan en geschiedt ten behoeve van een ander publiek dat het door de oorspronkelijke mededeling van het werk beoogde publiek, dat wil zeggen een nieuw publiek. Hotelgasten die elkaar snel opvolgen vormen een nieuw publiek.
 
In deze Griekse zaak zijn de feiten op één punt in elk geval anders. De Griekse rechter geeft aan dat als er geen arrest bestaat waarin dezelfde rechtsvraag al is opgelost of wanneer het bestaande arrest aanleiding geeft tot twijfel over de beantwoording van de gerezen vraag, hij, indien noodzakelijk, deze vraag aan het Hof van Justitie van de EG moet voorleggen. In dit geval is dat volgens de Griekse rechter zo omdat het in deze zaak louter zou gaan om het ter beschikking stellen van technische/fysieke faciliteiten door de hotelhouder. De feiten in SGAE/Rafael Hoteles SA waren op dat punt anders, zodat de Griekse rechter voldoende redenen ziet om prejudiciële vragen te stellen.

Wat “mededeling aan het publiek” inhoudt, is nog lang niet uitgekristalliseerd en zal waarschijnlijk nog voor veel jurisprudentie (van het Hof van Justitie van de EG) zorgen. Voor wat betreft het begrip “publiek” kan ook nog worden verwezen naar een eerdere toelichting op de richtlijn 2001/29/EC waaruit blijkt dat de interpretatie van de notie “publiek” is overgelaten aan de lidstaten. Dit is nadien nogmaals bevestigd door de Europese Commissie in het Commission Staff Working Paper, on the review of the EC Legal framework in the field of copyright and related rights, 19 juli 2004,  par. 3.3. Daarin staat met zoveel woorden dat uitleg van het begrip 'publiek' wordt overgelaten aan de nationale staten en kan worden ingevuld aan de hand van nationale wetgeving en jurisprudentie. Volgens de Europese Commissie zou er dus geen sprake zijn van harmonisatie van het begrip 'publiek'.
 
Lees het verzoek hier.

IEF 7961

Het kruis tussen de poten ontbreekt (eindvonnis)

Kira Het AnkerRechtbank Arnhem, 10 juni 2009, Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten (Met dank aan Titia Deurvorst, Brainich Advocaten).

Auteursrecht. Eindvonnis in stoelenzaak. Rechtsverwerking m.b.t. bepaalde modellen. Vaststellingsovereenkomst. Treffen van een dading heeft geen relevantie voor het beroep op rechtsverwerking. Bewijslevering (niet ondertekende) vaststellingsovereenkomst.1019h proceskosten: €25.000,- (onbetwist, maar wel gematigd)

Bij tussenvonnis (Rechtbank Arnhem, 27 augustus 2008, IEF 7078) is Montis in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren van het behoudens dat regenbewijs als vaststaand aangenomen feit dat partijen bij gelegenheid van de beurs in Keulen in januari 2005 hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen de Kira zou laten varen indien Het Anker de rits op de achterzijde van de Kira met 10 cm naar boven zou verlengen. Montis slaagt hier niet in.

27, Zelfs als uit de verklaring zou kunnen worden afgeleid dat tijdens de beurs afgesproken is dat partijen in Nederland zouden praten en dar dat het daarbij ook zou gaan over mogelijke verdere wijzigingen van de Kira, dan nog is dat niet voldoende om het bewijs te ontzenuwen dat partijen hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen de Kira zou laten varen indien Het Anker de rits op de achterzijde van de Kira zou verlengen. Uit de bovenstaande citaten volgt in dat geval die afspraak hooguit een heel vrijblijvend karakter had, En dat strookt dan weer met het feit dat er in Nederland geen nader overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7956

Uiteraard wel overeenkomsten

Gemeenschappelijk Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba, 26 mei 2009, AR.485/07 – H.461/08 P Caribbean Cartographics N.V. tegen Gedaagden. (met dank aan Miriam den Boogert, VanEps Kunneman VanDoorne)                                   

Antilliaanse zaak. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Merkenrecht. Oneerlijke concurrentie / mededinging. Voormalige stagiaire bij cartografische bedrijf van eiser brengt, evenals eiser, een gratis wegenkaart van Curaçao op de markt. Eiser stelt o.a. dat er sprake is van inbreuk op haar diverse IE-rechten, maar de rechter wijst alle vorderingen af. Onderstaand alleen de auteurs- en merkenrechtelijke overwegingen: 

“3.13 De maker van een wegenkaart kan alleen dan aanspraak maken op auteursrechtelijke bescherming indien sprake is van een zekere mate van originaliteit en creativiteit,waarop met een ander product wordt voortgeborduurd, dan wel indien een ander product, of één of meer delen daarvan, rechtstreeks van die wegenkaart zijn gekopieerd. Uit de aard van de zaak volgt dat de topografische gegevens en al hetgeen daarmee verband houdt, zoals de aanduiding van plaats- en straatnamen, zich niet lenen voor auteursrechtelijke bescherming. Ook op het formaat van de kaart rust geen auteursrecht. De in de Smart D®iving Road Map opgenomen registers van straatnamen, hotels, stranden en andere locaties vertonen uiteraard wel overeenkomsten, maar ook verschillen, en kunnen niet worden aangemerkt als kennelijk van de Drive & Dive Road Map te zijn gekopieerd. Het hof is dan ook van oordeel dat CC in dit opzicht geen aanspraak kan maken op auteursrechtelijke bescherming.

3.14 Ook het verwijt van CC betreffende slaafse nabootsing is naar het oordeel van het hof ongegrond. Daarbij is allereerst van belang dat ook in dat geval sprake zou moeten zijn van een zekere mate van originaliteit in die zin dat het nagebootste product zich moet onderscheiden van andere, eerder op de markt gebrachte, producten. Dat vereiste geldt niet alleen voor andere wegenkaarten van Curaçao, maar voor wegenkaarten in het algemeen. De wijze waarop in de Drive & Dive Road Map gebruik wordt gemaakt van kleuren, de aanduiding van steden, dorpen, wegen en andere topografische gegevens, onderscheidt zich niet wezenlijk van die waarmee tal van andere wegenkaarten plegen te worden opgemaakt, zodat dit onderscheidend element bij de Drive & Dive Road Map niet aanwezig is.

Eveneens van belang is dat het, om slaafse nabootsing te vermijden, niet nodig is om in alle gevallen, waarin - zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product - een van een eerder product afwijkende mogelijkheid bestaat, steeds voor die andere mogelijkheid te kiezen, zoals CC lijkt te betogen; voldoende is dat op zodanige punten wordt afgeweken dat in redelijkheid alles is gedaan om verwarring te vermijden.

Dit één en ander in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat enerzijds de overeenkomsten tussen de beide kaarten grotendeels zijn toe te schrijven aan de topografische en andere gegevens, die een functionele betekenis hebben, terwijl anderzijds verschillen bestaan in de lay-out, de wijze waarop de kaart wordt gevouwen, de gebruikte kleuren, de lettertypen en de symbolen, die voldoende zijn om verwarring te voorkomen. Ook de totaalindruk van de twee kaarten is verschillend.

3.15 In haar negende grief bestrijdt CC het oordeel van het GEA dat het deponeren van het merk Smart D®iving niet te kwader trouw is geschied.

Ook deze grief treft geen doel. Het merk conflicteert niet met de door CC gebruikte handelsnaam Drive & Dive Map of Drive & Dive Road Map, omdat de woorden “drive” en “map” of “road map” voor een wegenkaart geen onderscheidend vermogen hebben. De omstandigheid dat D®iving ook zou kunnen worden gelezen als “diving”, zoals CC aanvoert, brengt niet teweeg dat bij het publiek verwarring kan ontstaan tussen deze twee benamingen.

Wel is verwarring mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, tussen Smart D®iving Road Map en de door CC op 3 mei 2007 gepubliceerde handelsnaam Smart Drive Road Map. Dienaangaande heeft [C.K.] gesteld dat CC die handelsnaam niet eerder had gebruikt. Die stelling wordt ondersteund door verklaringen van drie voormalige werknemers van CC (de heer 1, mevrouw 2 en mevrouw 3), volgens welke verklaringen de betrokkenen de naam Smart Driving Road Map nooit eerder hadden gehoord. CC betwist de juistheid van die verklaringen, maar indien juist is dat bij haar al eerder dan op 3 mei 2007, dat wil zeggen kort nadat zij had vernomen dat [C.K.] een kaart onder de naam Smart Driving Road Map op de markt zou brengen, het voornemen zou hebben bestaan die naam zelf voor een nieuw product te gebruiken, zou het op haar weg hebben gelegen zulks aan de hand van besprekingsverslagen, correspondentie of anderszins aannemelijk te maken, en tevens om duidelijk te maken wanneer dat voornemen bij haar was ontstaan en welke actie in dat verband was ondernomen. Nu zij dit alles heeft nagelaten moet het ervoor worden gehouden dat het bestreden oordeel van het GEA juist is.
 
Lees het arrest hier (inmiddels ook op rechtspraak.nl: LJN: BI6864. Uitspraak Gerecht van eerste Aanleg hier.

IEF 7955

De gestileerde rode roos ontbreekt

Vzr. Rechtbank Arnhem, 9 april 2009, LJN: BI6821, Reform- en Vitaminecentrum De Rooy B.V. tegen De Roode Roos B.V.

Auteursrecht. Databankenrecht. Executiegeschil. Geen dwangsommen verbeurd na eerder kortgedingvonnis (inhoudende een algemeen verbod tot gebruik van foto's en teksten die waren ontleend aan een website, zie IEF 7743). Veroordeling tot staking van executie van dat eerdere kortgedingvonnis.

4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet uitgesloten worden geacht dat De Rooy er tot 5 februari 2009 inderdaad niet van op de hoogte was dat Energetica Natura afbeeldingen van De Roode Roos op haar CD-rom had geplaatst. De foto’s zoals door Energetica Natura op CD-rom aan De Rooy geleverd, bevatten naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen kenmerken die dermate opvallend en oorspronkelijk zijn, dat het De Rooy meteen had moeten opvallen dat het afbeeldingen van De Roode Roos betrof. De kenmerkende afbeelding van een rode roos, zoals De Roode Roos die op haar afbeeldingen op haar website plaatst en de achtergrond ontbraken immers op de afbeeldingen zoals aanwezig op de CD-rom van Energetica Natura. De Rooy heeft onweersproken gesteld dat het in de branche niet ongebruikelijk is dat leveranciers aan distributeurs CD-roms met productfoto’s verstrekken. Van De Rooy hoefde onder die omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te worden verwacht dat zij alle afbeeldingen van de CD-rom van Energetica Natura zou gaan vergelijken met de afbeeldingen van de website van De Roode Roos.

Nu De Rooy op 10 februari 2009, dus binnen vijf dagen na ontvangst van de brief van Energetica Natura, het gebruik van de in geding zijnde afbeeldingen heeft gestaakt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat De Rooy bewust heeft geprofiteerd van de inspanningen en investeringen van De Roode Roos en dat De Rooy daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in dit geval dus in ernst worden betwijfeld dat het handelen van De Rooy handelen betreft zoals door de voorzieningenrechter verboden in het vonnis van 22 mei 2008. Hierboven onder 4.1 is al overwogen dat het verbod van de voorzieningenrechter restrictief moet worden uitgelegd. Het strekt zich dus niet uit tot voornoemd handelen van De Rooy. Dat brengt met zich mee dat De Rooy onder deze omstandigheden geen dwangsommen heeft verbeurd.

Lees het vonnis hier.

IEF 7952

De resterende voorraad

Rechtbank Utrecht, 3 juni 2009, LJN: BI6799, Eiseres tegen Nails International

Geen royaltyvergoeding verschuldigd over niet verkochte, resterende voorraad boeken. Niet gebleken is dat de uitgever categorisch verzuimd de boeken te verkopen.

4.8. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] op grond van artikel 6:23 BW stelt dat Nails International in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door de boeken niet meer te verkopen. Een voorwaarde geldt op grond van dit artikel immers voor vervuld, indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen.

4.9. Voorafgaand aan de comparitie en bij akte na comparitie heeft [eiseres] een aantal e-mails in het geding gebracht van klanten die eind 2008/begin 2009 interesse toonden in het boek. De rechtbank is echter van oordeel, mede gelet op het gemotiveerde verweer van de zijde van Nails International, dat deze e-mails de stelling van [eiseres], dat Nails International alle boeken had kunnen verkopen, onvoldoende onderbouwen. Mede redengevend voor dit oordeel is de omstandigheid dat de resterende voorraad vooral bestaat uit Duitstalige boeken, terwijl uit de e-mails in ieder geval weinig vraag naar Duitstalige boeken blijkt. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat, als Nails International de verkoop had voortgezet, alle boeken zouden zijn verkocht.

Daar komt bij dat [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat Nails International in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door na ongeveer 4 jaar de resterende Duitstalige en Engelstalige boeken uit de verkoop te halen. Dit betekent dat onvoldoende is gebleken dat de redelijkheid en billijkheid in dit geval met zich meebrengen dat Nails International voor ieder boek dat nog op voorraad is, EUR 4,24 moet betalen aan [eiseres]. De primaire vordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.

Lees het vonnis hier.