Auteursrecht  

IEF 8012

Over een vergoeding voor openbaarmaking van programma’s

Kamerstuk 31700 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009,Nr. 202 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag, 19 juni 2009.

Hierbij wil ik u informeren over de voortgang ten aanzien van de uitvoering van motie 29800 VIII, nr. 239 van 30 juni 2005 van het voormalig lid Örgü en het lid Van Dam over een vergoeding voor openbaarmaking van programma’s van de publieke omroep via de kabel.
De motie heeft als strekking dat de publieke omroep uit publieke middelen de vergoeding voor openbaarmaking van haar programma’s betaalt en de consument hierdoor niet via de kabeltarieven met extra kosten voor doorgifte en auteursrechten wordt geconfronteerd. In de motie verzoeken de leden de regering om in besprekingen met de Europese Commissie over de rijksomroepbijdrage aan de publieke omroep (de zogenoemde bestaande staatssteunzaak), het standpunt in te nemen dat de “nuloptie” niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing.

Als reactie op deze motie heeft mijn voortgangster, mevrouw van der Laan, de Kamer destijds een brief gezonden. In deze brief van 17 augustus 2005 (kamerstuk 29800 VIII, nr. 255) is het voorlopig standpunt van DG Competitie opgenomen, namelijk dat het niet vragen van een auteursrechtelijke vergoeding door de publieke omroep om twee redenen concurrentievervalsing is. Ten eerste brengt het de commerciële omroepen in een nadelige onderhandelingspositie bij de inning van auteursrechten bij kabelexploitanten. Ten tweede haalt de publieke omroep, door af te zien van een vergoeding voor auteursrechten, niet de maximale opbrengst uit de commerciële exploitatie van publieke programma’s waardoor de noodzaak van publieke financiering is toegenomen. Hierdoor wordt de concurrentie meer vervalst dan nodig is voor de verstrekking van de openbare dienst, aldus DG Mededinging. In de brief aan de Kamer is toegezegd dat de motie bij de onderhandelingen met DG COMP in de lopende bestaande steunzaak aan de orde zal worden gesteld.

Dit is gebeurd. In vervolg op een brief aan DG Mededinging (bijgevoegd) 1), waarin bovengenoemde brief aan de Kamer en de betreffende motie aan DG Mededinging is gezonden, is de inhoud van de motie in de besprekingen over de bestaande steunzaak aan de orde gesteld. De mening van de Kamer, dat van concurrentievervalsing geen sprake kan zijn omdat de publieke omroep verplicht op de kabel moet worden doorgegeven (de “must carry”) en de commerciële omroep op de kabel mag worden doorgegeven, is overgebracht aan DG Mededinging. De eerste mondelinge reactie van DG Mededinging was dat dit voor haar geen reden is om op dit onderdeel van haar voorlopig standpunt terug te komen. Nederland heeft verzocht om deze reactie, met overwegingen, ook op schrift te stellen zodat de Kamer hierover op adequate wijze kan worden geïnformeerd.

Echter de bestaande steunzaak, waarvan zoals aangegeven onderhavig onderwerp een onderdeel vormt, is nog niet afgerond. DG Mededinging heeft nog geen definitief oordeel gegeven. Onderwerp van discussie is nog de systematiek in de Mediawet 2008 ten aanzien van de toetsing door de minister van nieuwe mediadiensten van de publieke omroep. De markttoets maakt onderdeel uit van deze besprekingen. Dat deze zaak nog niet is afgerond heeft ook te maken met de zogenoemde  Omroepmededeling van de Europese Commissie. Deze Mededeling, die thans wordt herzien, vormt het kader van DG Mededinging ten aanzien van staatssteun aan publieke omroepen. Er is inmiddels een tweede concept van een herziene Mededeling gepubliceerd waarover een tweede consultatie heeft plaatsgevonden. Naar mijn informatie staat de definitieve conceptmededeling geagendeerd voor de vergadering van het College van Eurocommissarissen op 2 juli aanstaande.
 
Nederland heeft aan DG Mededinging gevraagd of het niet mogelijk is dat zij,  vooruitlopend op een definitief standpunt van de Europese Commissie in de bestaande steunzaak, een schriftelijke reactie op dit specifieke onderdeel geeft. DG Mededinging heeft hier tot nu toe geen gehoor aan gegeven. Ik zal DG Mededinging nogmaals vragen om een schriftelijke reactie op dit onderdeel, in aanmerking genomen de motie van de Kamer. Zodra ik deze reactie heb ontvangen zal ik uw Kamer daarover informeren, ik hoop komend najaar.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk


1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

IEF 8006

Een illegale kopie van de filmtitel

Rechtbank Utrecht, 26 juni 2009, LJN: BJ0362, Stichting Indian Film And Music (SIFAM) tegen Surinam Broadcasting Station,

Auteursrecht. Gedaagde maakt inbreuk op het recht van eiseres door aanbieding van een illegale kopie van de Bollywoodfilm "Jai Veeru". 

4.4. Uit het proces-verbaal van constatering van 18 maart 2009 blijkt dat Radio SBS op 18 maart 2009 in het bezit was van een vijftal illegale dvd’s, waaronder de dvd met de filmtitel Jai Veeru. Uit de omstandigheid dat Radio SBS volgens de factuur van 6 mei 2009 naast illegale dvd’s ook legale dvd’s, zoals zij stelt, in haar bezit zou hebben, doet aan voorgaande constatering niet af. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet in het bezit is van een aankoopbon evenmin, temeer nu door Sifam ter zitting is toegelicht dat Radio SBS niet uit eigener beweging een aankoopbon verstrekte. Uitgangspunt is dat van de juistheid van constatering in het proces-verbaal dient te worden uitgegaan. (…)

4.5. Het is voorts onvoldoende aannemelijk dat, zoals Radio SBS stelt, de door de deurwaarder op 18 maart 2009 aangekochte dvd’s zijn betrokken bij een erkende distributeur van KMI, te weten Susha Trading. De factuur van 6 mei 2009, waarop Radio SBS ter onderbouwing hiervan beroept, biedt geen aanwijzing van de juistheid van deze stelling. Uit de factuur van 6 mei 2009 valt niet op te maken dat de levering van de daarop vermelde dvd’s voor of omstreeks 18 maart 2009 heeft plaatsgevonden en bovendien geldt dat alleen de dvd met de filmtitel Jai Veeru ook voorkomt bij de op 18 maart 2009 illegaal aangetroffen dvd’s. Het feit blijft dat er op 18 maart 2009 in ieder geval 5 dvd’s, waarvan 4 bollywoodfilms, zijn aangetroffen die niet afkomstig zijn van KMI of een erkende distributeur van KMI.

4.6. Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Radio SBS inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van KMI door een illegale kopie van de filmtitel Jai Veeru in haar winkel aan te bieden. Sifam heeft recht op een verbod. (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 8005

De nadelige gevolgen van een ongunstige afloop

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-956, Chooli Fashion B.V. tegen Black Hole Recordings B.V. & Wackytag B.V. c.s.

Vrijwaringsincident. Auteursrecht ‘innerprints & hangtags’ kleding:  "4.1. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Ofschoon Black Hole Recordings onvoldoende gemotiveerd en concreet het bestaan van zo een rechtsverhouding heeft gesteld, valt gelet op de door Black Hole Recordings overgelegde vrijwaringsverklaring van Whackytag niet uit te sluiten dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op Whackytag. De rechtbank zal de incidentele vordering derhalve toewijzen."

Lees het vonnis hier.

IEF 8004

Onjuistheid van de stellingen leidt niet tot onbevoegdheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-589, General Biscuits België N.V. c.s. tegen  Hoppe Food Group B.V.

Bevoegdheidsincident. Merkenrecht en auteursrecht TUC-koekjes: "4.1. Vooropgesteld moet worden dat voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid van de rechtbank de stellingen van General Biscuits in de dagvaarding maatgevend zijn, zulks ongeacht of deze stellingen feitelijk juist zullen blijken te zijn. Onjuistheid van de stellingen leidt niet tot onbevoegdheid van deze rechtbank maar tot afwijzing van de vorderingen van General Biscuits. General Biscuits heeft in de dagvaarding gesteld dat Hoppe inbreuk maakt op de aan haar toekomende Gemeenschaps- en Beneluxmerkrechten.

Met inachtneming van het vorenstaande en gelet op de vestigingsplaats van Hoppe in Nederland (Reusel) is deze rechtbank krachtens het bepaalde in de artikelen 95 lid 1, 96 aanhef en onder a en 97 lid 1 GMVo juncto artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk bevoegd om van de vorderingen gebaseerd op het Gemeenschapsmerk kennis te nemen. De bevoegdheid van deze rechtbank om ook van de vorderingen gebaseerd op de naar gesteld aan General Biscuits toekomende Beneluxmerken en op de gestelde slaafse nabootsing kennis te nemen, berust op verknochtheid van deze vorderingen aan de vorderingen gebaseerd op het Gemeenschapsmerk. De exceptie van onbevoegdheid moet dan ook worden verworpen."

Lees het vonnis hier.

IEF 8002

Bevoegdheid hebben terzake van alle rechtsvorderingen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 juni 2009, HA ZA 09-706, Bonni Doon Europe B.V. tegen Hans Textiel B.V.

Bevoegdheidsincident. Modellenrecht. Auteursrecht kleding: "4.1. Vooropgesteld moet worden dat de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel ingevolge het bepaalde in artikel 81 aanhef en onder a GModVo uitsluitende bevoegdheid hebben terzake van alle rechtsvorderingen betreffende inbreuk op Gemeenschapsmodellen, zulks ongeacht of de procespartijen al dan niet in dezelfde lidstaten woonplaats hebben of gevestigd zijn. Bonnie Doon heeft in de hoofdzaak vorderingen betreffende inbreuk op haar Gemeenschapsmodelrecht ingesteld, zodat een rechtbank voor het Gemeenschapsmodelrecht rechtsmacht heeft om van deze vorderingen kennis te nemen. Aangezien Hans Textiel in Nederland (Ridderkerk) is gevestigd, is deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 82 lid 1 GModVo juncto artikel 3 Uitv. GModVo bevoegd om van deze vorderingen kennis te nemen. 

4.2. Wat de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank met betrekking tot de vorderingen gebaseerd op het auteursrecht en de slaafse nabootsing betreft, merkt de rechtbank op dat voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid de stellingen van Bonnie Doon in de dagvaarding maatgevend zijn, zulks ongeacht of deze stellingen feitelijk juist zullen blijken te zijn. Aangezien Bonnie Doon in haar dagvaarding heeft gesteld dat de (op haar intellectuele eigendomsrechten) inbreukmakende en onrechtmatige handelingen mede in het arrondissement ’s-Gravenhage hebben plaatsgevonden, is deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 102 Rv ook bevoegd is om van de vorderingen gebaseerd op het auteursrecht en de slaafse nabootsing kennis te nemen."   

Lees het vonnis hier.

IEF 7997

Dagvaardt de Staat

Webwereld bericht: “ Stichting de Thuiskopie begint een rechtszaak tegen de Staat en de SONT om alsnog een heffing op harddisks te forceren en geleden schade te verhalen.

De Thuiskopie eist onder meer dat de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) die een heffing op mp3-spelers en harddiskrecorders in de weg stonden, buiten werking worden gesteld en dat een dergelijke heffing alsnog wordt ingevoerd. Bovendien eist zij een schadevergoeding voor de misgelopen inkomsten, zo blijkt uit de dagvaarding.

Bovendien vraagt zij de rechter vast te stellen dat de Staat door deze handelwijze "schadeplichtig is jegens Stichting de Thuiskopie", dat de Staat niet bevoegd is "voorwerpen" aan te wijzen waarvoor een thuiskopievergoeding verschuldigd is of in ruimere zin te bepalen of een vergoeding al dan niet verschuldigd is.

Met haar actie treedt Stichting de Thuiskopie in de voetsporen van NORMA, de organisatie voor naburige rechten van artiesten en musici. Die startte in juni vorig jaar al een bodemprocedure tegen de Staat, na een eerder verloren kort geding. De argumenten zijn dezelfde: de verschillende AMvB's die het heffingensysteem hebben bevroren zijn onrechtmatig en moeten worden teruggedraaid."

Lees het artikel (met dagvaarding) hier.

IEF 7995

Of er sprake is van knip- en plakwerk

Flodder 3Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2009, Maas tegen Armada Productions BV. (met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap & Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey).

Auteursrecht. Eindvonnis in geschil over de echtheid van een akte van overdracht m.b.t. de formatrechten op het oorspronkelijke Flodder-concept (zie Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2007, IEF 5436). Eiser Maas stelt dat het niet gaat om de vraag of de handtekening van hem afkomstig is, maar of hij die heeft gezet  onder de overeenkomst zoals die thans is overgelegd. “Met andere woorden: de vraag of er,  zoals Maas stelt, sprake is van knip- en plakwerk’.”  De rechtbank ziet onvoldoende concrete aanwijzingen die op knoeien kunnen duiden en gaat derhalve uit van de  echtheid van de akte van overdracht. 

2.3. De rechtbank overwoog in voornoemd tussenvonnis met betrekking tot  overeenkomst III dat de inhoud daarvan geen andere uitleg toelaat dan dat Maas hiermee  erkent dat de rechten op het format bij "de producent" berusten, en dat een redelijke uitleg  van artikel 2 lid 2 AW met zich brengt dat ook een in een latere akte opgenomen erkenning  van de overdracht voldoet aan de eisen van dat artikel voor rechtsgeldige overdracht. Nu  echter Maas tot dat moment de echtheid van de betreffende akte betwistte en stelde de  overeenkomst in de overgelegde vorm nimmer te hebben ondertekend, werd vervolgens  Armada mede om die reden toegelaten tot het hiervoor onder 2.1. bedoelde bewijs.  

2.4. Nadat Maas in zijn hoedanigheid van getuige al de mogelijkheid had  opengehouden dat de handtekening onder overeenkomst III de zijne is ("ik zeg niet dat ik  niet getekend heb, dit zou goed kunnen"), heeft hij bij conclusie na enquête naar voren  gebracht dat hij "niet [heeft] gesteld dat de handtekening onder het Zonnedael contract  (overeenkomst III, rechtbank) niet zijn handtekening is". Wat er ook zij van de vraag of  Maas nu wel of niet zijn standpunt hieromtrent heeft gewijzigd, vastgesteld kan in ieder  geval worden dat de echtheid van de betreffende handtekening niet (meer) ter discussie  staat.

2.5. In het tussenvonnis is het antwoord op de vraag of overeenkomst III kan dienen tot  bewijs van overdracht van formatrechten, afhankelijk gesteld van de echtheid van de aan  Maas toegeschreven handtekening. Uit het voorgaande volgt reeds dat deze vraag  bevestigend kan worden beantwoord. Maas heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het  niet gaat om de vraag of de handtekening van hem afkomstig is, maar of hij die heeft gezet  onder de overeenkomst zoals die thans is overgelegd. Met andere woorden: de vraag of er,  zoals Maas stelt, sprake is van "knip- en plakwerk".
 
2.6. Zo er ondanks het tussenvonnis nog ruimte is voor die stelling, die door Maas eerst  na afloop van het getuigenverhoor enigszins is gesubstantieerd, dan nog kan dat Maas niet  baten. Speculeren over hetgeen mogelijk met de overeenkomst is gebeurd is immers niet  gelijk te stellen aan het genoegzaam onderbouwen van de betreffende stelling. Er zal  tenminste sprake moeten zijn van concrete aanwijzingen die op knoeien kunnen duiden, en  die zijn niet gelegen in de omstandigheid dat Maas en Geels zich deze overeenkomst niet  kunnen herinneren of in het feit dat bij het Filmfonds uiteindelijk een andere overeenkomst  voor Flodder III  (waar overeenkomst III op ziet) is ingediend. Ook de stelling dat het  gebruikelijk was om in dit soort overeenkomsten "te knippen en te plakken" vormt niet zo'n  aanwijzing. Dat is alleen al niet het geval omdat daarmee nog niet is gezegd dat met  overeenkomst 111 buiten medeweten van Maas is geknoeid.

Lees het vonnis hier.

IEF 7992

Dat de gegevens voor derden ter beschikking komen

‘De volgende editie’. Rapport van de Tijdelijke Commissie Innovatie en Toekomst Pers (Commissie Brinkman)

Bevindingen en aanbevelingen over innovatiemogelijkheden binnen de pers en over de toekomst van nieuws en opinievoorziening in Nederland, toegespitst op de rol van de pers. Kort gezegd: Hoe moet dat nou verder met de journalistiek in Nederland? Meer vrijheid, ruimte voor samenwerking omroepen en uitgevers en meer ondersteuning (de internetheffing)  moeten uitkomst bieden. De meest IE-relevante aanbevelingen:

Programmagegevens:  De commissie vindt het voor de zuiverheid van de samenwerking tussen publieke omroep en pers die ze voorstelt, noodzakelijk dat er een speelveld ontstaat waarin coöperatie op eigen merites en expertises centraal staat. Daarin passen in de ogen van de commissie geen barrières voor productinnovaties binnen de gedrukte media door de publieke omroep. Kranten en weekbladen zien interessante mogelijkheden om op basis van wekelijkse publicatie van programmagegevens productvernieuwing door te voeren. De commissie vindt het ongepast dat zulks niet mogelijk is door een de facto verbod op publicatie door de publieke omroep, zeker waar de gegevens selectief wel aan derden ter beschikking worden gesteld, zoals in het geval van Veronica. De commissie acht het voor de hand liggend dat de publieke omroep zich eerder inspant om haar uitzendschema bij zo veel mogelijk Nederlanders onder de aandacht te brengen, met het oog op haar publieke taak om zo veel mogelijk burgers in Nederland te bedienen, dan ze met verwijzing naar eigen commerciële exploitatie aan derden te onthouden. De commissie verzoekt de overheid te bevorderen dat de gegevens voor derden ter beschikking komen opdat zij daarop productinnovaties kunnen stoelen.

Beeldmateriaal publieke omroep: De commissie adviseert de overheid te bevorderen dat de publieke omroep tegen redelijke condities videomateriaal levert voor de websites van derden die primair gericht zijn op journalistieke informatie. In de praktijk zal het vaak, maar zeker niet exclusief om nieuwsitems gaan. Ook het delen van livebeelden van belangrijke evenementen, zolang rechtenkwesties dat niet in de weg staan, is een optie Een dergelijke activiteit zal in de regel onder het huidige regime als toegestane nevenactiviteit kunnen plaatsvinden. Wanneer verdergaande samenwerking tussen publieke omroep en printuitgevers tot stand komt, verwacht de commissie dat de publieke omroep deze dienst in de samenwerking zal kunnen inbrengen.

Lees het rapport hier. Website commissie hier.

IEF 7991

Omdat er zo weinig ruimte is voor het persoonlijk stempel van de maker

K&S TelescoopkraanRechtbank Alkmaar, 17 juni 2009, HA ZA 07-260, De Meij c.s. (met dank aan Adonna Alkema, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst. Onrechtmatige concurrentie. Voormalig werknemer van gedaagde begint eigen bedrijf en vervaardigt, evenals gedaagde, technische tekeningen voor scheepsbouwkundige onderdelen, zoals hijskranen, lieren en lichtmasten. Gedaagde stelt dat voormalig werknemer gedurende zijn dienstbetrekking technische tekeningen en berekeningen van gedaagde heeft gekopieerd en deze binnen het eigen bedrijf gebruikt voor het vervaardigen van technische tekeningen van met name hijskranen. Na door gedaagde op grond van gestelde auteursrechten gelegd bewijsbeslag, vorderen eisers opheffing van het beslag. Gedaagde stelt reeks reconventionele vorderingen in op grond van auteursrecht, slaafse nabootsing, schending van geheimhoudingsbeding en onrechtmatige concurrentie.

Geen auteursrechtinbreuk: de vorm van de betreffende kranen is niet het gevolg van creatieve keuzes maar wordt bepaald wordt door ondermeer techniek, functie, internationale veiligheids- en kwaliteitseisen, productiemethode en specificaties van de klant.

2.37. De Ontwerpen en Berekeningen waarvan K&S in de onderhevige procedure de auteursrechtelijke bescherming inroept, kunnen niet als auteursrechtelijk beschermde werken worden aangemerkt. In verband hiermee dienen de vorderingei in conventie voor zover deze gestoeld zijn op het auteursrecht te worden afgewezen, behoudens ten aanzien van de proceskostenveroordeling als is vermeld in het dictum van dit vonnis. De vorderingen in reconventie voor zover deze gestoeld zijn op het auteursrecht dienen te worden afgewezen als is vermeld in dit dictum. Dat de ontwerpen en berekeningen auteursrechtelijke bescherming ontberen, brengt tevens met zich dat de aan de door K&S gelegde beslagen, voor zover deze gebaseerd zijn op. inbreuken op de auteursrechten van K&S, is komen te vervallen.

Geen slaafse nabootsing wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Geen strijd met geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst omdat de technische tekeningen in casu openbaar zijn.

2.45. De rechtbank is van oordeel dat dit beding bij letterlijke lezing het recht op vrije arbeidskeuze van de ex-werknemer te veel beperkt. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding zal de rechtbank daarom aanhaken bij de bedoeling van een geheimhoudingsbeding, te weten het veilig stellen van bedrijfsgeheimen: gegevens, kennis en informatie waarvan de geheimhouding voor de werkgever van essentieel belang is in het kader vin de concurrentiestrijd.

2.46. K&S kan niet volhouden dat de bij K&S vervaardigde tekeningen van ontwerpen bedrijfsgeheim zijn, nu onweersproken is gelaten dat deze tekeningen per email aan de klant werden toegezonden en ter inzage bij de betreffende werf of in het betreffende schip werden gelegd.

2.47. Ten aanzien van de vraag of de berekeningen die bij de betrokken ontwerpen hoorden vallen onder het bedrijfsgeheim overweegt de rechtbank als volgt. Waar het het gebruik van berekeningen los van tekeningen met bijbehorende ontwerpen betreft, geldt dat kennis van structuur van berekeningen en de mogelijkheid om - bij wege van voorbeeld - die kennis op te roepen eerdere berekeningen te kunnen gebruiken zozeer in het domein van de functie van technisch tekenaar ligt dat dit niet met beroep op geheimhoudingsbeding kan worden verboden. (…)

(…) 2.49. Anders dan geldt voor het bestaan van een concurrentiebeding, brengt opname ven een geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst niet mee dat ter beantwoording van de vraag of concurrentie met schending van dat beding ongeoorloofd is, striktere maatstaven moeten worden aangelegd dan wanneer dit beding niet in de overeenkomst zou zijn opgenomen. (…)

Geen onrechtmatige concurrentie nu niet is gebleken dat het gestelde gebruik door eisers van tekeningen en berekeningen van gedaagde ertoe heeft bijgedragen dat een belangrijke klant van gedaagde naar eisers is overgestapt en niet is gebleken van actief optreden van de voormalig werknemer gericht op het binnenhalen van de voormalig klant van gedaagde. Vorderingen in conventie worden toegewezen. Alle reconventionele vorderingen worden afgewezen. Proceskostenveroordeling van € 17.570,67.

Lees het vonnis hier.