DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7413

Kantoor voor Klanten

Kamer van Koophandel (boven) - Kantoor voor KlantenVzr. rechtbank Rotterdam, 12 december 2008, Ex parte beschikking in de zaak Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten B.V.B.A. & Sandd B.V. (met dank aan Olaf van Haperen, Lawton).

Rotterdamse ex parte. Merkenrecht, Auteursrecht. Handelsnaamrecht. Verzoek toegewezen. Gedaagde Kantoor voor Klanten verstuurt facturen voor ‘Bijdrage KvK handelsregister’ en maakt daarmee inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de (echte) KvK, de Kamer van Koophandel. 

Interessant is dat dit ex parte richt zich mede richt tot postbezorger SANDD, die ook na kennisgeving en sommatie niet vrijwillig wilde meewerken aan het verzoek van de (echte) KvK om de verzendingen, Sandd had nog ongeveer 350.000 facturen liggen, te staken, de facturen  af te geven en de administratie m.b.t. deze verzendopdracht over te leggen.

Lees de beschikking hier. Berichtgeving in de media hier (o.a. over het ontslag van een waarschuwende postbode), persbericht SANDD  (o.a. over het ontslag van een stickerplakkende postbode) hier. Waarschuwing KvK, met afbeelding nepfactuur hier.

 

 

IEF 7412

Wat is de waarde

Huisspotter.nlVzr. Rechtbank Arnhem, 12 december 2008, KG ZA 08-731, Team Forward B.V. tegen Vero Sales B.V. (met dank aan Hemke. de Weijs, Nysingh)

Merkenrecht, auteursrecht, handelsnaamrecht, ongeoorloofde mededinging en misleidende mededeling.
 
Team Fourward B.V., handelende onder de naam Carspotter, exploiteert een sms-dienst waarbij geïnteresseerden een nummerbord kunnen smsen en tegen betaling de waarde en de mogelijkheden van een auto per sms ontvangen. Vero Sales c.s., biedt onder de naam Huisspotter een vergelijkbare dienst aan, maar dan met betrekking tot huizen. Carspotter maakt onder andere bezwaar tegen het overnemen van en aanleunen tegen allerlei onderscheidingstekens van Carspotter door het gebruik van onder andere de naam Huisspotter, de huisstijl, waaronder de kleurencombinatie zwart-wit-rood, sterk gelijkende slogans en een televisiecommercial en het gebruik van het woord SPOT in een SMS.

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem oordeelt dat Vero Sales c.s. inbreuk maken op de handelsnaam Carspotter (en dat zij het bestanddeel ‘spotter’ niet meer mogen gebruiken in hun nieuwe handelsnaam’) en auteursrechtinbreuk maken op de televisiecommercials en onrechtmatig handelen jegens Carspotter. De wijze waarop Vero Sales c.s. hun sms-dienst aanbieden, vormt een misleidende mededeling in de zin van artikel 6:194 sub i BW. De merkenrechtvorderingen gebaseerd op een beeldmerk worden afgewezen net als de auteursrechtvorderingen ten aanzien van de slogans. De voorzieningenrechter wijdt auteursrechtelijke opmerkingen aan de huisstijl (“look and feel”) en het format van de televisiecommercials. Vero Sales c.s. worden o.a. gelast te rectificeren in een landelijk dagblad en op hun website en de proceskosten ad 15.325,80 te betalen.

Ten aanzien van het auteursrecht oordeelt de voorzieningenrechter:

“4.11. Voorop wordt gesteld dat de zes televisiecommercials en de drie radiocommercials van Team Fourward zijn opgebouwd volgens een telkens terugkerend vast patroon zoals hiervoor onder 2.5 en 2.6 is weergegeven. Dit telkens terugkerende vaste patroon kan worden aangemerkt als een format. De commercials zijn te beschouwen als de uiterlijke verschijningsvorm van bet format. Om die reden worden de commercials en het format hier tezamen besproken.

4.12. Anders dan het format op zichzelf hebben de daaraan ontleende 'commercials naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een eigen oorspronkelijk karakter en dragen zij het persoonlijk stempel van de maker. Er is sprake van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. De commercials van Carspotter, die allen volgens een vast patroon zijn opgebouwd, zijn veelvuldig heeft uitgezonden. Bij de televisiecommercials gaat het daarbij met name om de volgende steeds terugkerende elementen:

(1) de opdringerige journalist die iemand overvalt;
(2) de prikkelende vraag die wordt gesteld naar de prijs;
(3) het nietszeggende antwoord dat daarop volgt;
(4) de harde voice over die vervolgens de oplossing aandraagt; en
(5) de afsluiting waarbij de door de voice over aangedragen oplossing nog eens met groteletters in beeld wordt gebracht, in combinatie met
(6) de wijze van filmen,
(7) de sfeer en
(8) de korte dialogen.

Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat de commercials van Team Fourward een vorm hebben die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen (vergelijk Hoge Raad 30 mei 2008, RvdW 2008, 567). Aan het voorgaande doet niet af dat de zes commercials van Team Fourward onderling niet identiek zijn. De hiervoor geschetste, van belang zijnde elementen komen immers wel in alle commercials terug. Dit betekent dat de televisie-commercials van Team Fourward voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen.
4.19 (…) De totaalindrukken die beide commercials maken verschillen te weinig om te oordelen dat de commercial van Vero als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt.”

Ook oordeelt de voorzieningenrechter dat er inbreuk op de handelsnaam Carspotter wordt gemaakt: 

“4.25 De voorzieningenrechter stelt vervolgens vast dat de handelsnaam Huisspotter slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam Carspotter. Het kenmerkende deel van beide namen lijkt te zijn ‘spotter’.

4.27 Voorshands geoordeeld doet zich in de onderhavige zaak niet de situatie voor dat een zuiver beschrijvend woord als handelsnaam wordt gebruikt. De handelsnaam van Team Fourward is samengesteld uit de Engelse woorden  ‘Car”en een vervoeging van “spotten”. Dit zijn weliswaar gewone Engelse woorden maar door de combinatie van deze woorden– met de vervoeging van ‘spotten’ tot ‘spotter’ is een niet zuiver beschrijvend en uniek woord ontstaan voor de door Team Fourward aangeboden dienst, te weten het per sms opvragen van informatie over een specifieke auto. Er is derhalve geen sprake van monopolisering door Team Fourward van een louter beschrijvende handelsnaam.

4.28. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat er verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten is in de zin van artikel 5 Hnw. Zoals hiervoor reeds is overwogen wijkt de handelsnaam Huisspotter slechts in geringe mate af van de handelsnaam Carspotter. Daarnaast richten beide ondernemingen zich via internet en televisie op geïnteresseerden in het gehele Nederlandse taalgebied, zodat niet van belang is dat partijen in verschillende plaatsen zijn gevestigd. Voorts is de aard van de ondernemingen identiek, te weten het aanbieden van een sms-dienst voor het opvragen van bepaalde specifieke informatie. Verder heeft Vero zelf een persbericht laten uitgaan met als kop "Carspotter maakt weg vrij voor Huisspotter", zodat het publiek al snel denkt dat Carspotter haar diensten heeft uitgebreid met informatie over huizen. Dat het verwarringsgevaar zich reeds daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, heeft Team Fourward voldoende aannemelijk gemaakt met het overleggen van een aantal e-mailberichten van mensen die vragen/klachten hebben over de sms-dienst van Huisspotter en zich daarvoor hebben gewend tot de klantenservice van Carspotter. Ten slotte valt uit de website www.huisspotter.nl nergens af te leiden wie er schuilgaat achter Huisspotter. Dit leidt tot de conclusie dat Vero haar handelsnaam voert in strijd met het bepaalde in artikel 5 Hnw.”

De voorzieningenrechter concludeert dat Vero Sales c.s. onrechtmatig handelen jegens Carspotter.

“4.36 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, geen andere conclusie worden getrokken dan dat er sprake is van een in hoge mate overeenstemmende totaalindruk tussen de aangeboden sms-dienst van Carspotter en die van Vero. Daarbij is voldoende aannemelijk geworden dat Vero er welbewust voor heeft gekozen om de wervingskracht van ‘Carspotter’ aan te tasten, althans te gebruiken ten gunste van de wervingskracht van ‘Huisspotter’. Vero heeft daarmee nodeloos verwarring gesticht bij het publiek, althans heeft zij de uniforme uitstraling van Team Fourward doen verwateren. Dit terwijl Vero zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van de door haar aangeboden sms-dienst op de hiervoor geschetste punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan. Dat het verwarringsgevaar zich reeds daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, blijkt uit door Team Fourward overlegde e-mailberichten van mensen die vragen/klachten hebben over de sms-dienst van Vero en zich daarvoor hebben gewend tot de klantenservice van Team Fourward. De handelwijze van Vero kan dan ook als ongeoorloofde mededinging en daarmee als onrechtmatig jegens Team Fourward worden aangemerkt. Bovendien levert de wijze waarop Vero haar sms-dienst aanbiedt voorshands geoordeeld een misleidende mededeling op in de zin van artikel 6:194 sub i BW. Nergens valt uit af te leiden wie er daadwerkelijk schuilgaat achter 'Huisspotter', terwijl Vero met haar sms-dienst zeer nauw aanleunt tegen de sms-dienst van Team Fourward. De vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument tot wie de sms-dienst zich richt is dan ook dat 'Huisspotter' een onderdeel is van 'Carspotter', dan wel daaraan gelieerd is.”

Lees het vonnis hier (inmiddels in de schone pdf van de Rechtbank Arnhem zelf).

IEF 7409

Een dergelijke schijnoverdracht

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 13 mei 2008, LJN: BD5794, VOF h.o.d.n. GALL & GALL tegen Geïntimeerden

Handelsnaamrecht. Doorgaand gebruik na verkoop van handelsnaam en (gedeelte) klantendatabestand. Wanprestatie. 

“4.12 Met betrekking tot de beide andere onderdelen van de post waar het hier om gaat, de handelsnaam en het klantendatabestand, overweegt het hof het volgende. Voor de overdracht van deze beide onderdelen geldt dat exclusiviteit een essentieel element is. Wanneer de verkoper van een handelsnaam deze na de overdracht toch zelf blijft gebruiken, heeft hij zich deze zonder enig recht opnieuw toegeëigend. Een dergelijke schijnoverdracht kan niet worden beschouwd als een voldoen aan de verplichting die uit de koopovereenkomst voortvloeit: in feite heeft [geïntimeerde sub 1 c.s.] de handelsnaam dus niet geheel overgedragen, hoewel zij daartoe uit hoofde van de koopovereenkomst wel gehouden was. Of [appellante sub 1 c.s.] al dan niet van plan was de handelsnaam zelf te gaan gebruiken en of zij al dan niet (veel) nadeel heeft ondervonden van het voortgezet gebruik van de handelsnaam door [geïntimeerde sub 1 c.s.] doet bij dit alles niet ter zake. Het gaat de verkoper immers niets aan wat de koper met het door hem gekochte wenst te doen.

4.13 Voor de overdracht van het klantendatabestand geldt in grote lijnen hetzelfde. Vast staat dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] onder die naam een mailing heeft verzonden naar een aantal adressen die ook voorkomen in het overgedragen klantendatabestand. Volgens [geïntimeerde sub 1 c.s.] is het aan [appellante sub 1 c.s.] om een vergelijking te maken tussen de mailinglist en het klantendatabestand (mva/mvg punt 31), maar dat verweer gaat niet op. [geïntimeerde sub 1 c.s.] heeft het klantendatabestand aan [appellante sub 1 c.s.] verkocht, zodat uitsluitend deze gerechtigd was ten behoeve van de onderneming van het bestand gebruik te maken. Wanneer er sprake was van een zekere overlap tussen persoonlijke en zakelijke relaties in het klantendatabestand, had het op de weg van [geïntimeerde sub 1 c.s.] gelegen deze van de verkoop uit te zonderen. Wanneer [geïntimeerde sub 1 c.s.] derden wilde benaderen in verband nieuwe initiatieven op het gebied van de wijnhandel, waartoe zij op zichzelf gerechtigd was gezien het ontbreken van afspraken op dat punt, diende zij zich ervan te vergewissen dat zij daarbij geen adressen gebruikte die zij juist aan [appellante sub 1 c.s.] had verkocht. Het gebruik van een dergelijk klantendatabestand dient na de verkoop ervan in zijn geheel voorbehouden te zijn aan de koper. Doordat de verkoper een aantal adressen ervan alsnog gebruikt, is aan de koper in feite niet het volledige en exclusieve gebruik geleverd.

4.14 Het hof deelt op grond van deze overwegingen de conclusie van de rechtbank dat [geïntimeerde sub 1 c.s.] met betrekking tot de onderdelen handelsnaam en klantendatabestand jegens [appellante sub 1 c.s.] wanprestatie heeft gepleegd en dat deze van een zodanige ernst is dat deze de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst op deze onderdelen rechtvaardigt.”

Lees het arrest hier.

IEF 7408

In dezelfde regionen

Fith Fitt.companyVzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch, 12 december 2008, KG ZA 08-716, Fith B.V. tegen fitt.company  B.V. (met dank aan Aron Das Gupta, Van Mens & Wisselink)

Handelsnaamrecht. Gedaagde maakt middels het  gebruik van de (jongere) handelsnaam fitt.company inbreuk op de (oudere) handelsnaam Fith van eiseres. Het gebruik van de handelsnaam fitt.company is in verband met de overeenkomende aard van beide ondernemingen, de overeenkomende klantenkring, de overlappende regio's waarin partijen werkzaam zijn, de auditieve gelijkenis en de daardoor te duchten verwarring (welke zich in de praktijk reeds heeft gerealiseerd), een inbreuk in de zin van art. 5 van de Handelsnaamwet. Proceskosten conform vordering: Euro 7.021,80.

“4.4. Voldoende aannemelijk is dat cliënten van Fith en Fitt.Company - hoewel wellicht voldoende deskundig - niet in staat zullen zijn de verschillen tussen de door partijen gedreven ondernemingen te onderscheiden De klantenkring van beide partijen bestaat voor het grootste gedeelte uit overheidsinstanties - zoals bijvoorbeeld gemeenten en het UWV - en private verzekeraars, waarbij beide partijen zich in de "aanbestedingmarkt"' bevinden en beide ondernemingen diensten op het gebied van onder andere re-integratie, detachering, outplacement- en loopbaanbegeleiding aanbieden. Beide ondernemingen opereren bovendien gedeeltelijk in dezelfde regionen. Daarnaast is het niet onaannemelijk dat, hoewel daarover strikte instructies zijn gegeven, de naam van Fitt.Company jn het dagelijks gebruik zal worden afgekort tot 'Fitt" waardoor beiden namen auditief hetzelfde zijn.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7397

Schoenen en borsten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 december 2008, KG ZA 08-1415, MAN S.R.L. , Manas Nederland B.V. c.s. tegen Mamas Bederland B.V. c.s.

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Schoenenzaak. (Gemeenschaps-) woord- en beeldmerken Manas tegen Mamas. Inbreuk aangenomen, verweer niet overtuigend. Afbeeldingen in het vonnis.

“4.10. Het dominerende bestanddeel dat in de totaalindruk door het woordbeeldmerk wordt opgeworpen, is naar voorlopig oordeel het woord manas. In de gebruikte tekens is dat naar voorlopig oordeel mamas. Manas en mamas stemmen in grote mate overeen. Slechts de middelste medeklinker verschilt. De mate van overeenstemming wordt vergroot doordat in merk en teken het woord van 5 letters geflankeerd wordt door een 'M' in een ovaal. Ook auditief is er voorshands oordelend een grote mate van overeenstemming. Anders dan Mamas suggereert, zal het in aanmerking komende publiek manas en mamas op bijna dezelfde wijze uitspreken. Alleen de middelste medeklinker zal anders worden uitgesproken. Wat de begripsmatige overeenstemming betreft is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verwijzing naar man (manas) vergezocht is. De verwijzing naar het Spaans voor borsten (mamas) zal - zo al juist - aan de mate van overeenstemming niet afdoen. Globaal beoordeeld naar de totaalindruk is naar voorlopig oordeel sprake van een grote mate van overeenstemming."

Lees het vonnis hier.

IEF 7369

De handelsnaam [naam]

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 26 april 2008, LJN: BD5764, Eiser tegen Geïntimeerde

Handelsnaamrecht. Een handelsnaam behoeft geen onderscheidend vermogen te hebben om voor bescherming door de Handelsnaamwet in aanmerking te komen. Wanneer aan een handelsnaam een beperkt onderscheidend vermogen moet worden toegekend, kan dat wel van invloed zijn op de omvang van de bescherming ten opzichte van andere namen. Naast de gangbare term 'logistics' bevat de handelsnaam van [geïntimeerde] de naam [naam].

Het moge zo zijn dat [appellante] eerder dan [geïntimeerde] voor haar activiteiten op het gebied van transport, expeditie, vervoer en/of logistiek de naam [naam] als onderdeel van haar handelsnaam voerde, maar dat verleent [appellante] nog niet enig recht op de handelsnaam [naam]. Díe aanduiding is door haar niet eerder dan [geïntimeerde] gebruikt en om díe naam gaat het hier. 1019h proceskosten (onbetwist):  €11.387,48, dvocaatkosten in hoger beroep en - aanvullend - in eerste instantie.

“4.12 De handelsnaam [naam] bestaat uit twee onderdelen, een veelvoorkomende eigennaam en een beschrijvende aanduiding. Deze twee onderdelen dienen in dit verband niet los van elkaar te worden gezien aangezien zij als handelsnaam samen één geheel vormen. [geïntimeerde] beroept zich ook niet op enig recht met betrekking tot één van beide onderdelen, maar uitsluitend met betrekking tot de combinatie van beide. Met die combinatie wordt niet beoogd of (onbedoeld) bewerkstelligd dat een gangbaar woord of zuiver beschrijvend element als 'logistics' via het handelsnaamrecht wordt gemonopoliseerd. Deze term blijft vrij om in allerhande andere combinaties als handelsnaam te dienen, ook wanneer [geïntimeerde] zich met recht op haar handelsnaamrecht blijkt te kunnen beroepen.
 
4.13 Door [appellante] is uitvoerig betoogd dat [geïntimeerde] zich alleen bezighoudt met transport over de weg en dat zij zich niet met 'logistiek' in de juiste zin van het woord bezighoudt, dat wil zeggen met het beheersingsproces van goederenbewegingen waarvan de eigenlijke uitvoering van het transport op zich geen deel behoeft uit te maken. Het hof ziet geen aanleiding zich in deze terminologische discussie te mengen. Door [geïntimeerde] is voldoende aannemelijk gemaakt dat allerhande ondernemingen op het gebied van transport, expeditie, vervoer en logistiek zich heden ten dage met de kennelijk aansprekende aanduiding 'logistics' tooien en dat de branche daarbij geen taalkundig purisme aan de dag legt. Daarnaast heeft [geïntimeerde] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich niet uitsluitend met transport (naar Zwitserland) bezighoudt. In ieder geval kan naar het voorlopig oordeel van het hof niet worden gezegd dat zich hier een situatie voordoet waarin artikel 5b Hnw van toepassing is. Voorshands gaat het hof er met de voorzieningenrechter van uit dat de handelsnaam [naam] in voldoende mate aansluit bij de bedrijfsvoering van [geïntimeerde].

4.14 Een handelsnaam behoeft geen onderscheidend vermogen te hebben om voor bescherming door de Handelsnaamwet in aanmerking te komen. Wanneer aan een handelsnaam een beperkt onderscheidend vermogen moet worden toegekend, kan dat wel van invloed zijn op de omvang van de bescherming ten opzichte van andere namen.

4.15 Naast de gangbare term 'logistics' bevat de handelsnaam van [geïntimeerde] de naam [naam]. Het moge zo zijn dat [appellante] eerder dan [geïntimeerde] voor haar activiteiten op het gebied van transport, expeditie, vervoer en/of logistiek de naam [naam] als onderdeel van haar handelsnaam voerde, maar dat verleent [appellante] nog niet enig recht op de handelsnaam [naam]. Díe aanduiding is door haar niet eerder dan [geïntimeerde] gebruikt en om díe naam gaat het hier.”

Lees het arrest hier. Verwant bericht op bedrijfsauto.com hier.

IEF 7310

Het oogmerk om materieel voordeel te behalen

Het Juridisch LoketGerechtshof ’s-Gravenhage, 18 november 2008, zaaknr. 105.007.416/01, Stichting Paralegal Expertise & Management tegen Stichting het Juridisch loket (met dank aan Eva Veldhoen en & Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad. De handelsnaamrechtelijke vordering van eiser Het Juridisch Loket (HJL) m.b.t. de domeinaam www.juridischloket.info van gedaagde Paralegal wordt afgewezen, omdat HJL, als stichting die diensten om niet verricht, geen onderneming in de zin van de Hnw is Het vangnet van de onrechtmatige daad vangt eiser echter op: Het hof oordeelt dat de vordering van eiser in eerste instantie toch wel terecht is toegewezen, “wat er zij van de motivering van haar [Rechtbank Rotterdam] beslissing”.  Geen 1019h proceskosten, aangezien de vordering slechts toewijsbaar is op grond van onrechtmatige daad.

Handelsnaamrecht: "15. Het hof overweegt as volgt. HJL is een stichting die ingevolge artikel 2 van haar statuten tot doel heeft het realiseren van een effectieve en efficiënte toegang tot een kwalitatief goed stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat doel tracht zij te bereiken door binnen Nederland juridische loketten op te richten en in stand te houden. De juridische loketten verlenen hun diensten om niet. Naar HJL niet betwist, wordt zij volledig gesubsidieerd door de overheid. Zij heeft dus zelf geen inkomsten. Dat haar klanten - gesteld noch gebleken is dat zij leden heeft - kosten besparen in die zin dat deze klanten, indien zij zich in plaats van tot een juridisch loket tot een advocaat of andere, op commerciële basis werkende juridische  dienstverlener wenden, daarvoor zouden moeten betalen, brengt niet mee dat het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is. Naar her voorlopige oordeel van het hof moet het arrest van de Hoge Raad aldus worden uitgelegd dat het oogmerk om materieel voordeel te behalen bij de onderneming zelf aanwezig moet zijn. Dat oogmerk moet immers in georganiseerd verband aanwezig zijn, dat wil zeggen binnen de organisatie van de onderneming. 

Nu HJL haar diensten om niet verleent kan zij naar liet voorlopige oordeel van liet hof ook niet als concurrent van commerciële juridische dienstverleners worden aangemerkt. Rechtzoekenden die nier voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kom en zullen zich (noodgedwongen) moeten wenden tot een commerciële dienstverlener. Mindervermogenden, die wel voor gefinancierde rechtshulp in  aanmerking komen. Zullen, naar aangenomen moet worden, steeds - in eerste instantie: HJL kan ook doorverwijzen - kiezen voor HJL. HJL beroept zich nog op het arrest van dit hof van 22 november 2001, BIE 2003, 33, maar het hof kan daarom geen steun voor haar standpunt vinden. In dat geval ging het anders dan in het geval van HJL, om een stichting die zich bezighield met het verrichten van diensten tegen betaling  en bestond een aantal soortgelijke organisaties. waarmee die stichting concurreerde. Naar het voorlopige oordeel van het hof kan HJL dus niet worden aangemerkt als een onderneming in de zin van de handelsnaamwet.”

16. Het voorgaande brengt mee dat aan HJL geen bescherming toekomt op grond van de Hnw. (…)”

Onrechtmatige daad: "20. In aanmerking genomen dat de handels- en domeinnaam van Paralegal – (www.)juridischloket.info – slechts in geringe mate afwijkt van de naam van HJL en dat Paralegal en HJL zich beide bezighouden met het geven van juridisch advies, is het hof voorshands van oordeel dat voor het publiek wel degelijk gevaar voor verwarring tussen HJL en Paralegal is te duchten. Dat ook daadwerkelijk verwarring is ontstaan,  blijkt uit de omstandigheid dat Paralegal, naar zij zelf stelt, wel eens 'verkeerde bezoekers' krijgt. Dat Paralegal haar diensten tegen betaling verricht en HJL gratis,  is niet relevant voor de beoordeling of er verwarring(sgevaar) bestaat. Indien een rechtzoekende zich tot Paralegal wendt in de veronderstelling dat hij van doen heeft met HJL, zal hij eveneens -evenwel ten onrechte - veronderstellen dat de diensten van Paralegal gratis worden verleend. Hieruit volgt naar het voorlopig oordeel van liet hof tevens dat voldoende aannemelijk is dat HJL door de handelwijze van Paralegal schade - naar zij stelt: verlies van exclusiviteit van de naam en reputatieschade – lijdt.

21. In het licht van het voorgaande is het hof voorshands van oordeel dat het gebruik door Paralegal van de handels- en domeinnaam (www. ) juridischloket.info onzorgvuldig is jegens (aanvankelijk: de oprichters van) HJL. De voorzieningenrechter heeft de vordering dan ook terecht toegewezen, wat er zij van de motivering van haar beslissing."

Lees het arrest hier. Arrest in incident hier. Vonnis vzr. Rb Rotterdam hier.

IEF 7300

In topvorm

Rechtbank Middelburg, 5 november 2008, LJN: BG4605, Dacotherm B.V. tegen Topvorm Prefab B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Ex-medewerkers, bedrijfsgeheimen en handelsnamen.

 “2.9. Vijf medewerkers van Dacotherm hebben in of rond september 2006 ontslag genomen; zij zijn vervolgens aan de slag gegaan bij Topvorm. Later – in december 2006 en in januari en februari 2007 – zijn nog 4 mensen bij Dacotherm uit dienst getreden en naar Topvorm c.s. overgegaan. '(…) 2.10. Dacotherm heeft op enig moment (ook) de handelsnaam “Prefab daken in Topvorm” geregistreerd. Het bij die handelsnaam behorend logo bevat een dakvorm. Het logo van Topvorm c.s. bevat eveneens een dakvorm.

(…) 3.1 Voor de vorderingen betreffende de handelsnaam en het logo is allereerst van belang te beoordelen of de naam/aanduiding “Topvorm” al voordat Topvorm c.s. deze (begin oktober 2006) als handelsnaam zijn gaan gebruiken, door Dacotherm (rechtmatig) als handelsnaam werd gevoerd. Dacotherm stelt dat dat zo is. Zij legt daartoe reclame-uitingen van zichzelf over. Uit die stukken blijkt dat Dacotherm (in elk geval) vanaf december 2005 gebruik maakt van de aanduiding “Prefab daken in Topvorm”. In alle naar buiten gerichte uitingen die Dacotherm overlegt wordt die aanduiding gecombineerd met de naam Linex Prefab (een andere door Dacotherm gehanteerde naam) en het bij die naam behorende logo. Het logo van een dakvorm met daarin foto’s van daken wordt niet bij elke uiting waarin de woorden “Prefab daken in Topvorm” voorkomen, gebruikt. De combinatie van die woorden met de naam Linex doet vermoeden dat Linex de handelsnaam is en “Prefab daken in Topvorm” een slogan. Dat vermoeden wordt bevestigd door de omstandigheid dat Linex wel, en “Prefab daken in Topvorm” in de tijd waaruit de overgelegde stukken dateren niet als handelsnaam was geregistreerd; die registratie vond (naar Topvorm onbetwist heeft gesteld) pas plaats nadat Topvorm haar naam had doen registreren. Uit het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat tot in oktober 2006 er geen sprake was van gebruik door Dacotherm van de aanduiding “Prefab daken in Topvorm” als handelsnaam. Topvorm c.s. hebben in hun keuze van een handelsnaam dan ook niet in strijd met de Handelsnaamwet gehandeld

4.3.2. Waar Dacotherm zich ten aanzien van de naam (en het logo) (ook) beroept op auteursrecht, stelt de rechtbank vast dat zij die stelling niet onderbouwt. Op geen enkele wijze wordt aangegeven dat en op welke gronden de naam en het logo “een werk” betreffen in de zin van de Auteurswet waarvan Dacotherm de maker of de rechtverkrijgende van een maker is.

4.3.3. Blijft over de vraag of Topvorm c.s. met hun naam en logo zodanig aanhaken bij de door Dacotherm met behulp van haar slogan en logo verworven marktpositie, dat zij daarmee oneerlijke mededinging bedrijven. Maatstaf bij deze beoordeling is of door het gebruik van de naam en het logo verwarring bij het publiek is te duchten. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. De slogan van Dacotherm wordt steeds gebruikt in combinatie met de naam en het logo van Linex. Daarbij is van belang dat het door Dacotherm genoemde logo dat hoort bij die slogan (een dak met daarin foto’s van daken) niet altijd bij de weergave van de slogan wordt afgedrukt. Bovendien verschilt het bedoelde logo van het door Topvorm c.s. gebruikte in uiterlijk (dat van Topvorm c.s. is dicht en eenkleurig) en in plaatsing ten opzichte van de woorden (bij Dacotherm staat het dak los van de slogan, bij Topvorm is de naam over de dakvorm heen gedrukt). Al met al oordeelt de rechtbank dan geen gevaar voor verwarring is te duchten en dat er dus geen grond is om de door Dacotherm met betrekking tot de handelsnaam en het logo geformuleerde vorderingen toe te wijzen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7285

Thuis, bezorgd

Thuisbezorgd.nlRechtbank Utrecht, 12 november 2008, LJN: BG4155, Thuisbezorgd.nl B.V. tegen Tjokkie E-Marketing B.V. i.o.

Eerst even voor jezelf lezen. Domeinnamen, Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Vervolg op Gerechtshof Amsterdam, 15 januari 2008, Thuisbezorgd.nl tegen Jolidé V.O.F. c.s, IEF 5552. (Dreigend) gebruik domeinnaam als handelsnaam. Gebruiksverbod o.g.v. onrechtmatige daad.  Proceskostenveroordeling in kort geding kan niet in de bodemzaak betrokken worden. Eiser Thuisbezorgd.nl wordt in de gelegenheid gesteld om  zich bij akte over de (hoogte van) proceskostenveroordeling i.c. uit het te laten.

Handelsnaamrecht: 7.14 In de onderhavige zaak doet zich niet de situatie voor dat een zuiver beschrijvend woord als handelsnaam gebruikt wordt. De handelsnaam van Tb is samengesteld uit het woorden thuis gevolgd door een vervoeging van het woord bezorgen. Dit zijn weliswaar gewone Nederlandse woorden maar door de combinatie van deze woorden met het achtervoegsel “.nl” is een niet zuiver beschrijvend woord ontstaan voor de door Tb aangeboden diensten, te weten het via online bemiddeling thuis (laten) bezorgen van maaltijden. In zoverre is er hier een andere situatie dan bij het gebruik van de naam Camping Holidays voor kampeervakanties of hypotheekofferte.nl voor het online aanbieden van hypotheekoffertes. Anders dan gedaagde partij heeft aangevoerd is hier derhalve geen sprake van monopolisering door Tb van een louter beschrijvende aanduiding.

(…) Het mag zo zijn dat gedaagde partij ingevolge het arrest van het hof van het gebruik van de aanduiding thuisbezorgen.nl heeft gestaakt, uit het feit dat zij geweigerd heeft aan Tb toe te zeggen dat het gebruik van de website thuisbezorgen.nl niet alsnog zal worden hervat voor activiteiten en diensten gelijk aan of overeenstemmend met die van Tb volgt dat er in ieder geval sprake is van een dreigend gebruik van de handelsnaam thuisbezorgen.nl. door gedaagde partij. Dit rechtvaardigt al een verbod op ieder gebruik van de handelsnaam thuisbezorgen.nl door gedaagde partij.”

Onrechtmatige daad: 7:16. (…) Het enkele feit dat er sprake is van verwarring en van verwarringsgevaar met de handelsnaam van Tb, leidt al tot de conclusie dat het gebruik van de domeinnaam thuisbezorgen.nl of enig ander daarmee overeenstemmend teken onrechtmatig is jegens Tb.

7.17.  Tb vraagt een verbod op het gebruik van de domein- en handelsnaam voor zover gebruikt met betrekking tot activiteiten en/of diensten (soort)gelijk aan of overeenstemmend met die van Tb of waarvoor (een van) de merken van Tb is ingeschreven. Gelet op de zeer ruime omschrijving van de categorieën waarvoor de merken van Tb zijn ingeschreven, zal dit bevel beperkt worden tot activiteiten en/of diensten gelijk aan of overeenstemmend met die van Tb. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt genoegzaam welke diensten of activiteiten dat zijn.”

Lees het vonnis hier

IEF 7262

Maar niet voor stukken kaas

Cheez'PucksRechtbank ’s-Gravenhage, 11 november 2008, KG ZA 08-880, Arla Foods Amba tegen Th. Vergeer en Zonen B.V. 

Merkenrecht. Kaasmerk Puck tegen kaasmerk Cheez’Puck. Element Cheez is beschrijvend voor kaas, "tekenelementenpucks of Pu(c)k zijn beschrijvend voor ijshockeypucks, maar niet voor stukken kaas”. Overeenstemmende tekens, gevaar voor (minstgenomen indirecte) verwarring is aannemelijk: (impliciet pan-Europees?) inbreukverbod en overdracht domeinnaam. Rechtbank benadrukt nog eens dat “voor de beoordeling van potentieel verwarringsgevaar "sub b" een min of meer abstracte benadering is vereist en geen concreet opgetreden verwarring (of het gevaar daarvoor) behoeft te worden aangetoond.” Onrechtmatige daad en inbreuk handelsnaamrecht kunnen niet tot meeromvattend inbreukverbod leiden en blijven derhalve buiten beschouwing.

Nevenvorderingen niet toewijsbaar afgewezen onder verwijzing naar HR in Bax/Weijers (spoedeisend belang nevenvorderingen). Poceskosten: “Arla's stelling dat de indicatietarieven "op niets" zouden zijn gebaseerd en "een slag in de lucht" zouden betreffen, wordt gepasseerd.” €15.339,44. Afbeeldingen in het vonnis. 

Eiser Arla hanteert haar PUCK-(gemeenschaps)merken “voor een vooral in de Arabische wereld en onder inwoners van Europa met wortels in de Arabische wereld populaire geitenkaas- en roomkaasvariant. Dergelijke kaas is (ook) in Nederland, Duitsland en Denemarken op de markt en er wordt op Arabischtalige satelliettelevisiezenders met bereik in Europa zoals Al Jazeera reclame voor gemaakt.” Gedaagde Vergeer brengt een kaasproduct op de markt bestemd voor kinderen in Nederland en ook in Duitsland en Hongarije. Zij hanteert daarvoor het teken Cheez'Pucks en hanteert in haar marketinguitingen rondom dit kaasproduct een character (of mascotte, zoals haar advocaten dit betitelen) Puk of Puck.

Merkenrecht: “4.4. PUCK en Cheez'pucks zijn naar voorlopig oordeel overeenstemmende tekens ten opzichte van het Gemeenschapswoordmerk PUCK, waardoor gevaar voor (indirecte) verwarring kan ontstaan bij het in aanmerking te nemen publiek. (…)

4.5. Arla heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat het teken Cheez' in het verkeer gehanteerd wordt in samenstellingen als een gebruikelijke en louter beschrijvende aanduiding voor kaassmaak of kaasproduct. Dat is zo in de door haar overgelegde afbeeldingen van verpakkingen van CheezWhiz (kaassaus of kaasspray voor topping), Cheez-it of Cheez - it van Frico (reepjes kaas in een pakje) en Cheez-doodles (maiszoutjes met kaassmaak). Het element Cheez' betreft een verbastering of fonetische weergave van het Engelse woord cheese.

4.6. Voor bedoelde globale beoordeling betekent dit dat het element "pucks" uit de samenstelling Cheez'pucks het dominerende en onderscheidende bestanddeel is (waaraan meer gewicht toekomt bij de overeenstemmingsvraag, nu die immers in het totaalbeeld meer opvallen) – en bij de tekens Puk en Puck, voor zover gebruikt ter onderscheiding van de betrokken waar, is dit sowieso het enige te vergelijken element. Bovendien geldt dat een hoge mate van overeenstemming van de betrokken waren (in dit geval: (geiten)kaas en (Goudse kinder)kaas, allebei kaas derhalve) volgens vaste rechtspraak een geringere mate van overeenstemming tussen merk en tekens – zo daar hier al sprake van zou zijn – kan compenseren. Dit alles bij elkaar genomen betekent naar voorlopig oordeel dat de verschillen Cheez', respectievelijk de toevoeging van een meervoudsletter 's' in het tekenelement pucks uit de samenstelling Cheez'pucks, respectievelijk weglating van de letter 'c' in het teken Puk, niet maken dat geen sprake is van in ieder geval auditieve en visuele overeenstemming. Wellicht is dat voor wat de samenstelling Cheez'pucks betreft in mindere mate het geval, maar merkenrechtelijk is dat is voorshands niet relevant te achten. Dat de klank van "pu(c)k" in het Arabisch als "boek" zou klinken, zoals Vergeer onweersproken heeft aangevoerd, maakt dit niet anders, omdat Arabisch in de Europese Unie geen doorgaans begrepen taal is. Evenmin valt in te zien wat dit aan overeenstemming zou afdoen. Mogelijk is tevens sprake van begripsmatige overeenstemming als puck opgevat zou kunnen worden als synoniem voor schijf – maar Arla bestrijdt juist dat dit teken(element) als zodanig kan worden opgevat, zoals Vergeer wel aanvoert. Enkel auditieve gelijkenis kan overigens al voldoende zijn voor verwarringsgevaar. Dat het teken Cheez'pucks louter beschrijvend zou worden gebruikt, zoals Vergeer aanvoert, wordt voorshands niet gevolgd. Tekenelementen pucks of Pu(c)k zijn beschrijvend voor ijshockeypucks, maar niet voor stukken kaas.”

Verwarringsgevaar: “4.7. Tevens wordt voorlopig geoordeeld dat sprake is van minstgenomen indirect verwarringsgevaar in de in 4.4. bedoelde zin. In de eerste plaats is daarbij relevant dat Arla zich in deze zaak beroept op Gemeenschapsmerken die korter dan 5 jaar geleden zijn ingeschreven, zodat deze überhaupt nog niet eens als merk gebruikt behoeven te worden (art. 15(1) GMVo), zoals Arla terecht naar voren heeft gebracht. Dat geen sprake zou zijn van verwarringsgevaar, omdat Arla haar merk zou gebruiken voor geitenkaas bestemd voor de Arabische markt en Vergeer zich met haar teken en character richt op de Nederlandse (kinder) kaasmarkt, wordt – wat daar verder gelet op art. 15(1) GMVo ook van zij – voorshands niet gevolgd. Nog daargelaten dat Arla onvoldoende steekhoudend weersproken ter zitting heeft gesteld dat zij haar van de Puck-merken voorziene kaas ook in Europa te koop aanbiedt, zodat voorshands niet aannemelijk is dat sprake is van een louter "exportmerk" (overigens een krachtens art. 15(2)(b) GMVo als normaal gebruik als merk aangemerkte handeling), miskent die stelling dat voor de beoordeling van potentieel verwarringsgevaar "sub b" een min of meer abstracte benadering is vereist en geen concreet opgetreden verwarring (of het gevaar daarvoor) behoeft te worden aangetoond.

4.8. Op grond van het vorenoverwogene is een merkinbreukverbod gebaseerd op het Gemeenschapswoordmerk versterkt met een voor matiging vatbare dwangsom toewijsbaar, evenwel als in het dictum verwoord. Beoordeling op grond van de gecombineerde Gemeenschapswoord/ beeldmerken kan bij die stand van zaken achterwege blijven.”

Domeinnaam: “4.9. Arla heeft onweersproken en onderbouwd gesteld dat Vergeer het teken cheezpucks in haar domeinnaam waarachter de website www.cheezpucks.nl wordt gedreven, gebruikt als merk, namelijk mede ter onderscheiding van de producten die op de door de domeinnaam verkregen website worden aangeboden, omdat er een direct verband is tussen die domeinnaam en de producten die worden aangeboden (bijvoorbeeld in de banner "cheez'pucks. hèt kaasje voor coole kids" op de openingspagina). Zodoende valt ook het hanteren van deze domeinnaam onder het toe te wijzen merkinbreukverbod en kan de gevorderde medewerking aan overdracht van bedoelde domeinnaam daarop worden gebaseerd. Ter voorkoming van executiegeschillen zal Vergeer bij wijze van nadere ordemaatregel enige tijd gegund worden om tot aanpassingen te komen, waaronder het "uit de lucht" halen en overdragen van haar website aan Arla.”

Nevenvorderingen: “4.12. De nevenvorderingen zullen worden afgewezen. Gegeven de betwisting van bedoeld spoedeisend belang bij elke afzonderlijke nevenvordering heeft Arla onvoldoende aannemelijk weten te maken dat zo'n belang aanwezig is. Haar stelling dat de proceseconomie ermee gebaat zou zijn thans al in het kader van deze voorlopige beoordeling inzicht te krijgen in afnemers of toeleveranciers om verdere inbreuk te stoppen en in staat te zijn zonder verdere procedure buiten rechte haar schade te kunnen begroten teneinde vervolgens eventueel in der minne tot een regeling daaromtrent te komen met Vergeer, wordt niet voldoende geacht.

4.13. Dat wordt niet anders in het licht van HR 15 juni 2007, NJ 2008/153 (Bax/Weijers), waarin een nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten aan de orde was. Daarin heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat indien een hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beslist, de proceseconomie ermee gebaat is, dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als die ter zake van buitengerechtelijke kosten kan worden beslist. Indien die vordering niet of onvoldoende wordt betwist en de hoofdvordering voldoende spoedeisend is, mag volgens dit arrest in beginsel worden aangenomen dat ook toewijzing van de nevenvordering uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Allereerst is in de onderhavige zaak wel sprake van betwisting van het spoedeisend belang bij de nevenvorderingen. In de tweede plaats kan een dergelijke proceseconomische overweging naar voorlopig oordeel (zoals ook onlangs in Vzr Rb 's-Gravenhage 7 oktober 2008, IEPT 20081007 (BMW/Inter-Tyre Holland) is uitgemaakt, niet leiden tot toewijzing van zeer ingrijpende nevenvorderingen als in deze procedure door Arla gevorderd nu het gestelde spoedeisende belang daartoe onvoldoende aannemelijk wordt geacht. In dat licht zij erop gewezen dat dit type nevenvorderingen in de systematiek van de Handhavingsrichtlijn (die terug gaat op de systematiek van Deel III van TRIPs Verdrag) bedoeld lijkt te zijn als definitieve maatregelen nadat een inbreuk (in of tijdens een bodemprocedure) is vastgesteld (artt. 8 en 10) en naar voorlopig oordeel moeilijk is te begrijpen onder de voorlopige en conservatoire maatregelen uit art. 9 van deze richtlijn (dat teruggaat op art. 50 TRIPs).

Proceskosten: “4.15. Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 dient voor de hoogte van de proceskosten in het geval van betwisting aansluiting te worden gezocht bij de per die datum in werking getreden genoemde regeling Indicatietarieven in IE-zaken, te vinden op www.rechtspraak.nl. Het door Arla opgevoerde bedrag is beduidend hoger dan het daarin vermelde indicatietarief voor een eenvoudig kort geding, evenwel maar enigszins hoger dan het indicatietarief voor een niet-eenvoudig kort geding. Gelet tevens op de hoogte van de door Vergeer zelf verantwoorde kosten ter onderbouwing van haar aanspraak uit hoofde van art. 1019h Rv ter hoogte van € 10.117,- (ook belangrijk hoger dan het indicatietarief voor een eenvoudig kort geding), maakt dat termen bestaan om aan te nemen dat het hogere indicatietarief van € 15.000,- te dezen als uitgangspunt kan worden genomen. De door Arla in rekening gebrachte kosten die daarboven uitkomen zijn in deze omstandigheden, behoudens steekhoudende nadere motivering, die ontbreekt, in beginsel niet aan te merken als redelijk en evenredig in de zin van art. 1019h Rv. Arla's stelling dat de indicatietarieven "op niets" zouden zijn gebaseerd en "een slag in de lucht" zouden betreffen, wordt gepasseerd onder verwijzing naar de betreffende regeling die blijkens de tekst ervan is vastgesteld door het LOVC na voorbereiding in een werkgroep ingesteld door het LOVC en totstandkoming in samenspraak met de NOvA. Zodoende wordt de proceskostenveroordeling vastgesteld op € 15.000,-, vermeerderd met € 254,- aan vast recht en € 85,44 aan explootkosten, derhalve op € 15.339,44.”

Lees het vonnis hier.