Merkenrecht  

IEF 14321

Handelsnamen van broers in bulldozerverhuur

Vzr. Rechtbank Overijssel 28 oktober 2014, IEF 14321 (Gebr. Bulldozerverhuur)
Eiser vordert (onder meer) dat gedaagden, beide broers van eiser, het gebruik van hun handelsnamen staken op straffe van een dwangsom. De samenwerking, na bedrijfsopvolging, tussen partijen door zich als één bedrijf te presenteren, levert uitsluitend handelsnaamgebruik van eisers handelsnaam op. De achternaam (al dan niet in combinatie met Bulldozerverhuur) is het kenmerkende element, en de verwarring wordt versterkt door gebruik van hetzelfde logo van een bulldozer met een hoop grond. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels toe.

4.5.Partijen twisten over de vraag wie als eerste een handelsnaam met daarin de woorden “Bulldozerverhuur” en “[achternaam]” in het handelsverkeer is gaan gebruiken.
De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde sub 1 zijn handelsnaam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” weliswaar enkele weken eerder heeft ingeschreven in het handelsregister dan eiser zijn handelsnaam “Bulldozerverhuur [achternaam]”, maar op basis van deze enkele inschrijving kan niet worden aangenomen dat hij deze naam vrijwel direct daarna ook daadwerkelijk in het handelsverkeer is gaan voeren. Door gedaagden zijn verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit dat kan worden afgeleid. In dit verband is van belang dat de samenwerking tussen gedaagden en eiser op 1 september 2007 is begonnen en dat zij zich naar hun klanten toe hebben gepresenteerd als één bedrijf, waarbij door hen uitsluitend gebruik is gemaakt van eisers handelsnaam. Naast de werkzaamheden onder eisers handelsnaam hebben gedaagden geen andere activiteiten verricht. Gelet hierop kan uit het feit dat de naam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” in 2007 is opgenomen in het telefoonboek niet worden afgeleid dat gedaagden toen al onder deze naam klanten hebben geworven. Ook op basis van de door gedaagden overgelegde facturen op naam van – onder andere – “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” kan dat niet worden aangenomen, daar deze facturen afkomstig zijn van leveranciers van gedaagden en niet zijn gericht aan hun eigen klanten. Het feit dat eiser brieven en facturen aan “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” en “Jac. [achternaam] Bulldozerverhuur” heeft verstuurd, kan niet tot een ander oordeel leiden, aangezien dit interne correspondentie betreft. Gezien het voorgaande is voorzieningenrechter van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat eiser zijn handelsnaam “Bulldozerverhuur [achternaam]” eerder in het handelsverkeer is gaan voeren dan gedaagde sub 1 zijn handelsnaam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur”.

4.9. Met betrekking tot het onder II. gevorderde wordt overwogen dat eiser ter zitting heeft verklaard dat met het woord beeldmerk het door eiser gebruikte logo van een bulldozer met een hoop grond wordt bedoeld. De voorzieningenrechter constateert dat partijen (nagenoeg) dezelfde afbeelding als logo gebruiken. Door gedaagden is niet weersproken dat eiser deze afbeelding langer als logo gebruikt dan zij. Ook is niet bestreden de verwarring onder de (potentiële) klanten van eiser wordt versterkt door het gebruik van hetzelfde logo door gedaagden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagden onrechtmatig jegens eiser handelen door gebruik te maken van hetzelfde logo als waarvan deze gebruik maakt.
IEF 14317

Gerecht EU oktober 2014

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Hieronder de tabel met 13 arresten die wellicht de moeite waard is om door te nemen.

T-263/13 Beroep verworpen
T‑531/12 Beroep verworpen
T‑77/13 DODIE DODOT Vernietiging OHIM
T-122/13 en T-123/13 DODOT Vernietiging
T-300/12  GLOBO Vernietiging OHIM
T-342/12 Beroep verworpen
T-262/13 SKYSOFT SKY Beroep verworpen
T-515/12 The English Cut El Corte Inglés Beroep verworpen
T-458/13 en T-459/13 GRAPHENE (absolute gronden – OHIM) Beroep verworpen
T-444/12 LINEX LINES PERLA Vernietiging OHIM
T-297/13 United Autoglass Beroep verworpen
T-543/12
El Corte Inglés
Vernietiging OHIM
T-453/11 LAGUIOLE LAGUIOLE Vernietiging OHIM

Behoefte aan of maakt u graag een verdere analyse? Tip de redactie: redactie@ie-forum.nl.

IEF 14314

Langenscheidt geel of hoe een Amerikaanse wereldspeler een blauwtje loopt

Bijdrage ingezonden door Michiel Heffels, Spiegeler advocaten. Contourloze kleurmerken blijven een hot item. Na het richtinggevende Oberbank-arrest [IEF 13958] van het Europese Hof van Justitie over inburgering van kleurmerken [commentaar hier], heeft de hoogste Duitse rechter op 18 september 2014 uitspraak gedaan over de bescherming van de kleur geel voor woordenboeken en soortgelijke producten. Uitgeverij Langenscheidt is onbetwist marktleider in Duitsland op het gebied van tweetalige woordenboeken. Het logo van Langenscheidt bestaat uit een blauwe letter L tegen een gele achtergrond.

Zoals de M van MacDonalds al met friet en hamburgers wordt geassocieerd bij kinderen vanaf een jaar of 3, zo is de blauwe L tegen een gele achtergrond in Duitsland al decennia lang bij iedereen bekend vanaf het moment dat hij kan lezen en schrijven. Toen het Amerikaanse Rosetta Stone – geen onbekende als het gaat om taalcursussen en woordenboeken – haar taalsoftware eveneens in een gele verpakking op de Duitse markt bracht, kwam Langenscheidt daartegen in het geweer en vorderde een verbod en schadevergoeding. De zaak eindigde uiteindelijk bij het Bundesgerichtshof, de hoogste instantie voor burgerlijke rechtspraak in Duitsland.

Langenscheid beschikte niet alleen over een logo, maar ook over een contourloos kleurmerk geel. Het is niet eenvoudig om een enkele kleur als merk ingeschreven te krijgen. En eigenlijk is dat maar goed ook. Een enkele ‘contourloze’ kleur als merk geeft de merkhouder immers een monopolie op het gebruik van een specifieke kleur ongeacht op welke manier het wordt gebruikt, zolang het maar dient ter onderscheiding van zijn producten en diensten. Merkhouders dienen daarom aan te tonen dat ‘hun’ kleur al bij het overgrote deel van het publiek als bekend merk functioneert voordat het kan worden ingeschreven als merk. Volgens het Bundesgerichtshof [hier] was dat bij Langenscheidt het geval. Het Bundesgerichtshof stelt verder dat consumenten in de markt voor woordenboeken juist wel kleuren met een bepaald product van een specifieke merkhouder associëren. Langenscheidt voert de kleur geel, haar grootste concurrent gebruikt steevast de kleur groen. Ook voor equivalente producten als vertaalsoftware en online taalcursussen geldt volgens het Bundesgerichtshof dat Langenscheidt terecht haar kleurmerk inroept.

Rosetta Stone mag de gele kleur dus niet meer voor haar taalsoftware in Duitsland gebruiken. Zo kan het gebeuren dat Rosetta Stone in alle landen in de wereld haar blauwe logo op een gele achtergrond plaatst, behalve in Duitsland. In Duitsland zet Rosetta nu – heel ondeugend – een enkele gele lijn onder haar blauwe logo met een witte achtergrond.

Michiel Heffels

IEF 14310

Geen polo op de fiets

Bijdragen ingezonden door Bas Kist, Chiever. Natuurlijk is een fiets iets anders dan een paard. Daarover bestaat ook bij Ralph Lauren, het bedrijf achter het bekende Polo-merk geen discussie. Echter, dat wil volgens het modeconcern nog niet zeggen dat je, zoals het Engelse bedrijf FreshSide deed, in Europa zomaar een beeldmerk kunt registreren van een fiets met daarop een polospeler die, net als in het bekende merk van Ralph Lauren, zijn polostick in de lucht houdt.

Ralph Lauren tekende bezwaar aan bij het Europese merkenbureau maar kreeg daar nul op rekest. De merken verschillen toch teveel, er is geen gevaar voor verwarring, aldus de Kamer van Beroep. Ralph Lauren pikte het niet ging in hoger beroep. Onlangs bepaalde het Europese Gerecht dat het merkenbureau fout zat: die merken lijken wèl op elkaar [IEF 14228]. Het mag dan om een fiets tegenover een paard gaan, maar bij de gemiddelde consument blijft bij waarneming van een merk toch de totaalindruk hangen en niet de details. En die totaalindruk van deze merken is dezelfde. De Kamer van Beroep van het merkenbureau moet zijn werk nu overdoen en dat betekent zonder enige twijfel het einde van de fietsende polospeler.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Ralph Lauren wil geen polo op de fiets NRC 21-10-2014

IEF 14307

Recht op vernietiging van Techno buggy’s

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14307; ECLI:NL:RBDHA:2014:13292(Koelstra c.s. tegen Van Asten c.s.)
Auteursrecht. Merkenrecht. Onthoudingsverklaring. Misleidende reclame. Keywords. Koelstra is een onderneming die o.a. buggy’s (waaronder de ‘Limbo’) produceert en verkoopt. Van Asten exploiteert een winkel die babyartikelen verkoopt. Koelstra constateert een Techno Limbo buggy, waarop de Koelstra merken zijn aangebracht, wordt aangeboden via winkel en webshop. De voorzieningenrechter beveelt de misleidende mededelingen te staken, gebiedt tot rectificatie. De nog bestaande voorraad Techno buggy´s moet worden vernietigd op grond van de onthoudingsverklaring. Het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, vormt geen merkinbreuk.

4. De beoordeling
A. De Techno
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanbieden en verhandelen van de Techno een inbreuk vormde op de Koelstra merken en op de auteursrechten van Koelstra. De voorzieningenrechter neem dat dan ook tot uitgangspunt. Ook is niet in geschil dat zowel Van Asten als Babysupershop de Techno hebben verhandeld. Uit de in 2.14. weergegeven onthoudingsverklaring volgt dat zij op 20 juni 2014 al hadden toegezegd, op verbeurte van een contractuele boete, dat zij die inbreuk gestaakt zouden houden. Gesteld noch gebleken is dat zij zich niet aan die toezegging hebben gehouden. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk (spoedeisend) belang zij nog heeft bij het gevorderde inbreukverbod, naast de verkregen onthoudingsverklaring. Gelet daarop vormt de inbreuk die met de Techno is gemaakt onvoldoende grond voor toewijzing van het door Koelstra c.s. gevorderde inbreukverbod jegens Van Asten en Babysupershop.

4.5. In de onthoudingsverklaring is ook toegezegd dat Van Asten en Babysupershop opgave zouden doen van hun leverancier, inkoop- en verkoopgegevens en winstgegevens. Blijkens de door Van Asten c.s. als productie 21 overgelegde correspondentie zijn Van Asten en Babysupershop die toezegging nagekomen. Koelstra c.s. heeft in dit kort geding ook niet duidelijk gemaakt welk spoedeisend belang zij op dit moment nog heeft bij het door haar gevorderde bevel tot opgave. Die vordering zal derhalve worden afgewezen.

4.6. Tijdens de zitting bleek dat de overeengekomen afgifte ter vernietiging van de beslagen en voorradige Techno buggy’s nog niet heeft plaatsgevonden. Koelstra c.s. heeft derhalve nog wel spoedeisend belang bij haar vordering tot (afgifte ter) vernietiging. Vast staat dat deze buggy’s inbreuk maken op de auteursrechten van Koelstra en de merkrechten van Tonqa en Simki. Op grond van zowel de onthoudingsverklaring van Van Asten c.s., als op grond van artikel 28 Auteurswet en/of de artikelen 14 en 102 GMVo jo. 2.22 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: BVIE) heeft Koelstra c.s. recht op (afgifte ter) vernietiging van de Techno buggy’s. Dat geldt niet alleen voor de Techno buggy’s die Van Asten thans in voorraad heeft, maar ook voor de hieronder te bespreken te retourneren buggy’s. De vordering tot vernietiging zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum bepaald.

4.10. Met de hiervoor besproken rectificatie wordt in wezen deels voldaan aan de vordering tot het gelasten van een recall. Ter zitting heeft Koelstra c.s. erkend dat een volledige recall van de Techno buggy’s ondoenlijk is voor Van Asten en Babysupershop, omdat een groot deel van de Techno buggy’s over de toonbank is verkocht zodat de kopers niet bekend zijn. Gelet daarop en op de toewijzing van de rectificatie, is er naast de rectificatie onvoldoende grond voor toewijzing van een afzonderlijke recall.

B. De reclames van Van Asten c.s.


De gestelde misleidende reclames
4.14. Koelstra c.s. heeft onbetwist gesteld dat Van Asten c.s. dit type buggy van Koelstra, dat onderdeel uitmaakt van de nieuwste collectie, nimmer in haar assortiment heeft gehad, zodat zij deze evenmin in voorraad kan hebben gehad. Met de aanbieding van dit type buggy, voorzien van een afbeelding ervan en de tekst “beschikbaarheid: niet in voorraad”, wordt voorshands oordelend evenwel de suggestie gewekt dat Van Asten c.s. deze buggy wel in voorraad heeft gehad, dan wel dat deze buggy gekocht kan worden en geleverd kan worden zodra zij weer op voorraad is. Dit geldt temeer voor de advertentie op www.beslist.nl. Met Koelstra c.s. is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze uitingen om die reden misleidend zijn en derhalve in strijd zijn met artikel 6:194 sub c BW. Het argument van Van Asten c.s., dat zij wel een ouder model van de Simba Twin buggy in haar assortiment heeft gevoerd, doet aan het voorgaande niet af.

4.16. Met deze advertentie wordt naar voorlopig oordeel de suggestie gewekt dat buggyshop.eu het gehele assortiment aan Koelstra buggy’s aanbiedt, dat deze alle in voorraad en direct leverbaar zijn met bovendien een laagste prijsgarantie. Nu Van Asten c.s. heeft erkend dat zij thans geen enkele buggy van Koelstra in voorraad heeft, is deze advertentie voorshands oordelend misleidend op grond van artikel 6:194 sub c BW. Het element van de laagste prijsgarantie is op grond van artikel 6:194 sub d eveneens misleidend omdat het in samenhang met het voorgaande geen betrekking kan hebben op enig product van Koelstra.

4.20. De Koelstra buggy’s die voorkomen in de misleidende reclames worden op de markt gebracht door Koelstra. Daardoor zijn deze misleidende reclames onrechtmatig jegens Koelstra. Koelstra c.s. hebben niet gesteld dat en waarom deze reclames tevens onrechtmatig zijn jegens Tonqa en Simki. Dit is ook niet voorshands aannemelijk, omdat deze vennootschappen slechts houdstermaatschappijen zijn. Jegens hen is het gevorderde verbod om misleidende reclame te maken derhalve niet toewijsbaar.

Merkgebruik in reclame

4.25. De wijze waarop Babysupershop gebruik maakt van keyword advertising tast de herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra niet aan. De gemiddelde internetgebruiker die na het intoetsen van het woordmerk Koelstra in een zoekmachine, een advertentie van Babysupershop bij de advertenties aantreft en daarop klikt, komt op een website waarop duidelijk is vermeld van welke producenten de daarop aangeboden producten afkomstig zijn. Alleen bij de producten die daadwerkelijk van Koelstra afkomstig zijn is dat vermeld, bij andere producten zijn andere merknamen vermeld. Daarmee weet de internetconsument onmiddellijk dat het hier niet gaat om de website van Koelstra of een onderneming waarmee zij een economische band heeft. Dat geldt ook als er geen Koelstra producten op die websites te koop worden aangeboden. Alle andere producten vermelden immers andere merken. De herkomstaanduidingsfunctie van het woordmerk Koelstra is daarom niet in het geding.

4.27. Van een aantasting van de investeringsfunctie is slechts sprake als het gebruik door Koelstra c.s. van het woordmerk ter verwerving of behoud van een reputatie, aanzienlijk wordt verstoord door het keyword adverteren van Babysupershop. Dat daarvan sprake zou zijn, is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Koelstra c.s. hebben daarover concreet gesteld dat de verkoop van haar buggy’s in de afgelopen maanden sterk is teruggelopen en dat haar handelsrelatie met Prénatal is verstoord. Dat die gestelde gebeurtenissen het gevolg zijn van het keyword adverteren door Babysupershop, is echter geenszins aannemelijk gemaakt door Koelstra c.s. Het gebruik van keywords met het woordmerk Koelstra door Babysupershop is in zijn algemeenheid derhalve geen inbreuk op de merkrechten van Koelstra c.s. op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMVo.

4.29. Een en ander leidt tot de conclusie dat het gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword, anders dan in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, geen merkinbreuk vormt. Nu Van Asten c.s. al hebben verklaard de Techno buggy niet meer aan te zullen bieden, heeft Koelstra c.s. geen spoedeisend belang meer bij een verbod op gebruik van het woordmerk Koelstra als keyword in combinatie met het aanbieden van de Techno buggy, zodat de vordering tot het staken van merkinbreuk door keyword advertising in zijn geheel zal worden afgewezen.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. beveelt Babysupershop binnen 2 (twee) werkdagen na betekening van dit vonnis ieder onrechtmatig handelen jegens Koelstra, bestaande uit het doen van misleidende mededelingen in internetadvertenties op de wijze als beschreven in 4.12 en 4.15, te staken en gestaakt te houden;

5.2. beveelt Van Asten en Babysupershop tot het geven van opdracht tot het plaatsen van een rectificatie in de eerst mogelijke editie van het maandblad Ouders Van Nu en het maandblad Wij Jonge Ouders binnen 30 (dertig) dagen na betekening van dit vonnis, met daarin de navolgende tekst in een duidelijk leesbaar lettertype: (...)

5.3. beveelt Van Asten en Babysupershop binnen 90 (negentig) dagen na betekening van dit vonnis de bij hen bestaande voorraad Techno’s alsmede de naar aanleiding van de in 5.2 bevolen publicatie geretourneerde exemplaren, ter keuze van Koelstra hetzij op eigen kosten en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Koelstra te doen vernietigen, hetzij deze aan Koelstra c.s. af te geven ter vernietiging op een door Koelstra c.s. nader te bepalen plaats en tijdstip;

5.4. veroordeelt Van Asten en Babysupershop om aan Koelstra c.s. een dwangsom te betalen van € 2.500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde in gebreke blijft om tijdig en volledig te voldoen aan (één of meerdere van) de in 5.1 tot en met 5.3 bedoelde bevelen, tot een maximum van € 100.000,- voor iedere gedaagde is bereikt;

5.5. compenseert de proceskosten;

5.6. bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv, voor zover het de in 5.2 en 5.3 gegeven voorzieningen betreft, op 6 (zes) maanden na dagtekening van dit vonnis;

5.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14305

BVIE als posterieur verdrag volgens EEX-Vo

Rechtbank Den Haag 22 oktober 2014, IEF 14305 (Brite Strike)
Merkenrecht. Bevoegdheid. Brite Strike Inc. vordert een verklaring voor recht dat gedaagde te kwader trouw BRITE STRIKE heeft laten inschrijven, de nietigheid en de doorhaling van het merk. Gedaagde heeft woonplaats in Luxemburg en er is geen verbintenis die in Nederland is of moet worden uitgevoerd. Partijen mogen zich uitlaten over het stellen van (prejudiciële) vragen over de bevoegdheidsregeling van de EEX-Vo in relatie tot het BVIE en artikel 4.6 en bij welk gerecht. Gewezen wordt op een tussenvonnis (FKP/Spirits, IEF 14088).

4.4. Gezien het vorenstaande en gelet op de verplichting van de rechtbank haar bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen ambtshalve vast te stellen, zijn voor de beoordeling van de incidentele vordering de volgende vragen van belang:
I. Dient het BVIE (op de in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 november 2013, overwegingen 28 - 34 genoemde gronden) te worden aangemerkt als een posterieur verdrag zodat artikel 4.6 BVIE niet kan worden aangemerkt als een bijzondere regeling in de zin van artikel 71 EEX-Vo?
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:
II. Volgt uit artikel 22 lid 4 EEX-Vo dat zowel de Belgische, als de Nederlandse en de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen?
III. Zo nee, hoe dient dan in een geval als het onderhavige te worden vastgesteld of de Belgische, dan wel de Nederlandse of de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd is? Kan voor deze (nadere) vaststelling van de internationale bevoegdheid artikel 4.6 BVIE (wél) worden toegepast?
IV. Voor zover met vaststelling van de internationale bevoegdheid niet tevens de relatieve bevoegdheid is vastgesteld, dient dan de relatieve bevoegdheid te worden bepaald aan de hand van het nationale (Belgische, Nederlandse respectievelijk Luxemburgse) recht of dient daarvoor artikel 4.6 BVIE (wél) te worden toegepast?

Lees de uitspraak IEF 14305 (pdf / html)

IEF 14302

Verwijzing nietigverklaring jongere Beneluxmerken naar Rotterdam

Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14302 (FKP tegen Spirits c.s.)
Relatieve bevoegdheid. Merkenrecht. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de inbreukvordering tegen Zao gericht. Rechtbank verwijst de zaak tot nietigverklaring van de bedoelde Jongere Beneluxmerken naar de Rechtbank Rotterdam.

2.3. Gelet op het nu ingenomen standpunt door eisers dient de zaak te worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam voor zover het de tegen Spirits International gerichte vordering betreft tot nietigverklaring van de onder III van het petitum bedoelde Jongere Merkregistraties3. Ongeacht de beantwoording van de in het tussenvonnis van 30 juli 2014 aan de orde gestelde vragen is de rechtbank Rotterdam als de rechter van de plaats van vestiging van Spirits International in ieder geval relatief bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
IEF 14301

Vordering vrijgifte toekomstige vasthouding identieke Loom Boards afgewezen

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14301 (PMS International Group tegen Choon's Design)
Uitspraak ingezonden door Sabin Tigu en Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen. Choon's is houdster van gemeenschapsmodel 2382853-002 voor een loom board waarop ontwerpen van gekleurde elastiekjes kunnen worden gemaakt en houdster van gemeenschapswoordmerk RAINBOW LOOM. Er is conservatoir derdenbeslag gelegd op een zending. PMS vordert het vrijgeven van de zending en een bevel aan Choon's om de Douane bij toekomstige vasthouding te berichten dat Loom Boards die identiek zijn aan het PMS-product onmiddellijk vrij te geven. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden wordt een verbod om uit de APV voortvloeiende rechten uit te oefenen gegeven. De vorderingen worden afgewezen.
Lees verder

IEF 14278

Gesponsorde RED BULL-motor is geen normaal a- noch b-gebruik

Hof Den Haag 14 oktober 2014, IEF 14278 (Red Bull tegen Lamborghini)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Christine Diepstraten, Bingh advocaten. Eerder verklaarde de rechtbank de merkrechten voor voertuigen van Red Bull vervallen zover deze betrekking hebben op de Benelux en zij beveelt de doorhaling [IEF 11821]. In het kader van de Formule 1-activiteiten van Red Bull worden de stiermerken niet gebruikt voor het vinden of behouden van afzet van voertuigen. Er is slechts sprake van 'b-gebruik', sponsoring, waarmee uitsluitend vergroting van de afzet of bekendheid van de energy drink wordt nagestreefd. Voor zowel 'co branding' als 'sport merchandising' is het nodig dat een van de merkfuncties wordt vervuld. Dat is niet het geval. Het a-gebruik van het merk is geen normaal gebruik en de merken zijn terecht vervallenverklaard.

Proceskosten tegen liquidatietarief, omdat het om een vervallenverklaringsvordering gaat.

6.3 Uit de vaststaande feiten en stelling van Red Bull kan genoegzaam worden afgeleid dat (...) in het kader van het Formule 1-activiteiten van Red Bull de stiermerken door noch Red Bull noch haar dochter Red Bull Racing Ltd worden gebruik voor het vinden of behouden van afzet van voertuigen. Red Bull heeft immers zelf benadrukt dat het praktisch onmogelijk is om de 'Red Bull'-raceauto's te verkopen. REeds hierman kan niet worden aangenomen dat in het kader van de Formule 1-activiteiten van REd Bull sprake is van normaal gebruik van de stiermerken voor voertuigen (...( het moet er dan ook met Lamborghini voor worden gehouden dat het 'b-gebruik' sponsoring vormt waarmee doro Red Bull uitsluitend een vergroting van de afzet of bekendheid van haar kernproduct, de energy drink, wordt nagestreefd. Dit vormt geen normaal gebruik voor voertuigen. (...)

7.1 Het 'a-gebruik' (het gebruik op motorfietsen) is door Red Bull als volgt toegelicht.
i. De stiermerken zijn met toestemming van Red Bull aangebracht op door KTM gefabriceerde race motoren waarvan replica's zijn verkocht aan het Benelux publiek. (...)
ii. Het publiek zal een door KTM geproduceerde motor zien als een 'echte' Red Bull moto, in de in dat het een 'officieel' product is dat met goedkeuring en toestemming van Red op de markt is gebracht. Dit is vergelijkbaar met sport-merchandising.
iii. Hierbij gaat het om 'co branding' waarbij KTM als producent van motoren als licentienemer gebruik maakt van de aan de stiermerken verbonden goodwill om deze op de Benelux-markt af te zetten. Aldus gebruikt KTM de merken ter onderscheiding, en ter vergroting van de aantrekkelijkheid, van de door haar gefabriceerde motoren.

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 14268

Staking merkinbreuk Abercrombie Fitch via webshop

Rechtbank Den Haag 1 oktober 2014, IEF 14268; ECLI:NL:RBDHA:2014:12944 (Abercrombie & Fitch tegen XYZ)
Merkenrecht. Namaak. Via Pandora Fashion's webshop en marktplaats worden kleding met A&F tekens aangeboden. Er wordt een testaankoop gedaan van ene Wesley X. X is een zeer veelvoorkomende Chinese achternaam; Long X zijn betrokkenheid is niet anders onderbouwd dat de stelling dat met Wesley X is gecorrespondeerd. Vordering tegen X wordt afgewezen. Z&Y dienen merkinbreuk op A&F-merken binnen de EU te staken, moeten schade vergoeden ad €80 per kledingstuk dat verhandeld is of in voorraad is gehouden en worden in 2/3 van de proceskosten veroordeeld.

4.4. Gelet op de gemotiveerde betwisting door X heeft A&F c.s. onvoldoende nader onderbouwd dat Long X degene is die onder de naam “Wesley X” kleding voorzien van de A&F merken heeft aangeboden en verhandeld. De betrokkenheid van X bij het aanbieden en verhandelen van genoemde kleding heeft A&F c.s. niet anders onderbouwd dan met de stelling dat gecorrespondeerd is door iemand die Wesley X heet, zonder argumenten aan te dragen waaruit volgt dat Long X – ondanks zijn betwisting – deze persoon is. Aan het bewijsaanbod zoals gedaan door A&F c.s. komt de rechtbank om die reden niet toe. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het bewijsaanbod onvoldoende strekt ter onderbouwing van haar stelling, aangezien het aanbod slechts ziet op hetgeen onderzoeksbureau BSC kan verklaren. Die verklaring zou nog steeds niet bewijzen dat X degene is die het telefoongesprek heeft gevoerd en/of degene is die de e-mail heeft verzonden. Zodoende is niet vast komen te staan dat X kleding voorzien van de A&F merken heeft aangeboden en/of verhandeld, zodat hem geen merkinbreuk kan worden verweten. De vorderingen jegens X in conventie zullen dientengevolge worden afgewezen.
4.6. Z is weliswaar verschenen maar heeft op de vorderingen niet geantwoord. De vorderingen jegens Z zijn op de wet gegrond en niet weersproken.
4.7. Y is niet verschenen. De vorderingen jegens hem komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor.

4.11. Gelet op de vastgestelde inbreuk en de toewijsbaarheid van de vordering tot schadevergoeding en/of winstafdracht is de door A&F c.s. gevorderde opgave van namen van leveranciers, het aantal ingekochte, verkochte en voorradige inbreukmakende kleding, de in- en verkoopprijzen en de nettowinst eveneens toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. De opgave dient te worden voorzien van een door Z en Y ieder te bekostigen verklaring van een accountant (RA of AA) waaruit blijkt dat hij de opgave heeft geverifieerd aan de hand van de administratie van Z respectievelijk Y en dat, voorzover verifieerbaar, de opgave strookt met de gegevens uit die administratie en dat, voorzover verificatie niet volledig mogelijk is, hij geen aanwijzingen heeft dat de opgave geen getrouwe weergave van de werkelijkheid omtrent de te verstrekken gegevens zou inhouden. De termijn voor de opgave zal worden bepaald op drie maanden omdat de gevorderde termijn van één maand gelet op de verificatie door een accountant te kort wordt geacht voor een juiste uitvoering.
4.12. Voorts zal geen dwangsom aan Z en/of Y worden opgelegd in het geval dat derden geen gevolg geven aan het gebod tot het afgeven aan A&F c.s. van A&F kleding die zij onder zich (mochten) hebben, nu het nakomen van dit gebod niet binnen het bereik van Z en/of Y ligt.
4.13. A&F c.s. vordert een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv en heeft haar kosten in een kostenoverzicht (productie 10) begroot op € 10.670,46 en aangevuld met een bedrag van € 4.316,83 (productie 13). De aanvullende kosten zijn naar A&F c.s. stelt enkel gemaakt naar aanleiding van het verweer van X en dienen derhalve buiten beschouwing te blijven. In het kostenoverzicht overgelegd als productie 10 zijn evenwel ook de kosten meegenomen die A&F c.s. omwille van haar procedure jegens X heeft gemaakt, zodat Z en Y zullen hoofdelijk worden veroordeeld in 2/3 van deze kosten, zijnde een bedrag van € 7.113,64.

4.13. A&F c.s. vordert een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv en heeft haar kosten in een kostenoverzicht (productie 10) begroot op € 10.670,46 en aangevuld met een bedrag van € 4.316,83 (productie 13). De aanvullende kosten zijn naar A&F c.s. stelt enkel gemaakt naar aanleiding van het verweer van X en dienen derhalve buiten beschouwing te blijven. In het kostenoverzicht overgelegd als productie 10 zijn evenwel ook de kosten meegenomen die A&F c.s. omwille van haar procedure jegens X heeft gemaakt, zodat Z en Y zullen hoofdelijk worden veroordeeld in 2/3 van deze kosten, zijnde een bedrag van € 7.113,64.

In reconventie:
Immateriële schade
4.17. A&F c.s. heeft de stelling van X dat hij door het beslag op zijn bankrekening geld heeft moeten lenen en zodoende gezichtsverlies heeft geleden, onvoldoende gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat X in zijn eer en goede naam is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 BW. Het door X begrote bedrag aan immateriële schade van € 200,- is niet gemotiveerd betwist en mitsdien toewijsbaar.

Lees de uitspraak (pdf/html)