Merkenrecht  

IEF 14398

Conclusie PG: Reis- en verblijfkosten van twee advocaten, terwijl een het woord voerde

Conclusie PG HR 21 november 2014, IEF 14398; ECLI:NL:PHR:2014:2196 (Leidseplein beheer tegen Red Bull)
Uitspraak ingezonden door Robbert Sjoerdsma en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek en Lars Bakers, Bingh. Merkenrecht. Proceskosten. Na beantwoording van de prejudiciële vraag [IEF 13512] over de "geldige reden" rest nog wat de gevolgen zijn van deze beantwoording in cassatie en hoe het zit met proceskosten. Over artikel 1019h Rv volgen nog enkele nieuwe woorden. De Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging en verwijzing. Red Bull voert twee redenen voor matiging aan: toelichting op verdeling van werkzaamheden van de cassatie- en niet-cassatieadvocaat ontbreekt en de reis- en verblijfkosten van twee advocaten, terwijl er slechts één het woord voerde. Laatstgenoemde kosten komen in beginsel wel voor vergoeding in aanmerking. Dat slechts één van de twee advocaten het woord voerde, maakt het niet anders.

Uit de aard van een IE-zaak en de onder omstandigheden vereiste specialistische kennis kan aanleiding geven feitelijke instantie advocaten naast cassatieadvocaten te rechtvaardigen en voor beide kosten ex 1019h Rv op te voeren. Het verrichten van proceswerkzaamheden door cassatiecorrespondenten kunnen zijn gedaan uit efficiëntie- of kostenoverwegingen zijn gedaan. Een blik op de overlegde specificaties doet vermoeden dat het lagere uurtarief van de cassatiecorrespondenten kan reden zijn om hen die werkzaamheden te laten verrichten.

Lees de conclusie (pdf/html)

IEF 14393

OHIM moet opnieuw oordelen over GOLDEN BALLS en BALLON D'OR

HvJ EU 20 november 2014, IEF 14393, C-581/13P (GOLDEN BALLS) - dossier C-582/13P - press release
Merkenrecht. De hogere voorziening na Gerecht EU wordt gedeeltelijk toegewezen inzake de inschrijving van het teken GOLDEN BALLS als gemeenschapsmerk. Het OHIM moet opnieuw beoordelen of het teken voor het publiek dusdanig gelijk is aan het merk BALLON D’OR om een link tussen de twee merken te leggen.

56 Intra-Presse submits that, in paragraph 60 of the judgments under appeal, the General Court erred in law in its assessment of the conceptual similarity of the signs at issue. According to Intra-Presse, the General Court was incorrect to add a condition, in order for those signs to be recognised as similar, relating to an intellectual process involving the translation of those signs by the relevant public. Intra-Presse argues that the relevant public is capable of identifying the meaning of the words ‘golden balls’ and ‘ballon d’or’ and of forming the view that, conceptually, the signs are identical or highly similar. According to Intra-Presse, application of the criterion of an ‘intellectual process of translation’ or ‘prior translation’ is artificial for the purposes of assessing the conceptual similarity of the signs at issue.

76 Consequently, in accordance with the case-law cited in paragraph 73 above, the General Court was wrong to rule out the application of Article 8(5) of Regulation No 40/94 without first undertaking an overall assessment of the marks at issue in order to ascertain whether that low degree of similarity was nevertheless sufficient, on account of the presence of other relevant factors such as the reputation or recognition enjoyed by the earlier mark, for the relevant public to make a link between those marks.

77 In those circumstances, it must be held that the General Court erred in law in concluding in paragraph 72 of the judgments under appeal that the Board of Appeal had been under a duty — even if it had examined the plea raised by Intra-Presse alleging infringement of Article 8(5) of Regulation No 40/94 — to reject the opposition concerning the ‘apparatus and instruments for conducting, switching, transforming, accumulating, regulating or controlling electricity’ in Class 9 of the Nice Agreement and the goods in Classes 21 and 24 of that agreement.

IEF 14389

Rode zool Louboutin is geen zuiver kleur-, maar een beeldmerk

Hof van Beroep Brussel 18 november 2014, IEF 14389 (Louboutin tegen Van Dalen)
Uitspraak ingezonden door Thierry van Innis, Van Innis & Delarue en Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen. Merkenrecht. 2.20 lid 1 onder a BVIE. Hoger beroep richt zich tegen IEF 13703 waarin het rode zoolmerk van Louboutin nietig is verklaard. Het Hof verklaart de eerdere vordering tot nietigverklaring van het merk ongegrond en stelt vast dat Van Dalen inbreuk maakt door het aanbieden van damesschoenen met hoge hakken die voorzien van een (quasi) identiek teken. Zij beveelt de staking op straffe van een dwangsom van 2.500 euro per schoen.

p. 28 Het betreft evenmin een zuiver kleurmerk.
In casu ontleent het als merk ingeschreven teken zijn onderscheidend vermogen (cfr. tevens infra) aan de plaats en de wijze waarop het wordt afgebeeld, zodat het als een beeldmerk dient te worden aangemerkt.
De rode kleur Pantone 18-1663TP is een element van het beeldmerk.

Het is niet omdat een beeldmerk op een vorm wordt aangebracht - in casu de zool van een schoen (zoals afgebeeld in de merkinschrijving) - dat het een vormmerk wordt.

p. 29 Louboutin stelt terecht dat er door de merkinschrijving geen bescherming voor een zool wordt opgeëist. De zool zelf waarop de kleur Rood Pantone 18-1663TP wordt aangebracht, is niet het voorwerp van het Beneluxmerk. Hetzelfde geldt voor de schoen zoals afgebeeld in de merkinschrijving. De merkinschrijving stelt uitdrukkelijk "le contour de la chaussure ne fait pas partie de la marque (...)" (voor vertaling zie feitenrelaas).

Alleen al om die reden kan Van Dalen geen nuttig middel putten uit artikel 2.28, lid 1. onder a) juncto artikel 2.1 lid 2 lid 2 BVIE om de nietigverklaring te vorderen van het Beneluxmerk van Louboutin.

26. Hoe dan ook, staat in casu voldoende vast dat het Beneluxmerk van Louboutin minstens na inschrijving, is ingeburgerd en daardoor onderscheidend vermogen heeft verkregen.
(...)
Dat andere ontwerpers van schoenen met hoge hakken (...) ook een rode kleur hebben aangebracht op de zool van bepaalde schoenen en daarmee een rode zool hebben gebruikt om, veelal incidenteel, een decoratief of bepaald visueel effect te bereiken, doet niets af aan het voortdurend gebruik door Louboutin van het teken dat als Beneluxmerk werd ingeschreven, als merk, op een consequente en zelfde wijze voor schoenen met hoge hakken.

Op andere blogs:
IE-Forum (T.F. Westenbroek) - Hof Brussel omarmt Louboutin en registergegevens BBIE
Legaltree - ‘De Louboutin schoenen met de rode zool’ – het sprookje zonder einde?
Bird Buzz - Rode zoolmerk van Christian Louboutin toch een geldig merk in de Benelux

IEF 14385

DUPHAR ondanks verlopen merkrecht nog steeds beschermd

BBIE 28 oktober 2014, IEF 14385 (Duphar healthcare)
Bijdrage ingezonden door Corina Post, CPostC.
Duphalac en Duphar Healthcare als verwarrend beoordeelt. Mijn oud-Solvay-Duphar hart begint sneller te slaan bij het lezen van het vonnis in de zaak waarin de merken DUPHALAC en DUPHASTON ten strijde trokken tegen het merk DUPHAR HEALTHCARE. DUPHAR HEALTHCARE is ingediend voor “farmaceutische producten en voedingssupplementen voor de mens”. Dit verbaast mij, want bij het horen van “healthcare” denk ik eerder aan een farmaceutisch bedrijf en niet zozeer aan een product. Neemt niet weg dat ik benieuwd ben of het merk DUPHAR HEALTHCARE voor verwarring kan zorgen ten opzichte van de merken DUPHALAC (lactulose drank) en DUPHASTON (dydrogesterone tabletten). Daarnaast stel ik mij de vraag hoe de uitspraak was geweest indien DUPHAR HEALTHCARE voor farmaceutische diensten en bedrijfsvoering was ingediend?

Maar eerst een stukje geschiedenis
In de jaren ’50 zijn de geneesmiddelen DUPHALAC en DUPHASTON door Philips-Duphar op de markt gebracht. In 1980 nam het chemiebedrijf Solvay Philips-Duphar over en gingen de merken volledig over op naam van Duphar, een samentrekking van Dutch Pharmaceuticals. In die tijd zijn er veel verschillende medicijnen met het element DUPHA op de markt gebracht. Nadat het bedrijf in 1991 werd omgedoopt in Solvay Duphar, kwam het besef dat het niet in het belang van het bedrijf was om de bedrijfsnaam DUPHAR in de merknamen terug te laten komen. Een paar divisies werden verkocht en daarmee gingen een aantal DUPHA* merken over. Toen het bedrijf in 1997 bij een volgende naamswijziging de naam Solvay Pharmaceuticals kreeg, werd de interesse in de merkregistratie DUPHAR steeds minder en in 2011 verliep de laatste merkregistratie. Uiteindelijk nam Abbott in 2010 Solvay Pharmaceuticals over van het chemiebedrijf Solvay.

Verlopen merk niet noodzakelijk vrij voor registratie
Het Belgische bedrijf Melphar BVBA had onlangs goed in de gaten gehouden dat het merk DUPHAR al meer dan vijf jaar niet meer wordt gebruikt en de merkregistratie langer dan twee jaar is verlopen. Bovendien vindt Melphar dat DUPHASTON en DUPHALAC niet overeenstemmen met DUPHAR, en voor het bedrijf dus redenen genoeg om zelf de merknaam DUPHAR HEALTHCARE in te dienen. Abbott is het hier niet mee eens en diende een oppositie in.

Ik vraag me af of Abbott niet zwaarder geschut had moeten inzetten, want gaan ze het wel redden in deze oppositie op het normaal onderscheidend vermogen van hun merken? Er zijn namelijk rechtsmiddelen om een grotere onderscheidingskracht in te roepen zoals het aantonen van bekendheid. Echter, de bewijsvoering hiervoor is kostbaar en minder eenvoudig voor farmaceutische producten. Een ander middel is het opvoeren van DUPHA als seriemerk maar dit is geen optie meer omdat veel DUPHA merken in het verleden tezamen met enkele divisies, zijn verkocht.

DUPHA merken hebben nawerking op verlopen bedrijfsmerk DUPHAR
Het woord was nu aan het Benelux Merkenbureau en dat oordeelde dat de waren van het merk DUPHALAC en het teken DUPHAR HEALTHCARE zijn ingeschreven cq. Zijn ingediend, identiek dan wel soortgelijk zijn. Daarbij bekijkt het Bureau wat de eventuele beschrijvende bestanddelen van het merk en teken zijn. Het element HEALTHCARE betekent gezondheidszorg en beschrijft direct de waren waarvoor het is ingediend. Aan het merk DUPHALAC wordt geen vaste betekenis toegekend ondanks de mogelijke betekenis van het element LAC (lactulose).

Het dominante bestanddeel van het teken DUPHAR HEALTHCARE. Bij de vergelijking van dit element met het merk DUPHALAC is ht Bureau van mening dat er sprake is van een zekere mate van visuele en een geringe mate van auditieve overeenkomst. Van doorslaggevend belang hierbij is het feit dat beide merken beginnen met DUPHA, dat dit element dominant is en het publiek bovendien meer belang hecht aan het eerste deel van het merk. Het Bureau is dan ook van oordeel dat het publiek kan denken dat de merken DUPHALAC en DUPHAR HEALTHCARE van een dezelfde of economisch verbonden onderneming zijn. Aangezien verwarring is vastgesteld, hoeft de overeenstemming met het andere ingeroepen recht DUPHASTON niet verder onderzocht te worden.

Blijft over de vraag hoe het Bureau geoordeeld zou hebben indien DUPHAR HEALTHCARE alleen voor “farmaceutische diensten” was ingediend. De waren onder het merk DUPHALAC zijn dan niet langer identiek maar nog wel soortgelijk aan de diensten onder DUPHAR HEALTHCARE. Het gaat er om of het publiek een bepaalde verwantschap tussen de beide merken ziet waardoor de indruk wordt gewekt dat de merken DUPHALAC en DUPHASTON afkomstig zijn van het bedrijf DUPHAR HEALTHCARE, oftewel: is er sprake van herkomstverwarring? Die kans acht ik eveneens aanwezig, gelet op de voorgaande beoordeling van de mate van visuele en auditieve overeenkomsten tussen de merken. Uit deze zaak blijkt dat een vervallen merk nog steeds bescherming geniet door merken die bestanddelen van dat vervallen merk bevatten.

Corina Post

IEF 14374

Geen kledingmerk voor WTC

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. De World Trade Center Association WTCA in New York is er niet in geslaagd de namen WTC en WORLD TRADE CENTER als merk te registeren voor merchandise-artikelen zoals kleding, zonnebrillen en juwelen. De WTCA, die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het WTC, had de registraties aangevraagd omdat het wel brood ziet in het uitventen van de bekende namen WTC en WORLD TRADE CENTER voor merchandise-doeleinden. Bedrijven zijn bereid grof geld te betalen als ze het merk WTC op hun producten mogen zetten.

GEEN MERKFUNCTIE
Echter, het Amerikaanse merkenbureau heeft de registraties geweigerd. In de eerste plaats kunnen deze namen volgens het merkenbureau geen merkfunctie vervullen: immers, wie op een T-shirt WTC ziet staan, beschouwt dat niet als merk, maar slechts als een herinnering aan de dramatische gebeurtenissen van 2001.

UNFAIR
Bovendien, als je de WTCA een monopolie geeft voor het gebruik van de aanduiding WTC of WORLD TRADE CENTER op consumentenproducten, dan wordt het voor familieleden van slachtoffers van 9/11 onmogelijk om zelf ter nagedachtenis artikelen met de aanduiding WTC op de markt te brengen. En dat is ‘unfair’, aldus het merkenbureau. De WTCA pikt het niet en gaat tegen de uitspraak in beroep.

Bas Kist
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Geen kledingmerk voor WTC NRC 13-11-2014

IEF 14372

Bodypump is te miniem gebruikt zowel commercieel als geografisch

Hof van Beroep Gent 3 november 2014 & Rechtbank van Koophandel Gent 3 maart 2011, IEF 14372 (Bodypump)
Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen, Alexis Hallemans, Tom Heremans, CMS. Eerder gepubliceerd als IEFbe 1048. Woord- en beeldmerk vervallen verklaard. HDD exploiteert groepsfitnessprogramma's en is sinds 2008 houder van woordmerk BODY PUMP en beeldmerk 'Lesmills Bodypump'. Gedaagde exploiteert The Escape Center en heeft in 1998 beeldmerk 'bodypump' gedeponeerd, maar heeft geen normaal gebruik gemaakt van het merk. Zowel commercieel als geografisch is het gebruik te miniem geweest.

De stukken tonen veeleer aan dat het teken 'body pump' gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of dlensten waarvoor het is ingeschreven.

13. HDD werpt op dat de heer X geen normaal gebruik gemaakt heeft van het woord- en beeldmerk dat hij deponeerde (toepassing van artikel 2.26 en 2. 27 BVIE). Met name zou het gebruik te miniem zijn, zowel wat betreft de commerciële exploitatie als geografisch.

Er wordt een normaal gebruik van een merk gemaakt wanneer het, overeenkomstig de wezenlijke functie ervan, te weten het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt gebruikt teneinde voor die waren of diensten een afzet te vinden of te behouden, met uitsluiting van symbolisch gebruik dat alleen ertoe strekt, de aan de merkinschrijving verbonden rechten te behouden. Bij de beoordeling of een normaal gebruik van het merk is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan warden vastgesteld dat de commerciële exploitatie ervan in het economische verkeer regel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd warden geacht om voor de door het mark beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk, (GEU 19 december 2012, C-149/11, Leno Merken BV/Hagelkruis Beheer BV, curia.europa.eu, r.o. 29)

(...)
Met de neergelegde stukken bewijst de heer X onvoldoende dat hij het gedeponeerde woord- en beeldmerk 0628 789 gebruikt heer voor het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven. Dit is zijn identiteit, minstens de identiteit van het fitnesscentrum waar het merk gebruikt word. Er kan uit de stukken niet afgeleid worden dat het merk gebruikt werd om aan de gemiddeld geïnteresseerde consument duidelijk te maken dat een fitnessdienst aangeboden werd, die specifiek van de heer X, desgevallend van zijn fitnesscentrum, afkomstig was. De stukken tonen veeleer aan dat het teken “Bodypump" gebruikt werd, om in het fitnesscentrum te Gent in het algemeen lessen aan te duiden waarin op muziek en met gewichten aan fitness gedaan werd. Het is onvoldoende aangetoond dat de heer X met het woord- en beeldmerk marktaandelen behouden of verkregen heeft voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven.

Dit alles verantwoordt niet dat de heer X een monopolie heeft op het teken "Bodypump", dat in principe voor de gehele Benelux geldt.

Op andere blogs:
Dirkzwager

IEF 14368

Het merk Pickwick 'thuis sinds 1753' niet misleidend

RCC 1 oktober 2014, IEF 14368 (Pickwick)
Afwijzing. Misleiding. Rechtsvoorganger van merk. Het betreft een TV-commercial voor ‘Pickwick thee’. De uiting begint met een vrouw gehuld in kleding uit de 18e eeuw die (thee)water kookt boven een open vuur. Vervolgens speelt de commercial blijkens de kleding van de vrouw zich af in telkens verschillende tijdvakken en eindigt in de huidige tijd. De reclame eindigt met de tekst en een voice-over die zegt: “Pickwick thuis sinds 1753”. De reclame wordt afgesloten met de zin: “Pickwick, thuis sinds 1753”, terwijl de merknaam “Pickwick” pas bestaat sinds het begin van de 20ste eeuw. Het bedrijf “Douwe Egberts” is weliswaar opgericht in 1753, echter de thee die destijds werd verkocht had (nog) niet de naam “Pickwick”. De merknaam “Pickwick” is bedacht naar aanleiding van ‘the Pickwick papers’ van Charles Dickens. Aangezien Charles Dickens in 1753 nog niet geboren was, kan het niet zo zijn dat de merknaam “Pickwick” toen al bestond. De Commissie wijst de klacht af. Deze rechtsvoorganger is, naar adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, de rechtstreekse voortzetting van een bedrijf dat in 1753 is opgericht.

Het oordeel van de Commissie:

1. De Commissie is van oordeel dat de klager ontvankelijk is in zijn klacht nu de klacht voldoende duidelijk is gemotiveerd en de klacht onmiskenbaar inhoudt dat sprake is van misleidende reclame. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat de onderhavige reclame-uiting misleidend is nu in de uiting wordt gezegd: “Pickwick thuis sinds 1753” en hiermee wordt gesuggereerd dat Pickwick al bestaat sinds 1753, terwijl de merknaam “Pickwick” pas in het begin van de 20ste eeuw is ontstaan. Dat klager niet heeft vermeld welke specifieke artikelen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) naar zijn mening door adverteerder zijn overtreden, brengt niet met zich dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

2. Niet in geschil is dat het merk “Pickwick” is ontstaan in 1937 toen de rechtsvoorganger van Douwe Egberts theeproducten is gaan verkopen onder de merknaam Douwe Egberts Pickwick thee.

3. Deze rechtsvoorganger is, naar adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, de rechtstreekse voortzetting van een bedrijf dat in 1753 is opgericht. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de televisiecommercial in deze zin opvatten, dat adverteerder met de beelden van de vrouw die kennelijk in de 18e eeuw water kookt en de daarop volgende beelden van opvolgende tijdvakken, naar dit specifieke bedrijf bedoelt te verwijzen teneinde de historische context van haar bedrijfsvoering duidelijk te maken. Dat zij in de slogan aan het einde van de televisiecommercial, waartegen de klacht zich in het bijzonder richt, niet haar statutaire of handelsnaam noemt maar uitsluitend gebruik maakt van een merknaam die dateert uit 1937, is onvoldoende om de reclame-uiting onjuist of misleidend te achten. Uit de televisiecommercial blijkt immers voldoende duidelijk dat adverteerder met deze merknaam vooral naar zichzelf bedoelt te verwijzen als een sinds 1753 bestaand bedrijf dat onder meer thee voor consumenten op de markt brengt (“Pickwick, thuis sinds 1753”). In de uiting ligt niet besloten dat de merknaam Pickwick reeds sinds 1753 is gebruikt. Nu de gemiddelde consument naar het oordeel van de Commissie de uiting ook in die zin zal opvatten, kan de klacht niet slagen.
IEF 14350

BBIE-serie oktober 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 20-tal oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie september 2014.

30-10
CHIANTI CLASSICO DAL 1716
WINE WONDERS
Afgew.
nl
29-10
I-FOURC
IFORCE
Afgew.
nl
29-10
I-FOURC
IFORCE
Afgew.
nl
28-10
DUPHALAC
duphar healthcare
Toegew.
nl
20-10
BLOCK
E BLOCK SAVE ON ENERGY
Toegew.
nl
17-10
CHIARA BONI
B BONI SELECTION
Gedeelt.
nl
16-10
VACATURE
VACATURECLUB
Afgew.
nl
09-10
BASIC
AH BASIC
Afgew.
nl
09-10
GEO
Géomédia
Gedeelt.
fr
09-10
TRAXON
TRAXGO
Toegew.
nl
07-10
PELIKAN
PELICAN
Gedeelt.
nl
07-10
PELIKAN
(fig.)
Afgew.
nl
06-10
NEXT
ENEXT
Gedeelt.
nl
06-10
AIDA
VIDA CERVECERIA TAPERIA
Afgew.
nl
06-10
AIDA
VIDA
Afgew.
nl
06-10
WISE
WISE MAG
Gedeelt.
nl
03-10
OSAGA
OSAKA HOCKEY COM
Gedeelt.
nl
02-10
PASA
PASA
Afgew.
nl
02-10
VANS
VANSYB
Toegew.
nl
30-09
ORYX PETROLEUM
ONIXOIL
Gedeelt.
nl
IEF 14348

ALL SPORT-tekens maken bij verstek inbreuk op ALL STAR

Vzr. Rechtbank Den Haag 6 november 2014, IEF 14348 (Converse tegen Dolce Girls)
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Fabiënne Dohmen, Kennedy Van der Laan. Merkenrecht. Bij verstek wordt Dolce Girls verboden inbreuk te maken op de ALL STAR-merken door de ALL SPORT-tekens te gebruiken. Door een registeraccountant dient informatie te verschaffen over het totaal aantal schoenen waarop de ALL SPORT-tekens zijn aangebracht. Proceskosten in de verstekprocedure worden ex 1019h Rv begroot.

2.5. De vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat deze zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de in het dictum opgenomen gebo-den en veroordelingen worden beperkt tot Nederland, zoals – zo begrijpt de voorzieningen-rechter het petitum – door Converse c.s. ook is gevorderd. Het uit te spreken inbreukverbod is slechts toewijsbaar aan All Star als houdster van de merken. De termijn om te voldoen aan het bevel tot het staken van de inbreuk respectievelijk tot het doen van opgave zal om redenen van uitvoerbaarheid worden bepaald op twee werkdagen, respectievelijk twee maanden. De dwangsom zal worden gemaximeerd.

2.6 (...) De proceskosten worden in een verstekprocedure gelet op de eisen van een goede procesorde slechts overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv begroot, indien zij bij dagvaarding reeds zijn opgegeven en gespecificeerd dan wel, indien zij pas na dagvaarding worden opgegeven en gespecificeerd, aan de niet-verschenen ge-daagde(n) kenbaar zijn gemaakt, bijvoorbeeld door aangetekende verzending per post of afzonderlijke betekening.
IEF 14328

Inbreuken op KING CUISINE door KING SALADES-logo

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 oktober 2014, IEF 14328 (King Cuisine)
Door gedaagde wordt beeldmerk KING SALADES gedeponeerd, dat stemt zodanig overeen met het woordmerk KING CUISINE dat daardoor conform 2.20 BVIE sub b verwarring bij het publiek kan ontstaan. Inbreuk door de zoon van de oprichter van King Cuisine op het aan King Cuisine toekomende merkrecht en handelsnaamrecht op “King Cuisine”, alsmede het auteursrecht op het logo van een koningskop.

4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door [gedaagde] gedeponeerd beeldmerk KING SALADES zodanig overeenstemt met het woordmerk KING CUISINE, dat daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan, conform lid 1 sub b van artikel 2.20 BVIE.
Het woord KING is het kenmerkende bestanddeel van het merk KING CUISINE. Dit woord wordt beklemtoond en verwijst naar de onderneming van King Cuisine. Gebruik van het woord KING in combinatie met SALADES zal door het publiek worden geassocieerd met de onderneming van King Cuisine. Het in het beeldmerk opgenomen koningskoplogo verwijst eveneens naar King Cuisine, die dit logo in het verleden heeft gebruikt. De associatie met King Cuisine wordt nog versterkt door de betrokkenheid van [gedaagde] en zijn familie in het verleden bij de onderneming van King Cuisine, waardoor afnemers van King Cuisine de associatie zullen maken dat [gedaagde] nog steeds bij King Cuisine is betrokken. Verwarring wordt tevens veroorzaakt doordat de woorden CUISINE en SALADES beide verwijzen naar voedingsmiddelen en het niet ongebruikelijk is om één kenmerkend bestanddeel voor meerdere producten te gebruiken. King Cuisine heeft in dit verband als voorbeeld Easyjet genoemd, die tevens als merknamen Easycar en Easybus gebruikt.
Voorts heeft te gelden dat de merken van partijen zijn ingeschreven voor dezelfde klassen/aanduidingen, namelijk klasse 29 en 30. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ter zitting duidelijk is geworden dat King Cuisine nog steeds salades produceert en verkoopt. Op grond van het voorgaande is de vordering op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE toewijsbaar.

4.2. Hetgeen omtrent de verwarring hierboven is overwogen geldt eveneens voor het gebruik door [gedaagde] van de handelsnaam KING SALADES. Als bijkomend argument voor verwarring geldt hier nog dat de onderneming van [gedaagde] op korte afstand (ongeveer 8 kilometer) van de vestigingsplaats van King Cuisine is gevestigd. Ook op grond van artikel 5 Handelsnaamwet is de vordering 6.1 van King Cuisine toewijsbaar.

4.3. Ten aanzien van de auteursrechten op het koningskoplogo, dat onderdeel is van het door [gedaagde] gedeponeerd beeldmerk is de voorzieningenrechter van oordeel dat, indien de stelling van [gedaagde] wordt gevolgd dat Glas Studios rechthebbende is op de auteursrechten op dat werk, die auteursrechten niet toekomen aan [gedaagde]. Gesteld noch gebleken is immers dat Glas Studios haar auteursrechten aan [gedaagde] heeft overgedragen. King Cuisine heeft door overlegging van productie 5 aangetoond dat zij in 1991 het logo met de koningskop nog heeft gebruikt. Daaruit kan worden afgeleid dat Glas Studios minst genomen aan King Cuisine een licentie voor gebruik van het koningskoplogo heeft verstrekt. Met King Cuisine is de voorzieningenrechter van oordeel dat die licentie dan een exclusief karakter heeft, aangezien dit logo immers op verzoek van de vader van [gedaagde] speciaal voor de rechtspersoon die thans King Cuisine heet ontworpen. Gelet op de veronderstelde licentie, dan wel het auteursrecht van King Cuisine, staat het [gedaagde] niet vrij om het koningskoplogo zonder toestemming van King Cuisine te gebruiken. Dat dit logo op dit moment niet in ongewijzigde vorm door King Cuisine wordt gebruikt is in het kader van auteursrechtinbreuk niet relevant.