Merkenrecht  

IEF 7714

Dan zou het Rijksmuseum geen Rijksmuseum meer mogen heten

Kamerstukken 31354, nr. 26, 2e Kamer,  2008/09, (vervangt het amendement gedrukt onder nr. 20). Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid); Gewijzigd amendement over het mogelijk maken van gebruik van naam en beeldmerk van een overheid door een overheidsbedrijf
 
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor : In artikel I, onderdeel A, vervalt artikel 25j, tweede lid, onderdeel a.

Toelichting: Dit amendement beoogt te voorkomen dat gebruik van naam en beeldmerk per definitie als verboden bevoordeling zou gaan gelden. Dit zou er immers toe kunnen leiden dat in de naam van een overheidsbedrijf de naam van de desbetreffende overheid niet meer vermeld zou mogen worden. Dan zou het Rijksmuseum geen Rijksmuseum meer mogen heten omdat daarin gebruik gemaakt wordt van de naam «Rijk». Een zelfde redenering geldt voor de Staatsloterij. Maar ook een bedrijfsnaam als Havenbedrijf Rotterdam, en andere gemeentelijke NV’s waarin de naam van de eigen gemeente gebruikt wordt, zouden mogelijk allemaal verboden kunnen worden. De indiener acht dit onwenselijk en stelt voor met dit amendement de betreffende bepaling te schrappen.

Lees het amendement hier.

IEF 7711

Over hebbedingetjes

Rechtbank Utrecht, 18 maart 2009, LJN: BH6636, Wannahaves Holding B.V. tegen ANWB B.V.
 
Merkenrecht, merk "Wannahaves" is een geldig merk. Anwb gebruikt teken "wannahaves" in tijdschriftartikel over hebbedingetjes. In het decembernummer van 2007 (nummer 12) is onder de kop “WANNAHAVES!” (subkop: “Hebbedingen of bittere noodzaak: een greep van de noviteiten die straks in de Nederlandse kampeerwinkels zullen liggen”) een artikel van zes pagina’s gepubliceerd waarin producten van derden worden getoond en kort worden besproken. Op de cover staat een verwijzing naar dit artikel, wederom met gebruikmaking van het teken “WANNAHAVES”.

Dergelijk gebruik is in de gegeven omstandigheden van het geval geen gebruik ter aanduiding van de herkomst van de waar of dienst. Ook geen ongerechtvaardigd voordeel trekken of afbreuk aan reputatie. 

 

4.12.  (…)  Er is met andere woorden voldoende aannemelijk gemaakt door de Anwb dat het teken “Wannahaves(!)” louter beschrijvend is gebruikt om de lezer te wijzen op - en in te lichten over de kenmerken van de beschreven waar - “hebbedingetjes” - in het artikel. Dit betekent dat de Anwb het teken “Wannahaves” niet heeft gebruikt als aanduiding van de herkomst van de waar of dienst, maar alleen om de eigenschappen van de onder dat teken aangeboden producten aan te duiden, zodat er geen sprake is van merkgebruik in de zin van het BVIE. Ook het publiek zal dit gebruik door de Anwb niet als merkgebruik opvatten. Zoals ook blijkt uit het door de Anwb overgelegde rapport van TPS/NIPO is in voldoende mate komen vast te staan dat de aanduiding “wannahaves” door een substantieel deel van de respondenten wordt geassocieerd met “dingen die je graag wilt hebben/dingen die je leuk vindt om te hebben/dingen die je moet hebben” en dus niet als een aanduiding ter onderscheiding van waren of diensten van een bepaalde onderneming. Dat Wannahaves Holding - overigens in een ander verband - “ten zeerste” betwist dat de aanduiding “wannahaves” een gebruikelijke term is om hebbedingen/gadgets mee aan te duiden, maakt dit niet anders.

Lees het vonnis hier

IEF 7710

Een bekende, inmiddels niet meer bestaande uitgaansgelegenheid

Bluetiek InVzr. Rechtbank Rotterdam, 18 maart 2009, KG ZA 09-195, Stichting Clubswing Entertainment en Media tegen Lieuw-Sjong, Stichting Sugar Productions & Baja Beach Club Beta B.V. (met dank aan Thera Adam-van Straaten , Leijnse Artz)

Merkenrecht. Rotterdams vonnis over voorgebruik en vermeend voor-voorgebruik, met aardige kwade trouw overwegingen. Partijen hadden over een weer op dezelfde dag, 20 minuten na elkaar, depot verricht voor het merk BLUETIEK-IN – in de jaren ’80 een zeer bekende discotheek in Rotterdam, gevestigd op de plek waar tegenwoordig de Baja Beach Club is gevestigd. (Klik op afbeelding voor vergroting)

Eiseres Clubswing en gedaagden Baja Beach Club c.s. maken beide aanspraak op het merk BLEUTIEK – IN voor o.a. het organiseren van feesten en evenementen.

Op 7 oktober 2008 stuurde Clubswing een email Baja Beach Club met het voorstel om in samenwerking een “Bleutiek-in reünie party” te organiseren in de Baja Beach Club. Op dit verzoek werd door Baja Beach Club niet gereageerd. Op 23 januari 2009 heeft – zonder medewerking van Clubswing - in de Baja Beach Club een “Bleutiek-in” feest plaatsgevonden. Daarop heeft Clubswing, op 26 januari 2009, de maandag na het feest, een depot voor het woordmerk “BLUETIEK IN” doen verrichten bij het BBIE. Op dezelfde dag werden ook de domeinnamen “bluetiekin.nl”en “bluetikin.com” op naam van Clubswing geregistreerd.  

Een week later, op 3 februari 2009, is de merknaam “BLUETIEK-IN” op verzoek van de holding BV van de directeur van de Baja Beach Club gedeponeerd bij het BBIE.

 Clubswing stelt dat zij het evenementenformat “Bluetiek in” al in 2007 heeft ontwikkeld en vanaf december 2007 het subdomein bluetiekin.hyves.nl actief heeft. Volgens Clubswing maakt Baja Beach Club door het gebruik van het merk “BLUETIEK-IN” voor feesten in de Baja Beach Club, inbreuk op haar Benelux merk “BLUETIEK IN” en is het merkdepot van de directeur van de Baja Beach Club te kwader trouw gedeponeerd. Clubswing vordert in conventie onder meer een verbod op merkinbreuk en onrechtmatig handelen versterkt met dwangsommen.

Baja Beach Club c.s. op haar beurt stelt dat zij moet worden aangemerkt als voorgebruiker te goeder trouw. Van een uitgewerkt evenementenformat met betrekking tot “Bluetiek in” dat door Clubswing zou zijn ontwikkeld en gecommuniceerd, is geen sprake. Daarentegen was aan de zijde van Baja Beach Club wél sprake van een uitgewerkt evenement dat al op 4 september 2008 per email is gecommuniceerd aan de directeur van Baja Beach Club. Baja Beach Club c.s. vordert derhalve in reconventie een verbod op het gebruik van het merk “Bluetiek in” door Clubswing en overdracht van de domeinnamen “bluetiekin.nl”en “bluetikin.com”.

Daarop stelt Clubswing dat het voorgebruik door Baja Beach Club niet aan het merkdepot “BLUETIEK IN” van Clubswing in de weg stond, omdat Baja Beach Club op de hoogte was van het voor-voorgebruik te goeder trouw door Clubswing. De voorzieningenrechter is hiervan niet overtuigd en  overweegt als volgt:

“6.4 Van een depot te kwader trouw kan - voor zover hier relevant - sprake zijn indien het depot wordt verricht terwijl de deposant weet of behoort te weten dat een derde binnen de laat­ste drie jaren binnen de Benelux een overeenstemmend merk voor soortgelijke waren en/of diensten te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt, en die derde geen toestemming heeft verleend voor depot. In dat geval wordt door de inschrijving van het merk ingevolge artikel 2.4 BVIE geen recht op het merk verkregen.

6.5 Ten tijde van en voorafgaand aan het deponeren van het merk “Bluetiek in” op 26 januari 2009 wist Clubswing van het (voor-)gebruik van het merk door Baja Beach Club c.s.. Zij was immers bekend met het op 23 januari 2009 gehouden “Bluetiek in”-feest en de voorbereidingen die daaraan vooraf waren gegaan. Clubswing stelt zich echter op het standpunt dat dit aan het depot van het merk niet in de weg stond omdat Baja Beach Club c.s. het merk niet te goeder trouw heeft gebruikt, nu zij wist of behoorde te weten van het (voor-voor-)gebruik van het merk “Bluetiek in” door Clubswing. Clubswing wijst voor het door haar gestelde gebruik van het merk met name naar de website https://bluetiekinn.hyves.nl en de websites www.bluetiekin.nl en www.bluetiekin.com.

Uit deze websites kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter niet worden afgeleid dat er sprake was van een reële commerciële exploitatie van het merk door Clubswing, hetgeen een voorwaarde is om van voor-voorgebruik door Clubswing uit te kunnen gaan. Voldoende gebleken is immers dat de websites www.bluetiekin.nl en www.bluetiekin.com niet feitelijk in gebruik zijn (geweest), in die zin dat de gebruiker die inlogt op die sites slechts te zien krijgt dat de site “under construction” is. Ook uit de regi­stratie op Hyves - in beginsel een site voor privé-contacten - kan geen reële commerciële ex­ploitatie van het merk “Bluetiek in.” worden afgeleid, in elk geval niet door Clubswing, nu haar naam nergens expliciet met dat woord in verband wordt gebracht.

In dat verband is van belang, dat, zoals tussen partijen ook vast staat, de aanduiding Bluetiek in het verleden werd gebruikt door een bekende, inmiddels niet meer bestaande uitgaansgelegenheid in Rotterdam; onduidelijk is wie destijds de rechten op dat merk had, maar in confesso is dat de oorspronkelijke rechthebbende het niet meer gebruikt, maar dat evenmin één van partijen - dus ook Clubswing niet - de rechten van die gebruiker of toestemming voor dat gebruik heeft verkregen. Het enkele voorkomen van het woord op de hyves-site kan, tegen die achtergrond, dan ook niet als voor-voor-gebruik worden geduid, nu, zeker gelet op de context, het even goed een verwijzing naar de in het verleden bestaande gelegenheid kan betreffen.“

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Clubswing in conventie af. Het door Baja Beach Club in reconventie gevorderde verbod wordt (beperkt) toegewezen. Voor de vordering tot overdracht van de “bluetiek” domeinnamen ziet de voorzieningenrechter echter geen grond, omdat de websites niet in gebruik zijn. De voorzieningenrechter overweegt:
“Nu de websites van Clubswing feitelijk niet in gebruik zijn, is echter onvoldoende aannemelijk dat de enkele registratie van deze domeinnamen al inbreuk zal en kan maken op enig (merk)recht van Baja Beach Club c.s.”

Clubswing wordt veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie na matiging “mede gelet op de indicatietarieven in IE –zaken” tot 4500 Euro aan salaris advocaat en 245 Euro aan verschotten.

Lees het vonnis hier.

IEF 7709

Het negatieve imago van SMS-diensten

Inbreukmakende waardebon ZARAVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, beschikking van 17 maart 2009, Industria de diseño textil S.A. tegen Artiq Mobile B.V. (met dank aan Peter Claassen, AKD Prinsen van Wijmen)

Ex parte. Merkenrecht. SMS-dienst biedt (zelfgemaakte) waardecheques met daarop het merk ZARA (de bekende modewinkelketen) aan om publiek over te halen om mee te doen aan de sms-spellen: inbreuk merkrecht ZARA. Pan-Europees verbod. (Klik op afbeelding voor vergroting).

2.2. Voorshands uitgaande van de geldigheid van het Gemeenschapsmerk (art. 95 GMVo), heeft verzoekster naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat gerekwestreerden inbreuk maken op het Gemeenschapsmerkrecht van verzoekster. Het door gerekwestereerden gebruikte teken is immers identiek aan het Gemeenschapsmerk en wordt op zodanig wijze gebruikt dat het publiek een verband zal leggen tussen het merk en de SMS-diensten van gerekwestreerden.

Aangezien verzoekster tevens voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar Gemeenschapsmerk bekend is en dat de SMS-diensten van gerekwestreerden bij ten minste een deel van het publiek een negatief imago hebben, moet worden geconcludeerd dat het merkgebruik door gerekwestreerden afbreuk doet aan de reputatie van het Gemeenschapsmerk van verzoekster. Aangezien niet valt in te zien dat gerekwestreerdeneen geldige reden hebben voor het merkgebruik, is sprake van een inbreuk op het Gemeenschapsmerk in de zin van artikel 9 lid 1 sub c GMVo.

Lees de beschikking hier.

IEF 7707

Voorshands niet logisch

Yu-Gi-Oh! Trading Card GameVzr. Rechtbank Amsterdam, 24 december 2008, LJN: BH6227, Upper Deck Panoceanic C.V. tegen Konami Digital Entertainment B.V.

Geschil over beëindiging distributieovereenkomst voor de EU vanwege een gestelde schending (inbreuk op IE-rechten) van een soortgelijke distributieovereenkomst voor de VS. 

Onduidelijke situatie, voorshands geen rechtvaardiging opzegging. Kaarten in kwestie hebben betrekking op Yu-Gi-Oh!, een populair Japanse strip (manga), die heeft geleid tot een wereldwijde mediafranchise in de vorm van animatieseries, films, computerspellen en een ruilkaartspel.

3.2. Upper Deck c.s. stelt daartoe primair dat Konami Inc. niet gerechtigd was de overeenkomst met Upper Deck VS te beëindigen. Konami Inc. ontleent de bevoegdheid tot beëindiging aan het artikel in de LOI-VS met betrekking tot ‘Intellectual property’. Dit artikel bepaalt dat de overeenkomst beëindigd kan worden als Upper Deck VS zonder toestemming van Konami Inc. gebruik maakt van de intellectuele eigendomsrechten van Konami Inc. Door vervalste kaarten aan Vintage Sport Cards te leveren zou Upper Deck VS volgens Konami Inc. in strijd met dat artikel hebben gehandeld.

(…) 4.3.  Wel wordt vastgesteld dat de vraag of door Upper Deck VS onrechtmatig jegens Konami Inc is gehandeld nog in onderzoek is en dit derhalve nog niet vast staat. (…) Dit bewijs komt voorshands, mede gelet op hetgeen door Upper Deck c.s. in het onderhavige kort geding daartegen is aangevoerd, zeer summier voor. Daarnaast komt het voorshands niet logisch voor dat een distributeur die vele miljoenen aan de verkoop van de in geding zijnde kaarten verdient en ook juridisch tegen illegaal gedrukte kaarten optreedt, zelf ook illegaal gedrukte kaarten in omloop zou brengen. Voorshands is dan ook zeker niet uit te sluiten dat door de rechter in de VS zal worden geoordeeld dat de opzegging door Konami Inc onrechtmatig is.

Lees het vonnis hier

IEF 7706

Eersteklas eiken

CTM Prime OakVzr. Rechtbank Almelo, 27 januari 2009, LJN: BH6361, Primeoak Buildings Ltd. tegen HMB.

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiseres Primeoak Buildings ontwerpt, produceert en bouwt, evenals gedaagde, eikenhouten gebouwen en bijgebouwen. Gedaagde handelt onder de naam HMB. Primeoak Buildings is merkhouder van het gemeenschapswoord-/beeldmerk PRIME OAK en stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteurs- en merkrechten.

De voorzieningenrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat gedaagde de foto’s op zijn website niet zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s niet zelf heeft ontworpen en gebouwd. De domeinnaam www.primeoak.nl  is reeds verwijderd uit het handelsregister en gedaagde heeft verklaard dat hij daar waar op zijn website staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Bovendien is er geen spoedeisend belang. De vorderingen van Primeoak Buildings worden derhalve afgewezen. Niet-ontvankelijkheid bij reconventionele vordering, nu gedaagde in persoon is verschenen. Liquidatietarief.

Auteursrecht: 4.4.  Primeoak Buildings stelt daartoe allereerst dat gedaagde zonder toestemming van Primeoak Buildings fotomateriaal van Primeoak Buildings heeft geplaatst op zijn website. Volgens Primeoak Buildings gebruikt gedaagde foto’s uit het databestand van Primeoak Buildings. Primeoak Buildings onderbouwt haar stelling verder door te verwijzen naar de tekst ‘Prime Oak’ boven de foto’s op de website www.eikengebouwen.nl. Gedaagde heeft het voorgaande gemotiveerd betwist, daartoe stellende dat hij de foto’s zelf heeft gemaakt, de gebouwen op de foto’s bovendien zelf heeft ontworpen en ook de gebouwen eigenhandig, samen met zijn partner, heeft gebouwd. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de foto’s die gedaagde gebruikt op zijn website, auteursrechtelijk beschermde foto’s zijn van Primeoak Buildings. Uit de stellingen van Primeoak Buildings kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat de in het geding zijnde foto’s alle een afzonderlijk werk zijn van Primeoak Buildings, een oorspronkelijk en eigen karakter bezitten en de persoonlijke stempel van Primeoak Buildings als maker dragen in de zin van de Auteurswet.  

Domeinnaam / Handelsnaamrecht: 4.5.  Primeoak heeft geen belang meer bij de gevorderde verwijdering van de domeinnaam www.primeoak.nl in het handelsregister, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij voornoemde domeinnaam reeds heeft verwijderd uit zijn inschrijving in het handelsregister, hetgeen Primeoak ter zitting heeft bevestigd. Ook heeft Primeoak Buildings ter zitting bevestigd dat gedaagde de link naar de technische site www.primeoak.co.uk heeft verwijderd van zijn website.

Merkenrecht: 4.6.  Ten aanzien van de gestelde inbreuk op het woord-/beeldmerk PRIME OAK [afbeelding] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gedaagde heeft niet betwist dat Primeoak Buildings houder is van het woord-/beeldmerk PRIME OAK. Wel twisten partijen over de ingangsdatum waarop het merk gedeponeerd is door Primeoak Buildings, met andere woorden vanaf wanneer Primeoak Buildings de merkenrechtelijke bescherming in kan roepen van het woord/beeld PRIME OAK. De discussie hierover kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter achterwege blijven, nu gedaagde ter zitting heeft verklaard dat hij op zijn website daar waar staat geschreven prime oak of een daarmee overeenstemmend teken zal verwijderen en zal wijzigen in eersteklas eiken. Of er al dan niet sprake is van een door gedaagde gepleegde merkenrechtelijke inbreuk door gebruik van het merk PRIME OAK is voor de beoordeling van dit geschil daarom niet langer relevant.

 4.7. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat Primeoak Buildings onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde inbreuk maakt op de auteurs- en/of merkrechten van Primeoak Buildings. Van onrechtmatig handelen aan de zijde van gedaagde is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De vorderingen van Primeoak Buildings dienen te worden afgewezen.

4.8.  Primeoak Buildings heeft bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft gesteld dat zij door het onrechtmatig handelen van gedaagde schade lijdt en dat zij omzetderving heeft te duchten, maar heeft nagelaten te stellen waaruit die schade bestaat. Ook is onvoldoende aannemelijk geworden dat er een reëel gevaar voor schade bestaat in de toekomst. Een onmiddellijke voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet geboden.

Lees het vonnis hier.

IEF 7705

Vlekkenverwijderaar

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 24 februari 2009, LJN: BH6459, Reckitt Benckiser N.V. c.s. tegen Action Non Food B.V.

Gestelde merk-, model- en auteursrechtsinbreuk op flessen/verpakkingen schoonmaakmiddelen. Vorderingen van rechthebbende afgewezen. Reckitt brengt de vlekkenverwijderaars “Vanish” en “Cillit Bang” op de markt en heeft met betrekking tot die producten meerdere merken en modellen gedeponeerd. Reckitt meent dat Action inbreuk op haar merk-, model- en auteursrechten maakt door de producten “Oxi Quick” en “Mascot Turbo” op de markt te brengen. Ook maakt Action zich schuldig aan slaafse nabootsing, aldus Reckitt. In eerste instantie heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de vorderingen afgewezen (IEF 389). (Klik op afbeelding voor vergroting).

Action voert aan dat Reckitt geen spoedeisend belang heeft omdat het en eenmalige leverantie betrof. Het hof memoreert dat het spoedeisend belang moet worden vastgesteld naar de omstandigheden van het moment van de uitspraak en stelt vast dat Reckitt niet aannemelijk heeft gemaakt dat er na 2005 nog leveringen hebben plaatsgevonden. Daar staat tegenover dat er sprake is geweest van stelselmatig handelen, Action eerder haar onthoudingstoezegging niet geheel was nagekomen en Action de inbreuk niet heeft willen erkennen. Er is dus gevaar voor herhaling volgens het hof en dus een spoedeisend belang.

Merkenrecht: Reckitt baseert haar merkenvorderingen uitsluitend op verwarringsgevaar. Met betrekking tot de Vanish verpakking komt de discussie neer op de vraag van het onderscheidend vermogen. Volgens Reckitt heeft de verpakking als geheel groot onderscheidend vermogen en volgens Action is dat beperkt tot de woordelementen.

Vanish v Oxi Action: Het hof begint vast te stellen dat de kleur roze als zodanig niet door Reckitt kan worden geclaimd. Volgens het hof is het een feit van algemene bekendheid dat reinigingsproducten in een grote verscheidenheid van kleuren worden aangeboden. De consument zal derhalve in de kleur roze (of de andere gebezigde kleuren) geen herkomstaanduiding zien.

Beide verpakkingen gebruiken bellen als grafisch element. Volgens Action is dit een grafische weergave van de eigenschappen van een oxi-product en wordt het als zodanig gebruikt door meerdere aanbieders van dergelijke producten. Dit wordt door Reckitt niet betwist en het hof gaat ervan uit dat de bellen (en de aanduiding oxi-action) beschrijvend zijn.

De totaalindruk van het Vanish merk die bij de gemiddelde consument achterblijft is derhalve het woord Vanish en de witte boog. Deze elementen worden door Action niet gebruikt.

Cillit Bang v Mascot Turbo: Het hof acht de kleur paars, de alledaagse dop onvoldoende onderscheidend. De vorm is volgens het hof evenmin voldoende significant afwijkend om als zodanig voor bescherming in aanmerking te komen. De totaal indruk wordt derhalve gedomineerd door het woordelement “Cillit Bang”.

de merkenrechtelijke vorderingen van Reckitt worden daarom afgewezen.

Modellenrecht

Vanish v Oxi Action: Het geregistreerde Gemeenschapsmodel voor de verpakking van Vanish wordt volgens het hof gedomineerd door de opdruk, welke in het geval van de Oxi-Action pot wezenlijk anders is. Bovendien verschillen de potten zelf op meer dan ondergeschikte punten. 

Cillit Bang v Mascot Turbo: Reckitt heeft zich met betrekking tot de Cillit Bang fles beroepen op een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. Cillit Bang is echter in 2004 op de markt gebracht en de beschermingsduur was derhalve verstreken op het moment van de uitspraak (en, merkt het hof op, op het moment van fourneren van de stukken voor arrest).

Auteursrecht: Het hof oordeelt dat de kleuren  roze en paars als basiskleuren voor de verpakkingen geen oorspronkelijke keuzes behelzen. Het hof baseert zich daarbij op hetgeen het heeft overwogen met betrekking tot het merkenrecht.

Met betrekking tot beide producten vindt het hof dat de overeenstemmingen enkel te vinden zijn in banale, niet te beschermen elementen en dat voor het overige de verschillen te groot zijn om inbreuk aan te nemen.

Onrechtmatig handelen: Gezien hetgeen reeds is overwogen is er volgens het hof van verwarrings- of verwateringsgevaar geen sprake..

Lees het arrest  hier.

IEF 7701

Actielijn 3: intellectueel eigendom

Kamerstukken 2008/09, 27406, nr. 141, Bijlage; Evaluatie Programma voor de Creatieve Industrie - 2009-03-13 (bijlage bij 27406, nr. 141) (Ministeries EZ  & OCW)

Actielijn 3: intellectueel eigendom: Deze actielijn is onderverdeeld in drie initiatieven: Creative Commons, auteurscontractenrecht en voorlichting verbeteren. (...) Voor actielijn 3 geldt dat over het geheel genomen de uitvoering en opbrengsten redelijk goed zijn te noemen. Alleen bij de wijziging van het auteurscontractenrecht heeft vertraging plaatsgevonden. Dit initiatief is echter wel van wezenlijk belang om geconstateerde knelpunten weg te kunnen nemen

Creative Commons is een systeem van licenties, binnen het auteursrecht, waarbij rechthebbenden op eenvoudige en transparante wijze aangeven onder welke voorwaarden en tot op welke hoogte hun werk door anderen mag worden gebruikt. Creative Commons is succesvol verlopen. Het bereik onder de doelgroep is hoog te noemen. Binnen het initiatief is onder andere aandacht besteed aan voorlichting en het organiseren van bijeenkomsten. Concrete resultaten zijn het gebruik van licenties (eind 2007 meer dan 200.000 werken op internet), de totstandkoming van een pilot met Buma/Stemra op het gebied van collectief rechtenbeheer en vele bezoekers (200.000) aan de website.

Het initiatief om het auteurcontractenrecht te herzien start begin 2009. In juni 2008 heeft de minister van Justitie aan de kamer laten weten dat begin 2009 het wetsvoorstel zal worden ingediend omdat op het ogenblik thuiskopie, toezicht en geschillenbeslechting voorrang hebben. Hierbij zal ook eerst overleg plaatsvinden met de EU-Commissie over de (on)mogelijkheden om bij wet collectieve tariefafspraken te maken. Er is geen sprake van een juridisch vacuüm omdat de mogelijkheid bestaat om specifieke regelingen in een modelcontract op te nemen. Deze activiteiten voltrekken zich echter buiten de regie van het programma voor de creatieve industrie.

Syntens voert in samenwerking met het Octrooicentrum Nederland de volgende activiteiten uit binnen de voorlichtingsactiviteiten intellectueel eigendom:

- Intake en scan Octrooicentrum
- Jaarlijks vinden minstens 25 workshops plaats rond het thema IE
- Doorverwijzen naar adviesbureaus
- Roadshows langs vestigingen van Syntens

Over de mate van gebruik van advies en het bezoek aan activiteiten zijn geen precieze cijfers bekend. Het aantal Syntens adviseurs dat zich richt op de creatieve industrie is wel toegenomen.

Voor actielijn 3 geldt dat over het geheel genomen de uitvoering en opbrengsten redelijk goed zijn te noemen. Alleen bij de wijziging van het auteurscontractenrecht heeft vertraging plaatsgevonden. Dit initiatief is echter wel van wezenlijk belang om geconstateerde knelpunten weg te kunnen nemen

Lees de evaluatie hier

IEF 7700

Aan de objectieve vorm zijn subjectieve elementen te herkennen

Vlnr. Crocs Kayman - Classic BirkiRechtbank ’s-Gravenhage, 18 maart 2009, HA ZA 08-1522,  Crocs Inc & Crocs Europe B.V. tegen Metro Cash & Carry Nederland B.V. en HA ZA 08-1899 & HA ZA 08-2842,   Crocs Inc & Crocs Europe B.V. tegen Capelli Europe GmbH

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Modellenrecht. Auteursrecht. Schorsing reconventionele vordering tot nietigverklaring Gemeenschapsmodel van Crocs i.v.m. lopende nietigheidsprocedure bij het OHIM. Vorm Crocs-schoen is niet oorspronkelijk (prior art, de Classic Birki), gaten en hielrem zijn technisch effect. Look & feel hangt samen met keuzes die gemaakt zijn op het vlak van stijl en techniek. Maar wel auteursrecht als geheel. Geen inbreuk auteursrecht en modelrecht (voldoende afstand). Geen slaafse nabootsing. Gebruik gemeenschapsmerk Crocs in folder toegestaan: uitputting en geen suggestie commerciële band.

5.8. Wat betreft de auteursrechtelijke bescherming voert dat tot de conclusie dat het auteursrecht in elk geval niet ziet op de algemene basisvorm van de Crocs modellen. Deze basisvorm is objectief bepaald, dat wil zeggen door banale (niet nieuwe) vormen, door techniek en door stijl gegeven. Dat neemt evenwel niet weg dat aan de objectieve vorm subjectieve elementen zijn te herkennen die wel voldoen aan de eis dat zij een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Tot deze subjectieve elementen rekent de rechtbank in elk geval de – hierna verder te bespreken – vorm van de gaten en de plaatsing daarvan, de profilering van de binnen- en buitenzool, de vorm van de zijkant van de zool en de band langs de wreef en de detaillering van de hielband. Deze elementen dragen tezamen zoveel bij aan het door de Crocs-modellen opgeroepen beeld dat geoordeeld moet worden dat de Crocs modellen als geheel auteursrechtelijke bescherming genieten. De beschermingsomvang is daarbij niet gelegen in de objectieve hoofdvorm maar wel in de te onderscheiden subjectieve toevoegingen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7699

Geen intrekking door stilzwijgen

GvEA, 17 maart 2009,  zaak T-171/06, Laytoncrest Ltd tegen OHIM / Erico International Corp

Merkenrecht. Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder gemeenschapswoordmerk LENTON tegen aanvraag voor gemeenschapswoordmerk TRENTON. Geen impliciete intrekking van merkaanvraag door stilzwijgen in procedure.

“Zoals het OHIM ter terechtzitting heeft vermeld, betreft de onderhavige zaak een bijzonder belangrijke vraag voor zijn praktijk, aangezien uitspraak moet worden gedaan over de rechtmatigheid van een beslissing van een kamer van beroep waarin het gebrek aan procedurele activiteit van de aanvrager van een gemeenschapsmerk bij de oppositie- en de beroepsprocedure wordt gelijkgesteld met een stilzwijgende intrekking van de aanvraag die een einde maakt aan de beroepsprocedure omdat het geschil zonder voorwerp is."

Verplichte kennisgeving:  34. In casu blijkt uit de uiteenzetting van de feiten en uit de contacten die de kamer van beroep met verzoekster heeft kunnen hebben (zie punt 8 hierboven), dat de kamer van beroep verzoekster er op geen enkel moment van in kennis heeft gesteld dat zij zich op het standpunt zou stellen dat de merkaanvraag van verzoekster stilzwijgend was ingetrokken omdat deze niet procedureel actief was geweest.

35. Gesteld al dat de kamer van beroep kan oordelen dat de procedurele inactiviteit tijdens de oppositie- en de beroepsprocedure bij het BHIM aantoont dat de aanvrager van een gemeenschapsmerk geen belang meer heeft bij de inschrijving van dit merk en zijn aanvraag dus stilzwijgend heeft ingetrokken, zijn bij de vaststelling van de litigieuze beslissing derhalve hoe dan ook artikel 73 van verordening nr. 40/94 [beslissingen van het OHIM moeten met redenen omkleed zijn en kunnen zij slechts worden genomen op gronden waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren] en regel 54 van verordening nr. 2868/95 geschonden, zodat deze beslissing moet worden vernietigd.

Geen stilzwijgende afstand: 44. Artikel 44, lid 1, van verordening nr. 40/94 doelt immers enkel op de aanvrager van een gemeenschapsmerk en niet op de kamer van beroep. Deze kan zich dus niet op die bepaling beroepen om in de plaats te treden van de aanvrager en uit diens procedurele handelwijze af te leiden dat deze stilzwijgend afstand doet van zijn merkaanvraag. Bovendien heeft voormelde rechtspraak weliswaar betrekking op situaties waarin de opgave van de waren wordt beperkt, maar de motivering van de arresten van het Gerecht ziet ook uitdrukkelijk op het geval van de loutere intrekking van de merkaanvraag (zie punt 42 hierboven en aangehaalde rechtspraak). Dezelfde logica geldt in de twee gevallen, aangezien het aan de aanvrager staat om „uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk” aan te duiden welke inhoud hij aan zijn merkaanvraag wil geven. Het staat dan aan de oppositieafdeling en aan de kamer van beroep om zich uit te spreken over de inhoud van deze aanvraag, waarbij zij de in de oppositieprocedure aangevoerde argumenten in overweging moeten nemen. Deze redenering belet het OHIM niet om het aangevraagde merk alleen voor een deel van de aangeduide waren of diensten in te schrijven, maar deze beperking zal dan plaatsvinden na het onderzoek van het verwarringsgevaar dat in casu was aangevoerd.

46      Bijgevolg kan op basis van artikel 44, lid 1, van verordening nr. 40/94 niet worden vastgesteld dat de gemeenschapsmerkaanvraag stilzwijgend is ingetrokken enkel doordat de aanvrager ervan niet is tussengekomen in de oppositie- en de beroepsprocedure bij het BHIM.

55. (…)  “verzoeksters procedurele inactiviteit tijdens de oppositie- en de beroepsprocedure kon [het OHIM] derhalve niet gelijkstellen met een situatie waarin de aanvrager zijn merkaanvraag stilzwijgend heeft ingetrokken.”

Lees het arrest hier.