Merkenrecht  

IEF 2101

Aan de orde

Nog even voor de volledigheid, nu gepubliceerd: Handelingen 2005-2006, nr. 27, Eerste Kamer, dinsdag 9 mei 2006.

“Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (30403). (Zie vergadering van 11 april 2006.)

De voorzitter: De beraadslaging over dit wetsvoorstel is op 11 april jongstleden geschorst in afwachting van een brief van de staatssecretaris van Economische Zaken. Die brief is op 20 april jongstleden ontvangen. Ik stel voor, de behandeling daarmee als afgerond te beschouwen. Daartoe wordt besloten. Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.”

IEF 2100

Ondertussen in Leuven

Voorzitter van de rechtbank van koophandel te Leuven, 11 mei 2006. BVBA Serverscheck tegen Google Netherlands B.V  (Met dank aan Joris Deene)

Vonnis in de gisteren gemelde zaak over een 'maatschappelijke benaming'. Korte samenvatting uit de Standaard: “Van Laere begon een kortgedingprocedure tegen Google, waarin hij de onmiddellijke stopzetting vroeg van de verwijzingen naar valse websites. Vorige week donderdag verklaarde de Leuvense handelsrechter die eis toelaatbaar, maar ongegrond omdat er geen sprake is van hoogdringendheid. ServersCheck bereidt nu een procedure ten gronde voor. Overigens verwierp de rechter alvast de stelling van Google dat het proces niet voor een Belgische rechtbank moet worden gevoerd. De klacht van ServersCheck is formeel gericht tegen de Nederlandse dochter van Google, die ook verantwoordelijk is voor België.

Vonnis hier. Berichtgeving hier.

IEF 2099

The world and its dog

O.a. The Register bericht dat sinds gisteren "Trademark holders from within the mobile industry have the chance to register their trademarks as .mobi domains. From 12 June to 22 August, all trademark holders will be given the opportunity to get their hands on a .mobi domain before the whole thing is thrown open to the world and its dog on 28 August." Lees hier meer.

IEF 2097

Darmen

De kalender op de Curia-website laat weten dat zowel het Hof van Justitie als het Gerecht van Eerste Aanleg deze week geen zitting hebben.

Pas op woensdag 1 juni a.s. kunnen we weer fraai proza verwachten van het Hof, te weten het arrest in de zaak C-169/05(Uradex). Het Gerecht komt een dag eerder met het arrest in de zaak De Waele tegen OHMI met zaak T-15/05, onder de de welluidende titel 'Forme d'une saucisse' (voor de minder welluidende waren 'darmen voor charcuterie bestemd voor professionele afnemers').

IEF 2091

Lolbroek

'Daar zakt mijn broek van af', vertelt ondernemer Nick Tierie aan de Telegraaf. "Twee keer heb ik Grolsch benaderd met de vraag of ze mijn Nederhose misschien wilden kopen. Ik heb de naam als merk laten registreren (Vodafone overigens ook, maar voor andere waren, red.) en heb het model van de Lederhose laten deponeren. Het idee borrelde ineens in me op: Een oranje Lederhose met een subtiele naam. Dat is toch grappig?" Grolsch had echter geen interesse.

Enige tijd later kwam Tierie een flyer onder ogen: "Ze stuurden een zogenaamd 'leaflet' aan alle verkooppunten in Nederland, waarin de Grolsch Nederhose werd aangeboden. Compleet met bestelnummer en de mededeling dat de broek leverbaar was vanaf week 19.[...] Ze kunnen beter hun reclameslogan vervangen door: Jatmanschap is meesterschap." 

Grolsch reageert: "Het gaat in deze zaak om naamgebruik en modelrecht. De heer Tierie heeft er ons indertijd op attent gemaakt dat wij een leaflet de deur uit hadden gedaan met de naam Nederhose. Dat klopt. Het was een vergissing van ons. Die flyer was inmiddels gedrukt, maar had uiteraard nooit de deur uit mogen gaan. Door een foutje van ons is dat per ongeluk toch gebeurd. Wij hebben uiteindelijk de naam Hollandhose gedeponeerd, en zo heten onze broeken nu. Maar wat betreft dat modelrecht op die broek, hebben wij zo onze twijfels. Hoe kun je nu een model van een Duitse broek die al jarenlang door de bevolking wordt gedragen, voor jezelf claimen? Verder wil ik er niet veel over zeggen, want de zaak is onder de rechter". Dinsdag doet de rechtbank Almelo uitspraak.

IEF 2084

Een Rus in de bibliotheek (6)

Rechtbank Amsterdam, 18 mei 2006, LJN: AX2454. Van Oorschot tegen Company of Books.

Uitspraak van vandaag in het veelbesproken conflict tussen FMG/Kruidvat en Uitgeverij Van Oorschot. Op het belangrijkste punt is de rechter, anders dan gedaagden, van mening dat Van Oorschot beschikt over een geldig merkrecht. Van Oorschot heeft haar merkinschrijving verkregen door het aantonen van inburgering. “Als registratie na toetsing heeft plaatsgevonden, zoals in dit geval, kan daarom in beginsel worden uitgegaan van de geldigheid van het woordmerk”, aldus de rechtbank.

Kruidvat wordt, kort gezegd, veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van elke inbreuk op het merk ‘Russische Bibliotheek’. Een voorschot op schadevergoeding, vordering tot winstafdracht en rectificatie worden echter afgewezen.

Lees hier het hele vonnis.

IEF 2082

De Gebruikte Bolletjes

Rechtbank Amsterdam, 17 mei 2006, 326483 / H 05.2886. V.O.F. Taste & Taste Productions  tegen Talpa TV B.V. (Met dank aan Jacqueline Schaap,  Klos Morel Vos & Schaap).

Eindelijk eens een rechterlijk oordeel over het meest besproken logo van Nederland.

Reclamebureau Taste stelt dat Talpa met haar bolletjeslogo inbreuk maakt op het merk- en auteursrechtrecht van Taste. Taste heeft haar logo in maart 2005 gedeponeerd, Talpa in juni. De rechtbank wijst alle vorderingen van Taste af. Geen inbreuk op auteurs- of merkrechten, geen onrechtmatige daad.

Auteursrecht. Talpa heeft in dit verband terecht opgemerkt dat voorzover het de gebruikte bolletjes betreft, er geen sprake is van beschermingswaardige trekken van het Taste-logo. Het gebruik van bolletjes komt, zoals genoegzaam door Talpa is aangetoond, veelvuldig voor, en de groepering daarvan op de wijze zoals dat in het Taste-logo is gedaan, maakt dat gebruik op zichzelf nog niet oorspronkelijk in de door Taste beoogde zin.

Anders ligt dat in zekere zin met de in het Taste-logo voorkomende T, die is ontstaan door oranje inkleuring van in totaal een vijftal bolletjes, namelijk de bovenste drie en de twee middelste onder het woord “taste” (in het logo in onderkast).

Voorzover dit als een karakteristieke trek in de voornoemde zin moet worden gekenschetst, moet echter worden geoordeeld dat dit element niet voorkomt in het Talpa-logo. Dat het altijd de intentie van Talpa zou zijn geweest om een T te visualiseren, zoals Taste c.s. stellen, is door Talpa betwist en kan niet zonder meer onderbouwd worden door te verwijzen naar publicaties die niet van Talpa afkomstig zijn.

Belangrijker dan de intentie van Talpa is echter dat met enige goede wil wellicht wel een gestileerde T kan worden gezien in het Talpa-logo, maar dan op een wijze die totaal verschilt — in hoofdzaak: door niet van kleuren, maar van een extra bolletje in het middenin onderaan gebruik te maken - van de wijze waarop in het Taste-logo een T naar voren komt.

Aldus is de “Talpa-T” geen auteursrechtelijke inbreuk op de “Taste-T”, waarbij wellicht ten overvloede nog kan worden opgemerkt dat het gebruik van een op enigerlei wijze gestileerde T in een logo, op zichzelf nog niet beschermingswaardig is. Dit laatste geldt ook voor het gebruik van de letters “ta” (onderkast) in het woordelement “taste”, zoals dat in het Taste-logo is opgenomen.

Merkenrecht. Van belang is dat het meest kenmerkende en in het oog springende aspect van de beide logo’s, het gebruik van bolletjes in een zekere geordende vorm, naar het oordeel van de rechtbank een zwak onderscheidend vermogen bezit.

Uitgaande van het Taste-logo moet ook nog eens geconstateerd worden dat daarbij gebruik is gemaakt van de meest voor de hand liggende ordening bij het gebruik van negen bolletjes: namelijk in drie rijen van drie. Dergelijk gebruik komt slechts in bijzondere, hier niet gestelde omstandigheden in aanmerking voor de kwalificatie (voldoende) onderscheidend vermogen.

Dat ligt mogelijk enigszins anders met de bij het Taste-logo gebruikte inkleuring van een deel van de bolletjes, die aldus tezamen een “T” vormen, maar die wijze van gebruik is in het Talpa-logo echter niet gehanteerd. Dat geldt evenzeer voor de opname van een woord (taste) direct onder de horizontaal ingekleurde bolletjes in het Taste-logo, dat aldus de horizontale balk van de gevisualiseerde “T” op visueel tamelijk krachtige wijze ondersteund. Een dergelijke functie mist het woord “talpa” in het Talpa-logo ten ene male.

Het woord “talpa” is bovendien op een andere plaats opgenomen in het Talpa-logo dan het woord “taste” in het Taste-logo, waardoor de aandacht zich bij eerstgenoemd logo — mede door de (bij het Taste-logo ontbrekende) extra bol aan de onderkant — vooral richt op de onderkant, terwijl dat bij het Taste-logo eerder richting de bovenkant het geval is.

Nu voorts het gebruik van letters in onderkast alsmede het gebruikte lettertype zo algemeen is dat zonder nadere toelichting enig onderscheidend vermogen daar op zichzelf niet uit kan worden afgeleid, kunnen de hierop gerichte argumenten van Taste c.s. hen evenmin baten.

De conclusie met betrekking tot artikel 13 A lid 1 onder b. BMW moet zijn dat de overeenstemming zich slechts beweegt op het vlak van het  ook nog eens niet geheel identieke (de tiende bol bij het Talpa-logo!) - gebruik van geordende bolletjes, het veruit minst onderscheidende deel in het Taste-logo.

De meer onderscheidend vermogen bezittende elementen in dat logo komen in het Talpa-logo niet, althans niet in dezelfde vorm, voor, Aldus is er bij een beschouwing van het Taste-logo en het Talpa-logo in hun geheel geen sprake van overeenstemming in merkenrechteljk relevante zin, in zoverre dat er geen reëel verwarringsgevaar aanwezig moet worden geacht.

Een en ander wordt niet wezenlijk anders indien de beoordeling zich richt op het gebruik van het Talpa-logo zonder de toevoeging “talpa” (zoals dat in de teievisieuitzendingen van Talpa gebeurt). Weliswaar worden de verschillen dan minder benadrukt dan het geval is indien het woord “talpa” wel deel uitmaakt van het logo, maar dat doet niet af aan de overige constateringen zoals hiervoor gedaan, met name die met betrekking tot het zwakke onderseheidend vermogen van het gebruik van de bolletjes in het Taste-logo, en het daarmee samenhangende gebrek aan reëel verwarringsgevaar.

Onrechtmatige daad. Ter comparitie is duidelijk geworden dat Taste c.s. deze grondslag hoofdzakelijk plaatsen in het licht van hun huisstijl. Het gaat daarbij in het kort gezegd om het “inbedden” van het Taste-logo in een achtergrond, bestaande uit een balk met eveneens bolletjes, waaruit de bolletjes van het Taste-logo min of meer naar voren springen.

Volgens Taste c.s. bedient Talpa zich eveneens van dit “concept”, namelijk — “met name” - op haar website (waar Talpa dit verder nog toepast is door Taste niet gesteld). Taste c.s. vinden het onbetamelijk dat Talpa niet alleen een met het Taste-logo overeenstemmend teken voert, alsmede daarop in auteursrechtelijke zin inbreuk maakt, maar dat daarenboven ook nog doet op een wijze die geheel past in het kader van de door Taste c.s. rond hun logo gecreëerde huisstijl.

In de laatste zin van de vorige overweging ligt reeds de sleutel besloten die maakt dat ook deze grondslag van de vordering niet deugdelijk is.

Uit de wijze waarop Taste c.s. deze grondslag hebben geformuleerd valt immers af te leiden dat die in hun visie kennelijk niet los kan worden gezien van de veronderstelde auteursrechtelijke en merkenrechtelijke inbreuken. Nu die inbreuken in dit geding niet zijn komen vast te staan, zou de beweerdelijke overname van het concept van de huisstijl eerst dan mogelijk onrechtmatig zijn, indien daarvoor ook nog zelfstandige, valide argumenten zouden zijn aangevoerd. Dat is echter niet het geval.

Overigens merkt de rechtbank nog op dat uit de stukken niet blijkt wie van partijen als eerste dit “concept” heeft toegepast.

De vorderingen van Taste c.s. zijn niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 2075

Drukdealers

Rechtbank Almelo, 10 mei 2006, M.F. Design B.V. tegen Eastborn Slaapsystemen B.V., Rolnr. 71739/ HA ZA 05-569 (met dank aan Merel Singeling, Van der Steenhoven Advocaten)

Opzegging duurovereenkomst waarbij ook zijdelings intellectueel eigendomsrechten aan bod komen. Onderscheid tussen retailer en e-tailer.

MF Design verkoopt als dealer van Eastborn al meer dan 11 jaar Eastborn producten. Sinds de zomer van 2004 biedt MF Design via haar website www.boxspring.nl de boxsprings van Eastborn aan tegen 20% korting. Op de website is het merk en logo van Eastborn afgebeeld. Via een deeplink kan de bezoeker van de website direct inzage krijgen in de prijscatalogus op de website van Eastborn. Eastborn heeft de contractuele relatie opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. MF Design vordert daarop, kort gezegd, de opzegging ongedaan te maken en levering van Eastborn producten.

De rechtbank wijst deze vorderingen af. De druk van de overige dealers van Eastborn (retailers) is volgens de rechtbank een gewichtige reden om de overeenkomst met MF Design (etailer) op te zeggen. De rechtbank acht het verwijt van Eastborn dat MF Design in strijd handelt met merken- en auteursrecht niet terecht.

Intellectueel eigendomsrecht Volgens de rechtbank mocht MF Design het woord- en beeldmerk van Eastborn in een deeplink naar de prijscatalogus op de website van Eastborn gebruiken en heeft MF Design het merk Eastborn niet voornamelijk gebruikt om reclame voor haar eigen onderneming te maken. Het gebruik heeft geen ongerechtvaardigd voordeel opgeleverd of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van het merk, aldus de rechtbank. MF Design heeft prijzen vergeleken en prijsvergelijking is toegestaan.

Ook de hyperlink en de deeplink zijn volgens de rechtbank op zichzelf niet onrechtmatig. Het gebruik doet geen afbreuk aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Evenmin profiteert MF Design op onbehoorlijke wijze van de bekendheid van het merk.

Beëindiging relatie. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of de beëindiging van de relatie in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank komt tot te conclusie dat Eastborn de relatie met MF Design mocht beëindigen zoals zij dat heeft gedaan.

Volgens de rechtbank staat de contractsvrijheid voorop. Eastborn had een geldige reden om de relatie met MF Design te verbreken. De rechtbank vindt het met name belangrijk dat Eastborn onder grote druk staat van haar overige dealers. Eastborn loopt volgens de rechtbank een aanmerkelijke kans op een substantiële daling van haar omzet en de internetverkoop door MF Design bedreigt ook de samenhang van haar dealerorganisatie. Van Eastborn hoeft niet verwacht te worden dat zij lijdelijk erop toeziet dat MF Design die dealerorganisatie ondermijnt.

Ook de opzegtermijn van 6 maanden wordt door de rechtbank redelijk geacht. Volgens de rechtbank kan MF Design uitwijken naar andere merken (die zij o.a. via haar site pretendeert te leveren).

Met betrekking tot het argument van MF Design dat zij een substantieel deel van haar omzet mist, merkt de rechtbank op dat MF Design die achteruitgang in de omzet, in ieder geval ten dele, goed kan maken door gebruik te maken van haar uitwijkmogelijkheden. Door de opzegging zal MF Design volgens de rechtbank niet een onaanvaardbaar deel van haar inkoopwaarde en omzet verliezen.

Mededingingsrecht. Evenmin is de opzegging volgens de rechtbank in strijd met het mededingingsrecht. Eastborn legt geen druk op haar dealers om de adviesprijzen te hanteren. Evenmin is er sprake van onderling afgestemde gedragingen of afspraken over de prijs met haar dealers. De rechtbank zoekt het bezwaar van Eastborn met de handelswijze van de MF Design niet in de verleende kortingen, maar daarin dat MF Design de voor andere dealers geldende kwalitatieve eisen van aantrekkelijke winkels, geschoold personeel en de mogelijkheid van bedden uitproberen omzeilt.

Met het argument van MF Design dat Eastborn misbruik zou maken van haar economische machtspositie maakt de rechtbank korte metten. Het staat buiten kijf dat Eastborn niet tenminste de daarvoor vereiste 50% van de markt bezit.

Dit alles leidt volgens de rechtbank tot de slotsom dat de opzegging niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en dat van onrechtmatig handelen door Eastborn geen sprake kan zijn. Lees het vonnis hier.

IEF 2065

De litigieuze rookmelders

Rechtbank s-Gravenhage, 4 mei 2006, KO 06/370. Eyston Co. Ltd tegen Boxford Holland B.V. (Met dank aan Wouter Pors, Bird & Bird).

Tussen partijen staat vast dat Boxford een partij rookmelders heeft verhandeld waarmee Boxford, daargelaten op welke manier zij aan deze partij is gekomen en of haar van deze verhandeling een verwijt valt te maken, inbreuk heeft gemaakt op de (intellectuele eigendoms)rechten van Eyston. Op deze basis hebben partijen een schikkingovereenkomst gesloten. Boxford heeft wel voldaan aan de eis om aan alle afnemers een rectificatie te sturen, maar heeft op andere punten de schikkingovereenkomst onvoldoende nageleefd.

Van Boxford mag op grond van de schikkingsovereenkomst worden verwacht dat zij zich, meer dan zij tot nu toe heeft gedaan, inspant om de feitelijke toedracht van het verkrijgen van de litigieuze rookmelders te achterhalen. Boxford heeft nagelaten informatie te verschaffen die Eyston mogelijk zou helpen om te achterhalen wat de herkomst is van de litigieuze rookmelders en waar zij precies zijn terechtgekomen. Dat Eyston inderdaad gebaat zou zijn bij deze informatie hoeft geen twijfel te lijden.

Overwogen wordt ook dat het accountantsrapport slechts is gebaseerd op documenten die Boxford zelf heeft aangeleverd. De accountant is niet in staat gesteld om te controleren of de overgelegde documenten, waaronder de lijst van verkochte rookmelders, gestaafd worden door onderliggende documenten, waaronder bijvoorbeeld facturen. Accountantscontrole louter op basis van eigen opgave is in dit geval niet toereikend. Gelet hierop zal Boxford worden veroordeeld om, op haar kosten, een nieuw accountantsrapport te laten opmaken, waarbij Boxford de accountant toegang dient te verlenen tot haar gehele bedrijfsadministratie.

Lees het vonnis hier.

IEF 2062

le terme Galileo

GvEA 10 mei 2006, zaak T-279/03, Galileo tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Voor in het weekeinde weer een fijne Franse uitspraak over Galileo, de Commissie en merkinbreuk.

Galileo wil de Commissie verbieden om de term "Galileo" te gebruiken in verband met het project inzake een radionavigatiesysteem per satelliet, en om nog langer direct of indirect derden ertoe te bewegen die term in het kader van datzelfde project te gebruiken en om enige manier aan het gebruik van deze term door een derde deel te nemen, met als schadevergoeding een bedrag van 50 miljoen euro. De Commissie schendt volgens Galileo, houder van verschillende merken en firmanamen waarvan de term 'Galileo' een wezenlijk element is, haar merkenrecht. Het beroep is gebaseerd op artikel 288 EG. Verzoeksters stellen dat er verwarringsgevaar bestaat, op grond dat er tussen de betrokken tekens, tussen de producten en diensten van verzoeksters en het voorwerp van het gemeenschapsproject, overeenkomst zou bestaan. Zij beroepen zich eveneens op het beweerdelijk, onbillijk en onzorgvuldig gedrag van de Commissie ten aanzien van hun rechten, en op een gestelde schending van het evenredigheidsbeginsel.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid bepaalt het gerecht: "Il résulte de ce qui précède que les conclusions du recours sont recevables dans leur ensemble. Il en va de même pour les griefs pris d’une violation des droits conférés aux requérantes par l’article 5, paragraphe 1, sous b), de la directive et par l’article 9, paragraphe 1, sous b), du règlement nº 40/94 en ce qui concerne leurs marques nationales intracommunautaires et leurs marques communautaires."

Ten aanzien van het beweerdelijk, onbillijk en onzorgvuldig gedrag van de Commissie concludeert het gerecht: "Dès lors que ni l’illégalité du comportement reproché à la Commission ni l’existence d’un lien de causalité suffisamment direct entre le comportement reproché et le préjudice invoqué n’a pu être établie, les conditions de l’engagement de la responsabilité non contractuelle de la Communauté ne sont pas remplies. Dans ces conditions, l’action indemnitaire des requérantes fondée sur ce régime de responsabilité doit être rejetée."
Het beroep wordt verworpen. Lees hier het arrest (alleen in het Frans).