DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 4107

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Leeuwarden, 30 mei 2007, LJN: BA6405. Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, geschriftenbescherming. Passages uit een door eiseres opgestelde offerte zijn nagenoeg letterlijk overgenomen in een door gedaagde uitgebrachte rapportage. Geen auteursrechtelijke bescherming, geen geschriftenbescherming, omdat zij geen werk zijn dat bestemd is om openbaar gemaakt te worden. 

 Lees het vonnis hier

Gerechtshof s’-Gravenhage, 31 mei 2007. Beschikking in Estrad B.V. tegen Schultink (met dank aan Paul Mazel, Trip Advocaten).

Octrooirecht. Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in appèl kg-procedure afgewezen, omdat onder ‘een reeds aanhangig geding’ in de eerste plaats een bodemprocedure moet worden begrepen. Nu ook een bodemprocedure aanhangig is, is dat de geëigende procedure voor het horen van getuigen.

Lees de beschikking hier.

Rechtbank Utrecht, 28 maart 2007, LJN: BA6272. Curator tegen PK Beheer B.V.

Pauliana. Het betreft in dit geval de schade die de curator lijdt doordat PK Beheer niet kan voldoen aan de verplichting om de beeld- en merkrechten van de uitgeverij weer terug te leveren. Was PK Beheer daartoe wel in staat geweest, dan had de curator deze rechten kunnen verkopen, zodat de schade dient te worden gesteld op het bedrag waarvoor de curator die rechten alsdan had kunnen verkopen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4104

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage, HA RK 07-556, LJN: BA6419. Pintail International B.V. tegen Gemini Medical Textiles Europe B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: "Bevelschrift tot betaling proceskosten ex artikel 250 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verweerster heeft afstand van instantie in versnelde procedure octrooizaken gedaan. Verzoekster wenst thans vergoeding van de volledige door haar gemaakte proceskosten overeenkomstig artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (Rl. 2004/48/EG). Volgens verweerster dienen de kosten van verzoekster te worden begroot conform het gebruikelijke forfaitaire tarief. De rechtbank is met verzoekster van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat bij afstand van instantie de eiser als in het ongelijk gesteld is te beschouwen in de zin van art. 14 Handhavingsrichlijn 2004/48/EG. De rechtbank beveelt dat verweerster aan verzoekster de volledige proceskosten dient te voldoen."

Lees het bevelschrift hier of hier.

IEF 4099

Stromingsdoorgang

vlv.gifRechtbank ’s-Gravenhage 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

Octrooi kort geding over een bodemklep. De beslissing van de oppositie-afdeling over het Europese octrooi bepaalt i.c. de beschermingsomvang. De onduidelijkheid in het octrooi over hoe bepaalde geclaimde onderdelen moeten worden geïdentificeerd bij een uitvoeringsvorm die niet in het octrooi beschreven is, komt voor rekening van de octrooihouder. De SmartFlow van gedaagde valt niet onder de beschermingsomvang van het octrooi. Ook een door Pelican gevoerd “Gilette” verweer slaagt. € 63.108,80 proceskosten.

Fort Vale is houder van een Europees octrooi voor een bodemklep (“valve” of “ventielsamenstel”). Na verlening is een oppositieprocedure gevoerd. Pelican brengt een bodemklep op de markt onder de naam “SmartFlow”. Fort Vale betoogt dat de SmartFlow onder de beschermingomvang van het octrooi valt.

Pelican heeft het verleningsdossier van het octrooi overgelegd. De voorzieningrechter neemt de wijzigingen van de conclusies gedurende de verlening en de uitspraak van de oppositie-afdeling in aanmerking. De voorzieningenrechter komt op grond daarvan tot de conclusie dat de uitvindingsgedachte van het octrooi is beperkt tot: het voeren van de arm welke het sluitelement draagt door een opening in de wand van het stroomafwaartse gedeelte van de stromingsdoorgang zoals opgenomen in het kenmerkende gedeelte. (onderstreping IEF). De Voorzieningenrechter bepaalt vervolgens welk gedeelte van de SmartFlow als stromingsdoorgang moet worden aangemerkt en concludeert dat de arm van de SmartFlow niet in een opening van de wand van die stromingsdoorgang is opgenomen. De SmartFlow valt daarmee niet onder de beschermingsomvang van het octrooi.

Rechtsoverweging 4.17: De restrictieve uitleg welke de voorzieningrechter hanteert is gerechtvaardigd in het licht van de onduidelijkheid van het Octrooi op dit punt. Uit het Octrooi blijkt immers niet hoe de plaats van ventielinlaat en ventieluitlaat moet worden bepaald indien voor een geheel andere constructie is gekozen dan bij de afsluiter welke het Octrooi openbaart.

In rechtsoverweging 4.19 behandelt de voorzieningenrechter ook het door Pelican gevoerde “Gilette-verweer”: met de SmartFlow past Pelican op niet-inventieve wijze de stand van de techniek toe. De voorzieningenrechter bekijkt een Brits octrooi (stand van de techniek) en komt tot de conclusie dat de aanpassingen aan de bodemklep uit het octrooi die nodig zijn om de SmartFlow te verkrijgen, niet inventief zijn. Het “Gilette-verweer” van Pelican slaagt.  

Fort Vale wordt veroordeelt tot het vergoeden van € 63.108,80 proceskosten van Pelican.

Lees het vonnis hier.

IEF 4073

Bewijs- en beschrijvend

Rechtbank Arnhem, 1 juni 2007, KG ZA 07-304. Synthon B.V. tegen Astallas Pharma Inc. (met dank aan Mark van Gardingen, Brinkhof).

Wellicht nootwaardig vonnis over (grensoverschrijdend) bewijs- en beschrijvend beslag (inzagerecht) ex. artt. 1019b-d Rv. in een farma-octrooizaak. 

Astallas Pharma Inc. had bewijs- en beschrijvend beslag gelegd ten laste van Synthon BV om bewijs te bewaren ten behoeve van een Duitse procedure over een Duits octrooi (geneesmiddel regen prostraatvergroting). Onmiddellijk na de beslaglegging door de deurwaarder hebben een advocaat en een octrooigemachtigde van Astellas Pharma van de deurwaarder inzage gekregen in de beslagen informatie, en zij hebben daarvan een rapport gemaakt. Dat rapport hebben zij ingebracht in de Duitse procedure.

De Rechtbank Arnhem beantwoord eerst de vraag vooraf of de bewijs- en beschrijvend beslag regels van artt. 1019 e.v. Rv wel toepasselijk zijn voor het verkrijgen en bewaren van bewijs in het kader van de handhaving van buitenlandse IE rechten. Synthon had gewezen op de tekst van art. 1019 Rv, op de MvT en op de tekst van art. 2 van de Handhavingsrichtlijn, die alle een territoriaal begrensde toepasselijkheid lijken voor te schrijven. De voorzieningenrechter stelt evenwel dat de Nederlandse regels ook toepasselijk moeten zijn in verband met de handhaving van buitenlandse IE rechten, en verwijst daarvoor onder meer paragrafen 7 en 8 van de considerans van de Handhavingsrichtlijn en naar art. 31 EEX-Verdrag / art. 24 EEX-Verordening.

“4.5 Met dit een en ander valt in het geheel niet te verenigen dat bij grensoverschrijdende inbreuken in ene geval als het onderhavige voor handhaving in een lidstaat geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van de in de nationale wetgeving van een andere lidstaat ter uitvoering van de Handhavingsrichtlijn geboden (handhavings)mogelijkheden.”

De rechter overweegt verder dat het doel van een conservatoir (bewijs)beslag uitsluitend is om bewijsstukken veilig te stellen en dus de bestaande situatie te conserveren, en niet om de beslaglegger de mogelijkheid te bieden om met het beslag inhoudelijk kennis te doen nemen van bewijsstukken en daarover de beschikking te krijgen. Het is volgens de Voorzieningenrechter vervolgens aan de bodemrechter na een contradictoir debat om te beslissen wat er met de in beslaggenomen stukken moet gebeuren. Een verlof tot het leggen van bewijsbeslag kan dus niet automatisch ook een inzagerecht inhouden voor de beslaglegger. (4.13)

De rechter overweegt ook, in r.o. 4.14, dat in geval van beschrijvend beslag, de beschrijving door de deurwaarder had dienen te geschieden, en niet door de beslaglegger (of haar advocaat/octrooigemachtigde) zelf. Een dergelijke beschrijving moet, zie r.o. 4.15, overigens beperkt blijven tot een omschrijving van hetgeen is ingezien zodat het in een later stadium identificeerbaar is. De beschrijving mag derhalve geen gedetailleerde gegevens bevatten.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 3953

In afwachting van

betonson.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 9 mei 2007, HA ZA 05-1504.  VBI Ontwikkeling B.V. tegen Beton Son B.V.

Wel eerder gemeld, maar nog niet besproken. Europees Octrooi voor betonnen vleugelvloerelementen. Zaak wordt aangehouden in afwachting van een oppositie bij het EOB.

Betonson is houder van het Europees octrooi betreffende een betonnen vleugelvloerelement. VBI is houdster van het Nederlands octrooi dat een kanaalplaat betreft voor het vormen van een vloerveld waarin leidingen kunnen worden opgenomen, alsmede een werkwijze voor het vormen van een vloerveld. VBI heeft met een beroep op voorrang van de Nederlandse octrooiaanvrage een Europese aanvraag ingediend.
Betonson heeft verschillende betonplaten verhandeld. VBI heeft Betonson laten weten dat het produceren en/of verhandelen van de kanaalplaten inbreuk maakt op de octrooirechten van VBI. Het BIE heeft, na het verzoek om een nietigheidsadvies door Betonson, geconcludeerd dat de eerste drie conclusies van het octrooi van VBI vernietigbaar waren. VBI heeft de conclusies van het octrooi beperkt. Vervolgens heeft Betonson oppositie ingesteld bij het EOB.

In conventie acht de rechtbank het vanuit het oogpunt van goede procesorde gewenst de uitkomst tegen de verlening van het Europees octrooi ingestelde oppositie af te wachten alvorens te beslissen over de geldigheid van dat octrooi en van het Nederlandse octrooi, dat op dezelfde uitvinding betrekking heeft.

Ten aanzien van de reconventionele vordering van VBI, voor zover gericht (tegen het gebruik van) de kanaalplaten van Betonson zonder dwarssleuven maar met een dwarsvleugel (het oordeel ten aanzien van de kanaalplaten met dwarssleuf wordt geschorst totdat de uitkomst van de oppositieprocedure bekend is), oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van directe of indirecte inbreuk door Betonson.

Lees het vonnis hier.

IEF 3947

Conform de standaard (herstelvonnis)

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 09 mei 2007, HA ZA 06-955, Herstelvonnis in Koninklijke Philips N.V. tegen LG Electronics c.s.

Philips heeft verzocht om verbetering van het op 25 april 2007 in conventie tegen LG Electronics Benelux Sales gewezen vonnis, zodat het opgelegde verbod om inbreuk te maken op het Europees octrooi alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

“Nu LG tegen de vordering tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis geen specifiek verweer heeft gevoerd, lag toewijzing van die vordering zonder meer voor de hand. (…) Ook omdat iedere motivering om de vordering in zoverre niet of nog niet toe te wijzen ontbreekt, is voor partijen duidelijk dat uitvoerbaar bij voorraadverklaring bij vergissing achterwege is gelaten. Derhalve is sprake is van een kennelijke fout, die zich leent voor eenvoudig herstel.”

Lees het vonnis hier. Eerder bericht + vonnis: IEF 3891 (1 mei 2007).

IEF 3932

Tweede medische toepassing

slks.gifHvJ EG, 17 april 2007, beschikking in zaak C-202/05, Yissum Research and Development Company of the Hebrew University of Jerusalem  tegen Comptroller-General of Patents. Prejudiciële beslissing.

Over het hoofd geziene beschikking (met dank aan de anonieme tipgever) over de interpretatie van Verordening 1768/92 voor aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen (ABC / verlenging van octrooiduur).

De uitspraak verschaft duidelijkheid over de situatie waarin de certificaataanvraag is gebaseerd op een octrooi van het type tweede medische toepassing. In casu was de ABC-aanvraag afgewezen omdat de aangevoerde handelsvergunning niet de eerste voor dit product als geneesmiddel was. Vóór de zalf Silkis was een handelsvergunning namelijk al verleend voor andere geneesmiddelen, zoals Calcijex en Rocaltrol, die het geoctrooieerde calcitriol als enige werkzame stof bevatten.

De prejudiciële vraag door de Engelse rechter gesteld luidde als volgt: “Wanneer het basisoctrooi een tweede medische toepassing van een therapeutisch agens beschermt, wat wordt dan in artikel 1, sub b, van verordening [nr. 1768/92] bedoeld met ‘product’, en speelt met name de toepassing van het therapeutische agens een rol bij de definitie van het begrip ‚product’ in de zin van de verordening?”

Deze vraag beantwoordt het Hof als volgt: “Artikel 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 1768/92 (…) moet aldus worden uitgelegd dat ingeval het basisoctrooi een tweede medische toepassing van een werkzame stof beschermt, dit gebruik geen integrerend deel van de definitie van het product vormt.”

Hiermee is de ruimte voor aanvullende bescherming voor geneesmiddelen op basis van tweede medische indicatie octrooien vrij beperkt. De strikte interpretatie van de Verordening door het Hof is in lijn met twee andere recente uitspraken.

In Massachusetts Institute of Technology (C-431/04) werd al bepaald dat het begrip „product” in de strikte zin van „werkzame substantie” of van „werkzame stof” moet worden opgevat en dit begrip „product” niet het therapeutisch gebruik van een door het basisoctrooi beschermde werkzame stof kan omvatten. In Pharmacia Italia (C-31/03) oordeelde het Hof dat voor de afgifte van het certificaat de bestemming van het geneesmiddel niet het beslissend criterium is, en dat de door het certificaat verleende bescherming voor ieder gebruik van het product als geneesmiddel geldt, ongeacht of het product als geneesmiddel voor menselijk dan wel voor diergeneeskundig gebruik wordt aangewend. De onderhavige beschikking vormt ook een bevestiging van de praktijk van Octrooicentrum Nederland (zie BIE 1997, 20).

Lees de beschikking hier.

IEF 3923

Recht op een thermische behandeling

pht.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 2 mei 2007, HA ZA 05-312. Plato International B.V. tegen H.A.C. Groeneveld

Interessant uitspraak waarin bepaald wordt dat er een arbeidsrelatie kan zijn, zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst én dat ook van een manager verwacht mag worden dat hij uitvindingen doet. Bovendien is het recht op het aanvragen van een octrooi overgedragen, zonder dat dit letterlijk in de betreffende akte wordt vermeld.

Lezers die denken dat deze uitspraak gaat over thermische baden en schoonheidsbehandelingen worden teleurgesteld: het octrooi heeft betrekking op een werkwijze voor het veredelen van houtdelen. Bovendien is de inhoud van het octrooi nauwelijks relevant voor deze uitspraak.

Plato International (Plato) heeft onder meer de intellectuele eigendomsrechten overgenomen van failliete bedrijven, die zich overigens ook van de naam Plato bedienden. De heer Groeneveld is bestuurder van Creatief B.V. Het oude Plato heeft een management overeenkomst met Creatief B.V. Onder deze overeenkomst verrichte Groeneveld werkzaamheden voor Plato. Hij stuurde betrokken managementleden aan, besprak resultaten van experimenten, en schreef notities met zijn eigen visie, inzichten, interpretaties en conclusies. In deze periode is een uitvinding gedaan. De managementovereenkomst wordt beëindigd en kort daarna dient Groeneveld een octrooiaanvrage in, met uitsluitend hemzelf als uitvinder en aanvrager.

Kennelijk wordt niet betwist dat de heer Groeneveld (mede) uitvinder is. Wel wordt uitgebreid gediscussieerd over de vraag wie recht heeft op het bijbehorende octrooi. Artikel 12 lid 1 ROW 1995 regelt dat de werkgever recht heeft op de aanspraak op octrooi, als 1) de uitvinding gedaan is door iemand die in dienst van een ander een betrekking bekleedt, en 2) de aard van de betrekking medebrengt dat hij zijn bijzondere kennis aanwendt tot het doen van uitvindingen van dezelfde soort als die waarop de octrooiaanvrage betrekking heeft.

De rechtbank stelt vast dat er van een arbeidsovereenkomst geen sprake is. Desondanks is er sprake van een dienstbetrekking zoals bedoeld in artikel 12. De rechtbank is van oordeel dat Groeneveld de overeengekomen werkzaamheden persoonlijk diende ter verrichten, gezien zijn achtergrond en kennis op het vakgebied van de houtveredeling. Bovendien verrichtte hij zijn werkzaamheden onder toezicht en leiding van Plato Beheer B.V. Daarom is er sprake van een overeenkomst waarbij Plato Beheer B.V. Groenveld inleende. De rechtbank is van mening dat artikel 12 lid 1 van toepassing is op een dergelijke overeenkomst.

De rechtbank overweegt vervolgens dat artikel 12 lid 1 ROW niet te beperkt mag worden uitgelegd en niet enkel ziet op werknemers die zijn aangesteld om onderzoek te doen. De bepaling is ook van toepassing op werknemers die uit hoofde van hun dienstbetrekking op andere wijzen hun bijdragen leveren aan het doen van uitvindingen, zoals in dit geval Groeneveld, door mee te denken, een inhoudelijke bijdrage te leveren aan het onderzoek en door het onderzoek aan te sturen.

Het inmiddels failliete Plato Beheer B.V. had dus recht op de aanspraak op octrooi. De belangrijkste resterende vraag is of dit recht is overgedragen op Plato International. In de overdrachtsakte wordt gesproken over octrooien en "andere intellectuele en industriële eigendomsrechten". Bij de levering zelf wordt echter geschreven dat de curator "de betreffende octrooien c.q. rechten, voortvloeiende uit octrooiaanvragen aan koper overdraagt en koper verklaart dat hij deze overdracht aanneemt”. Dit moet gelezen worden naar de geest en niet naar de letter van de overeenkomst, zodat de rechter concludeert dat ook het recht op het aanvragen van een octrooi is overgedragen.

Tot slot is de rechtbank van mening dat Groeneveld zijn aanvrage niet te goeder trouw heeft ingediend en dus geen gebruiksrecht krijgt onder artikel 55 ROW. Ook heeft Groeneveld geen recht op een billijke vergoeding, al was het maar omdat een dergelijke aanspraak niet over is gegaan van het failliete Plato naar het huidige Plato. Groeneveld wordt bevolen het octrooi over te dragen, op straffe van een dwangsom van €2.000 per dag.

Lees het vonnis hier.

IEF 3903

Meervoudige bosseleergangen

folie.gifRechtbank Den Haag, 25 april 2007, 253070/HA ZA 05-3435. 3M Company tegen Avery Dennison Materials Nederland B.V.

Geschil over een Europees octrooi dat ziet op ‘weefsels met meervoudig reliëf’. Octrooihouder 3M Company verhandelt folieproducten, waaronder het folieproduct waarop het octrooi ziet. Daarbij gaat het om zelfklevende folieproducten voor het beplakken van bijvoorbeeld de buitenwanden van vrachtauto’s en bussen, die veelal bedrukt zijn met reclame-uitingen. Gedaagde Avery brengt onder de naam Easy Apply ook zelfklevende folieproducten op de markt. 3M is van mening dat Avery met de Easy Apply producten inbreuk maakt op het octrooi en vordert onder meer een inbreukverbod voor Nederland. In reconventie vordert Avery vernietiging van het octrooi.

De rechtbank gaat eerst in op het kennisgebied van het octrooi en de geoctrooieerde uitvinding. Het octrooi biedt een oplossing voor problemen die zich kunnen voordoen bij het behangen van een muur, waarbij moet worden vermeden dat zich plooien in het behang vormen en dat onder het behang luchtinsluitingen resteren. In de stand van de techniek wordt gebruik gemaakt van folies die zijn voorzien van een zelfklevende laag. Dit soort folies zijn vóór het aanbrengen aan de kleefzijde veelal voorzien van een schutlaag, die aan de kleefzijde kan zijn voorzien van enig profiel. Het octrooi voorziet in een oplossing voor de problemen in de stand van de techniek door te voorzien in twee of meer arbeidsgangen (in plaats van een enkele stap) om het reliëf in het schutfolie aan te brengen. Het voordeel daarvan is dat per arbeidsgang andere materialen kunnen worden toegepast.

Volgens de rechtbank is de uitvinding nieuw. Geen van de door Avery overgelegde documenten openbaart direct en ondubbelzinnig alle kenmerken van de geoctrooieerde uitvinding.  De uitvinding is ook inventief, omdat in het octrooi wordt onderkend dat alleen met meervoudige bewerking meerdere materialen kunnen worden toegepast en omdat de uitvinding het vooroordeel overwint dat de tweede bewerking het eerder aangebrachte reliëfpatroon uitwist. De door Avery genoemde combinaties van documenten brengen de vakman niet zonder inventieve arbeid tot de maatregelen van het octrooi. Ook de derde nietigheidsgrond van Avery, uitbreiding van materie, wijst de rechtbank af.

De geldigheid van het octrooi kan 3M echter in dit geval niet baten, nu volgens de rechtbank geen sprake is van inbreuk. Avery past namelijk geen meervoudige, maar een enkelvoudige bosseleergang toe. Een uitleg van het octrooi die ertoe zou leiden dat de werkwijze van Avery onder de beschermingsomvang van het octrooi zou vallen, doet volgens de rechtbank onvoldoende recht aan de redelijke rechtszekerheid voor derden na kennisneming van het octrooi.

De rechtbank ziet geen aanleiding tot een richtlijnconforme proceskostenveroordeling, aangezien de procedure is aangevangen voordat de implementatietermijn van de Handhavingsrichtlijn was verstreken.

Lees het vonnis hier.