Octrooirecht  

IEF 4383

EPO: No revival of software patents debate

epos.JPG“Where do we stand in the discussion about patents on computer-implemented inventions (CII patents) two years after rejection in the European Parliament?  This was the perspective under which the EPO had invited members of the European Parliament, representatives from industry and enterprise, NGOs and IP specialists to review developments since the rejection of the CII directive. Approximately 100 people attended the one-day conference in Brussels, organised by the EPO.

(…)All speakers welcomed unequivocally the opportunity to discuss the issue at a high level and made clear that a new CII debate followed by legal modifications was neither necessary nor desirable.”

Lees hier meer.

IEF 4373

Nucleinezuuramplificatie over meerdere temperatuurcycli

mx3.gifRechtbank ’s-Gravenhage 13 juli 2007, Applera Corporation tegen Stratagene Corporation cs

Octrooirecht. Het octrooi is geldig en inbreuk is niet betwist. Geen grensoverschrijdend verbod. Geen verbod op indirecte inbreuk. Kosten ten aanzien van de bewijsbeslagen worden ook toegewezen, ondanks dat inbreuk niet wordt betwist. Ten tijde van de beslagen was er immers voor eiseres reden om rekening te houden met een fundamenteel inbreukverweer. Nevenvorderingen toegewezen in kort geding.

Applera heeft – na een nog niet geheel voltooide oppositieprocedure – een Europees octrooi voor een inrichting voor het volgen van een polymerasekettingreactie (PCR) voor nucleinezuuramplificatie over meerdere temperatuurcycli.

Strategene cs biedt via haar website de Mx3000P, Mx3005P en Mx4000 quantitaive PCR systemen aan. Applera stelt zich op het standpunt dat deze systemen van Strategene inbreuk maken op haar octrooi. Allereerst  heeft Applera onder de Nederlandse gedaagden bewijsbeslag gelegd en een beschrijving opgemaakt van inbreukmakende producten. Vervolgens heeft zij Stratagene in kort geding gedagvaard teneinde een inbreukverbod (plus nevenvorderingen) te krijgen.

De Voorzieningenrechter beschrijft uitgebreid het technische gebied van de uitvinding alvorens aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil toe te komen.

Het verweer van Strategene concentreert zich op de stelling dat er een reële (serieuze), niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi van Applera zal worden herroepen. Stratagene betwist niet dat haar systemen de kenmerken bevatten van de ingeroepen conclusies van het octrooi. Strategene voert de volgende drie gronden aan waarom volgens haar de conclusies van het octrooi bij voortzetting van de oppositieprocedure alsnog zullen worden verworpen: strijd met artikel 76 (1) EOV, gebrek aan nieuwheid in het licht van een proefschrift van Otten en D30, en gebrek aan inventiviteit, ook in het licht van het voornoemde proefschrift.

Stratagene cs. hebben zich op het standpunt gesteld dat het octrooi welke berust op een afgesplitste aanvrage een uitbreiding van de materie ten opzichte van de eerdere aanvraag meebrengt, hetgeen in strijd is met artikel 76 lid 1 EOV. De Grote Kamer van Beroep heeft op dit punt geoordeeld (G 1/05) dat afgesplitste aanvragen mogen worden aangepast tijdens de procedure en weer tot de oorspronkelijke materie uit de moederaanvraag worden beperkt. De afgesplitste aanvragen zijn alsdan geldig ingediend ook als ze uitbreiding van materie ten opzichte van de eerdere aanvraag meebrengen. De Voorzieningenrechter oordeelt dat in het licht van deze beslissing van de Grote Kamer van Beroep niet zonder meer aannemelijk is dat de voortgezette oppositie wegens strijd met artikel 76 lid 1 EOV alsnog zal worden vernietigd.

Het proefschrift van Otten wordt voorshands door de Voorzieningenrechter niet als nieuwheids- dan wel inventiviteitsschadelijk beschouwd.

Het kort geding is als het gaat om bewijslevering niet de meest passende procedure. Onder deze omstandigheden kon de Voorzieningenrechter niet anders dan aanhaken bij de eerdere beslissing van de Technische kamer van Beroep op dit punt. D30 wordt dan ook niet als schadelijk voor de nieuwheid gezien, aangezien het niet beyond reasonable doubt vaststaat dat het document openbaar toegankelijk is gemaakt.

Het bovenstaande voert de Voorzieningenrechter tot de conclusie dat Stratagene cs. inbreuk maken op het octrooi van Applera.

Het grensoverschrijdend verbod wordt afgewezen daar Applera niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het octrooi in al de landen waarover het verbod zich moet uitstrekken is gevalideerd, en nog minder heeft zij duidelijkheid verschaft over in welke omvang het octrooi in die landen geldt. Voorshands gaat de Voorzieningenrechter ervan uit dat alleen in Nederland een akte van gedeeltelijke afstand is ingeschreven.

Ook het verbod op indirecte inbreuk wordt afgewezen omdat Applera onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door Stratagene geleverde hulpstoffen geschikt en bestemd zijn voor toepassing van het octrooi.

De kosten die zijn gemaakt door Applera ten aanzien van de bewijsbeslagen worden wel toegewezen, ondanks dat inbreuk niet door Stratagene is betwist. Ten tijde van de beslagen was er immers voor Applera reden om rekening te houden met een fundamenteel inbreukverweer.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht bewijsbelsagen: IEF 4219 (22 juni 2007).

IEF 4354

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 juli 2007., KG ZA 07-586. Applera Corporation tegen Stratagene Corporation c.s. 

De voorzieningenrechter verbiedt Strategen c.s. met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op EP 562 in Nederland, met name door de verkoop of andere verhandeling van real-time thermocyclers en met name door de verkoop of andere verhandeling van de thermocycler Mx3000P System en/of Mx3005P System en/of Mx4000P System. Plus toewijzing nevenvorderingen plus betaling aan Applera van de kosten van de procedure tot heden begroot op € 133.553,32.

Lees het vonnis hier.

- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 12 juli 2007, KG ZA 05/925. Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies B.V.

Hof Den Haag bevestigt bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. Opus GmbH, een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet  blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland kan niet worden aangemerkt als importeur in de zin van artikel 16c lid 2 Aw en is derhalve geen thuiskopie-vergoeding verschuldigd.

Lees het vonnis hier. Vonnis Rechtbank Den Haag: IEF 920 (16 september 2005). 

IEF 4353

Geen patent intocht Sinterklaas

pb12.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 5 juli 2007, LJN: BA8844. Stichting Sint Nicolaas Centrale Nederland en Eiser sub 2 tegen Gedaagde.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Geschil over de Stichting Sint Nicolaas Centrale Nederland (SNC), die zich bezighoudt met “het vertegenwoordigen en ondersteunen van Sint Nicolaas in de drukke periode in november en december.”

Gedaagde is oprichter van SNC en heeft de stichting en de gehele inboedel daarvan eind 2006 overgedragen aan Eiser sub 2 en een tweede betrokkene. De NPS was jarenlang een van de belangrijkste klanten van SNC en huurde SNC in voor het verzorgen van figuratie bij de televisieregistratie van de landelijke intocht van Sinterklaas.

SNC vreest dat Gedaagde NPS afpakt als klant en vorderen onder meer dat Gedaagde wordt bevolen om NPS kenbaar te maken dat hij niet meer betrokken is bij SNC en dat NPS zich voortaan tot SNC dient te wenden. Deze vordering van SNC wordt afgewezen. De rechter overweegt: “Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen recht op het houden van de intocht [van Sinterklaas]. Enig patent kan hierop niet worden aangevraagd, want het Sinterklaasfeest is van ons allemaal. Reeds hierop strandt de door SNC gevorderde mededeling van Gedaagde aan de NPS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4337

Het octrooi betreffende

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 12 juni 2007, AWB 06/4910 OCT95. Hollandsche Beton Groep N.V. c.s. (HBG) tegen Octrooicentrum Nederland (OCN)

Wat is de juiste uitleg van de term "rechtsvorderingen, het octrooi betreffende" uit artikel 63 lid 2 ROW 1995?

Wel gemeld, nog niet besproken. HBG c.s. zijn rechthebbenden op een Nederlands octrooi. Op 4 oktober is op verzoek van Janssen de Jong Infra B.V. een dagvaarding tot nietigverklaring van het octrooi in het octrooiregister ingeschreven. Op 3 februari heeft HBG verzocht om inschrijving in het octrooiregister van een akte van gedeeltelijke afstand van het octrooi. Janssen de Jong Infra heeft hier geen toestemming toe verleend, waarop het OCN het verzoek van HBG heeft afgewezen. Hiertegen heeft HBG bezwaar gemaakt.

De rechtbank doet nu uitspraak in het beroep dat HBG heeft ingesteld, tegen de ongegrond verklaring van het bezwaar. De discussie draait om artikel 63 van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW1995). Dit artikel luidt:

1- Een octrooi vervalt geheel of gedeeltelijk wanneer de octrooihouder geheel onderscheidenlijk gedeeltelijk afstand doet.

2- De afstand geschiedt door de inschrijving van een daartoe strekkende akte in het octrooiregister. Het bureau schrijft de akte niet in zolang er personen zijn, die krachtens in het octrooiregister ingeschreven stukken rechten op het octrooi of licenties hebben verkregen of rechtsvorderingen, het octrooi betreffende, hebben ingesteld en deze personen tot de afstand geen toestemming hebben verleend.

Wat is nu de juiste uitleg van de term "rechtsvorderingen, het octrooi betreffende", uit lid 2? Valt hier ook een nietigheidsvordering onder, dan is de weigering van het OCN terecht. HBG meent echter dat de wetgever alleen rechtsvorderingen bedoeld heeft die voortvloeien uit het belang het octrooi in stand te houden. De rechtbank overweegt echter dat voor een beperkte uitleg van het begrip "rechtsvorderingen het octrooi betreffende" geen grond bestaat. Het OCN heeft daarom terecht het verzoek tot inschrijving van de akte van gedeeltelijke afstand geweigerd.

Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Lees de uitspraak hier.

IEF 4336

De G-standaard

ond.gifRechtbank ’s-Gravenhage 4 juli 2007, Glaxo Group Limited tegen Pharmachemie B.V.

Gemeld, maar nog niet besproken. Bodemprocedure. De enkele publicatie van een generiek geneesmiddel in de G-standaard kan niet zonder meer worden opgevat als een aanbod om aan de octrooihouder voorbehouden handelingen te verrichten met betrekking tot dat geneesmiddel. 

Glaxo is houdster van een Europees octrooi voor “use of a tetrahydrocarbazolone derivative for the manufacture of medicaments”. Pharmachemie is producent van generieke geneesmiddelen. Zij heeft het geneesmiddel Ondansetron, tegen misselijkheid en overgeven, laten opnemen in de editie van 26 juni 2006 van de zogenaamde G-standaard, een door Z-index gepubliceerde geneesmiddelendatabank. Op verzoek van Pharmachemie heeft Z-index aan alle gebruikers van de G-standaard een zogeheten Taxebrief gestuurd om uitdrukkelijk aan te geven dat Pharmachemie pas na afloop van het octrooi op het originele geneesmiddel (en dus niet voor 25 juni 2006) zullen verhandelen.

Het geschil spits zich toe op de vraag of de publicatie van generiek Ondansetron in de G-standaard van juni 2006 moet worden aangemerkt als “voor een of ander aanbieden” zoals bedoeld in artikel 53 lid 1 ROW 1995 en derhalve, zoals Glaxo stelt, als een inbreuk op het octrooi van Glaxo.

Een publicatie in de G-standaard is volgens de rechtbank in ieder geval niet gelijk te stellen met een advertentie. De G-standaard is primair een hulpmiddel bij het onder meer bestellen en leveren van geneesmiddelen, in plaats van een platform voor het aanbieden van geneesmiddelen. De publicatie van een geneesmiddel in de G-standaard is volgens de rechtbank dus eerder aan te merken als een voorbereidingshandeling voor het leveren van een geneesmiddel dan als een aanbod van het geneesmiddel. De rechtbank concludeert aldus in conventie:

“4.6. Gelet op de aard van de G-standaard, de beperkte duur van de publicatie van generiek Ondansetron daarin vóór de expiratiedatum van EP 266, en de uitdrukkelijke vermelding dat Pharmachemie generiek Ondansetron niet vóór 25 juni 2006 zou verhandelen, moet enerzijds worden geconcludeerd dat die publicatie het exploitatiemonopolie van Glaxo niet, althans niet wezenlijk kan hebben aangetast. Anderzijds staat vast dat Pharmachemie een niet met het octrooi van Glaxo strijdig belang had om generiek Ondansetron vanaf de expiratiedatum van EP 266 te verhandelen, dat de publicatie van generiek Ondansetron in de G-standaard daarvoor noodzakelijk was, dat die publicatie niet eerder is gepubliceerd dan noodzakelijk was en dat Pharmachemie de gebruikers van de G-standaard uitdrukkelijk heeft gemeld dat zij generiek Ondansetron niet vóór 25 juni 2006 zou verhandelen. In het licht hiervan brengt een redelijke wetsuitleg mee dat het enkele gegeven dat de informatie uit de G-standaard van juni 2006 enige weken voorafgaand aan de expiratiedatum van EP 266 beschikbaar was niet moet worden aangemerkt als het aanbieden van generiek Ondansetron in de zin van artikel 53 lid 1 ROW 1995, althans niet als het voor een of ander aanbieden in de zin van dat artikel. De rechtbank zal de vorderingen van Glaxo derhalve afwijzen.”

In reconventie voert Pharmachemie aan de het octrooi van Glaxo nietig is omdat Glaxo geen aanspraak zou kunnen maken op voorrang op grond van een Britse octrooiaanvrage. Uitgangspunt bij de beoordeling van het betoog van Pharmachemie is dat Glaxo ingevolge artikel 87 lid 1 EOV aanspraak kan maken op voorrang indien de Britse aanvrage dezelfde uitvinding betreft als het Europese octrooi. Daarvan is sprake indien alle essentiële kenmerken van de uitvinding op zodanige wijze worden geopenbaard in de Britse octrooiaanvrage dat de vakman deze kan toepassen.

Volgens de rechtbank komen inderdaad alle essentiële kenmerken van het Europees octrooi terug in de Britse aanvrage. Ook het betoog van Pharmachemie dat de Britse octrooiaanvrage de uitvinding niet op zodanige wijze beschrijft dat de vakman deze zal kunnen toepassen, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. De stelling dat de octrooiaanvrage geen informatie bevat over de dosis en de wijze van toediening, vindt geen steun in de feiten. Ook kan niet worden volgehouden dat het vaststellen van de werkzame verbinding een “undue burden” is. Ten slotte is ook nog door Pharmachemie aangevoerd dat het octrooi niet nawerkbaar zou zijn. Dit betoog is volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd.

De rechtbank neemt dan ook de geldigheid van het Europese octrooi van Glaxo aan.

De werkelijke proceskosten in conventie komen, na verrekening met betrekking tot het nietigheidsverweer,  voor rekening van Glaxo (ongeveer € 20.000). Pharmachemie wordt veroordeeld in de proceskosten betrekking hebbend op de reconventie (ongeveer €40.000).

Lees het vonnis hier.

IEF 4306

Vrij baan voor divisionals

tw.gifKort commentaar Tom H. Wittop Koning (EP&C) bij EPO, EBoA, 28 juni 2007, G 0001/05, Astropower Inc

Verwoede pogingen van de kant van sommige Technical boards of Appeal van het Europees octrooibureau om ernstige restricties op te leggen aan de mogelijkheid afsplitsingen van octroooiaanvragen in te dienen zijn inmiddels door een recente uitspraak van de Grote Kamer van Beroep  (G1/05) gelukkig de kop ingedrukt.

Tot voor deze G-beslissing bestond er grote onzekerheid na een paar uitspraken van enkele Kamers van Beroep. Zo vond men dat een afgesplitste aanvraag die ruimer was dan de moeder ab initio ongeldig was (T39/03). Sterker nog, een vervolgafsplitsing zou dan, als gevolg daarvan, ook niet geldig zijn. Immers, een afsplitsing moet wel van een pending aanvraag zijn (Regel 25(1)EPC). Aangezien er vaak wordt gesleuteld aan met name de conclusies bij een afsplitsing,  was de kans groot dat er een hoop aanvragers zouden worden gedupeerd.  Met de onderhavige uitspraak komt de common sense weer terug.

De volgende vragen werden aan de Grote Kamer van Beroep gesteld. Voor het gemak geef ik de antwoorden er gelijk bij.

1. Zijn afgesplitste aanvragen geldig ingediend als ze uitbreiding van materie ten opzichte van hun directe moederaanvraag hebben? (Art 123(2)).

Ja, dat zijn ze.(Reason2.9)

2. Mogen deze afgesplitste aanvragen worden aangepast tijdens de procedure?

Ja, dat mag. Ze moeten weer tot de oorspronkelijke materie uit de moederaanvraag worden beperkt. (Reason7)

3. Moet de eerdere aanvraag pending zijn wanneer je in je afgesplitste aanvrage uitgebreide materie moet verwijderen?

Nee, dat hoeft niet.  Een afgesplitste aanvrage wordt als onafhankelijke aanvraag gezien. Ten tijde van de indiening ervan moet de eerdere aanvraag nog lopen. (Reason8.1-8.2)

4. Moeten de claims van de afgesplitste aanvrage zijn gebaseerd op de claims van de eerdere aanvraag?

Nee, het gaat om de gehele inhoud van de eerdere aanvraag, zolang er maar wel aan de bepalingen van het EPC wordt voldaan (bijvoorbeeld claims gericht op onderzochte materie (Rule 86(4)) (Reason9)

5. Hoe zit het bij een reeks afgesplitste aanvragen?

De materie in een afgesplitste aanvrage moet in alle voorgaande aanvragen van de reeks hebben gestaan. Je mag dus geen tussenliggende afsplitsing overslaan, dan ben je die materie kwijt en moet die er uit (Reason 11.2). Het beste lijkt mij dus om de moederaanvraag ongewijzigd als afsplitsing in te dienen en dan vervolgens te beperken.

In de uitspraak wordt ook nog wat interessants over dubbele octrooiering gezegd. Ofschoon het Europees Octrooiverdrag daar geen directe bepalingen in kent, wordt dubbele octrooiering wel tegengegaan (Zie bijvoorbeeld de Guidelines C-IV, 6.4).  De Grote Kamer van Beroep zegt in overweging 13.4 hiertoe (vrij vertaald) “dat er niets is in te brengen tegen de vaste praktijk van het Europees Octrooibureau, wanneer deze bezwaren heeft tegen wijzigingen in een afgesplitste aanvrage en deze weigert, wanneer de aldus gewijzigde afgesplitste aanvraag dezelfde materie zou claimen als de directe moeder, onafhankelijk of die al dan niet verleend is”. Dat zou dus betekenen dat je met een afsplitsing niet nog eens een tweede examinationpoging kunt doen als er een moeder bestaat die dezelfde rechten claimt. Volgens mij geldt dit ook wanneer de moeder niet meer bestaat, op een of andere manier niet tot verlening is gekomen of na oppositite is ingetrokken. Blijkbaar wil het EOB dat gelijke materie maar één keer wordt onderworpen aan een examinationprocedure, en daar valt wel wat voor te zeggen.

Al met al een logische en verwachte uitspraak. Zorg dat je alle materie in eerste instantie in je afgesplitste aanvraag houdt, dan komt het denk ik allemaal wel goed. Voorts lijkt het erop dat afsplitsingen toch echt bedoeld lijken voor het verkrijgen van octrooi op andere materie dan geclaimd in de moeder, en is dit geen manier om de materie nog eens onder examination te krijgen.

Tom H. Wittop Koning

Lees de besproken uitspraak hier.

IEF 4304

Sint / Pasfotopoint / Glaxo / Astropower

1- Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 5 juli 2007, LJN: BA8844. Stichting Sint Nicolaas Centrale Nederland tegen Gedaagde.

“Eén van de twistpunten tussen partijen is het mede organiseren van de landelijke Sinterklaasintocht, die door de NPS op televisie wordt uitgezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen recht op het houden van die intocht. Enig patent hierop kan niet worden aangevraagd, want het Sinterklaasfeest is van ons allemaal.
Reeds hierop strandt de door SNC gevorderde mededeling van Gedaagde aan de NPS dat zij zich voor al hetgeen dat betrekking heeft op de intocht van Sinterklaas tot SNC dient te wenden. Bovendien staat het de NPS geheel vrij wie zij wenst te benaderen voor het verzorgen van de ondersteuning bij de landelijke intocht. Evenmin als aan Gedaagde, komt aan SNC enig recht toe, op basis waarvan het verstrekken van deze opdracht bij de NPS kan worden geclaimd. Van enige overeenkomst daartoe is namelijk niet gebleken.”

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank Amsterdam, 5 juli 2007, LJN: BA8856. Eiser (E. de R. v. Z.) tegen gedaagde.

Eiser is doende een boek te schrijven over de Koninklijke Familie. (…) De bescherming van dat belang wordt vooralsnog voldoende gediend met het opleggen van een ordemaatregel, inhoudende dat Gedaagde op straffe van verbeurte van een dwangsom gehouden is ieder geschrift dat hij over eiser en met hem verband houdende kwesties in de openbaarheid wil brengen of wil doen brengen tenminste drie weken voorafgaand aan de voorgenomen dag van publicatie ter kennisneming aan Eiser ter beschikking te stellen, opdat deze tijdig kan nagaan of daarin informatie is verwerkt die afkomstig is uit het door Eiser bij Gedaagde opgeslagen archief en nog niet behoort tot het publieke domein, zodat Eiser in dat geval in staat is desgewenst passende maatregelen te treffen.”

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden, 4 juli 2007. Pasfotopoint the Store tegen Pasfotoshop (met dank aan P. Koerts, Trip).

“Pasfotopoint heeft geen vordering zoals hiervoor omschreven ingesteld [art 6 lid 1 Hnw – IEF]. De verbodsvordering zoals ingediend kan niet worden gegrond op de Handelsnaamwet en Pasfotopoint heeft niet gesteld op grond waarvan zij meent die verbodsvordering wel in te kunnen stellen door het indienen van een verzoekschrift aan de rechter.”

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 juli 2007, HA ZA 06-2677. Glaxo Group Limited Tegen
Pharmachemie B.V.

“Dat het enkele gegeven dat de informatie uit de G-standaard van juni 2006 enige weken voorafgaand aan de expiratiedatum van EP 266 beschikbaar was niet moet worden aangemerkt als het aanbieden van generiek Ondansetron in de zin van artikel 53 lid 1 ROW 1995, althans niet als het voor een of ander aanbieden in de zin van dat artikel. De rechtbank zal de vorderingen van Glaxo derhalve afwijzen.

Lees het vonnis hier.

5- EPO, EBoA, 28 juni 2007, G 0001/05, Astropower Inc.(met dank aan Geert Theuws, Howrey)

Uitspraak betreft een aantal openstaande en zeer interessante punten t.a.v. divisionals.
"So far as Article 76(1) EPC is concerned, a divisional application which at its actual date of filing contains subject-matter extending beyond the content of the earlier application as filed can be amended later in order that its subject-matter no longer so extends, even at a time when the earlier application is no longer pending. Furthermore, the same limitations apply to these amendments as to amendments to any other (non-divisional) applications."

Lees de uitspraak hier.

IEF 4302

Rijksoctrooiwet

Op 3 juli is wetsvoorstel 30 975 "Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995)" door de Tweede Kamer aangenomen. 

Lees het stemmingsoverzicht hier.

IEF 4297

Meer octrooien betekent dus meer onderzoek

gest.gifKamerstuk 30 975, nr. 11 (R 1812). Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995). Amendement van het lid Gesthuizen (SP), ontvangen 2 juli 2007

"De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: In artikel I vervalt onderdeel D."

Nu wordt een Nederlands octrooi alleen verleend op basis van een Nederlandstalige aanvraag. Dit amendement dient ertoe om die situatie te handhaven en derhalve octrooiverlening op basis van een Engelstalige aanvraag uit het wetsvoorstel te schrappen.

Toelichting: Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om ook op basis van een Engelstalige aanvraag een Nederlands octrooi verleend te krijgen. Gecombineerd met de forse prijsverlaging van het Nederlandse nieuwheidonderzoek, kan het Nederlands octrooisysteem daarom een forse aanzuigende werking krijgen op buitenlandse bedrijven. Het gevolg is enerzijds dat het Nederlandse octrooisysteem overbelast wordt door de vele nieuwe aanvragen. Anderzijds zal de stijging van het aantal verleende octrooien een belemmering vormen voor het Nederlandse MKB. Een bedrijf moet zich immers bewust zijn van de ontwikkelingen van de markt waar het zich op beweegt, dus ook van mogelijke octrooien. Meer octrooien betekent dus meer onderzoek.

Lees het kamerstuk hier.