Octrooirecht  

IEF 4560

Patent ambush

Persbericht EC: “The European Commission can confirm that it has sent a Statement of Objections (SO) to Rambus on 30 July 2007. The SO outlines the Commission’s preliminary view that Rambus has infringed EC Treaty rules on abuse of a dominant position (Article 82) by claiming unreasonable royalties for the use of certain patents for “Dynamic Random Access Memory” chips (DRAMS) subsequent to a so-called "patent ambush".

(…) This is the first time that the Commission is dealing with a "patent ambush" under EC antitrust law, but the approach reflects well-established general case-law under Article 82 of the Treaty.

Lees hier meer.

IEF 4555

Eerst even voor jezelf lezen

trbr.gifRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

"Eisers claimen auteursrecht op een concept en niet op één bepaalde uitwerking daarvan". Nadat de voorzieningenrechter Leeuwarden eerder de vorderingen tot onmiddellijk verbod toewees (IEF 1151), beslist de rechtbank nu volstrekt anders in het voordeel van de vermeend inbreukmaker.  Geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum Richtlijn.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 augustus 2007, HA ZA 06-2131. Ajinomoto Co. Inc. c.s. tegen Global Bio-Chem Technology Group Company Ltd c.s.

Het verkopen van de betreffende L-lysine maakt inbreuk op de octrooirechten in Nederland van de Japanse vennootschap Ajinomoto Co. Inc. en die van haar exclusieve Europese licentiehouder.

Lees het vonnis hier.

IEF 4516

De Benelux is meer dan Nederland alleen

Joris Deene: Intellectuele rechten kroniek 2006. “De auteur geeft een overzicht, een juridische kroniek, van de voornaamste gebeurtenissen van 2006 in het domein van de intellectuele rechten. Hij behandelt zowel het auteursrecht en de naburige rechten, het tekeningen- en modellenrecht, het octrooirecht, het merkenrecht als de bescherming van de handelsnaam en domeinnaam. Hij situeert de materie binnen de wetgeving en de rechtspraak.”

Lees de kroniek (30 pagina's) hier.

IEF 4488

Geldig op de Antillen

Tractatenblad 2007 Nr. 130. Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag); (met Uitvoeringsreglement en Protocollen) München, 5 oktober 1973.

"De op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973, waarvan de Engelse en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 1992, 47 en de vertaling in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 1992, 113, wordt goedgekeurd voor de Nederlandse Antillen en Aruba."

"Het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht, waarvan de Engelse en Franse tekst en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Tractatenblad 2001, 120, het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, waarvan de Engelse en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2001, 21 en de vertaling daarvan in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 2001, 133 en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, waarvan de Engelse en de Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 2002, 9 en de vertaling daarvan in het Nederlands is geplaatst in Tractatenblad 2002, 64, worden goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk."

Lees Trb 2007, 130 hier en Trb 2007, 131 hier. Eerder bericht IEF 3875

IEF 4487

Aangenomen

2k.GIFHandelingen nr. 88, pag. 4909-4909, Tweede Kamer. Stemmingen, 3 juli 2007.

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995) (30975).

In stemming komt het amendement-Gesthuizen (stuk nr. 11). De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. De beweegreden wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel. De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

In stemming komt de motie-Aptroot c.s. (30975, R1821, nr. 8). De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Aptroot c.s. (30975, R1821, nr. 10).  De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Lees het kamerstuk hier

IEF 4436

Uiteindelijk omgeven

fig6.JPGRechtbank ’s-Gravenhage, 25 juli 2007, HA ZA 06-3850. Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S.

Aker Kvaerner is houdster van Europees octrooi 062.027 (lees: 0.627.027 - IEF) voor een ‘werkwijze en inrichting voor het vervaardigen en uitleggen van een verbindingskabel.’ Nexans vordert de nietigheid van dit octrooi. Het octrooi heeft drie onafhankelijke conclusies. De rechtbank heeft voldoende gehoord om te oordelen dat conclusie 5 nieuw en inventief is, maar heeft behoefte aan een nadere toelichting door partijen over de inventiviteit van conclusies 1 en 8.

Het octrooi heeft betrekking op een werkwijze (conclusie 1) en een inrichting (conclusie 8) voor het vervaardigen en uitleggen van een verbindingskabel. Daarnaast ziet conclusie 5 op de verbindingskabel zelf. Een dergelijke verbindingskabel omvat meerdere leidingen en/of kabels en wordt onder meer in de offshore-industrie gebruikt. Dit type kabel wordt in de praktijk en in de oorspronkelijke engelse versie van de conclusies aangeduid als 'umbilical' (navelstreng).

Nexans bestrijdt de nieuwheid van conclusie 5 door deze letterlijk te lezen. Nexans meent dat niet duidelijk is of de deelmaatregel “binnenste, langwerpige kanaalelementen” ziet op meerdere elementen in axiale (lengte) richting dan wel op meerdere elementen in omtrekrichting. De conclusie heeft volgens Nexans daarom ook betrekking op een kabel die niet in dwarsdoorsnede meerdere kanaalelementen vertoont, maar uitsluitend in langsdoorsnede. Dit laatste is bekend uit de stand van de techniek. De rechtbank meent echter dat de conclusie geïnterpreteerd moet worden in het licht van de tekst en figuren. Hieruit leert de vakman dat de meerdere kanaalelementen aanwezig moeten zijn in de omtreksrichting. Zo toont de bijgaande figuur lijntjes die de binnenste elementen 6 van elkaar scheiden. Een dergelijke scheiding is niet bekend uit de stand van de techniek.

Conclusie 5 is verder nieuw, doordat deze definieert dat de buitenste kanaalelementen ingericht zijn voor het uiteindelijk omgeven van de kanalen/kabels. Ter zitting licht Kvaerner toe dat dit betekent dat er sprake moet zijn van volledig omhullen, waardoor de binnenste en buitenste kanaalelementen op elkaar afsteunen en zo een soort koepelvormige behuizing vormen, waarin de kabels/pijpen losjes liggen. Dit alles is niet bekend uit de stand van de techniek.

Conclusie 5 wordt tevens inventief geacht. De hierboven als nieuw beschreven aspecten kunnen niet uit de stand van de techniek geleerd worden, terwijl één van de aangevoerde publicaties bovendien betrekking heeft op een kabelkoord met meerdere stalen draden en niet op een umbilical.

Eén inventiviteitsbezwaar tegen conclusie 1 wordt verworpen. Een ander bezwaar is kennelijk pas ter pleidooi ingebracht. De rechtbank acht het vervolgens wenselijk dat partijen hun standpunten hierover nader toelichten. Ook conclusie 8 overleeft de door Nexans genoemde combinatie van documenten. Hier is het echter de rechtbank zelf die een andere combinatie van documenten oppert en partijen verzoekt zich hier nader over uit te laten. Beide conclusies komen 29 augustus a.s. opnieuw op de rol.

Lees het vonnis hier.

IEF 4432

Procedure ten principale

sib.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 25 juli 2007, Rolnummer KG ZA 07-623, Abbott Laboratories  tegen Teva Pharmaceuticals Europe et al.

Belangwekkend vonnis over de vraag wat moet worden beschouwd als een “eis in hoofdzaak” bij de toepassing van artikelen 1019 ev. 700 lid 3 Rv.

Abbott GmbH & Co KG (geen partij bij de procedure) is houder van een Europees octrooi en een aanvullend beschermingscertificaat dat ziet op de tweede medische indicatie van een specifieke vorm van de stof sibutramine voor de behandeling van overgewicht. In het kader van een (volgens Abbott) dreigende inbreuk door Teva op dit octrooi, heeft Abbott op grond van de artikelen 1019b, 1019c, 1019d jo. 700 en 709 Rv conservatoir bewijsbeslag gelegd onder Teva. Daarbij zijn onder meer digitale kopieën van diverse documenten afkomstig van de servers van Teva in bewaring genomen. 

Abbott vordert in conventie inzage in en afschrift van de documenten die door de gerechtelijke bewaarder in bewaring zijn genomen op grond van artikel 1019a jo. 843as Rv. In reconventie vordert Teva onmiddellijke opheffing van de beslagen en diverse nevenvorderingen.

De voorzieningenrechter maakt om korte metten met de beslagen van Abbott.

De beslagen zijn volgens de voorzieningenrechter onrechtmatig, primair omdat Abbott in de verzoekschriften voor de verloven tot beslag heeft nagelaten te vermelden dat zij optrad als gevolmachtigde van de octrooihouder Abbott GmbH & Co KG.

Ook op andere gronden kunnen de beslagen niet in stand blijven. Ofschoon de drempel voor het toestaan van de conservatoire bewijsmaatregelen in artikel 1019 e.v. Rv volgens de voorzieningenrechter lager dient te worden gelegd dan de aannemelijkheid van de (dreiging tot) inbreuk in en kortgeding procedure, is aan deze lagere drempel niet voldaan. Abbott heeft onvoldoende bewijs overgelegd van mogelijke inbreuk door Teva.

Als derde reden dat de beslagen dienen te worden opgeheven overweegt de voorzieningenrechter dat Abbott niet tijdig een procedure ten principale heeft aangevangen. De vorderingen van Abbott in conventie zijn om niet te beschouwen als een “hoofdzaak” in de zin van artikelen 1019 ev. jo. 700 lid 3 Rv. In de eerste plaats, omdat deze artikelen volgens de voorzieningenrechter aldus dienen te worden uitgelegd “dat een inbreukprocedure bedoeld is als “hoofdzaak” en niet slechts een procedure volgens artikelen 1019a jo. 843a Rv, zoals in conventie in dit kort geding is ingesteld (…)”.

In de twee plaats had deze inbreukprocedure, gelet op artikel 50 lid 6 TRIPs een bodemprocedure, en geen kortgeding moet zijn. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader (r.o. 5.7):

De voorzieningenrechter laat nog daar dat artikel 1019i Rv voorschrijft dat binnen redelijke termijn een hoofdzaak wordt aangevangen als bedoeld in artikel 50 lid 6 TRIPs. Hoewel voor een gewoon conservatoir beslag een kortgedingprocedure een eis in de hoofdzaak kan vormen, kan dit niet gelden voor de onderhavige (bewijs)beslagen. Volgens jurisprudentie van het HvJ EG (16 juni 1998, C-53/96, Hermès) immers dient het Nederlandse kortgeding zelf reeds te worden beschouwd als een voorlopige maatregel in de zin van 50 TRIPs, waarmee niet zou stroken indien datzelfde kortgeding in het kader van de beslaglegging zou worden beschouwd als een procedure ter beslissing ten principale in de zin van datzelfde artikel. Nu Abbott geen bodemprocedure is gestart binnen de termijn die de verlofrechters hebben bepaald (voor zover dit al als een termijn in de zin van 50 lid 6 TRIPs moet worden gezien) noch binnen de termijn van 31 kalenderdagen dan wel 20 werkdagen als genoemd in 50 lid 6 TRIPs, en nu Teva e.a. hebben verzocht om opheffing van de beslagen, valt ook om die reden het doek voor de gelegde beslagen.”

De vorderingen Abbott worden afgewezen. De vorderingen van Teva in reconventie worden toegewezen, onder veroordeling van Abbott in de proceskosten van Teva van in totaal 91.993,00 Euro, waarbij een rol speelt dat Abbott zelf 132.000 Euro aan advocaatkosten had gevorderd en de advocaatkosten van Teva door Abbott niet zijn betwist. Abbott zal ook niet blij zijn met de dwangsom van 75.000 Euro per dag die is verbonden aan de diverse bevelen  in reconventie. 

Lees het vonnis hier.

 

 

IEF 4426

Eerst even voor jezelf lezen

EEVJL.bmp1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juli 2007, KG ZA 07-623. Abbott Laboratories INC. tegen Teva Pharmaceuticals Europe B.V. e.a.

“5.1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om eerst de eis in reconventie te
behandelen. Ter ondersteuning van de vordering tot opheffing van de gelegde beslagen beroepen Teva e.a. zich in de eerste plaats op het feit dat niet Abbott octrooihoudster is maar Abbott GmbH & Co. KG te Wiesbaden (hierna Abbott GmbH). Deze grondslag treft doel (...)".

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 juli 2007, HA ZA 06-3850. Nexans Norway A.S. tegen Aker Kvaerner Subsea A.S. (Met dank aan )

Octrooizaak. Tussenvonnis. De rechtbank heeft de geldigheid van een aantal conclusies van het octrooi aangenomen, maar heeft behoefte aan een nadere toelichting door partijen omtrent de overige conclusies.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Alkmaar, 19 juli 2007, KG ZA 07-221. Pretium Telecom B.V. tegen HDC Media B.V. (Met dank aan Sascha Schalkwijk , Bird & Bird).

Vrijheid van meningsuiting versus bescherming van eer en goede naam. “4.2 In dit kader stelt de voorzieningenrechter voorop dat onder de titel van het (concept-)artikel staat vermeld dat het artikel afkomstig is van de ombudsredactie. Zoals hij ter zitting desgevraagd heeft verklaard, heeft de betreffende journalist dit artikel niet uitsluitend geschreven in zijn hoedanigheid van journalist, maar mede uit hoofde van zijn functie van ombudsman bij HDC. Op grond hiervan mag van de schrijver van het artikel een grotere mate van zorgvuldigheid in onderzoek en weergave worden vereist dan in de journalistiek gebruikelijk is. De schrijver van het onderhavige artikel heeft aan deze mate van zorgvuldigheid echter niet voldaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 4424

Productontwikkeling

Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 juli 2007, KG ZA 07-652. Vercoelen en Inno Nautic B.V. tegen Cuckoo Company B.V.

Kort geding inzake overdracht octrooiaanvraag. Verbintenissenrecht, geen octrooirecht. Cuckoo Company heeft nadere overeenkomst tot overdracht ontbonden op grond van uitblijven betaling door Inno Nautic. De vordering tot overdracht wordt afgewezen.

Vercoelen is uitvinder van een pop-up tank voor vloeistof, en staat als zodaig vermeld in het Nederlands octrooi. Inno Nautic heeft aan Cuckoo Company opdracht gegeven voor productontwikkeling van een tank op basis van het octrooi. Cuckoo Company heeft Inno Nautic geadviseerd een nadere octrooiaanvraag voor de tank te doen. Cuckoo Company heeft de aanvraag op eigen naam ingediend. In dit geding vordert Vercoelen veroordeling van Cuckoo Company tot overdracht van de octrooiaanvraag op naam van Vercoelen.

Volgens Vercoelen zouden partijen nader zijn overeengekomen dat Cuckoo Company de octrooiaanvraag aan Vercoelen zou overdragen tegen betaling van de kosten van de aanvraag. Cuckoo Company beroept zich onder meer op de ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomsten.

Volgens de voorzieningenrechter spitst de discussie tussen partijen zich toe op de vraag of voldaan is aan de gestelde voorwaarden voor betaling en of de vorderingen aldus opeisbaar zijn geworden.

Gekeken wordt naar de voorwaarden die door partijen per brief zijn afgesproken.  Bij betaling van Euro 37.500 door Vetus (een onderneming die een licentie op het octrooi wil) aan Inno Nautique en  na goedkeuring van de tank door het ECB, zou Inno Nautique direct alle achterstallige posten, patentkosten en meerwerkfactuur aan Cuckoo voldoen en zou het octrooi worden overgedragen.

Cuckoo Company toont aan dat Vetus in januari/februari aanzienlijke bedragen heeft betaald aan Inno Nautic. Volgens Vercoelen zien de voorwaarden niet op de betalingen die ten tijde van het aangaan van de nadere overeenkomst al door Vetus waren verricht, maar op nadere van Vetus bedongen betalingen. Hiervan is volgens de voorzieningenrechter niet gebleken.

Vooralsnog gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat aan de voorwaarden van betaling door Vetus is voldaan en dat in ieder geval de facturen opeisbaar waren. Reeds op grond van het uitblijven van betaling van deze twee facturen was Cuckoo Company in beginsel gerechtigd haar eigen verplichting tot overdracht van het octrooi op te schorten en nadien op die grond de overeenkomst tussen partijen te ontbinden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.

Lees het vonnis hier.

IEF 4387

Het kleine octrooi

Kamerstukken, Handelingen 2006-2007, nr. 85, pag. 4684-4695. Behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995) (30975, R1821)

"Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik ben blij dat de Kamer unaniem van oordeel is dat het wetsvoorstel dat voorligt een verbetering inhoudt ten opzicht van de huidige Rijksoctrooiwet 1995. Er is inderdaad sprake van een kwaliteitsverbetering. Het kleine octrooi wordt afgeschaft, omdat blijkt dat dit niet helemaal oplevert wat wij ervan verwachtten. Ook willen wij graag een aantal knelpunten oplossen rondom rechtsonzekerheid, te hoge kosten en onvoldoende octrooibewustzijn van het mkb"

Lees de handelingen hier