Octrooirecht  

IEF 1190

Op de tocht (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht meldt Adformatie dat er maandag a.s. een tweede kort geding dient tussen Heineken en Philips om de PerfectDraft. In deze zaak zouden verschillende andere octrooien aan de orde komen die Philips volgens Heineken geschonden zou hebben, waaronder die op reinigingssystemen.

In de rechtszaal noemde Heineken de Philips-thuistap de 'Perfectcopy'. “Het bedrijf heeft toegang gehad tot relevante informatie. Ze stapten uit het project omdat ze geen markt zagen voor een dergelijk product.” Philips was van mening dat er te weinig tijd zou zijn voor een goede voorbereiding en noemde de rechtszaak een ‘verrassingsoverval'. Wie een PerfectDraft van Sint wil kan maar beter snel zijn: uitspraak volgt op 5 december.

IEF 1184

Stappenplan

Rechtbank 's-Gravenhage, 9 november 2005, Bonar Technical Fabrics tegen Ludvig Svensson International. Eis tot vernietiging van het octrooi.

Svensson is houder van het Europees octrooi met betrekking tot een 'flame-retardant, long-time UV-stabilized drapeable screen', voor het geven van schaduw en besparen aan energie voor kassen. Bonar vordert dat de rechtbank het Nederlandse deel van het octrooi van Svensson zal vernietigen. Bonar stelt daartoe dat het octrooi nietig is, aangezien het niet voldoet aan het vereiste van inventiviteit.  De rechtbank hanteert ter beoordeling de probleemoplossingsmethode (problem-solution approach).

Allereerst wordt de meest nabije stand van de techniek geïdentificeerd. "In de meest recente versie van de “Guidelines for Examination in the European patent Office (Guidelines, versie juni 2005, red.)” wordt het begrip meest nabije stand van de techniek als volgt omschreven: The closest prior art is that combination of features, disclosed in one single reference, which constitutes the most promising starting point for an obvious development leading to the invention. In selecting the closest prior art, the first consideration is that it should be directed to a similar purpose or effect as the invention or at least belong to the same or a closely related technical field as the claimed invention. In practice, the closest prior art is generally that which corresponds to a similar use and requires the minimum of structural and functional modification to arrive at the claimed invention." De rechtbank komt tot het oordeel dat de door Bonar geproduceerde schermen als meest nabije stand van de techniek wordt aangemerkt.

De volgende stap is het vaststellen van het objectieve technische probleem dat diende te worden opgelost. "To do this one studies the application (or the patent), the closest prior art and the difference (also called “the distinguishing features(s)” of the invention) in terms of features (either structural or functional) between the invention and the closest prior art and then formulates the technical problem", aldus de EOB-richtlijnen.

Als laatste stap resteert de vraag of de als voormeld door het octrooi geboden oplossing voor het in de tweede stap geformuleerde probleem op de prioriteitsdatum voor de gemiddelde vakman op voor de hand liggende wijze uit de stand van de techniek voortvloeide. "The question to be answered is whether there is any teaching in the prior art as a whole that would (not simply could, but would) have prompted the skilled person, faced with the objective technical problem, to modify or adapt the closest prior art while taking account of that teaching, thereby arriving at someting falling within the terms of the claims, and thus achieving what the invention achieves."

De vordering van Bonar wordt in concreto afgewezen, omdat de rechtbank wel inventiviteit aanwezig acht. "Waar het immers om gaat is, dat geenszins is komen vast te staan dat voor de hand lag dat het toepassen van de combinatie van bedoelde materialen zou leiden tot het doel van de uitvinding, welk doel niet slechts inhield het brandveiliger maken van het scherm maar ook (en juist) het handhaven van de andere positieve eigenschappen daarvan. Illustratief in dat verband is, dat Bonar niet heeft weersproken dat het -eerder- toepassen van brandvertragende garens in kasschermen weliswaar leidde tot een brandwerend scherm, doch dat dit scherm overigens slecht bruikbaar was vanwege het (komen te) ontbreken van andere eigenschappen, zoals voldoende waterdampdoorlatendheid. Het keuze van de materialen die de uitvinding volgens conclusie 1 van het octrooi verschaft is dan ook geen juixtapositie van -casu quo een voor de hand liggende keuze uit- reeds bekende materialen, maar een keuze die berust op uitvinderswerkzaamheid en die daarmee inventief is. Voor de afhankelijke volgconclusies geldt hetzelfde. Dat betekent dat aan de vordering van Bonar de grondslag komt te ontvallen zodat die vordering zal worden afgewezen."

Lees hier het vonnis.

IEF 1183

Terecht beslagen

Rechtbank 's-Gravenhage, 9 november 2005, Rolnr. KG05/1175, Dutch Mobile-Bos tegen SISVEL.

Kort geding tot opheffing beslag in douanezaak. De Haagse Voorzieningenrechter maakt in mildere dan de gebruikelijke bewoordingen korte metten met de vorderingen.

De Italiaanse onderneming SISVEL heeft op Schiphol telefoons met MP3 functie in beslag genomen die aldaar door de douane waren tegengehouden. De telefoons werden ingevoerd door Dutch Mobile en vervoerd door Bos Transport. SISVEL is door de douane gewaarschuwd omdat zij licentieneemster is op de door een aantal grote electronicafabrikanten geoctrooieerde MP3-compressietechniek. Dutch Mobile en Bos spannen tevergeefs een kort geding tot opheffing van het beslag aan.

Als eerste grondslag voeren zij aan dat de licentieneemster op een octrooi (SISVEL dus) niet zelfstandig verbodsvorderingen met nevenvorderingen kan instellen. Hiermee zien eiseressen volgens de Voorzieningenrechter echter over het hoofd dat SISVEL niet als licentienemer zelfstandig verbodsvorderingen instelt. SISVEL beschikt over een akte, waaruit blijkt dat zij gemachtigd is om namens de octrooihouders op te treden krachtens procesvolmacht. SISVEL heeft zodoende niet namens zichzelf (en zelfstandig) het verzoek tot verlof ingediend en vervolgens beslag laten leggen, maar namens Philips c.s., hetgeen naar Nederlands procesrecht mogelijk is. Of e.e.a. reeds bleek uit het beslagrekest blijkt niet uit het vonnis.

Ten tweede stellen eisers dat de Rb. Haarlem onbevoegd zou zijn geweest om verlof tot beslag te geven. De Voorzieningenrechter te Den Haag is volgens eisers immers bij uitsluiting bevoegd om over octrooizaken te oordelen. Eiseressen zien er aldus aan voorbij dat die uitsluitende bevoegdheid geen betrekking heeft op het treffen van conservatoire maatregelen. Hiervoor geldt onverkort het bepaalde in Rv. De goederen bevonden zich in het arrondissement Haarlem, dus de Voorzieningenrechter daar was bevoegd het verzochte verlof te verlenen.

Tot slot oordeelt de Voorzieningenrechter nog dat niet gebleken is dat het summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt, wat overigens ook niet is gesteld, en dat de het beslag niet 'onnodig' in de zin van art. 70 lid 2 Rv is gelegd. Bij dit laatste oordeel weegt de rechter mee dat partijen nog hebben onderhandeld teneinde het onderhavige geschil op te lossen. Alle vorderingen worden afgewezen.

Lees hier vonnis.
IEF 1178

Op de tocht

O.a. de telegraaf bericht dat "Bierbrouwer Heineken en elektronicaconcern Philips elkaar woensdagmiddag ontmoeten in Den Haag  om voor de rechter een ruzie over de thuistap uit te vechten. Volgens Heineken maakt Philips’ PerfectDraft inbreuk op octrooien van de Beertender, het biertapsysteem dat de brouwer samen met het Duitse bedrijf Krups ontwikkelde (...) Een soortgelijke procedure is begonnen in Duitsland, waar de octrooien van de Beertender ook zijn vastgelegd." Lees hier meer. 
IEF 1161

Stand van zaken

Stand van zaken Onderzoek Drempelkosten van het Octrooisysteem. De kosten voor indiening van een octrooi, ookwel ‘drempelkosten’, bestaan enerzijds uit indieningstaksen en anderzijds uit de kosten voor een octrooigemachtigde. Deze laatste kosten vormen het grootste aandeel van de drempelkosten.

Hoewel de Nederlandse instandhoudingstaksen binnen de EU-15 relatief hoog zijn, vormen de drempelkosten een groter obstakel. Deze kosten zijn voor het MKB een belangrijke barriere om daadwerkelijk octrooien aan te vragen. Om tot een kostenreductie te kunnen komen, is het wenselijk om het volgende te onderzoeken:

- Zijn octrooigemachtigden in Nederland voor een standaardpakket dienstverlening in het aanvraagtraject inderdaad (zoals door sommige gebruikers gesteld) duurder dan in de ons omringende landen (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, België en Denemarken)? Zo ja, welke oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen? Zijn er wettelijke bepalingen die tot onnodige kosten leiden?

- In hoeverre verschillen de Nederlandse indieningstaksen van die de ons omringende landen?

Momenteel wordt het pakketvergelijkend onderzoek naar de kosten van octrooigemachtigden door Berenschot in samenwerking met SEO uitgevoerd. Het eindrapport zal 13 januari 2006 gereed zijn. De verschillen tussen de indieningstaksen worden momenteel door het Octrooicentrum Nederland in kaart gebracht en zal gelijktijdig met het eerder genoemde onderzoek klaar zijn. Naar aanleiding van deze rapporten en in samenhang met de resultaten van de andere actielijnen van het project zal het ministerie en Octrooicentrum Nederland een eigen eindrapport opstellen met daarin aanbevelingen om het octrooisysteem in Nederland te verbeteren. (Lees bericht ook hier)

IEF 1154

Eendrachtige Edelachtbaren

O.a. The Financial Times bericht dat : "A group of Europe’s most senior judges is campaigning for a unified European patent court following years of delays in reforming intellectual property litigation. In a rare lobbying attempt by leading judicial figures, 24 intellectual property judges from 10 countries have urged EU member states to create a new court of first instance and a single appeal body for all cross-border patent disputes as soon as practicable.

The judges’ campaign, which draws on proposals outlined in a “European patent litigation agreement” (EPLA) calls for a single court, with sub-courts in major jurisdictions to be created more quickly, independent of the single patent plans. The resolution has also been signed by senior judges from, among others, the UK House of Lords, Germany’s Federal Court, the Italian Supreme Court, the Court of First Instance in the Hague, the Tribunal de Grande Instance in Paris and the Commercial Court of Zurich." Lees hier of hier meer.

IEF 1143

Geïmpliceerde vertrouwelijkheid

Kortgeding vonnis van rechtbank ’s-Gravenhage van 2 november 2005, rolnr. 05-1226. Sanofi-Aventis en Sanofi-Synthelabo B.V. tegen Stada Arzneimittel AG, Centrafarm Nederland B.V. en Centrafarm Services B.V.

Sanofi is houdster van een Europees octrooi voor het gebruik van ALFUZOSINE voor de vervaardiging van geneesmiddelen bedoeld voor behandeling van aandoeningen aan de urinewegen. Het octrooi claimt als prioriteitsdatum 28 mei 1995 gebaseerd op een Frans octrooi. Op basis van dit Europese octrooi en met inroeping van de prioriteitsdatum komt Sanofi op tegen het voornemen van Stada om ALFUZOSINE HCL Stada tabletten voor behandeling van aandoeningen aan de urinewegen per 1 oktober 2005 op de Nederlandse markt te gaan verhandelen. Stada betwist de geldigheid van het octrooi vanwege normaal voorgebruik, gebrek aan nieuwheid en gebrek aan inventiviteit.

Stada heeft als bewijs van normaal voorgebruik de tekst van een voordracht van Ramsay overgelegd waaruit blijkt dat een clinical trial met betrekking tot de stof ALFUZOSINE op zijn laatst is gestart drie maanden voor de prioriteitsdatum van juni 1985. Toch acht de voorzieningenrechter dit bewijs niet voldoende om normaal voorgebruik aan te nemen. Volgens de voorzieningenrechter is het aannemelijk dat aan patiënten in een clinical trial een geheimhoudingsverplichting wordt opgelegd. Stada heeft niet bewezen dat er geen sprake was van een geheimhoudingsverplichting. Zolang dit niet is komen vast te staan kunnen volgens de voorzieningenrechter de trials dan ook niet als nieuwheidschadelijk worden aangemerkt.

De aanval van Stada op de nieuwheid van het octrooi onder verwijzing naar EP 0 189 336 A1, dat prioriteit claimt voor de prioriteitsdatum van het octrooi, mislukt. EP 366 claimt niet de toepassing van ALFUZOSINE voor urologische problemen. De voorzieningenrechter overweegt in punt 4.9 van het kortgeding vonnis: “Het octrooi wordt in de beschrijving van EP 366 het dichtst benaderd waar in de beschrijving wordt opgemerkt dat de beschreven combinatiepreparaten, waaronder blijkens de voorbeelden ook preparaten met alfuzosine kunnen worden gebruikt voor ziektebeelden zoals astma en urologische aandoeningen (…). Dat is onvoldoende om EP 366 nieuwheidschadelijk te achten “.

Wel is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat er sprake is van gebrek aan inventiviteit. “Naar voorlopig oordeel zou de gemiddelde vakman op grond van de publicaties van Hedlund en Shapiro weten dat ?1-blokkers aangewezen zijn als geneesmiddel voor aandoeningen waarbij de urineafvoer wordt belemmerd. Hij zal dan ook weten dat prazosine bij toepassing voor deze aandoeningen een werkzame ?1-blokker is gebleken. De publicatie van Cavero zou een aansporing zijn om, zoekende naar een ?1-blokker, de aandacht op alfuzosine te richten. Mocht er een vooroordeel zijn voor toepassing van alfuzosine bij de mens dan zou dat zijn weggenomen door de publicatie van Guinebault.

Opvallend is dat tijdens de verleningsprocedure van EP 597 de examiner bezwaar had aangetekend tegen verlening vanwege gebrek aan inventiviteit, vanuit de wetenschap dat prazosine al werd toegepast voor de prioriteitsdatum van het octrooi en dat prazosine en alfuzosine een vergelijkbare chemische structuur hebben. De examiner achtte de verklaring van de aanvragers dat de therapeutische werking van prazosine (bloeddrukverlagende werking) niet hetzelfde is als alfuzosine (behandeling van Benigne prostaathyperplasie) voldoende om het bezwaar weg te nemen. De voorzieningenrechter is echter van mening dat het antwoord van de aanvragers voor de examiner onvoldoende had moeten zijn om het opgeworpen inventiviteitbezwaar weg te nemen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Lees hier het vonnis.

IEF 1121

Bewaarmethode bekritiseerd

Volgens berichten in o.a. het NRC heeft Het Europees Parlement woensdag een resolutie aanvaard waarin het de verlening van een Europees octrooi op een bewaarmethode van geselecteerd sperma afkeurt.  Het EP heeft de Europese Commissie verzocht bezwaar aan te tekenen.

Een meerderheid van het parlement is van mening dat het aan het Amerikaanse bedrijf  XY Inc verleende octrooi in strijd is met de richtlijn betreffende de bescherming van biotechnologische uitvindingen. Het EOB  heeft inmiddels toegezegd de bezwaren van de zijde van de Europarlementariërs te zullen bekijken, maar onderstreept dat het steeds een uiterst voorzichtige aanpak hanteert als biotechnologische uitvindingen in het geding zijn.

IEF 1105

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Den Haag, 26 oktober 2005, zaaknummer: 201754. Sara Lee / DE tegen Integro / Vomar. Senseo-zaak.

De rechtbank vindt geen aanleiding om in de onderhavige zaak anders te oordelen dan zij heeft gedaan in de procedure tussen Sara Lee en Drie Mollen, zoals hiervoor is weergegeven onder 1 sub k, meer in het bijzonder de geciteerde rechtsoverwegingen
2 en 3 uit het vonnis van 10 maart 2004. 8. Dat betekent dat ook in de onderhavige zaak de procedure ambtshalve zowel in
conventie als in reconventie op de voet van artikel 83, vierde lid, ROPW 1995, zal worden geschorst hangende de oppositieprocedure bij het EOB. Lees vonnis hier.

- GvEA 25 oktober 2005, zaak T-379/03, Peek & Cloppenburg - BHIM. Inschrijving van het woordmerk 'Cloppenburg.'

"50 In casu is de stad Cloppenburg bij het relevante publiek weinig of hooguit middelmatig bekend. Niet alleen gaat het om een kleine stad, de kamer van beroep heeft evenmin gewezen op een bepaalde categorie van waren of diensten waarvoor deze stad bekend is als de plaats waar deze waren worden vervaardigd of deze diensten worden verricht. Bovendien heeft de kamer van beroep niet aangetoond dat het in de handel gebruikelijk is, de plaats van herkomst van detailhandeldiensten aan te duiden. Verder wordt de plaats van herkomst van dergelijke diensten doorgaans niet relevant geacht voor de beoordeling van de kwaliteit of van de kenmerken ervan.

51 Het relevante publiek legt aldus thans geen verband tussen de stad Cloppenburg en de betrokken categorie van diensten, en redelijkerwijze valt ook niet te verwachten dat de betrokken benaming kan dienen tot aanduiding van de plaats van herkomst van deze diensten." Lees arrest hier.