Rechtbank Amsterdam, 6 april 2006, 337197 / KG 06-420, X B.V. tegen Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V. (Met dank aan Karsten Gilhuis, Houthoff Buruma)
Een zaak over een beweerdelijk onrechtmatige publicatie en een beroep op art. 843a Rv om een geluidsband op te eisen.
De Telegraaf schrijft een artikel over vermeende criminele praktijken van een directeur van een financiële dienstverlener. Dit artikel heeft als kop (onder andere) “Criminele opdrachten van top adviesbureau op band”. Volgens dit artikel zou één van de twee huidige directeuren opdracht hebben gegeven de auto van een voormalig directeur, waar onenigheid mee is ontstaan, te stelen en hem vervolgens te mishandelen. De financiële dienstverlener ontkent deze feiten, eist rectificatie en eist de geluidsband op waar het artikel mede op is gebaseerd. Voorzieningenrechter Poelmann vindt echter dat de publicatie ook steun vind in het overige feitenmateriaal en oordeelt dat de publicatie niet onrechtmatig is. De vordering tot rectificatie wordt afgewezen. Ook heeft De Telegraaf in dit geval geen exhibitieplicht op grond van art. 843a Rv. De vordering ter opeising van de geluidsband wordt ook afgewezen.
Met betrekking tot de onrechtmatige publicatie:
De Telegraaf baseert zich deels op een anonieme bron (namelijk de geluidsband verkregen van een anonieme bron). Omdat De Telegraaf de een anonieme bron geheim wil houden en weigert om de geluidsbanden te laten horen zal zij op een andere wijze moeten aantonen dat de door haar geuite beschuldigingen een grondslag hebben in het beschikbare feitenmateriaal.
“In het onderhavige geval wordt de publicatie, althans gedeeltelijk, ondersteund door het feit dat bij de politie tegen [de Directeur, red.] door meerdere personen aangifte is gedaan, onder andere wegens bedreiging en dat de politie deze aangiften onderzoekt.” Dit wordt niet betwist door de gedaagden. Daarnaast staat vast dat er in de periode dat de in de publicatie genoemde feiten hebben voorgedaan een conflict was tussen de directeuren.
“Dit alles in aanmerking genomen, kan niet worden gezegd dat sprake is van een lichtvaardige verdachtmaking door De Telegraaf. Gelet op het feit dat X een groot bedrijf in de financiële dienstverlening is, waarbij de integriteit van de bestuurders van groot belang is, prevaleert het belang van De Telegraaf om zich informerend en waarschuwend uit te laten opdat het publiek wordt voorgelicht over mogelijke misstanden in dat bedrijf boven het belang van X om verschoond te blijven van verdachtmakingen.”
Met betrekking tot artikel 843a Rv oordeelt Poelmann:
“De vordering tot afgifte van de geluidsopname of een kopie ervan baseert X op artikel 843a Rv. Met de Telegraaf is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit dit artikel niet voortvloeit dat op haar de in genoemd artikel bedoelde exhibitieplicht rust. Mogelijk heeft X belang bij afgifte van de band waarop De Telegraaf haar artikel onder meer heeft gebaseerd, maar dat is voor toewijzing van de vordering op grond van genoemd wetsartikel niet voldoende”.
Lees het vonnis hier.
Hof Amsterdam, 9 maart 2006, rolnr. 2192/03, Van Gasteren tegen Pamela Hemelrijk. (Met dank aan Otto Volgenant, Kenedy van der Laan).
Van Gasteren heeft een ‘oorlogsverleden’ en heeft in het verleden regelmatig de media opgezocht om zijn daden uit te leggen. Enige zeer kritische reacties hierop in het Parool zijn door het Hof Amsterdam (26 augustus 1993) afgedaan als onrechtmatige publicatie.
In 1998 wilde Pamela Hemelrijk een column aan het oorlogsverleden van Van Gasteren wijden. De hoofdredactie wilde deze column echter niet plaatsen vanwege de uitspraak uit 1993. Pamela was het hier niet mee eens en maakte dat wereldkundig door een open brief aan de Hoge Raad te schrijven, die zij verstuurde aan diverse landelijke dagbladen. “Ik schrijf u over een onderwerp dat ik, als ik de juristen mag geloven, nooit meer kan aanroeren. Nou ja, ik kan het wel doen, maar aldus die juristen, dan krijg ik onmiddellijk een proces met dikke vette schadeclaim aan mijn broek, dat ik gegarandeerd ga verliezen.” Vervolgens gaat Pamela Hemelrijk in de open brief in detail in op het oorlogsverleden van Van Gasteren.
De bodemrechter die deze zaak in eerste instantie beoordeelde (Rb. Amsterdam 16 juli 2003, zie hier) was op de hand van Pamela en oordeelde dat de brief een column betrof, waar minder strenge journalistieke eisen voor gelden. Nu is het hof aan de beurt:
“Naar het oordeel van het hof dient de open brief te worden beschouwd als een perspublicatie, nu Hemelrijk immers bedoeld heeft hiermee in de openbaarheid te treden.”
De rechtbank heeft de open brief volgens het hof terecht gelijk gesteld aan een column, aan welke uitingsvorm niet (dezelfde) hoge eisen mogen worden gesteld als aan onderzoeksjournalistiek. Dit in tegenstelling tot de artikelen over Van Gasteren in het Parool. Daarnaast straft het hof de publiciteitzoekerij van Van Gasteren als volgt af:
"Omdat Van Gasteren zelf nog recentelijk de publiciteit had gezocht en de indruk had gewekt geheel gerehabiliteerd te zijn heeft Van Gasteren zelf over zich afgeroepen dat een kritische toeschouwer – zoals hemelrijk – zicht genoodzaakt voelde deze misstand aan de kaak te stellen en mocht zij dat naar het oordeel van het Hof ook doen". De open brief betreft geen onrechtmatige publicatie, aldus het hof.
Lees het arrest hier.
- Rechtbank Amsterdam, 30 maart 2006, LJN: AV7661, Van Gasteren tegen Uitgeverij Luitinhg-Sijthoff B.V.
De voorgenomen publicatie van gedaagde auteur, getiteld “De dood van een onderduiker” over het oorlogsverleden van Van Gasteren is niet onrechtmatig jegens Van Gasteren omdat de publicatie geen ongefundeerde beschuldigingen bevat die geen basis vinden in de beschikbare feiten, aldus de voorzieningenrechter te Amsterdam. "Het recht op vrijheid van meningsuiting van de schrijver dient daarom in dit geval zwaarder te wegen dan het recht op privacy van de Amsterdammer in verband met de dood van de onderduiker."
Lees het vonnis hier.