Overige  

IEF 2623

Punt

Gerechtshof Den Haag, 15 juni 2006, rol nummer 05/1107.Nokta Telecom V.O.F. tegen Nokia Corporation

In juni 2005 oordeelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag dat er sprake is van auditieve en visuele gelijkenis tussen het bekende merk NOKIA en de door gedaagde gebruikte handelsnaam Nokta Telecom en de domeinnaam www.noktatelecom.nl.

 Nokta voert aan dat zij het teken NOKTA niet als merk, maar als onderdeel van hun handelsnaam en hun domeinnaam gebruiken.  Het Hof oordeelthet teken 'nokta' wordt gebruikt als onderdeel van een handelsnaam. Hoewel een handelsnaam mede kan dienen ter onderscheiding van waren of diensten (in de zin van art. 13A lid 1 sub b en c BMW) is er in casu geen sprake van merkgebruik. Nokia  heeft niet aannemelijk gemaakt  dat het publiek het gebruik van de handelsnaam NOKTA TELECOM in fiete opvat als gebruik van een teken waarmee de diensten van Nokta worden onderscheiden.. Het gebruik van Nokta als onderdeel van de domeinnaam levert volgens het hof gebruik als handelsnaam, en geen merkgebruik op.

 

Met betrekking tot 13A lid 1 sub d merkt het hof op  Nokia sinds de jaren 90 merkrechten heeft, Nokia een bekend merk is en dat Nokta haar winkels pas in 2002 heeft geopend. Daar de tekens voor wat betreft het kenmerkende gedeelte - Nokta - in ieder geval visueel overeenstemt met het merk Nokia en gebruikt wordt dan wel ingeschreven is voor dezelfde waren  en diensten, en dat Nokia als bekend merk een ruime beschermingsomvang heeft, acht het hof aannemelijk dat Nokta  ongerechtvaardigt voordeel heeft getrokken uit en/of ongerechtvaardigd afbeuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. Het feit dat 'nokta' een aanduiding is voor (tref)punt in de Turkse taal, levert ook bij het hof geen geldige reden voor gebruik  op.

Ten overvloede gaat het Hof nog in op de stelling van Nokta dat art. 5a Handelsnaamwet toepassing mist omdat er naar haar mening geen sprake van verwarringsgevaar is. Het Hof overweegt dat in de handelsnaam NOKTA TELECOM, NOKTA als het kenmerkende deel moet worden aangemerkt en dat de woorden 'nokia' en 'nokta' een visuele gelijkenis vertonen. Op grond van de activiteiten die beide ondernemingen verrichten, oordeelt het Hof dat er gevaar voor indirecte verwarring mogelijk is.

Het Hof verlengd wel de termijn waarbinnen Nokta het gebruik van de domeinnaam moet staken.

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnsi rechtbank hier

IEF 2604

Geheel of ten dele

Rechtbank Zutphen , 5 september 2006, LJN: AY7524.

Strafrechtzaak met onbeantwoorde  IE component: Kan het tekenen van het wijzigingsformulier m.b.t. houder domeinnaam gekwalificeerd worden als de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort dan wel als het ter beschikking stellen van gegevens, in de zin van artikel 317, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht?

Lees het vonnis hier.

IEF 2580

Bureaucratie.eu

Zoals eerder bericht visten Ahold en KPN achter het formele net bij de aanvraag van diverse .eu domeinnamen (lees hier en hier meer ). De Rotterdamse organisatie ESPO trof een min of meer soortgelijk lot en stapte naar het Arbitartion Center voor .EU Disputes. De uitspraak ivan het ADR wijst er op dat EURid de aanvragen wellicht te strikt beoordeeld.

Op 13 december 2005 wordt de domeinnaam espo.eu aangevraagd, door “Buyuksarac” van de organisatie “ESPO” uit Rotterdam.  Op de print van het BMB, thans BBIE, van het woordmerk “ESPO”, staat als merkhouder “Güler Buyuksarac-Esgikan h.o.d.n. European Social Projects Office”. De adresgegevens in merkregistratie en domeinnaamaanvrage zijn identiek.

EURid wijst de aanvraag af omdat aanvrager en merkhouder niet gelijk zouden zijn. Er mag volgens het EURid geen ruimte zijn voor speculatie.

In de ADR-procedure beslist het panellid dat EURid of de validator should, have been aware that “h.o.d.n” was the abbreviation of “doing business under the name” in Dutch and that therefore the legal entity which owned the trade mark was a natural person “Güler Buyuksarac-Esgikan” trading under the name “European Social Projects Office”.

(...) The Panel concludes that the respondent’s overly restrictive approach failed to safeguard the Complainant’s prior rights in accordance with the Regulation.

Lees de uitspraak hier (met dank aan Boekx advocaten).

IEF 2556

Sportwater

aa-aq.bmpRechtbank Rotterdam,  30 augustus 2006, HA ZA 03-2183. United Soft Drinks B.V. tegen Coca-Cola Enterprises Nederland B.V. (Vonnis met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

United Soft Drinks (USD) verhandelt onder meer het merk AA Drink onder de benaming “sportwater”. Coca Cola verhandelt onder het merk Aquana ook een drank met de benaming “sportwater”. Aan dit water zijn naast water en mineralen ook vitaminen, smaak en zoetstoffen toegevoegd. USD stelt in dit verband dat Coca Cola onrechtmatig handelt door de drinkwaar Aquana te verkopen onder de aanduiding “sportwater”.

Strijd met de WEL. De eerste vraag die de rechtbank beantwoordt is of Coca Cola aldus in strijd handelt met de in artikelen 3 en 4 WEL (Warenbesluit Etikettering Levensmiddelen) neergelegde voorschriften omtrent de aanduiding van producten. USD voert aan dat Coca Cola door de presentatie van Aquana Sportwater met de aanduiding “sportwater”, terwijl Aquana Sportwater geen water is maar een frisdrank, in strijd handelt met de artikelen 3 en 4 WEL. 

 “Vaststaat dat Coca-Cola aan de (…) aanmerking van de KvW (Keuringsdienst van Waren), dat de aanduiding moet worden aangevuld met de zinsnede “met toegevoegde voedingsstoffen…” inmiddels heeft voldaan door de aanduiding aan te vullen met het woord “toegevoegde” vóór “vitaminen”. De conclusie moet dan ook zijn dat de als aanduiding te kwalificeren omschrijving van de drank van Aquana naar inhoud voldoende duidelijk is en in dat opzicht voldoet aan het vereiste als opgenomen in artikel 4 lid 1 aanhef en sub c WEL”.

Misleidende reclame. In geschil is vervolgens de tweede vraag of de presentatie van Aquana Sportwater misleidend is in de zin van artikel 29 Warenwet en artikel 6:164 BW door onder meer het gebruik van de benaming “Sportwater”.

Volgens USD “is het gebruik van de benaming Sportwater misleidend, omdat de consument niet verwacht dat aan Sportwater een smaak is toegevoegd en deze benaming derhalve is gereserveerd voor een drank van een bepaalde samenstelling en smaak (…).” 

“Voorop staat dat (…) er geen wettelijk voorgeschreven of algemeen gebruikelijke benaming bestaat voor de litigieuze dranken, zodat het partijen in beginsel vrij stond hier een benaming voor te kiezen.” De rechtbank vervolgt met: “Dat de gemiddeld geïnformeerde oplettende consument bij de benaming Sportwater uitsluitend denkt aan een drank met de samenstelling en smaak als die van AA Sportdrank, is niet gebleken.” Voorts acht de rechtbank het van belang dat deze benaming door Coca Cola gebruikt wordt met een verwijzing naar een smaak. De rechtbank concludeert dat er geen sprake van misleidende reclame.

Lees het  vonnis hier.

IEF 2525

Trematerreur & domeinkruimeldieven

Planet.nl  bericht over het Domain Defense Program van Microsoft, een juridisch offensief dat het softwarebedrijf is gestart tegen onder meer domeinnaamkapers. Volgens Microsoft is er sprake van een explosief groeiend aantal van dergelijke 'domeinkruimeldieven'

In een persbericht vol gespierde taal klaagt Microsoft vier met naam en toenaam genoemde uitbuiters aan wegens "ongeoorloofd profiteren van domeinen die Microsofts merknamen schenden.". Rod Rasmussen, bevelhebber in de strijd tegen het webgespuis, weet hoe serieus het is: "Dagelijks worden er tenminste tweeduizend domeinen geregistreerd die inbreuk maken op het merkenrecht van Microsoft. En dat is een conservatieve schatting."

- Lees hier meer over merknaamgijzelaars, tikfoutprofiteurs, trematerreur en andere mooie scrabble-woorden, persbericht hier.

- Als tegenwicht hier een artikel uit het FD van Christiaan Alberdink Thijm met een pleidooi voor de vrije handel van generieke .eu-domeinnamen, en

-  hier een reactie in het FD van Menno Weij op het stuk van CAT.

IEF 2520

Scheepsrecht

csh.bmpRechtbank Rotterdam. 22 augustus 2006, KG ZA 06-591. Adidas International, Atomic Austria, BMW, Canon Ferrari e.v.a. tegen China Shipping Agency. (Vonnis met dank aan Evert van Gelderen, De Gier & Stam Advocaten.

Vermoeden van  piraterij, vaststelling van formaliteiten.

De douane heeft begin vanaf mei 2005 op grond van de de piraterijverordening  diverse containers met jassen, broeken, schoenen, tassen, frontjes en lampjes voor mobiele telefoons etc. aangehouden,  die door gedaagde China Shipping zijn vervoerd. Bij monde van SNB-react vorderen de eisers dat de goederen in de containers worden afgegeven ter vernietiging.

China Shipping vordert in voorwaardelijke reconventie dat de demurrage-kosten (ex art. 11 jo. Art 6 Vo.) en salaris procureur worden voldaan, omdat de containers onevenredig lang hebben stilgestaan

Adidas International B.V. wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat zij geen houder is van de merken waarop zij zich beroept. Ten aanzien van diverse goederen voert China het verweer dat deze niet onder de beschermingsomvang van de Vo. vallen. De Voorzieningenrechter honoreert dit verweer omdat ‘uit de overgelegde producties niet althans niet duidelijk blijkt dat bedoelde merken zijn ingeschreven voor jassen, onderbroeken respectievelijk lampjes voor mobiele telefoons waarop in casu het litigieuze merk is aangebracht.’

 

China voert vervolgens aan dat art. 11 Vo. niet van toepassing is, omdat het geen direct effect heeft. Dit verweer slaagt niet, omdat de Nederlandse wet procedures tot vernietiging kent.

 

“Maar omdat in ieder geval niet (geheel) aan de vereisten gesteld in art. 11 Vo. is voldaan” wijst de Voorzieningenrechter de vordering van overige eisers vervolgens toch ook af. Niet is namelijk gebleken dat SNB-React namens de merkhouders binnen 10 werkdagen de douaneautoriteiten er schriftelijk van in kennis heeft gesteld dat de aan de procedure onderworpen goederen inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht in de zin van art. 2 lid 1 Vo.

 

Ook vindt de Voorzieningenrechter dat eisers inzichtelijk hadden moeten maken wat de specifieke omschrijving is van de namaakgoederen, omdat er ook goederen in de containers zitten die geen namaak (zouden) betreffen.

 

Ten overvloede merkt de rechter nog op het nog maar de vraag is of de demurrage-kosten zouden zijn toegewezen. Hoewel de voorzieningrechter opmerkt dat het voor de hand ligt dat China zich hiervoor naar haar opdrachtgevers zou moeten wenden en dat de verordening niet zonder meer ruimte biedt aan de vervoerder om dergelijke kosten te vorderen, leent het onderwerp leent zich naar zijn oordeel meer voor een bodemprocedure.

 

Lees het vonnis hier.

IEF 2518

Schoenen van eigen ontwerp

dsl.bmpGerechtshof Amsterdam, 17 augustus 2006, 456/05. Makro c.s. tegen Diesel S.P.A. (Met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap).

 

Hoger beroep in parallelimportzaak. Twist over de interpretatie van het Davidoff criterium. Het Hof stelt dat door Diesel i.c. geen toestemming is verleend en wijst alle grieven van Makro af. 

 

Makro voert aan dat de Davidoff jurisprudentie niet van toepassing in een geval als dit, waar goederen  binnen de EER op de markt zijn gebracht. Davidoff zou alleen van toepassing zijn wanneer de inbreukmakende goederen aanvankelijk buiten de EER op de markt zijn gebracht en vervolgens in een van de lidstaten van de EER zijn geïmporteerd. Het Hof oordeelt echter dat noch uit de tekst van de richtlijn, noch uit de rechtspraak van het HvJ kan worden opgemaakt dat een dergelijk onderscheid moet worden gemaakt. Toestemming is dus wel een vereiste.

Makro voert ook aan dat uit het arrest in deze zaak van het Spaanse Hof te Valencia volgt dat wel voldaan is aan het Davidoff criterium. Het Hof oordeelt dat uit de Spaanse zaak eerder volgt dat het Spaanse Hof de voorgelegde zaak aan de hand van het Spaanse recht heeft beoordeeld. 

 

Er bestaat volgens het hof ook geen aanleiding om aan te nemen dat het Spaanse arrest de rechtsverhouding tussen Diesel en Makro c.s. bindend vaststelt. Het beroep van Makro op artt. 33 , 6 lid 1 en 28 lid 3 EEX leidt er niet toe dat het Hof zich in het onderhavige geval zou moeten onthouden van een materiele beoordeling van het geschil.

 

Aan de hand van een overeenkomst tussen  een Spaanse distributeur van Diesel en een Spaanse vennootschap oordeelt het hof vervolgens dat Diesel geen toestemming heeft verleend  om Diesel schoenen binnen de EER in het verkeer te brengen. De overeenkomst biedt slechts de mogelijkheid om, via de distributeur, aan Diesel toestemming te vragen voor het nemen van verkennende steekproeven met schoeisel van eigen ontwerp dat is voorzien van ‘HET MERK’, en geeft geen algemeen recht tot het op de markt brengen van schoeisel met het merk Diesel.

 

Het Hof stelt dat door Diesel i.c. geen toestemming is verleend.

 

Lees het arrest hier. Eerder bericht + vonnis hier.

IEF 2515

Een gyroscopisch instrument

npbl.bmpRechtbank Arnhem, 16 augustus 2006, Mill Holding tegen J.W.L. Fronik. (Met dank aan Tom de Wit, Banning Advocaten).

 

Uitgebreid vonnis over uitputting, domeinnamen en onrechtmatige uitlatingen.

 

Partijen komen elkaar niet voor het eerst tegen. In deze procedure gaat het om de vraag of Fronik op enige wijze inbreuk maakt op de merkrechten van Mill door op zijn websites originele powerballs van het merk NSD POWER BALLS aan te bieden.

Mill verkoopt "powerballs", een gyroscopisch instrument, onder het merk NSD POWER BALL. Nano Second fabriceert de powerballs in Taiwan en heeft het Europees gemeenschapsmerk NSD POWER geregistreerd. Mill is houder van het gelijkluidende Benelux woordmerk. In Duitsland importeert Kern de powerball van Nano Second.

 

Fronik brengt eveneens powerballs op de Nederlandse markt, onder andere onder de aanduiding DYNABEE. Sinds 2004 heeft Fronik voorts een overeenkomst met Kern en brengt de powerballs van Nano Second onder de naam POWERBALL THE ORIGINAL en "Nano-Second the Original Powerball" op de markt. Zowel Mill als Fronik bieden de powerballs aan op het internet.

 

Er is al eerder geprocedeerd tussen partijen, waarbij werd geoordeeld dat van inbreuk op het merk Powerball door Fronik geen sprake was. In een tweede kort geding heeft de rechter Fronik geboden het gebruik van de merknaam NSD POWER BALL als domeinnaam te staken en Mill verboden zich op enigerlei wijze of in enigerlei vorm onjuiste, misleidende, suggestieve of denigrerende mededelingen te doen over de door Fronik aangeboden powerballs. In het ingestelde appel is nog geen uitspraak gedaan.

 

In dit geding vordert Mill onder meer het gebruik door Fronik van de merknaam NSD POWERBALL te staken en verscheidene domeinnamen over te dragen.

 

De rechtbank gaat ervan uit dat Fronik uitsluitend de originele NSD POWER BALL aanbiedt en dat niet is gebleken dat Fronik het teken zelf aanbrengt. Het aanbieden van powerballs afkomstig van Nano Second met het teken "Nano-Second the Original Powerball" levert dat ook geen inbreuk op de merkrechten van Mill op.

 

Fronik stelt dat hij de powerballs heeft verkregen van Mill zelf dan wel van haar wederverkopers en dat er derhalve sprake is van uitputting in de zin van art. 13 lid 9 BMW. De rechtbank gaat hierin mee en oordeelt dat Mill zich in beginsel niet kan verzetten tegen doorverhandeling van die powerballs door haar wederverkopers en vervolgens door Fronik.

 

De rechtbank verwerpt het beroep van Mill op Dior/Evora, te weten dat het aanbieden van haar powerball tezamen met andere ballen, die naar het oordeel van Mill van mindere kwaliteit zijn, afbreuk doet aan het image van haar powerball.

 

Een en ander leidt tot de conclusie dat het verhandelen van de NSD POWER BALL door Fronik geen inbreuk oplevert op de rechten van Mill. Dat geldt ook voor het aanbieden daarvan op de website van Fronik. Van een gebruik zonder geldige reden is geen sprake. Ook het gebruik van metatags ‘nsd power ball’ levert geen inbreuk op, nu dit gebruik voortvloeit uit en beperkt is tot de toegestane aanbieding en verkoop van de powerballs van het merk NSD POWER BALL.

 

De vorderingen van Mill liggen derhalve voor afwijzing gereed.

 

In reconventie stelt Fronik dat Mill onrechtmatig jegens hem handelt, onder meer door uitlatingen als 'goedkope imitatie uit China van belabberde kwaliteit' en 'rommel'. De rechtbank behandelt de verschillende uitlatingen en gaat hier gedetailleerd op in. De rechtbank acht de hierboven genoemde uitlatingen evenals een e-mail gericht aan dealers danwel potentiële klanten onrechtmatig en acht tevens voldoende aannemelijk dat Fronik schade heeft geleden als gevolg van deze onrechtmatige mededelingen van Mill.

 

Tot slot stelt Fronik dat Mill het merk NSD POWER BALL te kwader trouw heeft gedeponeerd, aangezien Kern de powerballs reeds in de Benelux leverde vóórdat Mill daarmee begon. Nu de ratio van artikel 14B BMW meebrengt dat een verklaring voor recht, waarvoor een oordeel over de nietigheid de basis is, ook slechts gevorderd kan worden (mede) op verzoek van de voorgebruiker, en niet tijdig een vordering tot voeging of tussenkomst van Kern is ingesteld, verklaart de rechtbank deze vordering niet ontvankelijk.

Rechtbank verwijst de zaak naar de rol om de schade nog in deze procedure op te maken en de laatste onduidelijkheid over een eerdere rectificatie weg te nemen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 2512

Twijfelachtige praktijken

“De consultants van Novagraaf worden de laatste tijd geregeld geconfronteerd met malafide bedrijven die er twijfelachtige praktijken op na houden. Zo komt het voor dat klanten van Novagraaf door aanbieders van domeinnaamdiensten worden gebeld met een verhaal dat een derde hen heeft gevraagd een domeinnaam te registreren die identiek is aan de merknaam van de klant.”

Lees hier meer.

IEF 2509

Ultimatum

Webwereld bericht dat "UPC een kort geding aanspant tegen Stichting Brein, omdat de piraterijbestrijder niet heeft gereageerd op een ultimatum van het bedrijf.. (…) UPC stelde Brein woensdag een ultimatum. De stichting moest voor 17:00 uur verklaren de bemachtigde naw-gegevens van twee UPC-abonnees niet te gebruiken voor vervolging. Brein verkreeg de gegevens uit documenten die UPC aandroeg ten behoeve van een kort geding dat afgelopen dinsdag diende.

 

(…) Brein verklaart ook dat de wijze waarop UPC de gegevens verstrekt heeft, 'onverstandig' is. De processtukken met de adresgegevens van de twee 'zware uploaders' zijn in de openbare zitting behandeld. "Dat is onverstandig want door de gegevens in een openbare rechtzitting te presenteren liggen de gegevens nu onnodig op straat.”

Lees hier meer.