3.6.1 Tussen partijen is in geschil of Google dwangsommen heeft verbeurd ten aanzien van de veroordelingen in het Vonnis.
Google stelt zich op het standpunt dat zij heeft voldaan aan beide, in 5.1 en 5.3 van het Vonnis genoemde, veroordelingen vóórdat het Vonnis aan haar is betekend en dat zij derhalve geen dwangsommen heeft verbeurd. [appellant] is kort gezegd van mening dat Google niet geheel aan de veroordeling in 5.1 van het Vonnis heeft voldaan en te laat aan de veroordeling in 5.3 van het Vonnis heeft voldaan, zodat Google dwangsommen heeft verbeurd.
3.6.2 Op grond van art. 611 a lid 3 Rv. kan een dwangsom niet worden verbeurd vóór betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld. Naar het oordeel van het hof is het Vonnis in voormelde zin op zijn vroegst op 21 augustus 2014 aan Google betekend, en wel door middel van de betekening van het Vonnis aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie te [woonplaats] , de woonplaats van [appellant] (prod. 5 mvg). De eerdere betekening van het Vonnis aan het parket te ’s-Hertogenbosch op 23 mei 2014 is immers niet overeenkomstig het bepaalde in art. 55 jo. 54 lid 4 Rv. geschied. Het hof passeert het standpunt van [appellant] , dat Google door de betekeningsfout niet in haar belangen is geschaad. Mede gelet op het definitieve karakter van een dwangsomveroordeling is het voor degene, die veroordeeld is tot het verrichten van een bepaalde handeling op straffe van een dwangsom, bij uitstek relevant om te weten binnen welke tijd hij aan de veroordeling moet voldoen zonder een dwangsom te verbeuren. Daarom is het tijdstip van de – formeel volledig juiste - betekening van het Vonnis voor Google van belang. Gelet op de hiervoor genoemde wettekst en de strekking daarvan is in casu niet van doorslaggevend belang of Google op andere wijze al kennis zou hebben genomen van de inhoud van het Vonnis. Artikel 66 Rv speelt in deze geen rol. Het hof kan onder verwijzing naar 3.6.3 van dit arrest in het midden laten of de betekening van het Vonnis op 21 augustus 2014 is voltooid.
3.7 Uit het voorgaande volgt dat het hof voorshands niet voldoende aannemelijk acht geworden dat Google dwangsommen heeft verbeurd. De grieven 1 tot en met 4 in principaal appel falen derhalve.
3.10.4 Gelet op het voorgaande is met betrekking tot de blogs met de nummers 1 tot en met 24 en 27 thans nog in geschil of Google de (voorshands) kennelijk onrechtmatig geachte inhoud van deze blogs ook ontoegankelijk moet maken dan wel moet verwijderen voor zover deze inhoud bereikbaar is onder andere TLD’s dan de “.nl” extensie. Het hof acht zich in beginsel bevoegd om hierover een oordeel te geven (zie 3.3.3 van dit arrest). Niet valt in te zien waarom een Nederlandse rechter slechts een bevel tot verwijdering op grond van art.6:196c lid 5 BW mag geven voor zover het een TLD “.nl” betreft. Het gaat in die gevallen waarin sprake is van een andere extensie en bij geoordeelde onrechtmatigheid van de inhoud immers in beginsel om een naar Nederlands recht beoordeelde kennelijk onrechtmatige inhoud van een blog. Een verwijdering van de inhoud van een blog onder alle TLD’s is technisch kennelijk ook mogelijk; Google heeft dit immers niet betwist maar er slechts op gewezen dat [appellant] daartoe elders (in de USA) een vordering jegens Google moet instellen. Ten slotte geldt dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inhoud van de blogs met een “.nl”extensie, zelfs nadat de inhoud door Google onder de ‘.nl” extensie ontoegankelijk is gemaakt, op andere wijze in Nederland nog toegankelijk kan zijn.
3.10.5 Het hof zal op de volgende gronden dit onderdeel van de vordering van [appellant] (zie hierboven 3.10.4 eerste volzin) afwijzen. Bij de afweging tussen het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [appellant] en de vrijheid van meningsuiting van de anonieme schrijver van de blogs moet de voorzieningenrechter een voorgenomen ingrijpen in de uitingsvrijheid toetsen aan de noodzakelijkheidstoets van art. 10 lid 2 EVRM. Het hof dient de vordering van [appellant] ook te toetsen op proportionaliteit en doelmatigheid. Met name bij de proportionaliteit speelt de belangafweging tussen partijen – het belang van [appellant] bij het ontoegankelijk maken van de inhoud van de blogs onder alle TLD’s en het belang van Google om het recht op vrije meningsuiting van zijn cliënten niet nodeloos te beperken en haar publieke reputatie als een onafhankelijk platform voor vrije meningsuiting – een belangrijke rol. Naar het oordeel van het hof is voldoende aannemelijk dat Google door het ontoegankelijk maken van de kennelijk onrechtmatige inhoud van de blogs onder de ‘.nl” extensie een zeer belangrijke maatregel heeft genomen om [appellant] in Nederland te beschermen tegen de onrechtmatige aantasting van zijn privésfeer (eer en goede naam). Voorts staat als niet betwist vast dat Google ook bepaalde blogspot.nl-pagina’s (waarvan de inhoud kennelijk als onrechtmatig jegens [appellant] is beoordeeld) heeft verwijderd in die gevallen waarin het mogelijk is om via een link op de Nederlandse pagina, althans op een in de Nederlandse taal gestelde pagina van de buitenlandse blogspotversie te komen. [appellant] heeft naar het oordeel van het hof in deze procedure onvoldoende duidelijk gemaakt dat en op welke wijze en in welke mate hij thans nog hinder zou hebben van de onrechtmatige inhoud van de blogs, voor zover deze op andere wijze dan voornoemd toegankelijk zijn, bijvoorbeeld via een buitenlandse TLD. [appellant] heeft vrijwel niets daaromtrent aangevoerd. Deze informatie is weliswaar niet noodzakelijk om te bepalen of de inhoud van een blog onrechtmatig is, een dergelijke informatieverstrekking is wel noodzakelijk om te beoordelen in welke mate [appellant] belang heeft bij een voorlopige voorziening. Dat de theoretische mogelijkheid bestaat de inhoud van deze blogs in Nederland indirect zichtbaar te maken, en dat dit mogelijk een enkele keer daadwerkelijk is geschied, is naar het oordeel van het hof onvoldoende zwaarwegend om uitsluitend op die grond bij wijze van voorlopige voorziening Google te veroordelen om de inhoud via alle TLD’s ontoegankelijk te maken. Eventuele andere belangen van [appellant] bij verwijdering van de inhoud van de blogs onder buitenlandse TLD’s heeft het hof niet bij bovenstaande afweging kunnen betrekken, nu deze door [appellant] niet zijn aangevoerd.
3.10.7 De slotsom van het voorgaande is dat Google uitsluitend veroordeeld zal worden om de inhoud van blog nummer 27 - voor zover (nog) toegankelijk - ontoegankelijk te maken onder de ‘.nl” extensie en dat de beslissing van de voorzieningenrechter ten aanzien van vordering I voor het overige bekrachtigd wordt. De grieven falen derhalve grotendeels.
3.11 Grief 8 in principaal appel richt zich tegen de afwijzing van vordering II tot het verstrekken van gegevens die betrekking hebben op de identiteit van de schrijvers dan wel eigenaars van de blogs, genoemd in het Overzicht. Indien voldoende aannemelijk is dat op een website gepubliceerde informatie jegens een derde onrechtmatig is en dat deze derde daardoor schade kan lijden, kan het maatschappelijk ongewenst zijn indien de derde geen enkele reële mogelijkheid heeft de websitehouder daarop – zo nodig in rechte – aan te spreken (vergelijk HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4019). Onder omstandigheden kan een weigering van de serviceprovider om de NAW-gegevens van de websitehouder aan de derde bekend te maken in strijd komen met de zorgvuldigheid die de serviceprovider jegens zodanige derde in acht moet nemen. Dit kan met name het geval zijn indien zich de volgende omstandigheden voordoen:
a. de mogelijkheid dat de informatie, op zichzelf beschouwd, jegens de derde onrechtmatig en schadelijk is, is voldoende aannemelijk;
b. de derde heeft een reëel belang bij de verkrijging van de NAW-gegevens;
c. aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de NAW-gegevens te achterhalen;
d. afweging van de betrokken belangen van de derde, de serviceprovider en de websitehouder (voor zover kenbaar) brengt met zich mee dat het belang van de derde behoort te prevaleren.
Google heeft als verweer tegen deze vordering aangevoerd dat zij reeds alle tot haar beschikking zijnde gegevens ten aanzien van de blogs onder nummers 2 tot en met 6, 14 tot en met 18, 22 tot en met 24 heeft verstrekt aan [appellant] , een en ander overeenkomstig de veroordeling in het Vonnis. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] gelet op voornoemde verstrekking van de gegevens door Google omtrent de schrijvers en/of websitehouders van voornoemde blogs en gegeven het hierboven aangegeven beslissingskader niet voldoende duidelijk aangegeven welke maatregelen hij met die wetenschap heeft genomen. Ook heeft hij onvoldoende kenbaar gemaakt welk reëel belang hij thans heeft om ook de gegevens van de overige schrijvers dan wel eigenaars van de blogs, genoemd in het Overzicht, te verkrijgen. Evenmin heeft hij - gelet op de door Google eerder aan hem verstrekte gegevens - voldoende duidelijk gemaakt of er in het concrete geval een minder ingrijpende mogelijkheid bestond om de NAW-gegevens van de schrijvers/websitehouders van de overige blogs te achterhalen. Mede gelet op het ingrijpende en uit de aard der gegevensverstrekking definitieve karakter van een dergelijke veroordeling en voorts gelet het evidente belang van Google om terughoudend te zijn met het verstrekken van haar klantengegevens, is het hof van oordeel dat het belang van [appellant] onvoldoende zwaarwegend is om een dergelijke verstrekkende voorlopige voorziening toe te wijzen. Deze grief kan derhalve geen doel treffen.
3.14 De slotsom van het voorgaande is dat de grieven in het principaal appel nagenoeg geheel falen. [appellant] zal derhalve veroordeeld worden in de kosten van de procedure in het principaal appel. De grief in het incidenteel appel slaagt. [appellant] zal veroordeeld worden in de kosten van het incidenteel appel. De beslissing in 3.8 van dit arrest leidt weliswaar tot vernietiging van het beroepen vonnis in conventie, maar leidt per saldo niet tot een andere proceskostenveroordeling voor de procedure in eerste aanleg in conventie. De vernietiging van het vonnis in reconventie leidt evenmin tot een andere proceskostenveroordeling voor de procedure in eerste aanleg in reconventie.
4 De uitspraak
Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
4.1 vernietigt het vonnis d.d.15 juli 2014 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zowel in conventie als in reconventie, en opnieuw rechtdoende:
4.2 verbiedt [appellant] met onmiddellijke ingang om executiemaatregelen te treffen met betrekking tot de gestelde niet naleving door Google van de bij Vonnis van 2 mei 2014 uitgesproken veroordelingen, totdat hierover in een bodemprocedure anders is beslist;
4.3 veroordeelt [appellant] , indien hij niet aan het bepaalde in 4.2 voldoet, tot betaling van een dwangsom aan Google van € 200,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 4.2 genoemde verbod;
4.4 wijst de vorderingen van Google voor het overige af;
4.5 veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in conventie in eerste aanleg, aan de zijde van Google begroot op € 1.517,80;
4.6 veroordeelt Google om binnen een maand na betekening van dit arrest de inhoud van de blog met nummer 27 op het Overzicht, voor zover (nog) toegankelijk, ontoegankelijk te maken va de TLD “.nl”, een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,--per dag of dagdeel dat niet aan die veroordeling is voldaan;
4.7 wijst de overige vorderingen van [appellant] af;
4.8 veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in eerste aanleg in reconventie, welke kosten het hof aan de zijde van Google tot op heden begroot op nihil;
4.9 veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep, welke kosten het of tot op heden aan de zijde van Google begroot voor het principaal appel op € 704,-- voor verschotten en op € 2.682,-- voor salaris advocaat en voor het incidenteel appel op € 1.341,-- voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.