DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 3370

Café-televisie-heffing

djgv.gifProf. mr. D.J.G. Visser: Café-televisie-heffing alsnog een feit. (Gepubliceerd in: NJB 26 januari 2007, nr. 4, p. 220-224).

In het najaar van 2006 voerde de Stichting Videma met succes twee kort gedingen om een vergoeding af te dwingen voor het vertonen van televisiebeelden in een café. Hoewel Videma het tweede kort geding niet eens helemaal won, lijkt de horeca zich er inmiddels bij te hebben neergelegd dat de café-televisie-heffing alsnog een feit is. Daarmee is er wéér een extra heffing en deze keer is afschaffing door de wetgever niet mogelijk. Mogelijk ligt er wel een verlichting van de administratieve belasting door dit soort heffingen in het verschiet.

Lees het volledige artikel hier (NJB) of hier (PDF). Lees hier ook: Dirk Visser 1994: Voetbal-in-het-café-accijns. De Hollandse gezelligheidsbelasting die het buitenland niet wilde. (Verschenen in: NJB 1 juli 1994, p. 869-873).  

IEF 3369

Kroniek Auteursrecht 2003-2006

hcj.gifHerman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): Auteursrecht vooral van onderen belicht. Kroniek van het auteursrecht in Nederland 2003-2006.(Uitgebreide versie van een Kroniek, verschenen in: Auteurs en Media (Larcier, Brussel) 2006/4, 318-325).

Een uiteraard beperkte selectie van belangrijke Nederlandse auteursrechtelijke nieuwigheden uit vier jaren levert in deze Kroniek het volgende lijstje van onderwerpen op.

Allereerst is er de Implementatiewet Auteursrechtrichtlijn uit 2004. De hierbij tegen alle kritiek in gerealiseerde afwijkingen van de richtlijn kunnen tot schadeclaims leiden tegen de Staat der Nederlanden, met name waar het betreft de weglating van de voorgeschreven driestappentoets, hetgeen niet valt te verhelpen met richtlijnconforme uitleg van de wet. Vervolgens wordt de invoering in Nederland vermeld van het volgrecht en de frisse weerzin die dit heeft opgeroepen.

Onder het hoofdje prioriteiten en strafrechtelijke handhaving wordt verslag uitgebracht over de wijze waarop de regering actief strafrechtelijk beleid weet te voeren tegen auteursrechtfraude. Bericht wordt vervolgens over het interessante arrest van de Hoge Raad over vernietiging van een bouwwerk. Een post-mortem wordt gegeven van de Scientology-zaak en de hierbij ten onrechte in het geding gebrachte strijd tussen auteursrecht en expressievrijheid.

Een korte weergave volgt van twee Hoge Raad-arresten, gewezen vlak voor en na de hete zomer van 2006. In de eerste plaats het Parfumgeurarrest, waarin de Hoge Raad een karikaturaal auteursrecht op geuren en smaken heeft erkend en vervolgens het Elwood-arrest, waarin auteurs- en merkenrecht door elkaar worden gehusseld. Ten slotte wordt opbeurender bericht over het licht dat nu in de rechtspraak gloort na de lange Kazaa-tunnel.

Lees de gehele kroniek hier.

IEF 3329

Take-no-prisoners intellectual property litigator

eao.gifLeestip: Errors and Omissions, juridische thriller van de Amerikaanse IE-deskundige Paul Goldstein. Held van het verhaal is Michael Seely, ‘defender of artists’right, take-no-prisoners intellectual property litigator – and a man on the brink of personal and career collapse’.

Het begint met een schikkingscomparitie in een zaak over voorgenomen ‘verminking’ van een kunstwerk door het overschilderen ervan. Tijdens de comparitie rechter noemt de hoofdpersoon/advocaat de rechter een ‘opgeblazen pad’. Daarna ontwikkelt het verhaal zich als een IE-John Grisham.

Dit boek wordt aanbevolen door Dirk Visser, die het boek afgelopen weekend met plezier blijkt te hebben gelezen: “Geen verplichte, wel aangename, spannende  en soms herkenbare kost voor alle IE-specialisten”. Ook Gino van Roeyen kan Goldstein van harte aanbevelen. "Mooi verhaal, maar volstrekt niet te vergelijken met Grisham, wat mij betreft. Goldstein legt haarfijn uit hoe een IE-advocaat iedere dag gedwongen wordt tot keuzes tussen het banale en het verhevene."

Het manuscript van Goldsteins volgende IE-thriller is al bijna voltooid. De titel is nog onbekend, maar ‘take-no-prisoners intellectual property litigator’ Michael Seeley komt in het boek in de problemen als hij optreedt voor een farmaceut in een octrooigeschil. Het boek speelt zich af in San Franciso.

Biografie Paul Goldstein hier. Interview met Paul Goldstein hier. Bestel Errors and Omissions bijvoorbeeld hier (Amazon).

IEF 3284

Rozenstraat (5)

Reactie Dirk Visser op deze iets minder korte reactie Albert Ploeger op de zeer korte reactie van Visser (eerder bericht plus links naar nog eerdere berichten hier) op het commentaar van Albert Ploeger  bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen.

“Natuurlijk kan je je afvragen of de handhavingsrichtlijn bedoeld was voor kwestie over morele rechten. Antwoord nee, natuurlijk. Die richtlijn was namelijk bedoeld voor piraterij bestrijding en evidente en massale inbreuk. Maar nu de Nederlandse rechtbanken art. 14 rl. toepassen op alle IE-geschillen, ook die niets met piraterij te maken hebben, is er weinig reden om het niet ook op inbreuken op morele rechten toe te passen. Zodra de richtlijn is geïmplementeerd kan de volledige proceskosten veroordeling m.i. in ieder geval in zaken over morele rechten, omdat het voorgestelde artikel 1019 Rv zegt:

“Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten [etc.]”

Morele rechten staan in de Aw 1912, dus klaar ben je. (Via die redenering kan je ook de portretrechten eronder brengen, zoals al is gebeurd, zie hier).

Over de billijkheid in individuele gevallen kan en moet je natuurlijk altijd blijven twisten. Maar dat geldt voor veel meer zaken waarin nu wel of niet volledige proceskosten veroordelingen worden uitgesproken.

Is het gek dat bij een (sterk met een IE-inbreuk vergelijkbare) art. 6:162 BW grondslag volledige proceskosten veroordeling niet mogelijk is? Ja natuurlijk is dat gek. (zie dit recente vonnis, Brein/KPN). Het is systematisch sowieso knettergek dat in de IE wel en in de rest van het civiele (proces)recht geen volledige proceskosten veroordelingen worden uitgesproken (zie dit stukje van Albert Ploeger op website van de Orde)

Maar ja, het staat nu eenmaal in de richtlijn en die geldt alleen voor de IE. En Justitie lijkt absoluut niet van plan om deze mogelijkheid naar de rest van het civiele (proces)recht uit te breiden. We gaan hier binnen de IE-wereld ongetwijfeld nog heel lang tot op de vierkante millimeter over donderjagen, net als destijds over art. 50 lid 6 TRIPS.”

IEF 3281

Rozenstraat (4)

rs135onbebouwd.gifIets minder korte reactie Albert Ploeger op zeer korte reactie van Visser (eerder bericht plus links naar nog eerdere berichten hier) op commentaar van Albert Ploeger  bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen.

“Het spreekt voor zich dat de persoonlijkheidsrechten in art. 25 Aw in een auteursrechtelijk kader vallen. Ik citeer Spoor/Verkade/Visser (derde druk), par. 7.1: 'Naast de openbaarmakings- en verveelvoudigingsrechten, in de wandeling ook wel aangeduid als de exploitatierechten, heeft de auteur ook zgn. persoonlijkheidsrechten. De exploitatierechten zijn aan de auteur toegekend met primair het oog op diens zakelijke belangen. De persoonlijkheidsrechten zien daarentegen op de aanspraken die de auteur kan maken ten aanzien van de integriteit van zijn werk, en van zichzelf als maker van dat werk." De persoonlijkheidsrechten hebben een ander rechtskarakter dan de exploitatierechten en zijn als zodanig niet overdraagbaar. Persoonlijkheidsrechtelijke aanspraken kunnen ook voortvloeien uit anderen hoofde, "al dan niet door 'invalspoorten' als art. 6:2, 6:248 en 6:162 BW." (Spoor/Verkade/Visser, par. 7.5).

Discussie bestaat overigens over de vraag of de krachtens wetsbepaling als maker aangewezen rechtspersoon of werkgever (artt. 8 en 7 Aw) een aanspraak op persoonlijkheidsrechten toekomt. Dit illustreert dat persoonlijkheidsrechten, hoewel daarmee ook een financieel belang mee gemoeid kan zijn, niet op één lijn met de vermogensrechtelijke exploitatierechten te stellen zijn.

Gelet op de ratio van de Handhavingsrichtlijn kan mijns inziens de vraag gesteld worden of de verwijzing naar "auteursrecht" ook de zgn. persoonlijkheidsrechten omvat. Of moet het antwoord zijn: wél als de aanspraak terug te voeren is op art. 25 Aw, maar niet als de persoonlijkheidsrechtelijke aanspraak gebaseerd is op art. 6:162 BW? Is dit 'zoeken naar spijkers op laag water'? Mogelijk. Maar het lijkt mij niet primair in het belang van, bijvoorbeeld, een 'eenvoudige' kunstenaar die een persoonlijkheidsrechtelijke aanspraak jegens een kapitaalkrachtige opdrachtgever wil inroepen, dat deze kunstenaar het risico loopt alle kosten te moeten vergoeden verbonden van de door de opdrachtgever ingeschakelde (dure) advocaat. Een dergelijke zaak lag ook niet in de gedachten van de Europese wetgever bij het opstellen van de Handhavingsrichtlijn. Of wordt dit risico voor de 'eenvoudige' kunstenaar beperkt doordat het voorgestelde artikel 1019h Rv de mogelijkheid van een billijkheidscorrectie bevat ("tenzij de billijkheid zich daartegen verzet")?

Wat ik wil signaleren is dat er meer over te zeggen is dan dat 'de persoonlijkheidsrechten onderdeel van het auteursrecht zijn', en daarmee uit.”

IEF 3259

Rozenstraat (2)

ap.gifKort commentaar Albert Ploeger (Houthoff Buruma) bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen.

In de Rozenstraat-uitspraak (eerder bericht en vonnis hier) wordt de aan Richtlijn 2004/48/EG conforme kostenveroordeling door de rechter toegepast. Al eerder wees ik er - naar aanleiding van een zaak over het zogeheten portretrecht (lees dat commentaar hier) - op, dat de Richtlijn slechts toepassing vindt bij de handhaving van een intellectueel eigendomsrecht.

De Rozenstraat-zaak betreft een vordering gebaseerd op artikel 25 Aw: de zogeheten persoonlijkheidsrechten. In dit geval het recht van een architect om zich te verzetten tegen de verminking van zijn ontwerp van een woonhuis. Hoewel eiser wel stelt dat inbreuk op zijn auteursrechten is gemaakt, speelt dit bij de beoordeling geen rol (en lijkt daarvan ook geen sprake te zijn: gedaagde had de toestemming overgedragen gekregen om het ontwerp van de architect te realiseren).

Vormen de persoonlijkheidsrechten een intellectueel eigendomsrecht? Het is in ieder geval geen auteursrecht. De aanhef van artikel 25 lid 1 Aw luidt immers: "De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten: …"  Artikel 25 Aw kent een recht toe om zich te verzetten tegen bepaalde handelingen. Dit 'zich verzetten' is te onderscheiden van het optreden tegen een inbreuk op auteursrecht. Ook hier laat de vraag zich stellen of de reikwijdte van de Richtlijn (de handhaving van IE-rechten) een beroep op deze bijzondere rechten (de persoonlijkheidsrechten) omvat.

Anders gezegd: het is de vraag of artikel 237 terecht richtlijnconform is geïnterpreteerd. De in de verklaring van de Commissie (2005/295/EG) gegeven opsomming van intellectuele eigendomsrechten die onder de Richtlijn vallen noemt de persoonlijkheidsrechten in ieder geval niet, maar daar kan weer tegenin gebracht worden dat deze opsomming niet limitatief bedoeld is (door over "ten minste" te spreken).


De persoonlijkheidsrechten liggen dichter tegen het auteursrecht aan dan het portretrecht (dat in wezen tégen de auteursrechthebbende wordt ingeroepen), zodat er veel voor te zeggen is dat het beroep dat de architect op zijn persoonlijkheidsrechten doet onder de reikwijdte van de Handhavingsrichtlijn valt. Hier was de architect ook auteursrechthebbende. Zou echter de uitkomst anders moeten zijn indien de architect niet tevens de auteursrechthebbende is? Bijvoorbeeld, de situatie waarin de maker zijn of haar persoonlijkheidsrecht inroept tegen de auteursrechthebbende? Denk bijvoorbeeld aan een schrijver die zijn auteursrecht aan de uitgever heeft overgedragen, en zijn naam (als auteur) van de kaft ziet verdwijnen. Ligt een richtlijnconforme kostenveroordeling dan minder voor de hand? Kan een dergelijk onderscheid (de maker is wel/geen autersrechthebbende meer) in dit kader wel gemaakt worden? Wie het weet, mag het zeggen


AP

 

Reacties zijn welkom.

IEF 3215

Parfumarrest Lancôme/Kecofa

Geactualiseerde versie van een artikel, verschenen in: Auteurs en Media (Larcier, Brussel) 2006/4, 331 e.v.

Cohen Jehoram bespreekt nogmaals en nu een stuk feller en min of meer zonder aanziens des persoons het beroemde en beruchte parfumarrest Lancôme/Kecofa, de commentaren en de (gelovige) commentatoren.

Herman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): De Nederlandse Hoge Raad erkent auteursrecht op een parfumgeur. De Vliegende Hollander - volle zeilen, geen anker. Lees hier verder.

IEF 3201

De nieuwe leer

hcj.JPGHerman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): De Nederlandse Hoge Raad erkent auteursrecht op een parfumgeur. De Vliegende Hollander - volle zeilen, geen anker. (Geactualiseerde versie van een artikel, verschenen in: Auteurs en Media (Larcier, Brussel) 2006/4, 331 e.v.).

Cohen Jehoram bespreekt nogmaals en nu een stuk feller en min of meer zonder aanziens des persoons het beroemde en beruchte parfumarrest Lancôme/Kecofa, de commentaren en de (gelovige) commentatoren.

“Inderdaad het principe, het ondoordachte idee dat alle creaties die door menselijke zintuigen maar waargenomen kunnen worden in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming, geheel ongeacht de maatschappelijke consequenties hiervan. Dit laatste heeft de gelovigen echter niet gehinderd. Verkade wond er geen doekjes om in zijn Conclusie vóór het Parfumgeurarrest: ‘Alles nog eens overziende, meen ik dat bescherming van parfums in het auteursrechtelijke systeem te passen is (sic.) Daarmee lijkt de rechtspolitieke vraag naar de wenselijkheid van het beschermen van parfums via het auteursrecht eigenlijk “een gepasseerd station”.’  Dit is een perfect voorbeeld van wat in Duitsland heet ‘Begriffsjurisprudenz’, een doctrinaire juridische gevolgtrekking die ingaat tegen iedere maatschappelijke realiteit. Wanneer ik, zonder steun in de literatuur hiervoor te vinden, een simpele theorie mag opstellen, dan is het deze. Het object van intellectuele eigendomsrechten, en met name auteurs- en octrooirechten, dienen te appelleren aan het menselijk intellect en niet slechts aan zuiver fysiologische waarneming door reuk-, smaak- of tastzin van mens of dier.

(…) Toch verwacht ik dat de Europese Ministerraad met 26 tegen 1 stemmen en wellicht zelfs - als het Nederlandse Ministerie van Justitie intussen bij zinnen is gekomen - unaniem, het karikaturale auteursrecht op geuren en smaken zal afwijzen.”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 3147

Hoge Raad accepteert het “Dijkstra” verweer

hoyng.bmpCommentaar van Willem Hoyng (Howrey) bij het arrest Hoge Raad 22 december 2006, Dijkstra tegen Saier (arrest hier).

"Men kan slechts de hoop uitspreken dat nu de HR in het onderhavige geval (wellicht in de toekomst met een echt Nederlandse naam aan te duiden als “Dijkstra verweer”) ondanks de afwijkende opvattingen in andere EOV-landen duidelijk gekozen heeft voor de mogelijkheid van een beroep op het verleningsdossier het Hof ook in zaken waarin de octrooihouder een beroep op het verleningsdossier doet het arrest Ote Optics – Ciba Geigy niet de facto blijft negeren. Immers ook in dat geval is het in de praktijk zo dat een derde bij enige twijfel omtrent de beschermingsomvang van een octrooi het verleningsdossier zal raadplegen."

Lees het commentaar hier.

IEF 3098

Familieomstandigheden (2)

In reactie op het voorgaande bericht een kopie van de bijdrage van Gino van Roeyen (Banning) aan het liber amicorum 'What's in a family' voor Mr. J.W. Wladimiroff-Nater onder de titel 'Intellectuele eigendom in een internationaal huwelijk of samenlevingsverband', een poging tot bruggenbouw tussen het huwelijksvermogens-, echtscheidingsrecht, intellectuele eigendom en ipr. Lees de bijdrage hier.