DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 12229

In de tijdschriften: BMM Bulletin themanummer merk en geneesmiddelen

BMM Themanummer, Themanummer Merk en geneesmiddelen, BMM Bulletin 2012-4 (winter).

In het acht jaar geleden verschenen themanummer Farma en Merkenrecht (BMM Bulletin 2004-2) lag de nadruk op de commerciële kant van de geneesmiddelenmarkt met alle interessante IE-gevolgen, die concurrentie met zich meebrengt, zoals de farmareclame, substitutie van geneesmiddelen en parallelimport.

Ditmaal heeft de redactie een meer praktische invalshoek gekozen, die de merkengemachtigde zeker zal aanspreken, zoals de totstandkoming en de ontwikkeling van het farmamerk in een streng door de overheden in het belang van de volksgezondheid gereguleerde markt.

Pierre Konings, 'Global Branding van geneesmiddelen', BMM Bulletin, 2012-4, p.130/134.
Marloes Bakker, 'Farmaceutische merken in registerconflicten', BMM Bulletin 2012-4, p.135/144.
Ilja Morée, 'Vervalste geneesmiddelen - De stand van zaken.', BMM Bulletin 2012-4, p.145/147.

 

 

Pierre Konings – toen hij dit artikel schreef werkzaam bij het geneesmiddelenconcern MSD – beschrijft de ontwikkeling van een nieuw merk en de hindernissen, die daarbij te nemen zijn.

Marloes Bakker, advocaat bij Klos Morel Vos & Schaap geeft een inleiding bij de Europese rechtspraak met betrekking tot de acceptatie voor inschrijving van het merk en inventariseert de rol van het Benelux Merkenbureau(BBIE) en het Europese Merkenbureau(BHIM) in registerconflicten.

Ilja Morée, advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek tot slot beschrijft de strijd van de overheid om o.a. via regelgeving het op de markt brengen van vervalste en daarmee kwalitatief ondeugdelijke geneesmiddelen te voorkomen.

Pierre Konings, 'Global Branding van geneesmiddelen', BMM Bulletin, 2012-4, p.130/134.

Het ontwikkelen van een geneesmiddel duurt vele jaren en kost honderden miljoenen euro’s. Dan moet de naam van dat product klinken als een klok. Namen van geneesmiddelen werden traditioneel ontworpen voor doktoren die de geneesmiddelen voorschreven en klonken wetenschappelijk. Tegenwoordig zijn namen van medicijnen steeds meer patiëntgericht en klinken abstracter zoals PROZAC (fluoxetine, Eli Lilly) tegen depressie en VIAGRA (sildenafil, Pfizer) bij erectiestoornissen. Maar hoe komen de geneesmiddelen aan hun naam? Waar moet een goede naam aan voldoen? In dit artikel geef ik een blik op merkcreatie vanuit het farmaceutisch bedrijf waarvoor ik werkzaam ben.

Marloes Bakker, 'Farmaceutische merken in registerconflicten', BMM Bulletin 2012-4, p.135/144.

Merken voor geneesmiddelen zijn een categorie apart. Farmaceutische merken bevatten vaak een pre- of suffix die gerelateerd is aan de werkzame stof of het indicatiegebied van het geneesmiddel waarvoor zij bedoeld zijn. Welke invloed hebben deze elementen op de vraag of er sprake is van gevaar voor verwarring? Dienen zij te worden weggelaten uit de vergelijking van de tekens? Of worden zij niet als beschrijvend opgevat door het relevante publiek? Wie is eigenlijk het relevante publiek als het gaat om geneesmiddelen? En wanneer moeten geneesmiddelen als ‘soortgelijk’ worden beschouwd? Dit artikel geeft een inleiding op deze onderwerpen aan de hand van Europese rechtspraak en onderzoekt in het bijzonder hoe het BBIE en het BHIM omgaan met merken voor geneesmiddelen in registerconflicten.

Ilja Morée, 'Vervalste geneesmiddelen - De stand van zaken.', BMM Bulletin 2012-4, p.145/147.

In de EU is sprake van een toename van geneesmiddelen die qua identiteit, geschiedenis of oorsprong vervalst zijn. Deze middelen zijn uit het oogpunt van de Europese geneesmiddelenwetgeving illegaal omdat zij niet voldoen aan de communautaire voorschriften voor geneesmiddelen. Vervalste geneesmiddelen dienen te worden onderscheiden van andere illegale geneesmiddelen, alsmede van middelen die inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten. Voorts mogen producten met onbedoelde kwaliteitsgebreken als gevolg van fabricage- of distributiefouten niet met vervalste geneesmiddelen worden verward.

IEF 12228

Australië nuanceert het gebruik van INN stems in merknamen

Een bijdrage van Corina Wolfert, Merkenbureau Abcor.

In navolging van IEF 11873. De Australische merkenautoriteiten weigerden het merk ZELCIVOL van Boehringer Ingelheim in klasse 5 voor farmaceutische preparaten omdat de merknaam de INN stem OL bevat (section 43 van de Merkenwet 1995). Een merknaam mag volgens deze wet geweigerd worden als deze bestaat uit een INN stem en dit voor verwarring of misleiding zorgt met de aangevraagde warenomschrijving. Boehringer tekent bezwaar aan en wordt in het gelijk gesteld. De uitspraak geeft duidelijke handvaten hoe met INN stems in merken omgegaan moeten worden.

Het merk ZELCIVOL wordt in eerste instantie geweigerd omdat deze onder andere het element OL bevat. Dit element wordt in de lijst van de World Health Organisatie genoemd als een gebruikelijke INN stem dat verwijst naar Alcohol en Phenol. Voor meer achtergrond informatie, zie het artikel Merken- en gezondheidsautoriteiten meer op een lijn.

Een merknaam mag geweigerd worden wanneer het een INN stem bevat en dit tot verwarring of misleiding kan leiden in combinatie met de waren uit klasse 5. Het merk ZELCIVOL is aangevraagd voor farmaceutische preparaten en heeft dus geen specifieke medische indicatie. Het merk zou wel geaccepteerd worden als de warenomschrijving op een zodanige wijze gelimiteerd is dat het product een Alcohol of Phenol functionaliteit in de molecuul structuur heeft.

Boehringer liet het er niet bij zitten en voerde argumenten aan waarom ZELCIVOL wel geaccepteerd moest worden. De beoordelaar hield de beoordeling van het merkenbureau tegen het licht. Zo bekeek zij de uitzonderingsregel. Een INN stem in een merknaam is namelijk wel toegestaan (1) wanneer het een betekenis heeft. En (2) als een INN stem op een zodanige wijze in de naam is verwerkt dat deze niet wordt opgemerkt als een INN stem. De beoordelaar keek tevens naar de bestaande merken en zag een inconsistentie voor wat betreft de acceptatie van merken met een INN stem zoals OL die zonder beperking geaccepteed zijn.

De beoordelaar bepaalde dat de merknaam ZELCIVOL in zijn geheel beschouwd moet worden. De naam ZELCIVOL is op te vatten als een merknaam en niet als een stofnaam. Hierbij nam de beoordelaar ook mee dat andere nationale merkenbureaus het merk ZELCIVOL al wel hadden geaccepteerd.

Het merkenbureau buigt zich nu over hun handelswijze van merknamen in klasse 5 die bestaan uit een INN stem. De beoordelaar heeft een lijst opgesteld die een verdere nuancering geeft hoe om te gaan met de uitzonderingsregel (wanneer een merk dus wel geaccepteerd moet worden). Dit is wanneer:

  • Een suffix een algemeen bekende afkorting is, anders dan een INN stem (zoals: AL = Albanie)
  • De INN stem niet meer dan 2 tot 3 letters heeft (zoals: kin, ol al, ur, vir),
  • Het merk nog meer voor de hand liggende suffixen bevat (zoals: som, one)
  • De INN stem op een zodanige manier gebruikt wordt dat het element niet als INN stem wordt opgevat (zoals: ZELCIVOL. Gelet moet dan worden op de klemtoon, toevoeging van mede- of klinkers aan het element, lengte van het woord, etc).

Gelukkig blijkt maar weer dat de medicinale soep toch niet zo heet wordt gegeten als deze wordt toegediend. Toch moeten we afwachten hoe deze liberalere koers wordt opgepakt door het Australische merkenbureau. De farmaceutische industrie kan met bovengenoemde uitspraak voorzichtig weer ademhalen wanneer zij in hun creatieve proces bezig zijn merknamen te ontwikkelen.

IEF 12206

Eerste deel van twee kleine juridische muziekrechtkronieken

Bjorn Schipper, Twee kleine juridische kronieken van het muziekrecht; Eerste deel: overzicht van spraakmakende rechtszaken uit 2011, Ntb: Muziekwereld 2012-4.

Een bijdrage van Bjorn Schipper, Bousie advocaten.

Na eerder voor Muziekwereld op willekeurige wijze kleine juridische kronieken gemaakt te hebben op het gebied van elektronische muziek (IEF 9468), jazzmuziek (IEF 9960) en het Nederlandse lied (Bousie.nl 18-04-12), is wat mij betreft de tijd rijp om eens in de zoveel jaar een kleine kroniek te maken van het algemene muziekrecht. Om een kleine inhaalslag te maken in deze bijdrage het jaar 2011. In Muziekwereld 2013/1 komt het jaar 2012 aan bod. In beide jaren is het nodige gebeurd. Het vakgebied staat nooit stil, hetgeen automatisch betekent dat dergelijke kronieken vanwege de beperkte speelruimte niet uitputtend kunnen zijn. Het gaat om kwesties die linksom of rechtsom mijn bijzondere aandacht hebben getrokken.

Om dicht bij de muziekpraktijk te blijven behandel ik enkele spraakmakende rechtszaken zonder al teveel aandacht te besteden aan de meer abstracte uitspraken van de hoogste Europese rechter die vanwege harmonisatie van wetgeving steeds meer invloed blijkt uit te oefenen op de inhoud en uitleg van ons nationale auteursrecht en naburige recht. In deze kronieken van het muziekrecht dan ook geen Thuiskopie en zingende tandartsen. Omdat BREIN het afgelopen jaar ook al genoeg aandacht heeft gekregen6 laat ik het juridische gevecht tegen de illegale (muziek) bestandsuitwisseling
op internet in deze kronieken voor wat het is. Ik benadruk nog maar eens dat, omdat vele kwesties achter de schermen minnelijk geregeld zijn, de uitspraken van de Vaste Commissie Plagiaat (VCP) van Buma/Stemra niet gepubliceerd worden, en lang niet alle zaken externe aandacht hebben gekregen, het kan voorkomen dat kwesties waarvan de lezer denkt dat deze op zijn minst in deze kronieken thuishoren, niet in deze overzichten behandeld worden.

Lees deel 1 van deze kleine juridische kroniek hier.

IEF 12205

Talpa is niet gecharmeerd van de Stem van Hollands Kroon

Een bijdrage van Corina Wolfert, Merkenbureau Abcor.

Merkenrecht. Tv-formatbescherming. Talpa wil stappen ondernemen om de gemeente Hollands Kroon te verbieden om nog langer gebruikt te maken van het logo met de hand waarin een microfoon zit met daaronder de tekstwolk “de STEM van HOLLANDS KROON”. De gehele layout lijkt namelijk wel erg veel op het Talpa’s logo van The Voice of Holland. De gemeente gebruikt het logo om nieuwe medewerkers op een ludieke manier te werven. Zij liet Talpa weten gewoon door te gaan met de wervingscampagne, omdat zij vinden dat het hier om een andere formule gaat. Talpa raadde de gemeente aan om een merkenadviseur in de arm te nemen. Wij [red. Abcor] beamen dit advies, want dan zou deze gemeente hebben geweten dat er spelregels verbonden zijn aan het gebruik van iemands anders merkregistratie en/of auteursrecht.

Sinds 2011 zijn de gemeentes Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer gefuseerd tot een nieuwe gemeente Hollands Kroon (wikipedia). De gemeente wil nu zes nieuwe medewerkers werven die zij een traineeprogramma aanbieden. Gemeente Hollands Kroon wil geen saai imago dus hadden zij bedacht om de nieuwe medewerkers volgens de Talpa methode te werven. Hierbij zitten drie directieleden van de gemeente op een rode draaistoel met de rug naar de kandidaat toe. De kandidaten krijgen twee minuten de tijd om zich te presenteren. De kandidaat gaat door naar de volgende selectieronde wanneer een directielid op een rode knop drukt en de stoel omdraait. Bij deze selectie is net als bij de Voice of Holland publiek aanwezig. In totaal is er ruimte voor 48 kandidaten die mee mogen doen aan een bootcamp. Tijdens de bootcamp moeten er twee opdrachten uitgevoerd worden. De beste twaalf kandidaten gaan naar de finale waar uiteindelijk 6 kandidaten worden uitgekozen die een traineeprogramma gaan doen. Het gehele programma begint 14 januari en eindigt eind februari van dit jaar. De campagne vooraf aan de werving is een groot succes want inmiddels hebben al 200 kandidaten zich aangemeld.

Talpa heeft echter ook lucht gekregen van deze wervingsactie en deelt dit enthousiasme niet. Talpa brengt namelijk al drieseizoenen het televisie programma The Voice of Holland en twee seizoenen The Voice Kids op de buis. Het symbool van het programma is een microfoon die in een vuist wordt vastgehouden waarbij twee vingers worden opgestoken in de vorm van een V. Onder deze vuist is een tekstballon waarin staat “The VOICE of HOLLAND” of “The VOICE KIDS”. Talpa heeft hiervan verschillende merken geregistreerd. The Voice of Holland is erg populair. In 2011 keken er meer dan 3.6 miljoen mensen naar dit programma. Ook afgelopen jaar was het programma een kijkcijferkanon. De Voice Kids is nu wekelijks te zien op RTL4. The Voice of Holland heeft inmiddels ook aftrek gevonden in het buitenland. Onomstreden staat vast dat The VOICE of HOLLAND een bekend merk is. En bekende merken genieten nu eenmaal een bredere beschermingsomvang. Zo kunnen bekende merken ook optreden tegen gelijkende logo’s of woorden die gebruikt worden voor waren of diensten die anders zijn dan die van het bekende merk. Leggen we het logo van De Stem van Hollands Kroon naast het logo van The Voice of Holland dan lijken de deze logo’s wel erg op elkaar. Ondanks dat de werving van de kandidaten door de gemeente een ander doel heeft, namelijk een geschikte ambtenaar vinden in plaats van een zangtalent, kan Talpa op basis van zijn merkrecht actie ondernemen.

De bedoeling van een juridische actie tegen het oneigenlijk gebruik van je beeldmerk is om verwatering van je merk tegen te gaan. Hierdoor blijft de goodwill in je merk gehandhaafd. Daarnaast liggen op de format van de Voice of Holland auteursrechten. Onder een format verstaan we de vaste elementen die in elk programma terugkeren en die het programma ook origineel maken. In de selectieronde van de Voice of Holland is dit onder andere de combinatie van: de rode draaiende stoelen (blinde auditie), de knop waarop gedrukt wordt, de 1 1/2 minuten die een kandidaat krijgt om zijn liedje ten gehore te brengen. De vraag is of de gemeente inbreuk maakt op deze format zoals zij dit gaat gebruiken. Vindt Talpa dit bezwaarlijk genoeg om hiertegen juridische stappen te ondernemen of kunnen zij hiervan de humor inzien?

Corina Wolfert

IEF 12204

Drie stappen van het Nederland.fm-vonnis: interventie, ander publiek en winstoogmerk

Een bijdrage van Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan.

De Rechtbank 's-Gravenhage [IEF 12159] heeft zich eind december uitgesproken over de vraag of het embedden van radiostreams op de websites Nederland.fm en Op.fm inbreuk maakt op de rechten die Buma/Stemra behartigt. De sites worden gerund door Jim Souren (hierna: “Souren”). In het vonnis gaat de rechter in op het openbaarmakingsbegrip in het auteursrecht en concludeert dat Souren verantwoordelijk is voor de openbaarmaking van de beschermde werken in de radiostreams.

Daarmee heeft de rechter een belangrijke stap gezet in het debat over de vraag of, en zo ja welke vormen van hyperlinks auteursrechtinbreuk opleveren. Hieronder zal ik kort ingaan op hyperlinks en auteursrechtinbreuk en daarna het oordeel van de rechter bespreken.

Drie soorten links

Er zijn verschillende soorten links. Hier volgen de drie belangrijkste voor de auteursrechtdiscussie.

Ten eerste kan je op je site verwijzen naar een andere site waar legale content op staat. Door het volgen van de link word je doorgeleid naar een andere site waar je toegang hebt tot deze content. Deze vorm van linken is in principe auteursrechtelijk geoorloofd.

Een tweede vorm van linken is het plaatsen van een link op je site naar inbreukmakende content. Als je op de link klinkt word je doorgeleid naar een andere site waar je toegang hebt tot de inbreukmakende content. Normaliter wordt zo’n hyperlink ook niet gezien als auteursrechtinbreuk. Echter, onder bepaalde omstandigheden kan de rechter oordelen dat door het plaatsen van de hyperlink tóch sprake is van auteursrechtinbreuk. Zo oordeelde recent de rechtbank Amsterdam dat GeenStijl auteursrechtinbreuk pleegde door een link naar de nog niet (elders) gepubliceerde Playboy-fotoreportage van Britt Dekker te plaatsen (zie ook MR 12671 [red. IEF 11743). Op deze uitspraak zijn verschillende kritische commentaren verschenen en er is inmiddels hoger beroep ingesteld.

Minstens zo controversieel (in de context van het auteursrechtendebat) is een derde vorm van hyperlinken, het ‘embedden’. Bij embedden verwijst de hyperlink op een site de gebruiker naar gegevens op de server van een derde. De gegevens blijven staan op deze server (en worden dus niet gekopieerd door de linkende site), maar worden binnen de context van de verwijzende site getoond of afgespeeld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het embedden van YouTube-filmpjes. De gegevens van de filmpjes zelf staan dan op een server van YouTube, maar het is mogelijk om het filmpje binnen de context van je eigen site af te laten spelen.

Zo zit het ook bij Nederland.fm en Op.fm. Als je op Nederland.fm een radiostation aanklikt, vraagt je browser de url van de radiostream op aan de server van het radiostation. De stream wordt vervolgens vanaf de server van het radiostation doorgegeven aan de gebruiker. De stream speelt dan af binnen het kader van de website Nederland.fm.

De rechter moest oordelen of dit auteursrechtinbreuk is (verveelvoudiging of openbaarmaking).

Embedden is geen verveelvoudiging
De rechter maakt meteen korte metten met de claims van Stemra (de organisatie die verveelvoudigingsrechten exploiteert en handhaaft). De auteursrechtelijk beschermde werken staan niet op de server van Nederland.fm en Nederland.fm heeft de werken niet verveelvoudigd. De claims van Stemra worden afgewezen en Stemra wordt veroordeeld in de volledige proceskosten van Nederland.fm.

Embedden is (in dit geval) wel openbaarmaking
Dat ligt anders met de claims van Buma (de organisatie die de openbaarmakingsrechten exploiteert en handhaaft). Voorop staat dat het laten horen van een radiostream openbaarmaking inhoudt van de auteursrechtelijk beschermde werken in die stream. De vraag is echter wie er verantwoordelijk is voor die openbaarmaking: de omroepen (die wel een licentievergoeding betalen) of Nederland.fm (dat geen licentievergoeding betaalt)? De rechter oordeelt: Nederland.fm. De reden: “omdat Souren zijn websites zo heeft ingericht dat de gelinkte radiostreams worden beluisterd in het kader van zijn websites.” Deze inrichting leidt tot een nieuwe openbaarmaking, en daarmee tot auteursrechtinbreuk.

Net als in de eerder genoemde GeenStijl/Playboy-zaak hanteert de rechter een Europeesrechtelijk kader om tot deze conclusie te komen (zie hierover ook MR 11737). De rechter noemt dit kader niet met zoveel woorden maar hanteert wel de begrippen die daaruit voortvloeien: interventie, ander publiek en winstoogmerk. Dit zijn begrippen die door het HvJ EU zijn geïntroduceerd om te beoordelen of er sprake is van een ‘mededeling van werken aan het publiek’ (art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn). In dit licht moet ook het Nederlandse begrip ‘openbaarmaking’ worden gezien. De auteursrechthebbende heeft in beginsel het exclusieve recht om dergelijke mededelingen aan het publiek te doen (naar Nederlandse begrippen: openbaar te maken) en kan derden verbieden dit te doen.

De uitspraken die aan dit kader ten grondslag liggen zijn recent en de rechtspraak is volop in beweging. Souren had de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ EU over het begrip ‘mededeling aan het publiek’. Dit verzoek weigert de rechter. Ook wil de rechter niet wachten op het arrest van het EU Hof in een zaak waar de feiten vergelijkbaar zijn [red. IEF 12057] en wel prejudiciële vragen zijn gesteld. Buma/Stemra heeft ter comparitie, zo overweegt de rechter, ‘uitdrukkelijk verklaard’ dat niet te willen omdat ze een snelle uitspraak wil en dit belang dient voorrang te krijgen.

Drie stappen: interventie, ander publiek en winstoogmerk
In de Europese rechtspraak zijn alle feiten en omstandigheden relevant, maar met name de begrippen ‘ander publiek’, ‘interventie’ en ‘winstoogmerk’ zijn doorslaggevend bij de beoordeling of er een mededeling aan het publiek heeft plaatsgevonden.

Het criterium ‘ander publiek’ is ruim: het gaat daarbij volgens het HvJ EU om een publiek waar de auteurs van de beschermde werken geen rekening mee hielden binnen het kader van de toestemming die ze een andere partij hebben verleend. De rechter oordeelt dat het enkele feit dat Nederland.fm een andere site is dan de sites van de radiostations genoeg reden is om te spreken van een ‘ander publiek’. Buma/Stemra heeft, toen zij de radiostations toestemming verleende om de door haar beschermde werken uit te zenden via streams, geen toestemming gegeven voor het gebruik van deze streams op websites van derden. Deze bereiken een publiek dat Buma/Stemra niet voor ogen had bij het verlenen van toestemming aan de radiostations.

De rechtbank oordeelt verder dat er ook sprake is van een interventie. De interventie van Nederland.fm bestaat er volgens de rechter uit dat het de content in de radiostreams binnen een frame van haar homepage toont (en voor Op.fm dat er een popup wordt getoond met daarin de stream). Daardoor is gedurende het afspelen van de radiostream een groot deel van de site van Nederland.fm danwel Op.fm zichtbaar. De rechter concludeert:

“De betrokkenheid van Souren bij de openbaarmaking gaat daarmee verder dan de beschikbaarstelling van faciliteiten om een openbaarmaking mogelijk te maken”

Interessant is dat in de Europese rechtspraak over dit begrip er telkens sprake was van situaties waarin de ‘interventie’ van een derde het mogelijk maakt om beschermde werken te horen. Zonder deze interventie zou dat niet mogelijk zijn. Het gaat bijvoorbeeld om het tonen van voetbalwedstrijden in een café, muziek in de wachtkamer van de tandarts en radio- en tv-doorgifte naar hotelkamers. In de eerder genoemde GeenStijl/Playboy zaak zou volgens de rechter het zonder de interventie van GeenStijl ook niet mogelijk zijn geweest om bij het auteursrechtelijk beschermde bestand te komen waarnaar de link verwees. Bij Nederland.fm is dat echter anders. Zonder Nederland.fm is het ook mogelijk voor de internetgebruiker om de streams te horen – je kan gewoon naar de sites van de radiostations surfen. De vraag is dus of hier wel echt sprake is van een ‘interventie’.

Tot slot oordeelt de rechter dat ook aan het laatste criterium (winstoogmerk) is voldaan en motiveert dat als volgt:

“Dat X de radiostreams presenteert in het kader van zijn eigen websites is auteursrechtelijk relevant omdat hij op die manier de mogelijkheid schept om zelf profijt te trekken uit de radiostreams en de daarin opgenomen muziekwerken. In feite eigent X zich door zijn handelswijze de mogelijkheid toe om de muziekwerken te exploiteren. X maakt ook gebruik van die mogelijkheid. Op de homepage van zijn websites worden namelijk advertenties gepresenteerd.”

Daarmee is het plaatsen van radiostreams op Nederland.fm volgens de rechter een ‘mededeling aan het publiek’ en is Souren verantwoordelijk voor deze mededeling (ofwel de openbaarmaking). De rechter oordeelt dat hij binnen een maand de openbaarmaking van door Buma vertegenwoordigde muziekwerken moet staken en opgave moet doen van alle inkomsten die uit de inbreuk voortkomen.

Webwereld berichtte dat Souren overweegt in hoger beroep te gaan. Over embedden en auteursrecht is het laatste woord zeker nog niet gezegd.

Emiel Jurjens

IEF 12179

In de tijdschriften november/december 2012

Hieronder een selectie van de hoofdartikelen en jurisprudentie uit de bladen:

Germany, a legal report; Trademarks, designs and unfair competition - Ulrich Hildebrandt, BIE 2012-11/12.
 

Themanummer: Thuiskopieheffingen

M.R.F. Senftleben, De thuiskopieheffing of de kwadratuur van de cirkel, AMI 2012-6, p. 229.
S.J. Donker, De thuiskopieregeling ontdooid. Of toch een downloadverbod
light?, AMI 2012-6, p. 231.

J.P. Poort, Een economische analyse van thuiskopiestelsels, AMI 2012-6, p. 239.

Rechtspraak
Octrooirecht
Nr. 84 Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 14 september 2012, Sanofi/Teva, IEF 11757.

Merkenrecht
Nr. 85 Vrz. Rechtbank Brussel 29 juli 2011 en 26 september 2012, Red Bull En Bullit/Bullet, IEF 11913.

Nr. 86 Rechtbank ’s-Gravenhage 10 oktober 2012, Pioneer/Agrifirm, IEF 11856.

 

Domeinnaamrecht
Nr. 96 HvJ EU 19 juli 2012, zaak C-376/11, Pie Optiek BVBA/Bureau Gevers NV en European Registry for Internet Domains VZW, IEF 11602.

Procesrecht
Nr. 97 Hoge Raad 29 juni 2012, LJN BW1259, Eiseres/Auto-Campingsport Deurne B.V., IEF 11511.

 


Th. Dreier, Living with copyright from Luxembourg. The example of the effects of CJEU-Padawan on the
German levy system for private copying, AMI 2012-6, p. 243.

S. Dusollier, De invloed van de Padawan-uitspraak op het ongelijke veld van thuiskopieheffingen in België, AMI 2012-6, p. 247.

V. Still, Is the copyright levy system becoming obsolete? The Finnish experience, AMI 2012-6, p. 250.

R. Xalabarder, The abolishment of copyright levies in Spain. A consequence of Padawan? AMI 2012-6, p. 259.

Jurisprudentie
Nr. 20 • HvJ EU 21 oktober 2010 (Padawan/SGAE) m.nt. J.H. Spoor

Nr. 21 • HvJ EU 16 juni 2011 (Thuiskopie/Opus) m.nt. J.H. Spoor

Berichten IE: website.
AMI: website.

IEF 12168

De Onel-zaak - de belangrijkste lessen

Een korte bijdrage van Arnaud Bos, Onel Trademarks.

De day after de beslissing in de Onel-zaak [IEF 12154]. Een mooi moment voor bezinning en te kijken wat de belangrijkste lessen zijn die wij uit het arrest kunnen leren.

Onze conclusie is dat het Hof van Justitie een verregaande beslissing heeft genomen. Zoals verwacht spelen landsgrenzen geen rol bij het vaststellen of een Europees merk rechtsgeldig is gebruikt. Je kan dus niet zeggen dat gebruik in 3 of 8 landen noodzakelijk is. Dit hangt af van de markt, de omstandigheden van het geval etc. Gebruik in een land kan dus dan ook voldoende zijn.

Maar, nou komt het, het Hof van Justitie zegt dat van een Europees merk wel mag worden verwacht dat het op een groter grondgebied wordt gebruikt. Gebruik in een land kan voldoende zijn, maar alleen als er bepaalde omstandigheden aanwezig zijn. Jammer genoeg licht het Hof niet een tipje van de sluier op wat die omstandigheden dan precies zijn, maar wij denken aan producten voor een nichemarkt, zoals schaatsen in Nederland bijvoorbeeld. Dit zal moeten worden uitgekristalliseerd in verdere uitspraken maar dat er sprake is van een uitzondering, is wel duidelijk.

Samenvattend stond voor de Onel-zaak, wat betreft gebruik in een land, de deur wagenwijd open, gebruik in 1 land was voldoende. Met deze uitspraak doet het Hof de deur niet dicht, maar wel op een kier. Voor merkhouders een goed moment om te kijken of zij problemen gaan ondervinden bij het handhaven van hun Europese merkrechten en zo ja een andere strategie gekozen moet worden.

IEF 12161

Enerzijds Anderzijds in Sena Performers Magazine

Enerzijds - Anderzijds, Sena Performers Magazine 2012, nr. 4, p. 10-11.

Auteursrechthandhaving. Komende vrijdag (21 december) verschijnt het nieuwe Sena Performers Magazine (nr 4, 2012), waarin onder meer bijgaande aflevering van de rubriek Enerzijds-Anderzijds verschijnt waarin Paul Solleveld (als voorzitter van Platform Creatieve Media Industrie) en Ot van Daalen (directeur Bits of Freedom) naast elkaar dezelfde vier vragen beantwoorden.

Handhaving van onder meer het auteursrecht en naburig recht op het internet is een veelbesproken onderwerp. Hoe worden de belangen van rechthebbenden en consumenten het beste gediend? En is de tegenstelling tussen die belangen wel zo groot? Beide partijen hebben immers belang bij een goed legaal aanbod en bij goede toegankelijkheid van beschermde werken. In het handhavingsvraagstuk lijkt het evenwicht tussen de verschillende belangen vooralsnog het moeilijkst te vinden. Uitgangspunt van de Nederlandse aanpak, door Stichting BREIN, is om bij de handhaving niet de gebruikers van illegale content aan te pakken, maar de illegale websites. Over de vereiste wettelijke middelen bestaat veel discussie. Vier vragen daarover aan Ot van Dalen van Bits of Freedom en Paul Solleveld, voorzitter van het Platform Creatieve Media Industrie, het samenwerkingsverband van uitgevers en producenten.

De vier vragen:

➊ Een auteursrecht online moet de rechten van auteurs, artiesten en producenten, en de privacy en rechten van consumenten beschermen. Controle van rechtengebruik en het volgen van datastromen zijn erg controversieel. Maar dat is wel wenselijk als een vergoeding wordt betaald voor het gebruik van werken. Is een auteursrecht denkbaar dat beide belangen beschermt?

➋ BREIN richt zich in beginsel louter op illegale websites en websites die illegaal aanbod faciliteren. In het uiterste geval kan, zo bleek in The Pirate Bay procedure een website, die vanuit het buitenland zijn activiteiten (ondanks gerechtelijke uitspraken) blijft voortzetten, op last van de rechter geblokkeerd worden. Is dit een redelijke (uiterste) maatregel of wordt met het blokkeren van websites een stap te ver gezet?

➌ Om een krachtiger wettelijke handhaving mogelijk te maken, wordt door de politiek en de overheid vaak voldoende legaal aanbod verlangd. Andersom wordt wel gesteld dat legaal aanbod zich pas goed zal kunnen ontwikkelen als sprake is van effectieve(re) handhaving. In hoeverre is er inmiddels sprake van voldoende legaal aanbod? En kan legaal aanbod zich wel (verder) ontwikkelen zonder dat het illegale aanbod wordt bestreden? Kan handhaving überhaupt ooit wel effectief en aanvaardbaar zijn, zolang het online legale aanbod van bijvoorbeeld films en boeken niet compleet is?

➍ De muziekbonden Ntb en FNV KIEM hebben samen met de Consumentenbond voorgesteld een nieuw evenwicht in het online auteursrecht aan te brengen: zij pleiten ervoor om zowel het commerciële aanbod voor on demand streaming diensten, als het peer-to-peergebruik te legaliseren door (naar model van bijvoorbeeld de Sena-rechten offline en de thuiskopieregeling) collectieve vergoedingssystemen in te voeren. Is dit een goede oplossing?

IEF 12155

Slogans als merk

Een bijdrage van Maarten Lous, Merk-Echt B.V..

De meeste succesvolle ondernemingen zijn naast hun merknaam of logo ook bekend vanwege een pakkende slogan. Slogans als “Let’s make things better” of “I’m loving it” zijn voor de meeste consumenten zeer herkenbaar en, net als een merknaam of logo, onlosmakelijk verbonden aan een bepaald product of een bepaalde dienst. Hierbij rijst de vraag in hoeverre slogans voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking komen.

Om een merk te kunnen registreren moet het merk onderscheidend vermogen hebben. Het mag dus niet een beschrijvende term zijn (bijvoorbeeld “chocolade” voor een chocolade-merk of “top advies” voor een adviesbureau). Hiermee wordt voorkomen dat gangbare termen door één partij worden gemonopoliseerd. Bij het registreren van slogans als merk zijn deze criteria lange tijd nagenoeg hetzelfde geweest. In de praktijk bestaan veel slogans uit een simpele reclame-uiting die de desbetreffende waren of diensten beschrijft of aanprijst. Hierdoor zijn veel slogans als merk geweigerd. Bijvoorbeeld HVJ EU, zaak C-64/02P, waarin de slogan “Das Prinzip der Bequemlichkeit” (Het principe van comfort) werd afgewezen als merk. Als alternatief wordt soms het GVR slagzinnenregister gebruikt. De juridische bescherming die dit niet-wettelijke register biedt is echter zeer beperkt, er ontstaan geen daadwerkelijk rechten door registratie. Registratie bij het GVR Slagzinnenregister wordt met name gedaan uit preventieve of bewijsrechtelijke overwegingen (zie veel gestelde vragen).

Enige tijd geleden heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zich in een uitspraak uitgelaten over de registreerbaarheid van slogans als merk. Het ging in de desbetreffende zaak om de registratie van “Vorsprung durch Technik” (Voorsprong door Techniek), aangevraagd door autofabrikant Audi (HvJ EU zaak C-398/08: IEF 8545) . De slogan werd in eerste instantie door het OHIM geweigerd als merk. Het Hof vernietigde in deze zaak de weigering en stelde dat slogans als merk geregistreerd kunnen worden wanneer deze “in zekere mate origineel of pregnant zijn, een zekere uitleggingsinspanning vragen of bij het relevante publiek een denkproces in gang zetten.” Het Hof meende dat de slogan van Audi hieraan voldeed. In latere zaken benadrukte het Hof dat slogans in beginsel niet strenger beoordeeld dienen te worden dan een “gewone” merkaanvraag. Er wordt echter ook geen mildere aanpak gehanteerd: indien een slogan slechts bestaat uit beschrijvende elementen wordt deze nog altijd afgewezen (HvJ EU zaak C-311/11P, Wir machen das Besondere einfach, IEF 11575).

Mede als gevolg van deze uitspraken is recent het Europees beleid omtrent het registreren van slogans als merk verder uitgewerkt. Hierbij wordt aangegeven dat een slogan als merk geaccepteerd kan worden wanneer deze bijvoorbeeld meerdere betekenissen heeft of een onverwachte wending. Ook het gebruik van een alliteratie, metafoor of paradox kan bijdragen aan de acceptatie van een slogan als merk. Daarnaast komt een slogan die aanzet tot nadenken of moeite kost om te interpreteren sneller voor merkrechtelijke bescherming in aanmerking (OHIM Manual of Trade Mark Practice part B par. 7.5.5, amended 02/11/2012). Hiermee wordt het beleid met betrekking tot de registreerbaarheid van slogans in lijn gebracht met de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie. Door de criteria inzake de registreerbaarheid van slogans verder vorm te geven zullen slogans in de praktijk minder snel worden geweigerd als merk. Het wordt hierdoor voor aanvragers enigszins makkelijker om van tevoren in te schatten of het mogelijk is een slogan door middel van het merkenrecht te beschermen. Het belangrijkste criterium is hierbij dat een slogan niet slechts de kwaliteit of het doel van de desbetreffende waren of diensten omschrijft.

Ondanks een verdere verduidelijking van het Europees beleid blijft het lastig om in te schatten of een slogan geschikt is om als merk vast te leggen. Zie in dit kader bijvoorbeeld het verworpen beroep tegen de weigering om “Qualität hat Zukunft” als merk te registreren [IEF 12133 onder (A)] Door middel van enkele voorbeelden probeert het OHIM te verduidelijken waar de grens ligt tussen acceptatie en weigering. “Find your way” voor GPS apparatuur en “More than just a card” voor bankpassen worden geweigerd. Vindingrijkere slogans zoals “Defining tomorrow, today” voor onder andere educatieve, medische en juridische diensten worden wel geaccepteerd als merk (OHIM Manual of Trade Mark Practice part B p. 50 - 51). Het is dus belangrijk om bij het bedenken van een slogan origineel om te gaan met taal. Dit komt de impact van een slogan zeker ten goede, en daarbij dus ook de mogelijkheden deze juridisch te beschermen.

Maarten Lous

OHIM Manual of Trade Mark Practice part B p. 50 - 51 (html)

IEF 11688

De botsing tussen IE- en privacyrechten

S.H. Kingma, De botsing tussen IE- en privacyrechten - het einde van het Lycos/Pessers-tijdperk, Privacy & Informatie Afl. 2012-4, p. 171-176.

Een bijdrage van Sil Kingma, Boekel De Nerée.

Vorig jaar heeft de hoogste civielrechtelijke instantie van Zweden, in de zaak Bonnier Audio AB c.s./Perfect Communication Sweden AB [red. IEF 11204] prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie (HvJ) over het toepassingsbereik van en de verhouding tussen de Dataretentierichtlijn en artikel 8 van de Handhavingsrichtlijn. Inmiddels heeft het HvJ ter zake arrest gewezen. Het arrest van het HvJ en meer in het bijzonder de conclusie van advocaat-generaal Jääskinen bij dit arrest, gaf aanleiding voor het schrijven van dit artikel. De uitkomst van het arrest druist in tegen de in Nederland geldende rechtspraak op dit punt en verdient daarom onze aandacht. Na een bespreking van de relevante (Europese) regelgeving en jurisprudentie, wordt de inhoud van het door het HvJ ter zake gewezen arrest besproken. Vervolgens wordt in dit artikel ingegaan op de vraag of de voor de praktijk erg ongunstige conclusie van de A-G terecht is. Ten slotte zal worden nagegaan welke gevolgen de in mijn ogen juiste conclusie van de A-G heeft voor de Nederlandse rechtspraktijk.

1 Inleiding
De Zweedse rechter heeft in zijn verzoek aan het HvJ gevraagd of de Dataretentierichtlijn eraan in de weg staat dat informatie over een abonnee aan wie een IP-adres is toegewezen, aan civiele partijen wordt medegedeeld. Tot op heden wordt deze vraag voor Nederland veelal beantwoord aan de hand van het in het Lycos/Pessers-arrest bepaalde toetsingskader. Dit door de Hoge Raad der Nederlanden gewezen arrest stamt echter van voor de inwerkingtreding van de Dataretentierichtlijn. Het is dus interessant na te gaan of met de komst van de Dataretentierichtlijn de Lycos/Pessers-criteria naar de prullenbak kunnen worden verwezen.

Het bovengenoemde artikel 8 van de Handhavingsrichtlijn regelt, kort gezegd, dat lidstaten erin moeten voorzien dat een rechter op verzoek van een houder van een intellectuele-eigendomsrecht (IE-recht) de in een procedure betrokken partij kan bevelen informatie over de herkomst en de distributiekanalen van goederen en diensten te verstrekken die inbreuk maken op een IE-recht. De Dataretentierichtlijn heeft tot doel de nationale bepalingen van de lidstaten te harmoniseren voor wat betreft de bewaringsverplichtingen van onder andere ISP’s ten aanzien van gegevens van haar abonnees. Dit ten behoeve van de bestrijding van criminaliteit.

Inhoudsopgave:
1 Inleiding
2 Relevante Europese regelgeving
  2.1 IE-rechtelijke richtlijnen
     2.1.1 E-Commercerichtlijn
     2.1.2 Handhavingsrichtlijn
   2.2 Privacyrichtlijnen
     2.2.1 E-Privacyrichtlijn
     2.2.2 Dataretentierichtlijn
3 Relevante Nederlandse wetgeving
4 Relevante rechtspraak
   4.1 Nationaal
     4.1.1 Lycos/Pessers
   4.2 Europees
     4.2.1 Promusicae-arrest
5 Bonnier Audio c.s.
   5.1 Conclusie HvJ
   5.2 Conclusie A-G
6 Analyse uitspraak HvJ
7 Rechtsgevolgen voor Nederland
8 Conclusie

Lees het gehele artikel, inclusief uitgebreide voetnootverwijzingen hier.