DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 10986

Digitaal leenrecht: een gemiste kans

P. Spaninks, Digitaal leenrecht: een gemiste kans, wordpress.com 1 maart 2012.

Een bijdrage van Pierre Spaninks, Voorzitter Vereniging van Schrijvers en Vertalers / bestuurslid Stichting Reprorecht

In het Boekblad van 1 maart 2012 mocht ik als voorzitter van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers commentaar geven op het mislukken van de onderhandelingen tussen de Groep Algemene Uitgevers van het Nederlands Uitgevers Verbond en de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Zoals dat gaat, komt er dan maar een deel van je verhaal in de krant. Voor wie geïnteresseerd is volgt hier de uitgebreide versie.

Voorop staat het uitgangspunt dat lezers willen lezen en dat schrijvers gelezen willen worden. Uitgevers, boekhandels, bibliotheken: het zijn allemaal intermediairs die geen andere functie hebben dan dat mogelijk te maken. Door boeken te publiceren, door ze verkopen, door ze uit te lenen – of het nu om gedrukte folioboeken gaat of om digitale e-boeken.

Lezers willen tegenwoordig steeds vaker een boek lezen in verschillende vormen op verschillende platforms. Uitgevers, boekhandel, bibliotheken moeten daar op inspelen. Doen ze dat niet, dan zijn ze binnen de kortste keren out of business.

Billijke honorering

Gelukkig overwinnen steeds meer schrijvers hun aanvankelijke achterdocht tegen het e-boek, en gaan ze de voordelen inzien van dit nieuwe medium. De meeste schrijvers vinden inmiddels e-boeken een prima idee, mits zij ook voor die exploitatie van hun werk een billijke honorering ontvangen. Met de uitgevers is de uitgave van e-boeken tegenwoordig netjes geregeld in het modelcontract dat de Vereniging van Letterkundigen en de GAU samen hebben opgesteld.

De uitleen van boeken door (openbare) bibliotheken is een verhaal apart. Voor folioboeken was dat al keurig geregeld in de Auteurswet. Zo niet voor e-boeken. Die komen in de hele Auteurswet niet voor, en zoals de systematiek van de wet voorschrijft geldt het leenrecht daarvoor dan niet. Juridisch is er daardoor zelfs sprake van een verbod op het uitlenen van e-boeken. Een weinig bevredigende situatie, voor alle betrokkenen. Alle begrip voor de openbare bibliotheken die dat wel willen gaan doen. Zeker nu de Vereniging van Openbare Bibliotheken daar nadrukkelijk bij zegt dat de rechthebbenden (auteurs en uitgevers) daar dan een billijke vergoeding voor moeten ontvangen.

Auteurs dragen in de praktijk hun (collectieve) rechten op digitale exploitatie van hun werk over aan de stichting LIRA. De individuele exploitatierechten (waaronder het recht om van een werk een e-boek te maken) dragen zij sinds dit voorjaar het nieuwe modelcontract van kracht is in de regel over aan hun uitgever. Bij uitgeefovereenkomsten die voor 2011 zijn gesloten, kan dat van geval tot geval verschillen. Slechts een enkeling geeft al zelf zijn of haar e-boeken uit en heeft daarop zelf de rechten. Maar dat is een groeiende praktijk, waar ik zeker verwachtingen van heb.

Hete brij

Het afgelopen jaar hebben de uitgevers verenigd in de GAU en de bibliotheken verenigd in de VOB langdurig met elkaar gesproken om tot een generieke regeling te komen voor het uitlenen van e-boeken. Het was mooi geweest voor lezers en voor schrijvers als dat was gelukt, maar het mocht niet zo zijn. De GAU en de VOB hebben in feite maandenlang om elkaar heen lopen draaien als een kat om de hete brij, en zijn in feite niet verder gekomen dan een agreement to disagree. Daardoor is er kostbare tijd verloren gegaan voor alle boekenliefhebbers. Ondertussen heeft de wereld allesbehalve stilgestaan. Vandaar dat ik zeg: een gemiste kans.

De vraag is wel of zulk bilateraal overleg tussen uitgevers en bibliotheken überhaupt iets had kunnen opleveren. Want (a) wordt er van allerlei kanten gepleit voor een wettelijke regeling waardoor e-boeken kunnen worden uitgeleend, met een collectief leenrecht naar analogie van dat voor folioboeken. Minister Zijlstra lijkt daar wel gevoelig voor. En (b) zat er een partij te weinig aan de ronde tafel, namelijk die van de schrijvers en vertalers.

“Voor u, over u, zonder u”

Welbeschouwd is het digitaal leenrecht geen zaak die uitgevers en bibliotheken even onderling kunnen regelen, en als ze verstandig zijn moeten ze dat ook helemaal niet willen. Ze zullen daar ook schrijvers en hun vertegenwoordigers bij moeten betrekken: de Stichting LIRA voor het regelen van de digitale rechten, de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (met voorop de afdelingen Vereniging van Letterkundigen en de FreeLancers Associatie) voor het broodnodige draagvlak onder de auteurs. Wat nu is gebeurd, is alleen al uit een oogpunt van haalbaarheid niet snugger. De bestaande praktijk van “Voor u, over u, zonder u” voedt alleen maar het wantrouwen onder schrijvers en vertalers jegens deze nieuwe exploitatievorm – en zonder hen komt er geen e-boek tot stand.

Creatief meedenken

Een wettelijke, collectieve regeling en een uitbreiding van het leenrecht kan, wat betreft de schrijvers, maar een stelsel van afspraken via uitgevers is ook denkbaar. Wij hebben op dit moment nog onvoldoende zicht op de modaliteiten en de condities om a priori een voorkeur uit te spreken voor het een of het ander. Veel hangt af van de concrete uitwerking en de effecten, zowel voor schrijvers en vertalers als voor hun lezers. Alle reden om beide modellen verder te verkennen, en daarin denken schrijvers en vertalers graag creatief mee. Bijvoorbeeld op 9 juni aanstaande, tijdens een seminar dat wordt gehouden in aansluiting op de algemene ledenvergadering van de VSenV en de jaarlijkse vergadering van aangeslotenen van LIRA.

IEF 10985

Kan leiden tot driedubbel toezicht

Platform Makers, reactie Wetsvoorstel Toezicht CBO's, 2 maart 2012.

Na de reacties van VOI©E [IEF 10974] , nog een reactie op de amendementen 20, 21 en 22. Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Platform Makers.

(...) naar onze mening recht gedaan te worden aan het privaatrechtelijke karakter van het auteurs- en naburig recht: centraal staan de individuele rechten van auteurs en uitvoerend kunstenaars. Van groot belang is dat bij de aansturing van het beleid van CBO’s het primaat bij de betreffende groepen rechthebbenden ligt. Wij vinden dat auteurs en uitvoerend kunstenaars, ook bij collectieve vertegenwoordiging van (delen van) hun rechten, zoveel mogelijk controle moeten behouden over de wijze waarop dit gebeurt. In het bijzonder willen wij daarom reageren op de amendementen 20, 21 en 22 die op het wetsvoorstel zijn ingediend.

(...) preventief toezicht op tarieven, naast een geschillencommissie en de mogelijkheid van een gang naar de rechter kan leiden tot driedubbel toezicht; een situatie die zowel onredelijke maatschappelijke kosten kan creëren als de bewegingsvrijheid en concurrentiepositie van het nationale collectief beheer te zeer zal (kunnen) hinderen.

Reactie op amendement 20 (...)
Het Platform Makers stelt daarom voor het College minimaal enige beleidsvrijheid toe te kennen om per geval te bepalen of één factuur gewenst is.

Reactie op amendement 21 (...)
Daarnaast merken wij op dat preventief toezicht op tarieven, naast een geschillencommissie en de mogelijkheid van een gang naar de rechter kan leiden tot driedubbel toezicht; een situatie die zowel onredelijke maatschappelijke kosten kan creëren als de bewegingsvrijheid en concurrentiepositie van het nationale collectief beheer te zeer zal (kunnen) hinderen. Wij verwijzen op dit punt mede naar onze eerste reactie op het concept wetsvoorstel (https://www.platformmakers.nl/data/file/3/86.pdf).

Tot slot achten wij het opnemen van onderscheid tussen commercieel versus niet-commercieel gebruik in de Toezichtwet, zoals voorgesteld in het amendement, principieel onjuist. Dit zou kunnen leiden tot een verkapte invoering van het ‘fair use’ beginsel, een discussie die naar de mening van het Platform Makers op het niveau van het auteursrecht zelf en niet in het kader van de Wet Toezicht gevoerd dient te worden.

Reactie op amendement 22 (...)
Alle CBO’s hebben in de afgelopen jaren in overleg met het CvTA in hun statuten opgenomen dat hoogte van en het beleid rondom sociaal-culturele gelden elk jaar door de jaarvergadering van de betreffende CBO dienen te worden goedgekeurd. Wij pleiten voor behoud van die essentiële bevoegdheid van rechthebbenden. De geïncasseerde gelden behoren immers toe aan de makers; het is aan hen over de verdeling en/of besteding van hun gelden te beslissen.

 

IEF 10968

Individualism and Collectiveness in IP Law

J. Rosén, Individualism And Collectiveness In Intellectual Property Law, e-elgar 2012.

Met bijdragen van o.a. Willem Grosheide, Van Doorne/CIER en Geertrui Van Overwalle, KU Leuven/Tilburg University.

This publication embraces fundamental, eternal and yet very contemporary elements in IP law dealt with in all parts of the world.

There are certain classic values embedded in the protection of human effort and the creativeness of individuals. This book examines the relationship of those values to the questions inherent both in individual creativeness in a collective setting, and in the tendency to build national, regional or global monopolies based on IP rights. The respect for original ownership, the occasional need for collective management of IP rights, the idiosyncrasies of co-ownership of rights and the ever present tension to be found in encounters between exploitation of IP rights and competition law are extensively exposed in this book.

This innovative collection of work will strongly appeal to scholars and researchers in intellectual property law, as well as all those with an interest in the dynamics of the creative process. Look inside.

PART I: IP RIGHTS AND COMPETITION LAW
1. Individual, Multiple and Collective Ownership – What Impact on Competition?
Reto M. Hilty

2. The Law and Economics of Progress
J.R. Peritz

3. The Multiplicity of Territorial IP Rights and its Impact on Competition
O.A. Rognstad

PART II: INDIVIDUALISM AND COLLECTIVENESS IN PATENT LAW
4. Individualism, Collectivism and Openness in Patent Law. Promoting Access through Exclusion
Geertrui van Overwalle

PART III: INDIVIDUALISM AND COLLECTIVENESS IN COPYRIGHT LAW
5. Collectivism and its Role in the Frame of Individual Contracts
Silke von Lewinski

6. Ownership of Copyright and Investment Protection Rights in Teams and Networks. Need for New Rules?
Sylvie Nérisson

7. The Emerging U.S. Approach to Orphan Works: A Partial Fault Standard for Copyright Infringement
Steven Hetcher

8. Necessity to Collectivize Copyright
Jens Schovsbo

9. Two Perspectives on the Proposed Google Book Settlement
John Cross and Willem Grosheide

PART IV: INDIVIDUALISM AND COLLECTIVENESS IN TM LAW
10. Reconciling Individualism and Collectiveness in Trademark Merchandising
Irene Calboli

11. Competitive Significance of Trademarks
Alexander Peukert

12. Multinationals’ Global Governance
Hong Xue

13. TM Take-over or Sui Generis Regimes
Katja Weckström

PART V: TEACHING AND RESEARCH IN IP LAW – INDIVIDUAL AND COLLECTIVE ASPECTS
14. Virtual Teachers
Laura Carlsson and Sandra Wolk

15. The Education Sector and Copyright Issues in the Digital Age – a Perspective from Africa
Adejoke Oyewunmi

16. Genetic Resources and Traditional Knowledge
O.A. Krauss Torres and L.S. Gomez Madrigal

IEF 10935

Internet extremisme: even afstand nemen

E. Angad-Gaur, internet extremisme, artikel verschijnt deze week in de Muziekwereld, blad van de Ntb.

Een inzending van Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten en acteurs.

Na de uitvinding van de boekdrukkunst, de telefonie, radio en televisie, heeft het internet in relatief korte tijd de wereld verder verkleind: the global village is opnieuw een stap dichterbij gekomen. Dat vraagt onder meer om aanpassingen van wet- en regelgeving, al was het maar omdat landsgrenzen op het internet nog maar nauwelijks ter zake doen. Het internet is vooral daarom onderwerp van felle politieke en maatschappelijke discussies.

Wat daarbij telkens opvalt is de polarisatie van dat debat: de wereld lijkt, als je kranten leest, of politieke partijprogramma’s doorleest te verdelen in internetenthousiasten en internetcriticasters. Een middenweg lijkt bijna niet mogelijk.

Om even afstand te nemen van de huidige felle discussies over de draconische Amerikaanse anti-piraterij wetten SOPA en PIPA, over het geheimzinnige ACTA-verdrag en het al dan niet afsluiten van The Pirate Bay, een voorbeeld van minder dan een jaar geleden: de discussie over Wikileaks.

Wikileaks
Diverse overheden, de Verenigde Staten voorop, doen hun uiterste best Wikileaks het werken onmogelijk te maken en zouden de website het liefst verbieden, de verantwoordelijken voor de rechter slepen en dwingen al hun bronnen aan justitie te melden. Dat dit ingaat tegen in vele jaren, via vele rechtszaken en politieke discussies opgebouwde regels over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de pers, lijkt geen argument.

De Wikileaks-enthousiasten daarentegen lijken op een zelfde wijze weinig tolerantie te hebben voor soms terechte kritiek op de gedragingen van Assange en de zijnen. Dat Wikileaks in eerste aanleg weigerde namen van Afghaanse informanten te anonimiseren en daarmee levens in gevaar bracht, mocht hen van internetactivisten niet worden verweten.

Dat de persvrijheid ook eisen van zorgvuldigheid kent en elke vrijheid wordt begrensd door verantwoordelijkheden, lijkt wat hen betreft maar beperkt ter zake te doen.

Vrijheidsstrijders tegenover handhavers
Op exact dezelfde wijze verloopt de discussie over het auteursrecht.

‘Vrijheidstrijders’ menen dat alle informatie vrij toegankelijk dient te zijn. Het auteursrecht is daarbij een belemmering, die zo spoedig mogelijk moet worden weggewerkt. Privacy dient absoluut te zijn en zelfs betaling voor informatie is een onredelijke belemmering voor de toegankelijkheid van die informatie.

Aan de andere kant staan de handhavers, vaak vooral platen- en filmmaatschappijen, die het internet via vergaande verboden en digitale technieken onder controle willen brengen. Een verlangen dat naadloos aansluit bij de behoefte van de ‘internetcriticasters’ die het internet, ook om andere redenen, willen knechten.

Van verbodsrecht naar vergoedingsrecht
Opnieuw hebben beide partijen daarbij weinig oog voor de geschiedenis. Het auteursrecht immers, ontstond na de uitvinding van de boekdrukkunst. Het ‘verbodsrecht’ was in die tijd, toen in een land drie drukpersen stonden, een werkbare methode om auteurs controle te geven over de verspreiding van hun werk.

Al met de komst van de radio en de geluidstechniek werd dit, in het geval van muziek, onwerkbaar. Elk radiostation draait per dag honderden liedjes: het werd zowel voor de makers, als voor gebruikers onmogelijk elkaar op basis van individuele onderhandeling te vinden.

Als oplossing werd daarom het collectief beheer uitgevonden; in Nederlandse termen: muziekauteurs sloten zich aan bij de Buma die hun individuele verbodsrecht feitelijk omzette in een vergoedingsrecht. Wie netjes betaalt krijgt toestemming voor gebruik. Het verbod werd enkel nog een stok achter de deur, voor wie niet betalen wil.

Het succes van dit model vertaalde zich in de Wet op de Naburige Rechten (WNR) in een wettelijk vergoedingsrecht voor openbaarmakingen van commerciële fonogrammen (de Sena-rechten): de wetgever gaf musici en producenten in de WNR niet eens keuze meer individueel te onderhandelen. De maatschappelijke voordelen van de collectieve vergoeding en onderhandeling waren daarvoor te groot. (Helaas werd deze wetgeving niet van toepassing voor digitale on-demand-diensten; reden waarom Sena in het geval van on-demand-streaming geen rol kan spelen.)

Terug naar de nieuwe tijd
Op internet is (in theorie althans) inmiddels elke consument een radiostation geworden; iedereen kan muziek en films ‘uitzenden’ en ook uit tal van bronnen binnenhalen. Radicale internet-enthousiasten vinden soms betalen voor muziek een onredelijke beperking van de vrijheid van informatie en de mogelijkheden die het internet hen biedt. Internetsceptici willen het verbodsrecht scherpe (digitale) tanden geven. Maar de geschiedenis wijst uit dat een toekomst van vergoedingsstructuren (middels gedwongen collectief beheer) de logische, waarschijnlijke en redelijke oplossing is. Alleen een website die binnen een dergelijk systeem nog steeds niet betalen wil, zou moeten worden afgesloten of als ultiem middel (louter op aanwijzing van de rechter) worden geblokkeerd; net als offline een radiostation dat geen auteursrechten betaalt geen lang leven is beschoren; iets wat wij allemaal heel redelijk vinden.

Essentieel is te streven naar een redelijk evenwicht waarin rechtengebruik op het internet eenvoudiger dan nu het geval is wordt mogelijk gemaakt en waarin handhaving van rechten op evenwichtige en effectieve wijze kan plaatsvinden: gericht op illegale websites en niet op consumenten, binnen een vergoedingenstructuur die elk nieuw businessmodel op internet de mogelijkheden biedt legaal muziek, series en films aan te bieden.

Het wordt kortom tijd extreme opvattingen achter ons te laten en te werken aan een evenwichtige regulering van het internet.

Erwin Angad-Gaur is secretaris/directeur van de Ntb, de vakbond voor musici, componisten/tesktschrijvers en acteurs

IEF 10949

Presentaties VMC/VVA

Update 24 februari: nu alle presentaties beschikbaar
Presentatie Dirk Visser
Presentatie Arno R. Lodder
Presentatie Egbert Dommering

De Vereniging voor Media- en Communicatierecht (VMC) en de Vereniging voor Auteursrecht (VVA) organiseerde 22 februari een gezamenlijke studiemiddag over de Brein/Ziggo-XS4All-zaak en het Europese perspectief zoals dat gevormd wordt door onder meer de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in Scarlet/Sabam (en Sabam/Netlog).

Ingezonden door Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden.
Ingezonden door Arno R. Lodder, VU Amsterdam
Ingezonden door Egbert Dommering, IViR.

Het arrest wordt door Egbert Dommering geannoteerd in de eerstvolgende aflevering van AMI.

Antwoord Engelfriet op door Visser gebruik citaat: RE: over de context.

IEF 10954

RE: over de context

Bijdrage ingezonden door Arnoud Engelfriet, ICTRecht.

Ik lees net de PPT-publicatie van Visser (IEF 10949) met daarin een citaat van mij: "Wat er op Bittorrent of Usenet gebeurt krijg je met geen honderdduizend fair use factoren rechtgepraat." (Ius Mentis)

Hoewel ik me gevleid voel dat mijn mening belangrijk blijkt te zijn voor Visser, wil ik graag even reageren over de context.

Het downloaddebat gáát niet om het onder fair use rechtpraten van Bittorrent of Usenet. Dat is een stropopargument dat twee parallelle problemen met het auteursrecht met elkaar vermengt.

Het huidige auteursrecht biedt de rechthebbende een absoluut recht dat ze te allen tijde kunnen inzetten. Fair use of onze limitatieve lijst met uitzonderingen biedt daar een beperking op, maar die beperkingen zijn eigenlijk alleen gericht op het corrigeren van misbruik. Het is niet de bedoeling dat een auteursrechthebbende een wetenschappelijke publicatie kan hinderen die op zijn kennis voortbouwt, dus biedt citaatrecht een exceptie om korte stukjes uit een publicatie over te nemen. Maar citeren (en alle andere uitzonderingen) mogen niet botsen met de normale exploitatie van het werk.

De discussie over fair use of specifieke internetexcepties (de remixclausule) wordt gevoerd in de context van misbruik van auteursrecht tegen nieuwe initiatieven zoals mashups die in feite niet botsen met de normale exploitatie van het werk. Maar daar hebben we het dus niet over.

Heel fundamenteel is de vraag of je met auteursrecht moet kunnen optreden tegen diensten als Bittorrent, of dat je juist wilt dat dergelijke diensten kunnen bloeien. Mensen die dat soort diensten willen ontwikkelen, botsen per definitie met de "normale exploitatie" van het werk (de verkoop van DVD, videocassette, of, vooruit, Veamer/Netflix/Hulu). Zij kunnen hun diensten niet ontwikkelen zonder toestemming, en die krijgen ze niet (vraag maar aan Kazaa, dat het netjes probeerde bij Buma/Stemra). Laat je vooraf zien wat je dienst kan, dan is het te speculatief of worden er irreële royaltybedragen geëist. En lanceer je zonder toestemming, dan ben je een piraat. En dát schiet niet op natuurlijk.

Het probleem is dus niet hoe we auteursrechten gaan handhaven en of filteren wel of niet daarbinnen past. Het probleem is hoe we auteursrecht gaan inzetten om het gebruik van nieuwe technologie te stimuleren. Want uiteindelijk lijkt het me toch de bedoeling dat alle content een keer online beschikbaar komt, en niet alleen via één of twee partijen maar via zo veel als de markt maar kan dragen. Groot en sjiek en compleet, of klein en beperkt maar goedkoop. Met aanbod en service voor ieder wat wils. Specifiek de Simpsons of juist alle cartoons. Alle blockbusters of misschien juist alleen die vage arthouse films waar alleen een vage Canadees nog een kopie van op zolder had. Drie keer kijken voor een paar euro of download-to-own voor wat meer. Binnen via Bittorrent of streamen vanaf een Servische server. Het kan allemaal. De techniek bestaat allang. Het is het auteursrecht dat in de weg staat aan al die nieuwe dingen. Dus hoe gaan we dát oplossen?

IEF 10953

Maak van uiterlijk iPad een sterk merk

B. Kist, Maak van uiterlijk iPad een sterk merk, Het Financieele Dagblad 23 februari 2012, p.9.

Bijdrage ingestuurd door Bas Kist, Chiever.

Begin dit jaar bepaalde het Hof in Den Haag dat de Galaxy 10 Tab van Samsung geen inbreuk maakt op de geregistreerde modelrechten van de iPad. Dat Apple in deze zaak niet ook gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die het merkenrecht biedt, is een gemiste kans.

Met zijn modelrechten vraagt Apple bescherming voor het driedimensionale uiterlijk van de iPad, zeg maar de totale vormgeving van het apparaat. Het merkenrecht biedt echter bescherming aan onderscheidingstekens: tekens waaraan een consument de oorsprong van een bepaald product kan afleiden. Dat kan zijn de geelrode schelp van Shell, de 'swoosh' van Nike en soms de totale lay-out van een verpakking. Voor zover het om tweedimensionele beelden gaat, stelt de wet eigenlijk geen beperkingen aan wat een merk kan zijn. Alle tekens met onderscheidend vermogen kun je als merk beschermen.

Het meest kenmerkende en onderscheidende aan de iPad is het tweedimensionale beeld van het platte, gladde, donkergrijze scherm van circa 18 bij 25 cm, met ronde hoeken en een zwarte rand. Dat is het onderscheidingsteken, het merk, waaraan we de wereldbekende iPad herkennen.

En precies dat beeld is door Samsung overgenomen. Toegegeven, in een net wat ander formaat, maar toch sterk gelijkend. Ik ben in het bezig van beide apparaten en als ik thuiskom, moet ik altijd weer even goed kijken. Ik raak in verwarring door dat scherm van de Galaxy, door de gedempte kleuren, de rand, de gladheid en de ronde hoeken.

Apple zou een afbeelding van dat scherm als Europees merk moeten aanvragen. Het Europese merkenbureau zal vanwege de enorme bekendheid van de iPad zonder meer erkennen dat het hier om een onderscheidend merk gaat, waardoor het stuk eenvoudiger wordt de Galaxy-lookalike te bestrijden.

Bas Kist
Op de FD-site: hier

IEF 10946

De gevolgen van de Pirate Bay blokkade voor internetgebruikers

J. Spauwen, O.Volgenant, De gevolgen van de Pirate Bay blokkade voor internetgebruikers, IEF 10946.

Bijdrage ingezonden door Joran Spauwen en Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.

Nu het stof van de BREIN / Ziggo & XS4All uitspraak langzaam neerdaalt, is het goed om nog eens beter naar het vonnis te kijken en dan vooral de gevolgen voor de internetgebruikers. In eerdere berichtgeving (Mediareport) zijn de overwegingen van de rechtbank Den Haag al op een rijtje gezet. In een helder vonnis concludeert de rechtbank dat filteren in het geval van de Pirate Bay proportioneel en op zijn plaats is. Het blokkeren van internetverkeer blijft binnen de antieke kaders van de e-commercewetgeving echter een lastige puzzel. Ondanks de vloeiende redenering van de rechtbank wordt dit vonnis dan ook niet klakkeloos geaccepteerd door de branche (nu.nl). Ook de betrokkenen zelf hebben verder protest aangekondigd en gaan in hoger beroep (tweakers.nl). De aangekondigde strijd belooft in ieder geval verdere verdieping van dit lastige vraagstuk. Een mooi moment om de afweging van de rechtbank Den Haag onder de loep te leggen en eens te kijken naar een onderwerp dat nog te weinig aandacht heeft gekregen: het belang van internetgebruikers.

1. De Pirate Bay blokkade
2. Het spanningsveld voor tussenpersonen
3. Het belang van de internetgebruikers
4. SOS Internet

1. De Pirate Bay blokkade
Even ter opfrissing: wat wil BREIN dat de internetproviders doen? “(H)et blokkeren en geblokkeerd houden van de toegang van haar abonnees tot de (…) genoemde domeinnamen/(sub)domeinen en IP adressen via welke The Pirate Bay opereert.” BREIN vordert hiermee in feite twee soorten blokkades: een domeinnaamfilter en een ip-adresfilter. Beide filters hebben uiteraard wel met elkaar te maken, ze hebben beide namelijk betrekking op het bereiken van een website op een andere computer (server) via het internet. Alle computers op het internet hebben een ip-adres. Dit adres kan gebruikt worden om ‘verbinding’ te leggen met andere computers. Google’s .nl website op haar Nederlandse computer is bijvoorbeeld bereikbaar door het ip-adres 173.194.69.94 – eveneens van Google – in te typen in een browser. Dit is natuurlijk volstrekt onwerkbaar en daarom is het Domain Name Systeem uitgevonden om domeinnamen te koppelen aan ip-adressen. Wie www.google.nl intypt zal daarom automatisch worden herleid naar het ip-adres 173.194.69.94 en de daarbij behorende computer. Deze verwijzing gebeurt meestal door een computer van de internetprovider (de DNS server), die een gigantische lijst bijhoudt van alle domeinnamen en gekoppelde ip-adressen. De door de rechtbank toegewezen blokkades betekenen dus dat de internetproviders:

1. van alle websiteverzoeken van hun klanten moeten controleren of hierin wordt verzocht een domeinnaam van de Pirate Bay om te zetten in een ip-adres; en zo ja, dit verzoek niet te verwerken.
2. van alle websiteverzoeken van hun klanten moeten controleren of deze leiden tot een ip-adres van de Pirate Bay; en zo ja, dit verzoek te weigeren.

2. Het spanningsveld voor tussenpersonen
Voor het opleggen van deze blokkade moet een ingewikkelde afweging worden gemaakt. Dit komt omdat de zorgvuldigheidsnormen voor internetproviders op dit gebied slechts bestaan uit vage kaders, die bovendien enigszins tegenstrijdig zijn. De Nederlandse wetgeving maakt het mogelijk tussenpersonen te verbieden diensten aan te bieden die door derden worden gebruikt voor het maken van inbreuk op auteursrechten (artikel 26d Auteurswet). Bovendien wordt in de Europese Auteursrechtrichtlijn overwogen dat deze tussenpersonen in veel gevallen het meest aangewezen zijn om een inbreuk op hun dienst te beëindigen. Daartegenover staat dat internetproviders onder de zogenaamde safe harbors vallen en niet aansprakelijk zijn voor de informatie die zij doorgeven (artikel 6:196c BW). Hier kunnen uitzonderingen op worden gemaakt, maar uit de Europese e-commercerichtlijn blijkt dat een uitzondering nooit mag neerkomen op een algemene monitor- of filterverplichting. De regelgeving op dit gebied vormt dus een spanningsveld, met aan de ene kant de mogelijkheid tussenpersonen een verbod op te leggen en aan de andere kant de uitsluiting van monitor- en filterverplichtingen. Aan dit spanningsveld liggen verschillende principes ten grondslag, zoals de noodzaak rechthebbenden een passend beschermingsniveau te bieden, de ontwikkeling van informatietechnologie niet in de weg te staan en bescherming van privacy van de internetgebruikers.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Pirate Bay blokkade niet neerkomt op een algemene monitor- en filterverplichting. Een interessante conclusie. Zoals hiervoor is uitgelegd komt de blokkade vanuit praktisch oogpunt neer op controle van de websiteverzoeken van de klanten van de internetproviders op domeinnamen en ip-adressen van de Pirate Bay. Dit betekent dat alle verzoeken, ook die voor andere websites, langs een zwarte lijst moeten worden gelegd. Hiermee wordt dus al het internetverkeer van iedere internetgebruiker gemonitord. De rechtbank legt helaas niet precies uit waarom deze vorm van controle niet onder het verbod op algemene monitor- en filterverplichtingen valt. Zij stelt enkel dat het niet gaat om deep packet inspection en concludeert dat de blokkade tot de mogelijkheden hoort.

De vraag of de blokkade ook in dit geval moet worden opgelegd, beoordeelt de rechtbank aan de hand van de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel. Dit komt neer op de vraag of er geen effectievere middelen zijn om het doel te bereiken en of het doel het middel heiligt. De rechtbank verwijst voor deze toets naar de uitspraak in de Scarlet / SABAM zaak, gewezen door het Hof van Justitie [red. IEF 10551]. De subsidiariteits- en proportionaliteitstoets komen voort uit de toepassing van grondrechten. Hierdoor is de afweging van de rechtbank in wezen teruggebracht tot het fundament van het conflict, namelijk tussen het recht op eigendom van de rechthebbende, het recht op ondernemerschap van de internetprovider en het recht op privacy en informatievrijheid (vrijheid van meningsuiting) van de internetgebruikers. Oftewel, de hiervoor genoemde basisprincipes die ten grondslag liggen aan het spanningsveld waarop de aansprakelijkheid van tussenpersonen zich bevindt.

3. Het belang van de internetgebruikers
De vraag is of in deze procedure het recht van de internetgebruiker wel genoeg aan bod is gekomen. Door het recht op privacy en informatievrijheid enkel mee te nemen in de afweging omtrent aansprakelijkheid van de tussenpersoon is mogelijk onvoldoende gewicht toegekend aan het zelfstandige en fundamentele recht van de internetgebruikers.

Als we opnieuw kijken naar de subsidiariteit en, met name, de proportionaliteit, maar dan puur vanuit het standpunt van de gebruiker, heeft de blokkade een aanzienlijke impact. Het betekent namelijk dat al het verkeer van de internetgebruikers moet worden gecontroleerd. Technisch kan dit wellicht een eenvoudige aanpassing zijn, het gevolg is er niet minder om. Er is sprake van controle vooraf op communicatie van de internetgebruikers. Dit is principieel gezien een zware maatregel. Daarbij komt dat het bezoeken van een computer van de Pirate Bay niet per se betekent dat de onrechtmatig geachte torrents worden gedownload. De blokkade is dus een paardenmiddel. Dat dit middel eenvoudig is toe te passen is geen doorslaggevend argument. Dit impliceert namelijk dat de privésfeer van internetters alleen wordt beschermd als zij beschermingsmaatregelen nemen die het internetverkeer verhullen, zoals vpn, proxyservers of andere encryptietechnieken. Het is duidelijk dat internetproviders deze beschermde vormen van communicatie niet mogen hacken. Ter analogie; foto’s nemen van iemand in zijn huis, is niet ineens toegestaan omdat diegene is vergeten de gordijnen dicht te doen.

De blokkade is om deze redenen een serieuze inbreuk op het recht op privacy en informatievrijheid van de eindgebruikers, waarbij vooral meetelt dat de maatregel effect heeft op al het internetverkeer, ook het verkeer dat niets te maken heeft met de Pirate Bay. Een dergelijk inperking van grondrechten is mogelijk, maar moet volgens artikel 8 en 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zorgvuldig worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De mogelijkheid om zonder inmenging te kunnen communiceren is vanuit privacy en informatievrijheid van groot belang en daarom ook gewaarborgd door de ePrivacy Richtlijn (artikel 5 lid 1). Om, zoals in deze zaak het geval is, niet de inhoud van de communicatie, maar de mogelijkheid daartoe te beperken is in beginsel uit den boze. Toezicht moet achteraf plaatsvinden en mag partijen niet vooraf de mond snoeren (artikel 7 lid 3 Grondwet). De rechtbank staat in haar vonnis wel stil bij het belang van de abonnees van Ziggo en XS4All, maar benoemt niet specifiek dat al het internetverkeer door de blokkade gecontroleerd moet worden en legt vooral niet uit waarom deze inbreuk gerechtvaardigd is. Redenerend vanuit het doel van de blokkade is de volledige reikwijdte van de inbreuk op de grondrechten van de gewone internetgebruikers dus onderbelicht gebleven, terwijl dit juist van fundamenteel belang is.

Naast de subsidiariteit en proportionaliteit moet de beperking van een grondrecht volgens het EVRM overigens ook voorzienbaar zijn. Dit ligt lastig omdat volgens de Minister van Justitie een websiteblokkering juridisch niet mogelijk is (speerpuntenbrief) en ook eurocommissaris Reding heeft verklaard dat websiteblokkering uit den boze is [statement]. Volgens de rechtbank kan zij aan deze stelling geen gewicht toekennen omdat ze niet deel uitmaken van de wetgeving of de totstandkoming daarvan. Voor zover de vraag ziet op de uitleg van een rechtsregel heeft de rechtbank hierin gelijk. Echter, de toets die hier aan de orde is heeft betrekking op de voorzienbaarheid en bepaaldheid van de regelgeving. Het negeren van de opmerkingen van de wetgever is daarom opmerkelijk, omdat het publiek voor de bedoeling en de betekenis van regelgeving immers wel naar deze partijen zullen luisteren.

4. SOS Internet
Kortom, genoeg redenen om in hoger beroep nog eens naar de grondslag voor de Pirate Bay blokkade te kijken en daarbij in het bijzonder rekening te houden met de belangen van de internetgebruikers. Het is daarom toe te juichen dat het Steunfonds Open en Stabiel Internet (SOS Internet) aanstaande donderdag 23 februari 2012 een bijeenkomst organiseert om te onderzoeken of zij zich kunnen voegen in het hoger beroep. Voor iedereen die geïnteresseerd is, zie hier de uitnodiging.

IEF 10932

Wet toezicht beperkt eigen beheer rechthebbenden

VOI©E, Wet toezicht beperkt eigen beheer rechthebbenden, VOICE-INFO.nl 17 februari 2012.

Met commentaar van Michel Frequin, VOI©E.

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel toezicht op Valentijnsdag was de liefde voor het collectief beheer niet groot. Het debat werd meer beheerst door incidenten dan door feiten. Gevolg: vergaande inperking van eigen zeggenschap rechthebbenden over hun collectief uitgeoefende rechten en dreigende miljoenenschade.

1. Te uitgebreid wettelijk normatief kader
2. Feiten en potentiële schade voor rechthebbenden
3. Voorstellen tot verdere aanscherping toezicht
4. Nadere invulling bij AMvB’s
5. Er is ook nog een Eerste Kamer

1. Te uitgebreid wettelijk normatief kader
VOI©E onderschrijft dat een verbreed en versterkt overheidstoezicht belangrijk is voor de legitimatie van collectief beheer van rechten. VOI©E vindt ook dat alle betrokken partijen belang hebben bij een verdere verbetering van transparantie. VOI©E heeft daar de afgelopen drie jaar hard aan gewerkt en gaat daar ook mee door.

Maar het is ongewenst dat het collectieve beheer van het auteursrecht en de naburige rechten ingekapseld wordt in een al te uitgebreid wettelijk normatief stelsel, terwijl de laatste jaren met zelfregulering resultaten zijn behaald. Dit klemt te meer nu enkele onderdelen van het wetsvoorstel op gespannen voet staan met het privaatrechtelijke karakter van het auteursrecht. Een aantal voorbeelden daarvan:

- de aangekondigde maatregelen over inrichting van bestuur en de hoogte van de bezoldiging van bestuurders en leidinggevenden;
- de beperking in de mogelijkheden tot beleggen;
- preventief toezicht op modelovereenkomsten;
- preventief toezicht op verhoging van tarieven;
- preventief toezicht op substantiële investeringen;
- en, last but not least, de mogelijkheid om bij AMvB te bepalen dat cbo’s inning en/of verdeling van bepaalde rechten samen gaan uitoefenen, en zelfs nog niet collectief beheerde rechten kunnen zo op grond van artikel 21 lid 2 aan een cbo worden opgedragen.

2. Feiten en potentiële schade voor rechthebbenden
VOI©E heeft vanwege de vele misverstanden over collectief beheer de Kamer uitvoerig geïnformeerd over de feiten aan de hand van factsheets. Daarin kwam onder meer aan de orde dat het door het College van Toezicht al eerder goedgekeurde prudente beleggingsbeleid van Buma/Stemra de rechthebbenden bepaald geen windeieren heeft gelegd. Over de afgelopen twaalf jaar leverde dat cumulatief bijna 42 miljoen euro meer op dan als zij dit niet zouden hebben gedaan. De beleggingsresultaten zorgden er voor dat de feitelijke kosteninhouding in die jaren nihil tot enkele procenten van het jaarlijks aan rechthebbenden uitgekeerde bedrag beperkt kon blijven. De voorgestelde wettelijke beperking van de beleggingsmogelijkheden zou de muziekauteurs de komende jaren wel eens vijf tot tien procent minder inkomsten per jaar kunnen opleveren. Een Kamermeerderheid is hiervan niet onder de indruk.

3. Voorstellen tot verdere aanscherping toezicht
Met name het incident met de Buma-bestuurder werd herhaaldelijk aangevoerd, terwijl nog moet blijken of dit incident de organisatie Buma kan worden aangerekend. Het College van Toezicht doet daar onderzoek naar en verwacht in de eerste helft van april hierover rapport uit te kunnen brengen.

De incidenten hebben er toe geleid dat de waardering voor de zelfreguleringactiviteiten van de branche – die wel degelijk, met name ook door de staatssecretaris werd geuit – uiteindelijk toch wat is ondergesneeuwd, en een aantal amendementen is ingediend om het toezicht verder aan te scherpen en de zelfbeschikkingsrechten van rechthebbenden verder in te perken:
- een aantal fracties is voorstander van een uitgebreider preventief toezicht op de tarieven en tariefgrondslagen: niet alleen zoals voorgesteld op tariefsverhogingen, maar op het tarief en de tariefgrondslagen in het algemeen, ook op bestaande tarieven (een amendement was in voorbereiding);
- amendement Van Dijk (SP) inzake verlaging van de normering van topinkomens (nu 130% van een ministersalaris conform de wet normering topinkomens publieke en semi-publieke sector) naar 100%;
- amendement Peters (GroenLinks) inzake bij AMvB regels stellen voor de besteding aan sociaal-culturele doelen;
- en als klap op de vuurpijl het amendement Taverne (VVD), ondersteund door Van Toorenburg (CDA) en Smeets (PvdA) inzake de verplichting voor iedere cbo om met alle collectieve beheersorganisaties aan wie een betalingsplichtige een vergoeding is verschuldigd een gezamenlijke jaarlijkse factuur op te stellen.

4. Nadere invulling bij AMvB’s
Voor nadere invulling bij AMvB’s heeft de staatssecretaris een aantal voorbeelden gegeven (“geen limitatieve opsomming”) als “denkrichting”:
- één factuur van alle in aanmerking komende cbo’s; cbo’s krijgen tot eind van dit jaar de kans om dit zelf te regelen, anders komt hij met een maatregel (maar dat hoeft niet meer als het amendement Taverne wordt aangenomen);
- verplichting tot één loket, ook voor omroep/kabel en andere marktpartijen die dit wensen;
- niet “onnodig veel” verdeelorganisaties;
- evenwichtige bestuurssamenstelling, in ieder geval een onafhankelijk voorzitter;
- regels voor omgaan met tegenstrijdige belangen.

Van Dijk (SP) en Verhoeven (D66) hebben nog een motie ingediend met de strekking dat het bestuur van een cbo uitsluitend uit auteurs kan bestaan. Wat betreft de samenstelling van het bestuur van een cbo zou er naar de mening van VOI©E maar één principe mogen gelden, een principe dat ook is vastgelegd in het CBO-Keurmerk (en wordt gecontroleerd door een onafhankelijke auditor), namelijk dat het bestuur zodanig is samengesteld dat alle in de statuten genoemde categorieën van door de CBO vertegenwoordigde rechthebbenden in een in de statuten aangegeven verhouding in het bestuur zijn vertegenwoordigd. Wanneer deze motie beoogt de cbo’s een suggestie te doen, dan is deze volstrekt overbodig. VOI©E kent momenteel al vier cbo’s waarbij het bestuur volledig uit auteurs of uitvoerende kunstenaars bestaat (Lira, Pictoright, VEVAM en NORMA) omdat alleen rechten van auteurs of uitvoerende kunstenaars worden beheerd.

5. Er is ook nog een Eerste Kamer
Het is duidelijk dat het advies van de voorzitter van de paritaire werkgroep van VNO-NCW, MKB-Nederland en VOI©E, Marco Pastors, niet ter harte is genomen: “Ik vraag u er op te letten dat de vaststelling van het wetsvoorstel niet zal leiden tot een juridisering van kwesties die in de toekomst rijzen. Zelfregulering kan immers prima naast het toezicht bestaan en zo nodig kan overleg plaatsvinden met het CVtA, zoals bij de inrichting van het keurmerk ook is gebeurd."
Bij de discussie over de amendementen sprak de staatssecretaris wel herhaaldelijk zijn zorgen uit dat het wetsvoorstel ook nog door de Eerste Kamer moet, zich realiserend dat de grenzen van overheidstoezicht op een private sector reeds zijn bereikt en wellicht al zijn of worden overschreden.

De stemming over het wetsvoorstel en de ingediende amendementen vindt plaats op 28 februari. De staatssecretaris hoopt dat het wetsvoorstel daarna kort voor of anders kort na de zomer door de Eerste Kamer wordt aangenomen. Daarna kan hij aan de slag met de AMvB’s die hij in het voorjaar van 2013 afgerond hoopt te hebben (ook de AMvB’s moeten aan beide Kamers worden voorgelegd). De staatssecretaris heeft toegezegd dat de wet over drie jaar wordt geëvalueerd.

Voor de verwijzing naar de stukken, zie voice-info.nl, en IEF 10909.

IEF 10929

Recensie: De Billijke Vergoeding bij Filmwerken

P. Lindhout, De Billijke Vergoeding bij Filmwerken, over relaties tussen financiers, makers, exploitanten en producenten, Amsterdam: deLex 2012.

Met recensie van Elise Menkhorst, De Gier|Stam & Advocaten

Onlangs is bij deLex het boek ‘de Billijke vergoeding bij filmwerken’ verschenen, van de hand van Peter Lindhout.

In dit boek(je; het telt 62 pagina’s) wordt in de eerste plaats toegelicht hoe de auteursrechten met betrekking tot filmwerken zijn geregeld en wat de achtergrond is van de betreffende bepalingen. Voorts wordt aangegeven welke partijen een rol kunnen spelen bij het tot stand komen en de exploitatie van filmwerken. In de laatste hoofdstukken wordt een toelichting gegeven bij het leerstuk van de billijke vergoeding en worden enkele suggesties gedaan hoe deze zou moeten worden berekend.

Het boek verschijnt in een periode waarin de billijke vergoeding voor het gebruik van IE-rechten een hot issue is. De directe aanleiding hiervan is het voorontwerp voor het auteurscontractenrecht, en meer in het bijzonder het voorgestelde artikel 25c ten aanzien van exclusieve licenties en artikel 45d, specifiek met betrekking tot filmwerken.

Het afgelopen jaar is het onderwerp ook in meerdere lezingen en symposia behandeld. Telkens bleek dat het erg lastig is om te bepalen wat nu precies een billijke vergoeding is. Deze boodschap klinkt ook duidelijk door in dit boek. Maar daarnaast zet de auteur op heldere wijze uiteen welke problemen er specifiek ten aanzien van filmwerken spelen, die het vraagstuk nog complexer maken. Zo is er vaak sprake van een gezamenlijk werk met een gedeeld auteursrecht, zijn voor het tot stand brengen van een filmwerk hoge investeringen vereist, is er een groot aantal verschillende wijzen van exploitatie en is niet van alle producties exact vast te stellen hoe hoog de winst is. Te dien aanzien zijn de rechtsvergelijkingen met Duitsland en Spanje interessant, om te zien hoe men daar met de problematiek omgaat.

Volgens de korte biografie op de achterzijde van het boek is de heer Lindhout niet alleen jurist, maar bovendien ook filmmaker en producent van animatiefilms. Dit is goed terug te zien in het boek. Het geeft namelijk blijk van een grote kennis van zaken over hoe het er in de praktijk aan toegaat. Daarmee is het boek interessant voor eenieder (IE-advocaten, studenten, juristen, filmmakers en producenten) die meer wil weten over het reilen en zeilen van de filmindustrie.

Het boek biedt verrassende inzichten (zo verbaasde het mij dat men over het algemeen meer problemen heeft om tot redelijke afspraken te komen met publieke omroepen dan met commerciële omroepen), bevat het interessante wetenswaardigheden (zo is de meest succesvolle Nederlandse film Turks Fruit en is de duurste Nederlandse film met € 18 miljoen Zwartboek) en leuke anekdotes (de uitzonderingspositie van de componist en de tekstschrijver, van wie de auteursrechten niet automatisch toekomen aan de producent, voert terug tot de tijd dat men live piano speelde bij stomme films).

Mijn enige punt van kritiek is dat het boek naar mijn mening af en toe iets juridischer had gemogen. Zo wordt in de tekst slechts zelden verwezen naar jurisprudentie. Sommige stellingen zijn wellicht iets te kort door de bocht, bijvoorbeeld daar waar wordt geschreven dat de producent een beroep kan doen op naburige rechten. Dit zal vermoedelijk in de meeste gevallen zo zijn, maar zal toch altijd afhangen van de omstandigheden van het geval. Ook is de afgelopen periode de discussie gevoerd of ons recht wel mag voorzien in een (vermoeden van) overdracht van rechten aan de producent en of dit wel wenselijk is. In februari 2012 is door het Hof van Justitie van de EU bepaald dat het Unierecht de lidstaten inderdaad deze mogelijkheid laat. Zie hiertoe ook de Kamervragen van juni 2011. Ook is een aantal stellingen niet te herkennen als de mening van de auteur, maar ontbreekt een bronvermelding.

Een klein schoonheidsfoutje dat gezien de context erg grappig uitpakt, is vermoedelijk veroorzaakt door de auto-correctiefunctie van Word. Om onderscheid te maken tussen de geraadpleegde documenten van C. (de advocaat) en R. (de scenarioschrijver) Alberdingk Thijm, is tussen haakjes de eerste letter van de voornaam weergegeven. Dit is uiteindelijk weergegeven als Alberdingk Thijm® en Alberdingk Thijm©.

Al met al is het boek geschikt voor diegenen die in korte tijd praktische inzichten op willen doen over de filmindustrie. Het is te prijzen dat deLex dergelijke publicaties mogelijk maakt.

Bestel uw exemplaar voor €22,50 (incl. btw, excl. verzendkosten) hier, ook inbegrepen in het Praktijkgebied IE.