Uitspraak ingezonden door Marleen Splinter, RISE merkenbureau, Sander Verbeek, Good Law, en Robert Sampat, De Geschillenmeester.
EUIPO: nietigverklaring Uniemerk CASA
EUIPO 8 mei 2020, IEF 19275, IEFbe 3088; 34 124 C (Interstyle tegen Casa International) Het Uniemerk toebehorende aan Casa International nv (België) is nietig verklaard door het EUIPO op grond van het beschrijvende karakter van het woord “casa” in relatie tot alle in 2003 door Casa International ingeschreven waren en diensten, alsmede het gebrek aan onderscheidend vermogen. De vordering tot doorhaling was in maart 2019 geïnitieerd namens Interstyle bv, welk bedrijf sinds 2009 reeds handelt onder de handelsnaam “Casa Wonen” te Utrecht.
Uitspraak ingezonden door Tomas Westenbroek, BOIP, en Diederik Stols, Boekx Advocaten.
Geen strijd met ondernemersvrijheid door wettelijk stelsel van Benelux- en nationale merkbescherming
BenGH 15 juni 2020, IEF 19264, IEF 3087; C 2019/5/6 (SPORTS DIRECT) SPORTS DIRECT (hierna: SDC) is in 2009 door het Hof Arnhem-Leeuwarden - op vordering van Sport Direct Holding - verboden de handelsnaam SPORTS DIRECT te gebruiken, omdat het teken inbreuk maakt op de oudere handelsnaam SPORT DIRECT van Sport Direct Holding. Sindsdien gebruikt SDC in Nederland de naam SPORTS WORLD. In 2012 heeft SDC een aanvraag gedaan voor Uniewoordmerk SPORTS DIRECT bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. In 2018 heeft het Benelux-Bureau voorlopig besloten om de aanvraag te weigeren, omdat het teken te beschrijvend is en elk onderscheidend vermogen mist. SDC maakt bezwaar tegen deze weigering. Zij stelt dat het teken SPORTS DIRECT niet beschrijvend is en doet bovendien een beroep op inburgering, waardoor er sprake zou zijn van onderscheidend vermogen. Tot slot stelt SDC dat het wettelijk stelsel, waarbij gekozen is voor één Benelux-merk en een unitair territorium, ervoor zorgt dat haar ondernemersvrijheid (artikel 16 Handvest) ten opzichte van merkhouders in andere EU-landen ernstig wordt belemmerd. Vanwege een plaatselijk recht in Nederland wordt haar feitelijk het recht op merkbescherming in België en Luxemburg ontzegd. Desondanks heeft het Benelux-Bureau in 2019 de aanvraag definitief geweigerd.
Uitspraak ingezonden door Tomas Westenbroek, BOIP.
Benelux-Gerechtshof: “kunnen dienen” is de juiste maatstaf
BenGH 15 juni 2020, IEF 19237, IEFbe 3086; C 2019/6/9 (Pet’s Budget) Merkenrecht. ANISERCO heeft op 24 januari 2017 een aanvraag ingediend bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom voor een Benelux-merk “Pet’s Budget”. Het Benelux-Bureau heeft deze inschrijving geweigerd, omdat het teken van Pet’s Budget te beschrijvend is en elk onderscheidend vermogen mist. ANISERCO betwist de weigering en stelt dat de uitdrukking Pet’s Budget niet beschrijvend is voor de verkochte waren. Bovendien is het onderscheidend vermogen van het merk ingeburgerd door constant gebruik als merk sinds meer dan tien jaar. Dit onderscheidend vermogen zorgt ervoor dat de inschrijving niet geweigerd kan worden op de grond dat het teken beschrijvend is. Toch weigert het Benelux-Bureau op 30 januari 2019 de aanvraag definitief. Volgens het Benelux-Bureau zal de consument het teken als beschrijvend opvatten en is er geen sprake van onderscheidend vermogen, omdat ANISERCO dat niet voor de hele Benelux heeft aangetoond.
Uitspraak ingezonden door Maarten Rijks en Lucas de Groot, TaylorWessing.
Inbreuk auteursrecht tiny house
Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 12 juni 2020, IEF 19272; ECLI:NL:RBOBR:2020:2984 (Heijmans Vastgoed tegen EU Chalets en LARK) Kort geding. Eiser Heijmans Vastgoed produceert en verhandelt de Heijmans ONE, een tiny house: een verplaatsbare kleine woning. EU Chalets is een (groot)handel in onder meer chalets; LARK is gevestigd in Polen en produceert mobiele woonconcepten. EU Chalets heeft in 2019 op de vakbeurs tiny house Eco-One aan het publiek getoond. Volgens Heijmans vertoont de Eco-One te veel gelijkenis met de Heijmans One.
Zorgt het vermarkten van de Eco-One die door LARK wordt geproduceerd voor een inbreuk op auteursrechten die rusten op de Heijmans One? Het ontwerp van een woning kan in beginsel gelden als een auteursrechtelijk beschermd werk, zie [IEF 18353]. Het is voldoende aannemelijk dat de vorm van de Heijmans One een eigen, oorspronkelijk karakter bezit. Dat de losse elementen eerder zijn toegepast betekent niet dat het werk geen eigen, oorspronkelijk karakter heeft. De combinatie van de elementen in de vormgeving is niet eerder toegepast. De totaalindruk van het inbreukmakende product, de Eco-One, is nagenoeg hetzelfde. Verbod om de Eco-One te verhandelen in EU. Veroordeling tot verstrekken van informatie over productie en vermarkten inbreukmakend product en rectificatie op de website van gedaagden.
Branche-overeenkomst van muziekauteurs en muziekuitgevers
Muziekauteurs dienen over audio- en audiovisuele exploitatie in Nederland minimaal 2/3 van hun auteursrecht te ontvangen. Een muziekuitgever kan maximaal 1/3 meedelen in collectief (door onder meer Buma, Stemra, Leenrecht en Thuiskopie) geïncasseerde vergoedingen. Dit staat in de op 15 juni tussen de gezamenlijke verenigingen voor muziekuitgevers (NMUV en VMN) en muziekauteurs (VCTN, BAM!, Popauteurs.nl, BCMM, Nieuw GeNeCo en Kunstenbond/Ntb) afgesloten brancheovereenkomst.
Geen herziening beslissing kamer van beroep EUIPO door Gerecht EU
Gerecht EU (Negende kamer) 10 juni 2020, IEF 19270, IEFbe 3085; ECLI:EU:T:2020:255 (L. Oliva Torras tegen EUIPO en Mecánica del Frío) Interveniënte heeft op 10 april 2013 bij het EUIPO een aanvraag tot inschrijving van een Gemeenschapsmodel ingediend. Het gaat om een type koppeling dat wordt gebruikt om koel- en klimaatregelingsapparatuur met een motorvoertuig te verbinden en wordt op 10 april 2013 ingeschreven en op 22 april 2013 gepubliceerd. Verzoekster doet een aanvraag tot inschrijving van een Gemeenschapsmodel op 22 augustus 2014. Dit Gemeenschapsmodel (hierna: litigieuze model) wordt ingeschreven op 22 augustus 2014 en gepubliceerd op 26 augustus 2014. Dit laatste model is in 2014 nietig verklaard - na een vordering tot nietigverklaring van interveniënte - wegens het ontbreken van nieuwheid en eigen karakter. In 2016 heeft verzoekster nietigheid van het litigieuze model ingediend. Deze vordering werd afgewezen door de nietigheidsafdeling, omdat het enige model daarvan de eerdere beschikbaarstelling voor het publiek was aangetoond, niet kon afdoen aan de nieuwheid en het eigen karakter van het litigieuze model. Hiertegen stelt verzoekster beroep in bij de kamer van beroep van het EUIPO. De kamer van beroep verwerpt het beroep, waarop de zaak bij het Gerecht komt.
Openbaarmaking auteursrechtelijk beschermde muziekwerken op evenement
Rechtbank Rotterdam 5 juni 2020, IEF 19266; ECLI:NL:RBROT:2020:5245 (Buma tegen gedaagde) Buma vordert betaling van een bedrag van 25.000 euro van gedaagde, omdat gedaagde op een evenement auteursrechtelijk beschermde muziekwerken ten gehore heeft gebracht. Gedaagde betwist de vordering door te stellen dat hij niet de enige organisator was van het evenement, Buma de factuur te laat heeft verzonden en dat de artiesten al zijn betaald voor hun optreden. Het verweer dat gedaagde niet de enige organisator was van het evenement wordt verworpen, omdat uit de stukken niet volgt dat de door gedaagde genoemde rapformatie en boekingskantoor eveneens organisator zijn. Ook het verweer dat Buma de factuur te laat heeft verzonden wordt verworpen. Dat Buma pas anderhalf jaar na het evenement de vergoeding heeft kunnen vaststellen, is volledig te wijten aan het feit dat gedaagde te laat de verlangde gegevens aan Buma heeft verstrekt. Het laatste verweer dat de optredende artiesten reeds betaald zijn voor hun optreden, wordt eveneens verworpen. De gage - toekomend aan de optredende artiesten - en de vergoeding voor het openbaar maken van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken - toekomend aan Buma - dienen uitdrukkelijk onderscheiden te worden. Derhalve is er geen sprake van dubbele inkomsten aan de zijde van de artiesten. De vordering van Buma wordt toegewezen.
HvJ EU genuanceerd over gratis verstrekking medicijnmonsters aan apothekers
HvJ EU 11 juni 2020, IEF 19269, LS&R 1827, IEFbe 3084; ECLI:EU:C:2020:459 (Ratiopharm tegen Novartis) Het Europees Hof van Justitie beantwoordt in deze zaak prejudiciële vragen van het Bundesgerichthof over de uitleg van artikel 96 lid 1 en 2 van Richtlijn 2001/83/EG. De vraag wordt gesteld in het kader van een geding tussen Ratiopharm en Novartis, waarin Novartis verzoekt om Ratiopharm te verbieden gratis monsters van geneesmiddelen aan apothekers te verstrekken. Novartis produceert en verkoopt het geneesmiddel Voltaren Schmerzgel, dat de werkzame stof Diclofenac bevat. Ratiopharm brengt het geneesmiddel Diclo-ratiopharm-Schmerzgel in de handel, dat eveneens de stof Diclofenac bevat. Ratiopharm heeft “voor demonstratiedoeleinden” gratis verkoopverpakkingen met dat geneesmiddel verstrekt aan Duitse apotheken. Het Bundesgerichthof stelt het Hof van Justitie de vraag of artikel 96 lid 1 van de Richtlijn zo moet worden uitgelegd dat het, onder bepaalde voorwaarden, farmaceutische ondernemingen toestaat gratis monsters van geneesmiddelen ook aan apothekers te verstrekken. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Artikel 96 lid 1 van de Richtlijn moet zo worden uitgelegd, dat het de mogelijkheid van verstrekking van gratis monsters aan apothekers toestaat, mits dit geen geneesmiddelen zijn die zijn onderworpen aan een medisch recept. Dergelijke geneesmiddelen mogen namelijk niet worden gebruikt zonder medisch toezicht.
Perspublicatie politie geen schending onschuldpresumptie
HR 5 juni 2020, IEF 19267; IT 3169; ECLI:NL:HR:2020:1010 (Perspublicatie politie) Mediarecht. Privacy. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof van 15 januari 2019 [IEF 18201] bekrachtigd. Publicatie van een persbericht door de politie betekende in dit geval geen schending van de onschuldpresumptie. Voorlichting over de huiszoeking en aanhouding, was gelet op de onrust in de gemeente voor de hand liggend, terwijl transparantie over de aard van de (voor de directe omgeving kenbare) huiszoeking mede in het belang was van geïntimeerde.
Geen verwarringsgevaar bij handelsnamen Budget Phone en Budget Mobiel
Rechtbank Amsterdam 5 juni 2020, IEF 19265; C/13/681170 (Budget Phone tegen Budget Mobiel) Kort geding. Budget Phone vordert staking van het gebruik van de aanduiding Budget Mobiel. Uit artikel 5 Hnw volgt dat het voeren van een jongere handelsnaam kan worden verboden, indien deze in geringe mate afwijkt van Budget Phone Company, Budget Phone, dan wel budgetphone, voor zover verwarring tussen de ondernemingen kan ontstaan bij het publiek. De handelsnaam Budget Mobiel wijkt in geringe mate af van Budget Phone, want het meest kenmerkende bestanddeel van beide handelsnamen (“budget”) zijn hetzelfde en de overige bestanddelen (“phone” en “mobiel”) stemmen grotendeels begripsmatig overeen. Deze geringe afwijking tussen twee handelsnamen rechtvaardigt alleen dan een verbod op het voeren van de jongere handelsnaam, als daardoor verwarring tussen de ondernemingen kan ontstaan bij het publiek. Hierover wordt geoordeeld dat de handelsnaam Budget Phone (alsook budgetphone of Budget Phone Company) relatief weinig onderscheidend vermogen heeft en dat het voeren van die handelsnaam geen ruime bekendheid heeft, die een ruime beschermingsomvang rechtvaardigt. Daarnaast begeven partijen zich maar in beperkte mate op dezelfde markt en neemt Budget Mobiel afstand van Budget Phone met een visueel afwijkend logo. Derhalve is verwarringsgevaar en daadwerkelijke verwarring onvoldoende aannemelijk. De vordering wordt niet toegewezen.