Alle rechtspraak  

IEF 4210

Vertrouwen

Hoge Raad, 19 juni 2007, LJN: BA3135. Strafzaak.

Zaak over rap met bedreigingen verspeid via MSN, geen IE, alleen een aardig strohalmberoep op het auteursrecht. Volgens de raadsman van verdachte zijn jongeren heus wel serieus bezig met het auteursrecht:

“2.3. (…) Verdachte heeft de tekst van het rapliedje aan enkele vrienden gestuurd, maar niet met de intentie dat ze het liedje door zouden sturen. Daarnaast is de raadsman van mening dat het liedje auteursrechtelijk is beschermd en dat verdachte erop mocht vertrouwen dat zijn vriendjes dit lied dus niet zouden verspreiden.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt. (…) Wat er ook zij van de auteursrechtelijke stelling van de raadsman, niet aannemelijk is geworden dat verdachte zelf ten tijde van het verzenden van zijn rapliedje rekening heeft gehouden met eventuele auteursrechtelijke bescherming en bovendien wist hij na de eerste verzending dat zijn rapliedje was verspreid. Er is derhalve onverminderd sprake van voorwaardelijk opzet, gericht op de bedreiging."

Lees het arrest hier.

IEF 4162

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2006, gepubliceerd pop 15 juni 2007, LJN: BA7354. Eiseres tegen CU2 B.V.

Kort kantonvonnis. Samenvatting Rechtspraak.nl: “Eiseres, kunstenares, vordert schadevergoeding van gedaagde die eigenaresse is van een website welke gebruikers de gelegenheid geeft een eigen webpagina aan te maken, omdat een gebruiker op zijn/haar webpagina een afbeelding van een schilderij van eiseres heeft geplaatst. De webpagina's op de website van gedaagde hebben veelal een erotisch karakter.

Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat gedaagde zich schuldig heeft
gemaakt aan een onrechtmatige gedraging, of onrechtmatig nalaten jegens eiseres, omdat gedaagde onmiddellijk na de melding van eiseres inhoudende dat de op haar auteursrecht inbreuk makende afbeelding op de website was gezien, deze (link) heeft verwijderd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4161

Sector strafrecht

Rechtbank Utrecht, 11 juni 2007, Sector strafrecht, LJN: BA6897.

Ontnemingszaak. Handelaar in inbreukmakende CD’s en DVD’s dient  € 1.510.394,- te worden ontnomen. Bijlage met berekeningen (hoge) winsten inbreukmaker.

Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, is de veroordeelde in zijn strafzaak veroordeeld ter zake van, onder andere,  het medeplegen van het als beroep of bedrijf uitoefenen van het opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, meermalen gepleegd in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 16 juni 2001.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde door middel van of uit baten van de genoemde strafbare feiten of soortgelijke feiten voordeel verkregen dat de rechtbank uiteindelijk schat op een bedrag van € 1.510.394,-. De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank tevens dat de inkomsten uit de strafbare feiten of soortgelijke feiten ponds-ponds zijn verdeeld tussen de veroordeelde en medeverdachte B als oprichters, leiders of bestuurders van de criminele organisatie.

In de bijlage van de uitspraak is de erekening wederrechtelijk verkregen voordeel opgenomen. Aardig om eens te zien wat inbreukmaken oplevert. Een voorbeeld:

"Q 1 Crazy Bites dvd:  De rechtbank gaat uit van 12.850 minus 1.750 is in totaal 11.100 stuks die in de handel zijn gebracht tegen een verkoopprijs van fl. 27,50 per stuk. Volgens eigen opgave kreeg [getuige X] voor de Crazy Bytes dvd fl. 2.500,= voor de eerste uitgave, fl. 5.000,= voor de tweede uitgave en voor de nummers 3, 4 en 5 telkens fl. 15.000,=. De kosten bedragen fl. 7,65 per dvd.

Omzet:
fl. 305.250,= (11.100 stuks x fl. 27,50 =)

Kosten: -/-  
fl. 52.500,= (loon [getuige X]: fl. 2.500,= + fl. 5.000,= + 3 x fl. 15.000,=)
fl. 84.915,= (11.100 stuks x fl. 7,65)

________________
Winst: fl. 167.835,="

Lees het vonnis hier.

IEF 4156

Stemrecht

1977.gifRechtbank Amsterdam, 14 juni 2007, KG ZA 07-801 AB/MB. Bureau voor Verkiezingsuitslagen J.W. Groenendaal B.V. tegen Stichting  Wij Vertrouwen Stemcomputers Niet

Auteursrecht en openbaar belang. Broncode is niet nodig om software als werk aan te kunnen merken, de stemmachinesoftware valt niet onder art 11 (vanwege de openbare macht openbaar gemaakt), afgifte o.g.v. Wet Openbaarheid van Bestuur is geen openbaarmaking,  eiser heeft bij handhaven auteursrecht i.c. legitiem belang en maakt geen misbruik van recht, vrijheid van meningsuiting/openbaar belang is niet in het geding, ook zonder deze algehele openbaarmaking moet de Stichting in staat zijn haar bevindingen over de software geloofwaardig te maken.

Eiser Groenendaal heeft het computerprogramma ‘Integraal Stem Systeem’ (ISS) ontwikkeld. Het programma wordt met name gebruikt voor stemcomputers. Via de website van de gedaagde Stichting kan iedereen de genoemde software, meer specifiek de programmatuur voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, alsmede de handleiding voor het gebruik van die programmatuur, downloaden. De Stichting heeft deze gegevens zonder toestemming van Groenendaal op haar website geplaatst.

Groenendaal heeft, zich beroepend op zijn auteursrecht,  de Stichting gesommeerd om de 1SS-software van haar website te verwijderen en zich te onthouden van verdere openbaarmaking daarvan. De Stichting heeft daarop geantwoord “na kort beraad” te hebben besloten niet aan deze sommatie te voldoen. De Rechtbank Amsterdam stelt echter vast dat er wel degelijk sprake is van inbreuk. Ook een beroep op het openbaar belang kan daarbij niet baten.

“4.2. Vervolgens hebben gedaagden aangevoerd dat het maar de vraag is of het 1SS-programma een werk is in de zin van de Auteurswet (Aw), aangezien. bij gebreke van de broncodes, niet kan worden vastgesteld dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft met het persoonlijke stempel van de maker. Groenendaal heeft echter terecht gesteld dat ingevolge artikel 10 lid l onder 12 Aw een computerprogramma in beginsel een auteursrechtelijk beschermd werk is. Gedaagden hebben hun standpunt dat dat in dit geval niet zo zou zijn, niet nader toegelicht of gestaafd, behoudens hun beroep op “gebrek aan wetenschap” op dit punt. Dit is onvoldoende om het 1SS-eomputerprogramma niet als werk in de zin van de Aw aan te merken. Zeker nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat de programmatuur kennelijk dermate specifiek is dat anderen moeilijk iets soortgelijks kunnen ontwerpen.

4.3. Gedaagden hebben verder betoogd dat aan her ISS-programma geen auteursrechtelijke bescherming toekomt, op grond van analoge toepassing van artikel 11 Aw. Dit betoog snijdt geen hout, Een computerprogramma dat gebruikt kan worden voor het tellen van stemmen, het verwerken van verkiezingsuitslagen en dergelijke, is een vorm van ondersteunend materiaal, dat niet gelijk gesteld kan worden met ‘wetten, besluiten, en verordeningen door de openbare macht uitgevaardigd’, noch met rechterlijke uitspraken, waarop artikel 11 Aw ziet. 

4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de Stichting de lSS-prograrnmatuur openbaar heeft gemaakt, door die programmatuur, met bijbehorende handleiding, voor een ieder toegankelijk te maken via internet. Toch is volgens gedaagden daarmee geen sprake van inbreuk op een auteursrecht. Zij verwijzen daarvoor naar artikel l5a (citaatrecht), respectievelijk 15h (werken die openbaar zijn gemaakt door de openbare macht) Aw, Een beroep op deze artikelen kan echter alleen slagen, als sprake is van werk dat ‘rechtmatig’ en/of ‘door of vanwege de openbare macht’ openbaar is gemaakt. Anders dan gedaagden hebben betoogd, is dat hier niet aan de orde. Door stemcomputers aan het publiek ter beschikking stellen om zijn stem te kunnen uitbrengen, maken de gemeenten de software niet openbaar. Ook uit de omstandigheid dat de gemeente Wijdemeren en de gemeente Naarden hun stemcomputers aan derden hebben verkocht en uitgeleend volgt niet dat de programmatuur en de daarvoor bestemde handleiding daarmee zijn geopenbaard. Van belang is daarbij dat die gemeenten de computers hebben afgestaan met het oog op (vermeende) ondernemingsraadverkiezingen en om de opkomst te verhogen, dus met het doel deze te gebruiken waarvoor ze bestemd zijn en niet voor derden om de onderliggende software te bestuderen. Dat een handleiding van een eerdere versie van ISS programmatuur in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur aan de Stichting ter beschikking is gesteld, levert ook geen openbaarmaking op van de werken die nu in het geding zijn. Van enige eerdere openbaarmaking is dan ook geen sprake en van een recht om te citeren dus evenmin.

4.5. Ook het betoog dat Groenendaal misbruik van recht maakt, omdat hij het auteursrecht uitoefent met een ander doel, geheimhouding, dan waarvoor het is verleend, gaat niet op. Groenendaal heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat mogelijke concurrenten door de openbaarmaking wezenlijke gegevens aan zijn programma kunnen ontlenen, wat aan een normale, commerciële exploitatie van de rechten van Groenendaal in de weg kan staan. Niet betwist is dat Groenendaal ook programmatuur levert aan landen buiten Nederland. Dat de programmatuur voor potentiële concurrenten niet bruikbaar zou zijn omdat deze helemaal zou zijn toegespitst op de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, hebben gedaagden vooralsnog niet aangetoond. Veeleer is aannemelijk dat er, zoals Groenendaal heeft gesteld, een soort basisprogramma is dat, al naar gelang de aard van de verkiezingen, telkens kan worden aangepast. Groenendaal heeft dan ook een legitiem belang bij het kunnen exploiteren van zijn auteursrecht en het tegengaan van inbreuken daarop.

4.6. Als meest principiële verweer heeft de Stichting aangevoerd dat het mogelijke auteursrecht van Groenendaal in dit geval dient te wijken voor liet recht op vrijheid van meningsuiting (informatievrijheid) van de Stichting. De Stichting heeft daartoe betoogd dat het algemeen belang vereist dat verkiezingen transparant en controleerbaar zin en dat Groenendaal door het geheim houden van zijn programmatuur hieraan in de weg staat, Door de software te publiceren wil de Stichting haar constatering dat deze fouten bevat ondersteunen en geloofwaardig maken. Ook wil zij hiermee derden in staat stellen aanvullend onderzoek te doen.

4.7. Hete in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting kan in hij de wet voorziene gevallen worden beperkt ter bescherming van de rechten van anderen, mits die beperkingen in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. In beginsel is het auteursrecht zo’n toegelaten beperking. De vraag is of dat in dit geval ook zo is.

4.8. Het belang van controle op de deugdelijkheid van stemcomputers staal in dit geding niet ter discussie, De Stichting heeft in dit opzicht baanbrekend werk verricht en heeft daarmee kans gezien het debat over mogelijke risico’s van het gebruik van deze computers te openen en het probleem onder de aandacht te brengen van publiek, pers en overheid. Gezien de instelling van de hiervoor onder 2 genoemde commissies heeft de overheid dit punt ook opgepakt. Integrale openbaarmaking van de volledige ISS-programmatuur, met de mogelijkheid van downloaden, kan echter, mede gelet op de belangen van Groenendaal, niet worden beschouwd als een proportioneel middel voor het verwezenlijken van de gewenste transparantie. Ook zonder deze algehele openbaarmaking moet de Stichting in staat zijn haar bevindingen over de software geloofwaardig te maken, terwijl niet valt in te zien welke willekeurige derden nader onderzoek zouden moeten doen. Het is nu verder aan de overheid om, met inachtneming van de rechten van Groenendaal, ervoor te zorgen dat de verkiezingen daadwerkelijk transparant en controleerbaar zijn.

4.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het Groenendaal vrij staat zich op zijn auteursrechten te beroepen en dat de Stichting, door het op internet zetten van de ISS software en de daarvoor bestemde handleiding inbreuk maakt op die auteursrechten en daarmee onrechtmatig jegens hem handelt.

4,12. Nu de implementatiewet van de Handhavingsrichtlijn inmiddels per 1 mei 2007 in werking is getreden, zal de gevorderde volledige proceskostenveroordeling worden opgevat als een vordering ex artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering . Deze is toewijsbaar, nu de Stichting op een belangrijk punt in het ongelijk wordt gesteld, deze vordering op de Wet steunt, afdoende is aangetoond en onvoldoende inhoudelijk is weersproken door de Stichting.

Lees het vonnis hier. Meer procestukken e.d. op de website van de Stichting.

IEF 4153

Stukken die geen betrekking hebben op Gerard van het Reve

grv.gifRechtbank Amsterdam, 16 mei 2007, HA ZA 02-627 (AV),.Rosenthal-Engels tegen Arnold Duim ter Marsch VOF c.s. (met dank aan Annelies van Zoest, GoversvanZoest Advocaten).

Erfgename kunstenaar laat eigen woning ontruimen en vordert op basis van auteursrecht foto’s, dagboekbrieven en tekeningen terug. Uitputting auteursrechten. Vexatoir beslag door eiseres.

Eiseres is één van de erfgenamen van de overleden kunstenaar en E.J. Engels. Medio 2000 verhuist zij naar een verzorgingstehuis. Zij verzoekt haar dochter het huis te ontruimen. De dochter schakelt hiervoor een opkoper in. Later, in 2001, verschijnt een artikel in Het Parool waarin melding wordt gemaakt van de verkoop van een groot aantal zaken afkomstig uit de nalatenschap (zijnde: tachtig tekeningen, waarvan eiser maker was, persoonlijke dagboekbrieven van de zoon, een tweetal boeken van de auteur Gerard Kornelis van het Reve, welke boeken een persoonlijke boodschap van de auteur aan Engels (zijn toenmalige geliefde) bevatten, een aantal foto’s waarop o.a. Reve, die een persoonlijke vriend van eiser was, staat afgebeeld), De zaken worden aangeboden door een antiquariaat.

Teneinde de collectie terug te krijgen heeft Rosenthal-Engels zich vervolgens tot het antiquariaat gewend, dat haar heeft doorverwezen naar Arnold, de koper van de collectie, die bereid was een groot deel van de collectie terug te verkopen (met uitsluiting van alle stukken die betrekking hebben op Gerard Kornelis van het Reve). Op 30 januari 2002 laat Rosenthal-Engels in samenwerking met een deurwaarder en slotenmaker beslag leggen op de collectie.

Rosenthal-Engels vordert, kort gezegd, afgifte van de collectie en bovendien een verbod op het zonder toestemming openbaar maken of verveelvoudigen van de tekeningen en dagboekbrieven. Hierbij doet zij een beroep op art. 28 en 29 Aw, alsmede art. 5:2 BW. In reconventie vordert Arnold schadevergoeding wegens vexatoir gelegd beslag.

De rechtbank onderzoekt eerst of er sprake is van een bij eiseres berustend auteursrecht. Van de gehele opgekochte collectie vallen enkel de tekeningen en dagboekbrieven onder het auteursrecht; hiervan staat onbetwist vast dat ze door de kunstenaar Engels zijn gemaakt en door erfopvolging toekomen aan eiseres. Van de foto’s staat niet vast dat deze door Engels of eiseres zijn gemaakt, net als de boeken.

De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat Arnold voor eigen gebruik heeft verkregen en niet in soortgelijke zaken handel drijft (artikel 29 Aw). Voldoende aannemelijk is geworden dat Arnold de collectie heeft gekocht als persoonlijke hobby en dat de vordering dientengevolge zal worden afgewezen. Van auteursrechtinbreuk door Arnold zelf is eveneens geen sprake. De opeising is derhalve onrechtmatig.

Met betrekking tot de gestelde uitputting oordeelt de rechtbank: “Hoewel Rosenthal-Engels stelt dat toestemming van haar voor overdracht van de tekeningen en de dagboekbrieven ontbrak, is de rechtbank van oordeel dat desalniettemin in het onderhavige geval sprake is van het door Rosenthal-Engels in het verkeer brengen van de tekeningen. Zij heeft er voor gekozen om een opkoper in te schakelen voor het leeghalen van haar woning en het verkopen van de daarin aanwezige goederen. Dat daarbij al dan niet tekeningen of dagboekbrieven van de zoon zonder haar toestemming zijn meegenomen, komt voor haar rekening en risico. (…) Aldus is sprake van uitputting van de auteursrechten […] als bedoeld in artikel 12b Aw.”

In reconventie oordeelt de rechter dat het beslag i.c. vexatoir en daarmee onrechtmatig was. Eiseres dient de materiële schade (kwaliteitssloten) wel en de gestelde immateriële schade (stress) niet te vergoeden.

De proceskosten worden gecompenseerd. Beide partijen zijn over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld.

Lees het vonnis hier.

IEF 4151

Wees uw eigen lamp

mjh.gifVoorzieningenrechter Rechtbank 's-Hertogenbosch , 12 juni 2007, LJN: BA7170. Juul Hoes tegen Mondiart B.V.

Namens kunstenares Juul Hoes bepleit Stichting Beeldrecht succesvol dat  gedaagde Mondiart schilderijen (bovenste afbeelding) verhandelt die een inbreukmakende verveelvoudiging zijn van de schilderijen van Hoes (onderste drie afbeeldingen).

“4.4.  Wat ook zij van de stelling van Mondiart dat de afmetingen van de gezichtsverhoudingen nu eenmaal religieus/cultureel bepaald (“voorschrift”) zijn, feit is dat daarbinnen een scala aan creativiteit en originaliteit (qua kleur, symmetrie, structuur, etcetera) mogelijk is. Mondiart heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat het litigieuze werk van Hoes niet origineel is enkele foto’s in het geding gebracht, genummerd 1 tot en met 6. De rechter is, in tegenstelling tot Mondiart, evenwel van oordeel dat deze foto’s juist een grote diversiteit laten zien in de wijzen waarop een boeddha kan worden afgebeeld en de creatieve keuzes van Hoesin het onderhavige schilderij benadrukken. Met name de karakteristieke gelaatstrekken van de boeddha van Hoes springen in het oog. Van originaliteit van het werk van Hoes is dus wel degelijk sprake.

4.5.  Beschouwing van de beide schilderijen (dat van Hoes en dat van Mondiart) naast elkaar, geeft direct de indruk dat sprake is van een zuivere nabootsing: in beide gevallen is sprake van een tweeluik waardoor het hoofd van boeddha in tweeën is gesplitst, beide schilderijen hebben een afmeting van tweemaal 120 x 90 cm, de boeddha is op beide schilderijen “en face” en van dichtbij afgebeeld waardoor slechts een deel van het gezicht zichtbaar is, de boeddha heeft op beide schilderijen exact dezelfde gelaatstrekken en op beide werken is structuur in de onderlaag aangebracht. Het enige in het oog springende verschil is dat Hoes het gezicht heeft gedecentreerd terwijl Mondiart het heeft gecentreerd."

"4.6.  Het voorgaande leidt de rechter tot de conclusie dat met de vervaardiging van het boeddhaschilderij, zoals afgebeeld op de aan dit vonnis gehechte foto, sprake is van een verveelvoudiging zoals bedoeld in artikel 13 Auteurswet. Voorshands is dan ook in voldoende mate aannemelijk geworden dat Mondiart inbreuk maakt op de auteursrechten van Hoes. De verweren onder iv en v falen derhalve.”

Mondiart moet haar afnemers verzoeken de door Mondiart geleverde inbreukmakende schilderijen terug te zenden. Ook heeft de rechter Mondiart bevolen de gehele voorraad van verveelvoudigde schilderijen ter vernietiging af te geven aan de kunstenares. De rechter legt een dwangsom op van 15.000 euro per overtreding danwel 1000 euro voor ieder schilderij waarmee in strijd met het vonnis wordt gehandeld. Voor iedere dag dat Mondiart in gebreke blijft met de nakoming van de veroordeling staat een dwangsom van 1000 euro per dag.

Lees het vonnis hier.

IEF 4136

Niet onnodig veel fragmenten

cbl.gifRechtbank Amsterdam, 6 juni 2007, HA ZA 06-3976. Stichting Nederlands Fonds voor de Film tegen TROS (met dank aan Maarten Schut, Kennedy Van der Laan).

Auteursrecht. Gebruik van 9 fragmenten, zo’n drie minuten, van een documentaire in een item van zo’n 6 minuten in een nieuwsprogramma, vormt geen inbreuk, maar valt onder het citaatrecht van artikel 15a AW.

De TROS zendt in het programma Eenvandaag een item uit over arbeidsomstandigheden in arme landen. Voor het item van 6 ½ minuut wordt gebruik gemaakt van 9 korte fragmenten (in totaal 3 minuten en 12 seconden) van de documentaire China Blue. Eiser heeft een exclusieve licentie op de auteursrechten van de documentaire voor de Benelux en stelt voorafgaand aan de uitzending al te hebben aangegeven geen toestemming te geven om de fragmenten “op deze manier” te gebruiken.

Het beroep van de TROS op de artikel 15 Aw faalt, omdat een documentaire niet kan worden gezien als een nieuwsbericht of gemengd bericht en evenmin als een artikel over een actueel economisch, politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk onderwerp of werk van dezelfde aard. Ook een beroep op 16a AW wordt afgewezen, er was i.c. geen sprake van een actuele gebeurtenis waarbij het niet mogelijk was vooraf toestemming te vragen aan de rechthebbende. Het beroep op artikel 15a Aw, het citaatrecht, slaagt wel.

“4.6. Artikel 15a Auteurswet ziet op het citeren in onder meer een aankondiging die aandacht besteedt aan het werk of een gebeurtenis die ermee samenhangt. In dit geval betreft het item van Eenvandaag de aankondiging dat China Blue in première gaat in de bioscopen zodat het citeren is toegestaan mits ook aan de andere in artikel 1 5a Auteurswet genoemde voorwaarden is voldaan (…). 

4.7. De rechtbank is na het zien van de documentaire en het programma Eenvandaag, van oordeel dat het gebruik van de fragmenten uit China Blue in het item in Eenvandaag wel in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang van de geciteerde gedeelten door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd. Het is met name de regisseur Peled die vertelt over de film, waardoor een beeld van de film ontstaat. De fragmenten van China Blue maken dit niet anders of zodanig dat daardoor sprake is van de door Stichting Nederlands Fonds Voor de Film gestelde ‘overexposure’. De film wordt in het item dan ook niet ‘weggegeven’ door de weergave van de fragmenten. In de documentaire zit veel meer dan hetgeen in het item is vertoond. (…) Het item heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk gedaan aan de exploitatiemogelijkheden van de documentaire.

4.8. Ook zijn er niet onnodig veel fragmenten gebruikt. Het enkele feit dat het wellicht ook mogelijk was geweest om de film aan te kondigen door middel van twee of drie fragmenten, zoals Stichting Nederlands Fonds Voor de Film stelt, maakt niet zonder meer dat er sprake is van disproportioneel gebruik nu er meer filmfragmenten zijn gebruikt. De gebruikte fragmenten zijn zeer kort en sluiten aan bij het interview met Peled.  Wat betreft de lengte van de fragmenten, is het inderdaad mogelijk dat meerdere kortte fragmenten meer ‘weggeven’ dan twee of drie langere fragmenten. Dat neemt niet weg dat van een dergelijk ‘weggeven’ van de film in het onderhavige geval geen sprake is.

4.9. Artikel 15 Auteurswet bepaalt voorts niet dat het moet gaan om citaten uit een voor ieder beschikbaar werk. Het moet gaan om een werk dat rechtmatig openbaar is gemaakt. Vaststaat dat China Blue reeds eerder openbaar is gemaakt, zodat ook aan dit vereiste is voldaan.
4.10. Nu de Tros geen inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten op China Blue, komt de vraag aan de orde of het werk zoals Stichting Nederlands Fonds Voor de Film stelt - onder voorwaarden (slechts twee fragmenten, waarbij onder een fragment wordt verstaan een aaneengesloten stuk uit een film van maximaal 1 minuut) ter beschikking is gesteld aan de Tros. Partijen schetsen dienaangaande ieder een ander beeld van de feiten.”

Nu er geen sprake van inbreuk is, rest volgens de rechtbank nog de vraag of het werk onder voorwaarden ter beschikking is gesteld door het Fonds, of er een afspraak was tussen partijen. Gezien tegenstrijdige verklaringen staat het echter niet vast dat namens het Fonds de restrictie van twee fragmenten van maximaal 1 minuut per fragment is gesteld en, zo ja, op welk(e) moment(en). Aangezien het Fonds zich beroept op de rechtsgevolgen van deze restrictie, namelijk dat de Tros geen toestemming had om het item uit te zenden) is het aan haar om dit te bewijzen.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en laat de Stichting Nederlands Fonds Voor de Film toe tot het bewijs.

Lees het vonnis hier.

IEF 4135

Coöperatieve inbreuk

sbr.gifRechtbank Amsterdam 23 mei 2007, LJN: BA6820: Subaru c.s. tegen Coöperatie Cosis.

Uitleg van tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Gebruik handelsnaam, beeld- en woordmerken in strijd met overeenkomst. Auteursrechtinbreuk door plaatsen van foto’s van Subaru’s personenauto’s op website.

Cosis, een coöperatie die wordt gevormd door diverse leden, waaronder ex-dealers van Subaru, presenteert zich als zijnde gespecialiseerd in Subaru. Op 4 juli 2003 is er een vaststellingovereenkomst tussen partijen gesloten. Subaru vordert onder meer een verklaring voor recht dat Cosis door gebruik van de naam ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ en de Subaru-merken de vaststellingovereenkomst overtreedt en maakt aanspraak op contractuele boetes.

Het hanteren van de aanduiding ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ wordt aangemerkt als handelsnaamgebruik: ‘Op het moment dat de aanduiding “Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru” zowel in het briefhoofd staat vermeld, direct gevolgd door adres en internetgegevens, als onderaan de prijslijst, eveneens direct gevolgd door adresgegevens, zal de gemiddelde geadresseerde dit als handelsnaamgebruik opvatten en niet slechts als beschrijving van de (handels)activiteiten/werkelijke hoedanigheid van de leden van Cosis. Dat de brief is ondertekend met Coöperatie Cosis zonder toevoeging “Specialisten in Subaru” doet hieraan geen afbreuk. Evenmin als de verdere inhoud van de brief en/of het persbericht.’ (r.o. 4.8). Cosis is jegens Subaru tekortgeschoten in de nakoming van artikel 1 van de vaststellingovereenkomst.

Voor wat betreft de daardoor verschuldigde boete oordeelt de Rechtbank dat het aantal overtredingen niet afhankelijk is van het aantal verzonden brieven waaruit een mailing bestaat (50 verzonden brieven). In dit geval is volgens de Rechtbank sprake van twee overtredingen omdat de naam Cooperatie Cosis Specialisten in Subaru twee keer in de mailing voorkomt (r.o. 4.10).

Met betrekking tot een onder Subaru-rijders door Cosis verspreide brochure waarin beeld- en woordmerken van Subaru worden gebruikt, oordeelt de Rechtbank (verwijzend naar BMW/Deenik) dat het de vraag is of de brochure de ongeoorloofde indruk heeft gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen Cosis en Subaru. Daarvoor acht de Rechtbank de volgende omstandigheden van belang:

‘a. Cosis maakt in de brochure zowel gebruik van het beeldmerk van Subaru c.s. (ovaal met zes sterren) als van het woordmerk SUBARU. In het algemeen zal beeldmerkgebruik naast woordmerkgebruik tot het oordeel leiden dat de indruk wordt gewekt van het bestaan van een commerciële band.

b. Cosis maakt in de brochure reclame voor nieuw op de markt gebrachte auto's en spreekt over een introductieshow. In zijn algemeenheid worden nieuw geïntroduceerde automodellen van een bepaald merk veeleer bij officiële dealers aangeboden. Dit brengt mee dat bij potentiële klanten sneller de indruk wordt gewekt dat de brochure afkomstig is van Subaru c.s. of van aan haar gelieerde ondernemingen.

c. In de brochure is een lijst met namen, adresgegevens en telefoonnummers van Cosis-leden opgenomen. Mede nu het als onvoldoende betwist ervoor moet worden gehouden dat een groot aantal van de in deze lijst vermelde leden vroeger wel officiële Subaru-dealers zijn geweest en sommige leden ook officiële dealers zijn van andere merkauto's, kan deze lijst een indruk wekken van een landelijk dealernetwerk, en kunnen potentiële klanten eerder in de veronderstelling komen te verkeren dat de brochure afkomstig is van een aan Subaru c.s. gelieerd aantal dealers.

d. In de brochure is gebruik gemaakt van de kleurencombinatie blauw/geel. Door Cosis is niet betwist dat deze kleuren tot medio 2003 kenmerkend zijn geweest voor de Subaru-dealerorganisatie. Dat dit mogelijk niet van begin af aan het geval is geweest, doet hieraan niet af Dat de kleurencombinatie blauw/geel verder niet als merk is gedeponeerd doet niet eraan af dat het gebruik maken van deze kleurencombinantie één van de elementen kan zijn die meebrengen dat bij het publiek de indruk kan ontstaan dat zij van doen heeft met een aan Subaru c.s. gelieerde onderneming.’

De Rechtbank komt tot het oordeel dat Cosis met de brochure de indruk kan wekken dat er een commerciële band bestaat. Aldus handelt Cosis in strijd met artikel 4 van de vaststellingovereenkomst (r.o. 4.17).

Met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk oordeelt de Rechtbank dat de foto’s, waarop diverse Subaru personenauto’s al rijdend en in een landschappelijke omgeving zijn te zien, auteursrechtelijk beschermd zijn. ‘De auto’s zijn niet op een gebruikelijke wijze maar op een originele manier vanuit een specifiek gekozen perspectief gefotografeerd waarbij door de maker van de foto’s keuzes zijn gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld de setting waarin de foto’s zijn geplaatst en de belichting.’ Nu als onbetwist vaststaat dat Cosis deze foto’s zonder toestemming van Subaru op haar website heeft geplaatst en openbaar gemaakt, maakt Cosis inbreuk op de auteursrechten van Subaru (4.25).

Volgt forfaitaire kostenveroordeling (de zaak is aangebracht vóór de handhavingsrichtlijn).

Lees het vonnis hier

IEF 4126

Primus ex parte

bg.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 7  juni 2007, beschikking in Paletti Collections B.V. tegen Verweerster. (met dank aan Dick van Engelen, Ventoux Advocaten).

Een primeur in Nederlandse IE-recht: Het eerste verleende ex parte bevel (1019e RV). Het verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening bij voorraad houdende een bevel om dreigende inbreuk op de rechten van intellectuele eigendom van verzoekster Paletti te voorkomen, wordt  door de rechtbank Den Haag toegestaan als verzocht.

Paletti is licentieneemster van de woordmerken BENGH (wat ongetwijfeld niet refereert aan de gebruikelijke afkorting voor het Benelux Gerechtshof) en BENGH PER PRINCIPESSE. De merken worden gebruikt voor kinderkleding. Paletti stelt dat de geanonimiseerde verweerster inbreuk maakt op de genoemde merken en op de aan Paletti toekomende auteursrechten en niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrechten met betrekking tot de onder de merken op de markt gebrachte kinderkleding.

Verweerster biedt haar producten aan via een zogenaamde ‘internethandel’, die zich kenmerkt door “een hoge omloopsnelheid”, een oncontroleerbare kwantiteit van ingekochte en verkochte producten en het lastig te traceren van afnemers. Door voornoemde handelswijze verspreiden de inbreukmakende producten zich als een olievlek over Nederland (en mogelijk zelfs wereldwijd).” Gelet op de aard en ernst van de (dreigende) inbreuk en de onherstelbare schade die door het voortduren van voornoemde inbreuk aan Paletti zou worden berokkend, stelt Paletti een spoedeisend belang te hebben.

De voorzieningenrecht staat het verzoek toe, heel kort en zonder nadere motivering, en beveelt verweerster de inbreuk, op straffe van een dwangsom, te staken en gestaakt te houden. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (art. 1019i Rv) wordt bepaald op zes maandenna de datum van de beschikking.

Lees de beschikking hier.

IEF 4113

Met voetnoten

Rechtbank Leeuwarden, 30 mei 2007, LJN: BA6405, HA ZA 06-338. Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, geschriftenbescherming. Passages uit een door eiseres opgestelde offerte zijn nagenoeg letterlijk overgenomen in een door gedaagde uitgebrachte rapportage. Geen auteursrechtelijke bescherming, geen geschriftenbescherming, omdat zij geen werk zijn dat bestemd is om openbaar gemaakt te worden.

De opdracht tot het verrichten van het bodemonderzoek is door een garagebedrijf niet gegund aan eiseres, maar aan gedaagde. In dat kader is door gedaagde een rapportage van het bodemonderzoek opgesteld. Eiseres stelt nu dat gedaagde verscheidene passages uit de offerte van eiseres nagenoeg geheel heeft overgenomen en hierdoor inbreuk op haar auteursrecht heeft gemaakt dan wel op haar recht van geschriftenbescherming.

Aangezien de passages overwegend objectieve historische en technische feiten bevat missen deze derhalve de vereiste creativiteit die noodzakelijk is om te kunnen spreken van een werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stemepel van de maker draagt (om dit stempel te bestellen: zie IEF 4053).
Ten aanzien van de geschriftenbescherming oordeelt de rechtbank dat de offertes niet als werken aangemerkt worden die bestemd zijn om openbaar te worden gemaakt. De rechtbank wijst de vorderingen af. Lees het vonnis hier.