Alle rechtspraak  

IEF 4513

Alternatieve stands

sky.bmpRechtbank 's-Gravenhage, 10 augustus 2007, KG ZA 07-924. Sky-Lite Holland B.V. tegen Audipack Verkoop B.V. (Met dank aan Ricardo Dijkstra en Rogier de Vrey, Van Doorne)

Auteursrechtelijk executiegeschil. Dreigende executie. Reikwijdte van een in algemene termen vervat verbod.

Zowel Audipack als Sky-Lite verhandelen statieven ("stands") voor het ophangen van platte televisieschermen of presentatieschermen. Op 7 juni 2007 oordeelde de voorzieningenrechter te Dordrecht dat de stand van Sky-Lite inbreuk maakt op de auteursrechten van Audipack. Sky-Lite heeft tegen dit vonnis spoedappèl ingesteld.

Hangende het spoedappèl start Sky-Lite een executiegeschil. In dit executiegeschil vordert Sky-Lite primair Audipack te verbieden tot executie van het eerdere vonnis over te gaan ten aanzien van de alternatieve stand I, en subsidiair ten aanzien van de alternatieve stand II, beide op straffe van een dwangsom. Tevens vordert zij na eiswijziging een volledige proceskostenveroordeling. Audipack stelt dat de verhandeling van de alternatieve stands die Sky-Lite heeft voorgesteld onder het verbod van het vonnis zou vallen. Sky-Lite betwist dit, omdat zij met alternatieve stand I maar zeker met stand II voldoende afstand neemt.

 

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de bepaling van de reikwijdte van een in algemene termen vervat verbod, zoals het onderhavige, een redelijke uitleg met zich brengt dat de draagwijdte ervan niet beperkt behoeft te zijn tot de herhaling van de handelingen die aanleiding vormden voor de eerdere procedure, maar zich ook kan uitstrekken tot toekomstige handelingen, met dien verstande dat voor zover het toekomstige handelingen betreft, als maatstaf geldt dat de draagwijdte van het verbod beperkt is te achten tot handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken, als door de rechter verboden, opleveren.

Deze maatstaf toepassend, oordeelt de voorzieningenrechter dat de verhandeling van alternatieve standaard I geen overtreding van het verbod oplevert. Op een aantal punten, dat de voorzieningenrechter te Dordrecht voor de inbreukvraag van belang achtte, heeft Sky-Lite onmiskenbare veranderingen aangebracht. Gelet voorts op de relatief beperkte speelruimte vanwege technische eisen, kan volgens de voorzieningenrechter zelfs serieus de vraag worden gesteld of deze nieuwe standaard I (nog) inbreuk maakt op de auteursrechten van Audipack. Dit geldt te sterker nu in eerste instantie nadrukkelijk het aanvankelijk in nog algemenere termen geformuleerde verbod is afgewezen.

Het betoog van Audipack dat in de beslissing tevens Sky-Lite wordt verboden onderdelen van de verboden standaard te verhandelen en dat in standaard I nog een aantal onderdelen is verwerkt die ook in de oude standaard zat, zodat deze om die reden door het verbod zouden worden bestreken, gaat niet op. De voorzieningenrechter acht het duidelijk dat het verbod eerst en vooral ziet op de standaard als geheel, nu de voorzieningenrechter te Dordrecht de totaalindrukken daarvan gelijkend heeft geoordeeld en ook slechts de auteursrechtelijke beschermbaarheid van de gehele staander van Audipack heeft beoordeeld.

Hoewel Audipack nog niet heeft geprobeerd dwangsommen te innen met betrekking tot eventuele verkopen van de alternatieve standaard I, acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang gegeven, aangezien het voor Sky-Lite van belang is te weten of zij met de verhandeling van deze standaard dwangsommen verbeurt, terwijl Audipack desverzocht niet heeft willen aangeven daarop geen aanspraak te zullen doen en het vonnis betekend is.

Audipack wordt in de redelijke en evenredige proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter overweegt dat ook de proceskosten gerezen in verband met de executie van een vonnis dat als voorwerp heeft de handhaving van rechten van intellectuele eigendom, conform artikel 14 Handhavingsrichtlijn/artikel 1019h jo. 1019 Rv worden vastgesteld, nu de executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4494

Caramba!

Rechtbank Utrecht, 8 augustus 2007, HA ZA 06-2471. Caramba Webdesign v.o.f. tegen Vastgoed Direct.nl B.V. (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Inbreuk op softwareauteursrecht. Kostenveroordeling niet gematigd op grond van het feit dat deze een niet onaanzienlijk deel van de hoofdvordering zullen betreffen.

Caramba heeft voor beleggingspanden.nl software voor hun website ontwikkeld, die bestaat uit een databasestructuur en de programmacode om de database te gebruiken, waarbij gebruik is gemaakt van reeds bestaande software. De op deze overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden bevatten onder meer de voorwaarden dat de software niet mag worden bewerkt of verwerkt in andere websites dan waarvoor het oorspronkelijk is gemaakt, en dat de rechten of plichten uit de overeenkomst niet mogen worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming. Caramba constateerde op een later moment dat de software wordt gebruikt op de website vastgoeddirect.nl.

Met het verweer van Vastgoed Direct dat er geen sprake is van een werk en er dus geen auteursrechtinbreuk is, miskent Vastgoed Direct dat software die er op gericht is om andere, reeds bestaande, software met elkaar te laten samenwerken op zichzelf een nieuw werk in de zin van de Auteurswet kan opleveren. Nu het verweer tegen de stelling dat de software auteursrechtelijk beschermd is enkel berust op deze miskenning en zij niet verder feitelijk onderbouwd is, verwerpt de rechtbank dit.

 

De rechtbank stelt vast dat de software is verveelvoudigd. Dat de maker toestemming heeft gegeven is gesteld noch gebleken. Nu Vastgoed Direct inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Caramba, is zij gehouden de geleden schade te vergoeden. Caramba vordert zowel de geleden schadevergoeding van misgelopen licentie-inkomsten alsmede veroordeling tot het afleggen van rekening van verantwoording met betrekking tot de tengevolge van de inbreuk gerealiseerde winst. De rechtbank oordeelt dat slechts de vordering die het hoogste bedrag oplevert, kan worden toegewezen. Voor de vaststelling van de schadevergoeding gaat de rechtbank uit van de datum waarop de software voor het eerst is gebruikt en niet de datum waarop de website waarin de software is opgenomen voor het eerst in gebruik is genomen.

Ten aanzien van de kostenveroordeling komt de rechtbank onder meer tot de conclusie dat het enkele feit dat de proceskosten een niet onaanzienlijk deel van de hoofdveroordeling zullen betreffen, niet tot de conclusie moet leiden dat deze kosten daarom slechts gematigd kunnen worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4493

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank Rotterdam, Sector kanton locatie Rotterdam, 1 augustus 2007, VERZ 04-3665. Duozorg Verpleegkundige maatschap tegen DuoZorg Uitzendbureau B.V.

Afwijzing verzoek tot wijzigen handelsnaam. De beschikking van de kantonrechter heeft wegens “mislegging van het dossier” drie jaar op zich laten wachten.

Lees de beschikking hier.

2- Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 6 augustus 2007, LJN:BB1252. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen Total Backup B.V. c.s.

Inhoudsindicatie op rechtspraak.nl: “Artikel 1019h Rv. Merkinbreuk. Volledige proceskostenveroordeling. Vaststelling in kort geding bij wege van voorschot. Wenselijkheid deskundige beoordeling, bijvoorbeeld Raden van Toezicht.”

Lees het vonnis hier.

3- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, C0401187/RO. Euro-Tyre B.V. tegen Eurotyre S.A. c.s. (Met dank aan Michiel Odink, Allen & Overy)

Arrest over het onderscheidend vermogen van het merk EUROTYRES en de vraag of Eurotyre S.A. haar merk EUROTYRES te kwader trouw heeft gedeponeerd.

Lees het arrest hier. Lees het tussenarrest van 21 maart 2006 hier.

4- Rechtbank Utrecht, 8 augustus 2007, HA ZA 06-2471. Caramba Vastgoed V.O.F. tegen Vastgoed Direct.nl B.V. (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten)

Inbreuk op auteursrechtelijk beschermde software. Lees het vonnis hier.


 

IEF 4486

Zoek alle Japen

Samenvatting Rechtspraak.nl: “De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan in het kort geding tussen de Stichting Baas in Eigen Huis tegen Plazacasa (Jaap.nl), alsmede in het kort geding dat Plazacasa had aangespannen tegen Funda, de NVM en de Stichting Baas in Eigen Huis.

In de eerste zaak heeft de rechter Plazacasa verboden om een website te exploiteren waarop zij objectgegevens - foto’s en beschrijvingen - van websites van in Nederland gevestigde makelaars en makelaarskantoren overneemt en publiceert, tenzij: a. zij daarvoor van de betreffende makelaar of het betreffende makelaarskantoor toestemming heeft verkregen

b. de overgenomen en gepubliceerde gegevens niet meer omvatten dan (i) een tekst met maximaal 155 tekens, (ii) daarnaast de adresgegevens en (iii) de vraagprijs van het object, alsmede een bij een en ander te plaatsen foto met een formaat van ten hoogste 194x145 pixels.

De rechter heeft geoordeeld dat het klakkeloos kopiëren van advertentieteksten en foto’s in strijd is met de Auteurswet. Naast bescherming van auteursrecht in engere zin biedt deze wet immers bescherming ten aanzien van “andere geschriften”.

De rechter heeft in het vonnis in het midden gelaten of de advertentieteksten en bijbehorende foto’s  onderwerp van auteursrecht in engere zin kunnen zijn. Bij de “geschriftenbescherming”geldt de eis van originaliteit niet. Het verweer dat de geschriftenbescherming zou zijn komen te vervallen als gevolg van een Europese richtlijn over databanken wordt verworpen. De wetgever heeft aan die richtlijn gevolg gegeven door invoering van de Databankenwet. Daarbij is nadrukkelijk bepaald dat de geschriftbescherming gehandhaafd zou blijven.

Wel bestaat het recht om te citeren. In dit geval heeft de rechter geoordeeld dat het citeren van een tekst met maximaal 155 leestekens en het plaatsen van een afbeeldingen met een beperkt aantal pixels binnen de grenzen van het citaatrecht valt.

In de tweede zaak heeft Plazacasa de vraag aan de orde gesteld of de andere partijen zich schuldig hebben gemaakt aan oneerlijke mededinging, waarbij met name een brief van Funda van belang is, waarin zij de NVM makelaars attent maakt op schending van hun auteursrecht. Naar het oordeel van de rechter is deze brief van Funda echter een begrijpelijke en, gelet op de omstandigheden, gepaste reactie op het optreden van Plazacasa, te weten het tentoonstellen op haar eigen website van gegevens, gekopieerd van makelaars en voorts een brief van “Jaap” aan de klanten van makelaars, waarin dezen worden opgeroepen zich nog eens te bezinnen over het medium of de media waarop die makelaars hun woning presenteren. De vordering wordt dan ook afgewezen."

Lees het persbericht + de vonnissen hier.

IEF 4469

Een foutje is niet goed genoeg

Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 2 augustus 2007, Rolnummer KG ZA 07-1259, Adani tegen Odmedical B.V. (Met dank aan Hidde Koenraad, Steinhauser Hoogenraad)

Toewijzing van voorlopige voorzieningen wegens schending van een vaststellingsovereenkomst en inbreuk op het merk- en auteursrecht van Adani. Handelen te kwader trouw. Vaststellingsovereenkomst met betrekking tot intellectueel eigendomsrecht, proceskostenveroordeling.

In 1999 bracht Adani onder de naam CONPASS een lichaamsscanner op de markt. Deze scanner wordt gebruikt op onder meer vliegvelden en in gevangenissen voor het detecteren van wapens, plastic explosieven, diamanten en drugs. In september 2005 heeft Adani het beeldmerk CONPASS ingeschreven en in juni 2006 ook het woordmerk. Ook Odmedical, een concurrerende onderneming, bracht een lichaamsscanner op de markt. Tussen Adani en Odmedical ontstond vervolgens een conflict over de (mogelijke) inbreuk op het merk- en auteursrecht van Adani ten aanzien van de lichaamsscanner CONPASS. Om aan dit conflict een einde te maken, sloten de partijen op 8 september 2006 een vaststellingsovereenkomst waarin Odmedical het merk- en auteursrecht van Adani erkende en verklaarde zich te zullen onthouden van inbreuk daarop.

 

Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bood Odmedical echter op internationale beurzen ter promotie van haar lichaamsscanner, de SOTER RS security, een CD-ROM aan waar testrapporten, certificaten, vergunningen, afbeeldingen en overige documenten op stonden, die betrekking hadden op de CONPASS-lichaamsscanner. Deze documenten stonden ook op de website van Odmedical, evenals afbeeldingen welke met de CONPASS-scanner waren gemaakt. Hierdoor, stelde Adani, handelde Odmedical in strijd met de vaststellingsovereenkomst, maakte zij inbreuk op haar merk- en auteursrechten en kon haar handelen tevens worden aangemerkt als misleidende en ontoelaatbare vergelijkende reclame als bedoeld in de artikelen 6:194 en 6:194a BW.

Odmedical verweerde zich door te stellen dat zij alle informatie die zij op haar website had geplaatst, simpelweg was vergeten weg te halen. Helaas kon door die slordigheid de dealer van Odmedical in Dubai, TSSS, de informatie op een CD-ROM branden en stond zo informatie over de CONPASS-scanner en de SOTER RS-scanner door elkaar. Er kon echter niet gesproken worden van vergelijkende reclame, meende Odmedical. Het betrof slechts een beperkte oplage van enkele tientallen cd’s. Bovendien vond Odmedical, dat zij niet aansprakelijk kon worden gesteld voor het handelen van haar dealer. Als er al sprake zou zijn van tekortkomingen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, dan waren die tekortkomingen zo gering dat Adani hierop in rechte geen beroep kan doen. Er was sprake van een stommiteit aan de zijde van Odmedical en dat had voor Adani amper gevolgen, laat staan dat zij hierdoor schade had geleden.

De voorzieningenrechter oordeelt anders. Aan de hand van de door Adani in het geding gebrachte prints van zowel de website als van de CD-ROM, is voldoende aannemelijk geworden dat Odmedical het (beeld)merk CONPASS had gebruikt, alsmede afbeeldingen van de CONPASS-bodyscanner. Het logo van Odsecurity stond afgebeeld op de CD-ROM. Ook bleek uit de prints dat de “Certificats/Reports/Approvals” van de CONPASS-bodyscanner waren opgenomen op de CD-ROM ter promotie van de SOTER RS-bodyscanner en dat afbeeldingen gemaakt met de bodyscanner van Adani ter promotie van de bodyscanner van Odmedical werden gebruikt.

De rechter oordeelt: “De reden die Odmedical heeft opgegeven om de gewraakte gegevens op haar website te zetten en dus voor het publiek kenbaar te maken, is immers hoogst ongeloofwaardig en in elk geval zo slordig en ondoordacht dat die vermeldingen als kwade trouw zijn te kwalificeren. (...) Juist omdat partijen reeds eerder een geschil hadden over de auteurs- en merkenrechten en om die reden een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten, mag van Odmedical extra zorgvuldigheid worden verwacht, waar het betreft het inbreuk maken op de auteurs- en merkenrechten van Adani. Deze zorgvuldigheid – die er onder meer uit dient te bestaan dat zij haar distributeurs strak in de hand dient te houden – is door haar niet in acht genomen. Derhalve zal eveneens voorbij worden gegaan aan het verweer van Odmedical dat het haar niet kan worden aangerekend wat haar distributeurs (met name TSSS) zoal doen.”

Tot slot voert Odmedical, in verband met de proceskostenveroordeling, aan dat het hier gaat om overtreding van de vaststellingsovereenkomst, en niet om inbreuk op het intellectueel eigendomsrecht. “Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van Adani.”

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4467

Ponyville

mlfpmlp.JPGRechtbank Rotterdam, 30 juli 2007, LJN: BB0755. Hasbro Inc. tegen Simba Toys.

Kort geding. Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing aangenomen.

Hasbro heeft in 1982 de serielijn “My little pony” geïntroduceerd. Simba heeft eveneens zogenaamde Pony-producten. Hasbro is van mening dat de Pony-producten van Simba inbreuk maken op haar auteursrecht met betrekking tot de “Ponyville” en hiervan een slaafse nabootsing vormen.

De Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Hasbro af voor zover deze zien op de aan Simba “gelieerde rechtspersonen”, nu eventuele toewijzing ervan in strijd zou komen met beginselen van behoorlijke procesvoering. “De omschrijving “gelieerde rechtspersoon” is te vaag geformuleerd en onvoldoende geconcretiseerd om een behoorlijk verweer mogelijk te maken. Een “gelieerde rechtspersoon” is geen wettelijk criterium en onduidelijkheid zou (kunnen) bestaan over de vraag of een rechtspersoon zich aangesproken zou moeten voelen en/of zich de inhoud van het vonnis zou moeten laten welgevallen, nog daargelaten dat de “gelieerde rechtspersonen” niet in de gelegenheid zijn geweest zich te verweren.”

Hasbro’s vorderingen ten aanzien van twee van de vier litigieuze Pony-producten van Simba worden eveneens afgewezen, nu deze producten thans niet op de Nederlandse markt zijn en Hasbro niet (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt dat deze producten in de toekomst door Simba op de Nederlandse markt worden gebracht. De Voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot de pony’s van Simba met de naam “Styling Pony” en “Little Fairy & Pony” (foto poppetjes) in relatie to Hasbro’s “My little pony, Ponyville” (foto t-shirt).

De Voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Hasbro’s “My little pony, Ponyville” auteursrechtelijke bescherming toekomt. Vervolgens oordeelt de Voorzieningenrechter dat de “Styling Pony” niet de combinatie van de kenmerkende elementen die zo karakteristiek zijn voor de “Ponyville” bezit. De “Little Fairy & Pony” maakt naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter wel inbreuk op het auteursrecht van Hasbro. Slechts bij nauwkeurige observatie zijn op een beperkt aantal onderdelen van de pony marginale verschillen te vinden, terwijl binnen het idee van de pony’s vele concrete uitvoeringen denkbaar en mogelijk zijn. Hasbro beroept zich dan ook terecht op auteursrechtelijke bescherming.

Ook wordt slaafse nabootsing aangenomen. De proceskosten worden gecompenseerd.
Lees het vonnis hier.

 

IEF 4466

Horeca-sfeerlampen

Gerechtshof 's-Gravenhage, 12 juli 2007, rolnrs. 05/116 en 05/1745. KSI Export B.V. en KSI Gastronomiezubehör-Handels und Produktions GmbH tegen M. h.o.d.n. Connect (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Gevoegde zaak. Auteursrecht. Seriematig gebruik van artikelnummers voor vullingen met dezelfde vorm en inhoud leidt tot verwarring.

KSI GmbH stelt dat zij auteursrechthebbende is met betrekking tot de door haar op de markt gebrachte horeca-sfeerlampen en dat M. (voormalig distributeur van KSI, nu van Sauer) door het op de markt brengen van van Sauer afkomstige lampen inbreuk maakt. KSI B.V. verwijt M. onrechtmatig jegens haar te hebben gehandeld onder meer door haar klanten te benaderen en het doen van misleidende mededelingen als bedoeld in artikel 6:194 BW.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voorshands aannemelijk is geworden dat KSI GmbH auteursrechthebbende is met betrekking tot de lampen en dat M.  inbreuk maakt. "Niettemin heeft de voorzieningenrechter de vordering om te bevelen iedere verveelvuldiging of bewerking van de lamp, waaronder 'in ieder geval moet worden verstaan ... de afbeelding van inbreukmakende lampen op websites en in andere reclame-uitingen en de verhandeling van inbreukmakende lampen ...' te staken en gestaakt te houden, afgewezen. Hij heeft daartoe overwogen dat een vordering om het verhandelen van inbreukmakende lampen en het afbeelden  daarvan als reclame-uiting te verbieden niet is te lezen in voormelde vordering in het petitum van de inleidende dagvaarding, omdat onder verveelvoudiging in de zin van de auteurswet niet verkopen valt en er dus sprake is van een ontoereikend petitum."

De grief tegen dit oordeel slaagt, nu naar het oordeel van het hof duidelijk is dat KSI GmbH een verbod wenst van het in Nederland in het verkeer brengen van de (in Duitsland) geproduceerde verveelvoudigingen, komt het gevorderde voor toewijzing in aanmerking, waarbij in het midden kan blijven of deze handelingen als verveelvoudiging of openbaarmaking moeten worden aangemerkt. Dit brengt mee dat M. door het op de markt brengen van de verveelvoudigingen en het afbeelden daarvan in reclame-uitingen auteursrechtinbreuk maakt. Het gevorderde wordt toegewezen.

Nu de vorm van de vullingen zijn afgestemd op de vorm van de lampen, acht het hof niet aanemelijk dat zonder noodzaak is gekozen voor de onderhavige vormen van de vullingen en dat er sprake is van ongeoorloofde nabootsing van de vulling van de lamp. De grief tegen de afwijzing door de voorzieningenrechter van het gevorderde verbod om de artikelnummers 40, 45, 50 en/of 80 te gebruiken slaagt, aangezien het niet aannemelijk is dat er een noodzaak is om juist deze nummers te gebruiken. De vordering tot veroordeling tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen, aangezien onvoldoende is onderbouwd dat het gevorderde voorschot spoedeisend belang heeft.

Ten aanzien van de reclame-uiting van M. oordeelt het hof dat, nu het gaat om eenmalige handelingen die reeds geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden en waarvan de eventueel nadelige effecten voor KSI B.V. door haar - in ieder geval niet er genuanceerde - brief grotendeels zullen zijn weggenomen, brengt een afweging van de wederzijdse belangen naar het voorlopig oordeel van het hof mee dat deze vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking komen. De vordering om gedurende 24 maanden geen enkele informatie te sturen, aanbiedingen te doen, bezoek te brengen of product te verkopen aan enige ondernemer uit het KSI-adressenbestand wordt verworpen omdat deze handelingen op zich zelf niet onrechtmatig zijn.

Lees het arrest hier.

 

IEF 4465

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 juli 2007, KG ZA 07-01. Tang Frères SA c.s. tegen Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV c.s.

Kort geding, merkinbreuk. Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2007, LJN: BB0755. Hasbro Inc. c.s. tegen Simba Toys GMBH & CO.KG.

Kort geding. Schending auteursrecht speelgoed pony's door Duitse vennootschap in Nederland. Lees het vonnis hier.
 

IEF 4433

Zorgvuldigheid en ruimhartigheid

pretium.jpgRechtbank Alkmaar, 19 juli 2007, KG ZA 07-221. Pretium Telecom B.V. tegen HDC Media B.V. (Met dank aan Sascha Schalkwijk , Bird & Bird).

Vrijheid van meningsuiting versus bescherming van eer en goede naam.

Pretium Telecom biedt haar klanten de mogelijkheid hun vastnetabonnement op het netwerk van KPN via haar te laten verlopen. Gedaagde HDC, uitgever van onder meer De Gooi en Eemlander, heeft via de rubriek ‘ombudsman’ meerdere klachten ontvangen van lezers die problemen ondervinden met Pretium. HDC heeft aan Pretium een concept-artikel toegezonden met het verzoek hierop commentaar te leveren, alvorens het artikel te publiceren  in De Gooi en Eemlander. HDC heeft de tekst aangepast en opnieuw aan Pretium voorgelegd, maar Pretium blijft bezwaar maken tegen publicatie en vordert in kort geding een publicatieverbod.

“4.2 In dit kader stelt de voorzieningenrechter voorop dat onder de titel van het (concept-) artikel staat vermeld dat het artikel afkomstig is van de ombudsredactie. Zoals hij ter zitting desgevraagd heeft verklaard, heeft de betreffende journalist dit artikel niet uitsluitend geschreven in zijn hoedanigheid van journalist, maar mede uit hoofde van zijn functie van ombudsman bij HDC. Op grond hiervan mag van de schrijver van het artikel een grotere mate van zorgvuldigheid in onderzoek en weergave worden vereist dan in de journalistiek gebruikelijk is. De schrijver van het onderhavige artikel heeft aan deze mate van zorgvuldigheid echter niet voldaan.”

“4.4 In het concept-artikel staat vermeld dat klanten niet terug kunnen naar KPN. Ook staat in het concept dat degenen die zich weer proberen aan te melden bij KPN ontdekken dat KPN daar sinds kort niet meer aan meewerkt. Deze informatie is echter onvolledig en daardoor suggestief.(…) Bovendien is het artikel op zodanige wijze opgebouwd dat daarin de suggestie besloten ligt dat Pretium de kwade genius is, terwijl tot nu toe geen bewijs van gegrondheid van de tegen Pretium ingediende klachten is bijgebracht. Daarmee zijn voormelde onderdelen van het (concept-)artikel als onrechtmatig jegens Pretium aan te merken, zodat het artikel zoals dat thans ter beoordeling voorligt, niet kan worden gepubliceerd.

De voorzieningenrechter acht een publicatie van het artikel alleen dan toelaatbaar indien de onder 4.4. vermelde passages uit het artikel worden verwijderd en oordeelt verder: “4.6 Daarnaast ligt het in de rede dat HDC in het te publiceren artikel ruimhartiger moet zijn in de weergave van de reactie van Pretium op het artikel, in die zin dat daaraan tenminste toegevoegd zal moeten worden dat het KPN verboden is om opzegging door klanten van hun overeenkomst met Pretium uit te lokken, maar dat het haar wel is toegestaan om (…) nieuwe aanmeldingen van klanten in behandeling te nemen en te aanvaarden (…)”.

Tot slot merkt de voorzieningenrechter nog op dat het niet aan hem is om zich te buigen over de vraag of, na verwijdering van voormelde passages, een lezenswaardig artikel overblijft.

Lees het vonnis hier.

IEF 4428

De wedstrijden

10voet.gifRechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht, 25 juli 2007, LJN: BB0477. NOS tegen Commissariaat voor de Media. Tevens als partij  aan het geding deelgenomen:  Talpa Media Holding N.V. en Talpa TV B.V  & de Eredivisie N.V. en de Eredivisie C.V.

De rechtbank wijst claim NOS op de rechten van TALPA op het uitzenden van wedstrijden uit het betaald voetbal af. 

Eiseres NOS stelt zich in beroep op het standpunt dat zij op grond van artikel 71t van de Mediawet aanspraak kan maken op onderhandelingen met Talpa over het verkrijgen van een sublicentie ten behoeve van het uitzenden van (gedeeltes van) voetbalwedstrijden. Talpa zou verplicht zijn om in onderhandeling te treden met eiseres. De NOS stelt zich verder op het standpunt dat het CvdM tegen deze overtreding dient op te treden door middel van handhavingsmaatregelen.

“2.7.1. De rechtbank stelt allereerst vast dat artikel 71t van de Mediawet zich richt tot commerciële omroepen. Voorts stelt de rechtbank vast dat het artikel in ieder geval niet blijkens de letterlijke tekst een (afdwingbare) verplichting voor die omroepen bevat om met eiseres te onderhandelen over afgifte van een sublicentie, en evenmin dat daarin een recht op een voor eiseres positief onderhandelingsresultaat is opgenomen.

2.7.2. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat een uitleg van artikel 71t van de Mediawet in die zin dat daarin een verplichting als hiervoor omschreven of een recht als hiervoor bedoeld zou moeten worden gelezen in redelijkheid niet mogelijk is, ook niet in lezing in combinatie met het bepaalde in artikel 51d van de Mediawet (en het hierop gebaseerde artikel 16 van het Mediabesluit), dat zich richt tot eiseres en niet tot Talpa.

2.9. De rechtbank komt tot de conclusie dat de door eiseres aan Talpa verweten gedraging niet kan worden gekwalificeerd als overtreding van het bepaalde in artikel 71t van de Mediawet. Verweerder was daarom niet bevoegd om tot handhaving over te gaan.”

Lees de uitspraak hier.