Alle rechtspraak  

IEF 4135

Coöperatieve inbreuk

sbr.gifRechtbank Amsterdam 23 mei 2007, LJN: BA6820: Subaru c.s. tegen Coöperatie Cosis.

Uitleg van tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Gebruik handelsnaam, beeld- en woordmerken in strijd met overeenkomst. Auteursrechtinbreuk door plaatsen van foto’s van Subaru’s personenauto’s op website.

Cosis, een coöperatie die wordt gevormd door diverse leden, waaronder ex-dealers van Subaru, presenteert zich als zijnde gespecialiseerd in Subaru. Op 4 juli 2003 is er een vaststellingovereenkomst tussen partijen gesloten. Subaru vordert onder meer een verklaring voor recht dat Cosis door gebruik van de naam ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ en de Subaru-merken de vaststellingovereenkomst overtreedt en maakt aanspraak op contractuele boetes.

Het hanteren van de aanduiding ‘Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru’ wordt aangemerkt als handelsnaamgebruik: ‘Op het moment dat de aanduiding “Coöperatie Cosis Specialisten in Subaru” zowel in het briefhoofd staat vermeld, direct gevolgd door adres en internetgegevens, als onderaan de prijslijst, eveneens direct gevolgd door adresgegevens, zal de gemiddelde geadresseerde dit als handelsnaamgebruik opvatten en niet slechts als beschrijving van de (handels)activiteiten/werkelijke hoedanigheid van de leden van Cosis. Dat de brief is ondertekend met Coöperatie Cosis zonder toevoeging “Specialisten in Subaru” doet hieraan geen afbreuk. Evenmin als de verdere inhoud van de brief en/of het persbericht.’ (r.o. 4.8). Cosis is jegens Subaru tekortgeschoten in de nakoming van artikel 1 van de vaststellingovereenkomst.

Voor wat betreft de daardoor verschuldigde boete oordeelt de Rechtbank dat het aantal overtredingen niet afhankelijk is van het aantal verzonden brieven waaruit een mailing bestaat (50 verzonden brieven). In dit geval is volgens de Rechtbank sprake van twee overtredingen omdat de naam Cooperatie Cosis Specialisten in Subaru twee keer in de mailing voorkomt (r.o. 4.10).

Met betrekking tot een onder Subaru-rijders door Cosis verspreide brochure waarin beeld- en woordmerken van Subaru worden gebruikt, oordeelt de Rechtbank (verwijzend naar BMW/Deenik) dat het de vraag is of de brochure de ongeoorloofde indruk heeft gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen Cosis en Subaru. Daarvoor acht de Rechtbank de volgende omstandigheden van belang:

‘a. Cosis maakt in de brochure zowel gebruik van het beeldmerk van Subaru c.s. (ovaal met zes sterren) als van het woordmerk SUBARU. In het algemeen zal beeldmerkgebruik naast woordmerkgebruik tot het oordeel leiden dat de indruk wordt gewekt van het bestaan van een commerciële band.

b. Cosis maakt in de brochure reclame voor nieuw op de markt gebrachte auto's en spreekt over een introductieshow. In zijn algemeenheid worden nieuw geïntroduceerde automodellen van een bepaald merk veeleer bij officiële dealers aangeboden. Dit brengt mee dat bij potentiële klanten sneller de indruk wordt gewekt dat de brochure afkomstig is van Subaru c.s. of van aan haar gelieerde ondernemingen.

c. In de brochure is een lijst met namen, adresgegevens en telefoonnummers van Cosis-leden opgenomen. Mede nu het als onvoldoende betwist ervoor moet worden gehouden dat een groot aantal van de in deze lijst vermelde leden vroeger wel officiële Subaru-dealers zijn geweest en sommige leden ook officiële dealers zijn van andere merkauto's, kan deze lijst een indruk wekken van een landelijk dealernetwerk, en kunnen potentiële klanten eerder in de veronderstelling komen te verkeren dat de brochure afkomstig is van een aan Subaru c.s. gelieerd aantal dealers.

d. In de brochure is gebruik gemaakt van de kleurencombinatie blauw/geel. Door Cosis is niet betwist dat deze kleuren tot medio 2003 kenmerkend zijn geweest voor de Subaru-dealerorganisatie. Dat dit mogelijk niet van begin af aan het geval is geweest, doet hieraan niet af Dat de kleurencombinatie blauw/geel verder niet als merk is gedeponeerd doet niet eraan af dat het gebruik maken van deze kleurencombinantie één van de elementen kan zijn die meebrengen dat bij het publiek de indruk kan ontstaan dat zij van doen heeft met een aan Subaru c.s. gelieerde onderneming.’

De Rechtbank komt tot het oordeel dat Cosis met de brochure de indruk kan wekken dat er een commerciële band bestaat. Aldus handelt Cosis in strijd met artikel 4 van de vaststellingovereenkomst (r.o. 4.17).

Met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk oordeelt de Rechtbank dat de foto’s, waarop diverse Subaru personenauto’s al rijdend en in een landschappelijke omgeving zijn te zien, auteursrechtelijk beschermd zijn. ‘De auto’s zijn niet op een gebruikelijke wijze maar op een originele manier vanuit een specifiek gekozen perspectief gefotografeerd waarbij door de maker van de foto’s keuzes zijn gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld de setting waarin de foto’s zijn geplaatst en de belichting.’ Nu als onbetwist vaststaat dat Cosis deze foto’s zonder toestemming van Subaru op haar website heeft geplaatst en openbaar gemaakt, maakt Cosis inbreuk op de auteursrechten van Subaru (4.25).

Volgt forfaitaire kostenveroordeling (de zaak is aangebracht vóór de handhavingsrichtlijn).

Lees het vonnis hier

IEF 4126

Primus ex parte

bg.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 7  juni 2007, beschikking in Paletti Collections B.V. tegen Verweerster. (met dank aan Dick van Engelen, Ventoux Advocaten).

Een primeur in Nederlandse IE-recht: Het eerste verleende ex parte bevel (1019e RV). Het verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening bij voorraad houdende een bevel om dreigende inbreuk op de rechten van intellectuele eigendom van verzoekster Paletti te voorkomen, wordt  door de rechtbank Den Haag toegestaan als verzocht.

Paletti is licentieneemster van de woordmerken BENGH (wat ongetwijfeld niet refereert aan de gebruikelijke afkorting voor het Benelux Gerechtshof) en BENGH PER PRINCIPESSE. De merken worden gebruikt voor kinderkleding. Paletti stelt dat de geanonimiseerde verweerster inbreuk maakt op de genoemde merken en op de aan Paletti toekomende auteursrechten en niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrechten met betrekking tot de onder de merken op de markt gebrachte kinderkleding.

Verweerster biedt haar producten aan via een zogenaamde ‘internethandel’, die zich kenmerkt door “een hoge omloopsnelheid”, een oncontroleerbare kwantiteit van ingekochte en verkochte producten en het lastig te traceren van afnemers. Door voornoemde handelswijze verspreiden de inbreukmakende producten zich als een olievlek over Nederland (en mogelijk zelfs wereldwijd).” Gelet op de aard en ernst van de (dreigende) inbreuk en de onherstelbare schade die door het voortduren van voornoemde inbreuk aan Paletti zou worden berokkend, stelt Paletti een spoedeisend belang te hebben.

De voorzieningenrecht staat het verzoek toe, heel kort en zonder nadere motivering, en beveelt verweerster de inbreuk, op straffe van een dwangsom, te staken en gestaakt te houden. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (art. 1019i Rv) wordt bepaald op zes maandenna de datum van de beschikking.

Lees de beschikking hier.

IEF 4113

Met voetnoten

Rechtbank Leeuwarden, 30 mei 2007, LJN: BA6405, HA ZA 06-338. Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, geschriftenbescherming. Passages uit een door eiseres opgestelde offerte zijn nagenoeg letterlijk overgenomen in een door gedaagde uitgebrachte rapportage. Geen auteursrechtelijke bescherming, geen geschriftenbescherming, omdat zij geen werk zijn dat bestemd is om openbaar gemaakt te worden.

De opdracht tot het verrichten van het bodemonderzoek is door een garagebedrijf niet gegund aan eiseres, maar aan gedaagde. In dat kader is door gedaagde een rapportage van het bodemonderzoek opgesteld. Eiseres stelt nu dat gedaagde verscheidene passages uit de offerte van eiseres nagenoeg geheel heeft overgenomen en hierdoor inbreuk op haar auteursrecht heeft gemaakt dan wel op haar recht van geschriftenbescherming.

Aangezien de passages overwegend objectieve historische en technische feiten bevat missen deze derhalve de vereiste creativiteit die noodzakelijk is om te kunnen spreken van een werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stemepel van de maker draagt (om dit stempel te bestellen: zie IEF 4053).
Ten aanzien van de geschriftenbescherming oordeelt de rechtbank dat de offertes niet als werken aangemerkt worden die bestemd zijn om openbaar te worden gemaakt. De rechtbank wijst de vorderingen af. Lees het vonnis hier.

 

IEF 4112

Pauliana

Rechtbank Utrecht 23 maart 2007, LJN: BA6272. Curator tegen PK Beheer B.V.

Paulianeuze handeling door verkoop van intellectuele eigendomsrechten. Curator vernietigt met succes verkoopovereenkomst. Gedaagde schadeplichtig.

PK Beheer houdt de meerderheid van de aandelen in uitgeverij Het Autoblad. Het Autoblad verkoopt op 6 juni 2005 aan PK Beheer ‘de intellectuele eigendomsrechten en handelsnamen, goodwill, klantenbestand, telefoon- en faxnummers’ voor € 17.255 incl. BTW. Op 28 december 2005 zijn de ‘beeld- en merkrechten van de uitgeverij inclusief de internetdomeinnaam’ getaxeerd op een bedrag van € 39.865 incl. BTW. PK beheer onderhandelt medio december 2005 over de doorverkoop met Trader Media, waarbij bedragen van € 100.000 en € 250.000 voor de overdracht zijn genoemd. PK Beheer verkoopt uiteindelijk op 20 januari 2006 de activa door aan Becedef voor de getaxeerde waarde. Op 25 januari 2006 wordt Het Autoblad in staat van faillissement verklaard.

De curator vordert betaling van € 250.000 van PK Beheer. Hij legt daaraan ten grondslag dat de rechthandeling waarbij Het Autoblad aan PK Beheer de activa heeft verkocht een paulianeuze transactie betreft, waarvan hij ook de nietigheid heeft ingeroepen.

De Rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is. Het enkele feit dat in het tweede kwartaal van 2005 niemand geïnteresseerd was in de overname van de activa, is onvoldoende om het wettelijke vermoeden van wetenschap van behandeling te weerleggen.

 

De taxatie nadien is hierbij van ook belang. De Rechtbank oordeelt dat PK Beheer hiervan heeft afgezien bij de verkoop van 6 juni 2005, maar dat daartoe in december 2005 wel opdracht is gegeven. PK Beheer heeft derhalve willens en wetens het risico genomen dat van een te lage waarde zou worden uitgegaan en dat met deze transactie crediteuren zouden worden benadeeld, aldus de Rechtbank. Voorts is de koopprijs van 6 juni 2005 de helft van het bedrag van taxatie, waartegen de rechten uiteindelijk op 20 januari 2006 aan Becedef zijn verkocht.

De hoogte van de schade is volgens de Rechtbank niet € 100.000 of € 250.000, omdat uit de stukken en hetgeen is gesteld onvoldoende kan worden afgeleid dat Trader Media die bedragen wilde betalen. De hoogte van de schadevergoeding wordt door de Rechtbank gesteld op de getaxeerde waarde van de activa, nl. € 39.865 incl. BTW.

Lees de uitspraak hier.

IEF 4110

Dubbelgestikte houdt het prima

fby.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch,  6 juni 2007, HA ZA 06-718. Fatboy the Original B.V./Setälä tegen H.M.G. Bedtextiel B.V., Woonboulevard Poortvliet B.V. en Bouman-Potter B.V.

De Fatboy Original is wèl een auteursrechtelijk beschermd werk. Het kussen-argument van de illustere Haagse rechter Du Pon vindt geen weerklank in Den Bosch. Onlening, inbreuk en met die (slordige) inbreuk weer inbreuk op de persoonlijkheidrechten van de ontwerper van de Fatboy.

Fatboy en ontwerper Setälä maken bezwaar tegen door H.M.G. geproduceerde en aan Poortvliet en Bouman geleverde zitzakken. Naar mening van eisers is er sprake van inbreuk. De rechtbank deelt die mening.

“(…) dat het hier niet gaat om een hoofdkussen waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen, maar om een zitzak van 1.80 m. x 1.40 m.. De combinatie van het grote formaat, de rechthoekige vorm, de Engelse naad die zorgt voor een brede rand om de zitzak, de glanzende nylon stof en het opvallende label levert een werk op dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De combinatie van juist deze elementen is naar het oordeel van de rechtbank niet louter ingegeven door eisen van functionaliteit. Het is immers, gelet op de grote hoeveelheid in het geding gebrachte afbeeldingen, zeer wel mogelijk dezelfde functionaliteit op andere wijzen te verkrijgen.” (4.1.4)

“Bij vergelijking van de Sit & Joy XLarge met de Fatboy the Original is de totaalindruk van de beide producten vrijwel hetzelfde. De rechtbank heeft dit kunnen constateren door vergelijking van de door Fatboy c.s. gedeponeerde Fatboy the Original met de eveneens gedeponeerde Sit & Joy XLarge. (…) H.M.G. c.s. hebben niet te bewijzen aangeboden dat geen sprake is van ontlening, hetgeen op hun weg had gelegen. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat H.M.G. de Sit & Joy XLarge aan de Fatboy the Original heeft ontleend.”(4.2)

Setlälä heeft op grond van artikel 25 lid 1 aanhef en onder d Aw het recht zich te verzetten tegen deze aantasting van zijn werk, die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of naam of aan zijn waarde als maker. H.M.G. c.s. weerspreken niet dat het door hen gebruikte vullingsmateriaal gerecycled is en dat de naden van de Sit & Joy XLarge slordig zijn gestikt, zoals Fatboy c.s. stellen. De stellingen van Fatboy c.s. dat het door H.M.G. c.s. gebruikte nylonmateriaal gekreukt en minder glanzend is en dat één en ander afbreuk doet aan de strakke uitvoering van het ontwerp, zoals het door de heer Setlälä  bedoeld is, worden evenmin door I-LM.G. c.s. weersproken. Daarmee is de inhoud van die stellingen vast komen te staan. Deze wijzigingen van het werk van Setlälä brengen naar het oordeel van de rechtbank inderdaad inbreuk op zijn persoonlijkheidsrechten met zich, zoals Setala heeft aangevoerd. (4.3)

“Een en ander leidt dan ook tot de conclusie dat H.M.G. c.s., door de Sit & Joy
XLarge te produceren en op de markt te brengen, inbreuk maken op de auteursrechten van
Fatboy c.s., waaronder ook de persoonljkheidsrechten van SetAlâ, en daannee tevens
onrechtmatig handelen jegens Fatboy c.s.” (4.4)

Over de slaafse nabootsing van de Fatboy Island en de Fatboy Point door H.M.G. c.s. stelt de rechtbank vervolgens:

“(…) Zoals Fatboy c.s. terecht aanvoeren is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van gevaar voor verwarring het criterium of sprake is van “gelijkheid van de producten”. H.M.G. c.s. kunnen zich niet vrijpleiten enkel en alleen omdat zij de litigieuze nabootsingen onder de naam Sit & Joy op de markt brengen. De rechtbank is van oordeel dat de gelijkenis tussen de Sit & Joy XLarge, Round en Kiddo en respectievelijk de Fatboy the Original, Island en Point zo groot is, dat wel degelijk gevaar voor verwarring bestaat. Als gezegd, weerspreken H.M.G. c.s. niet dat Poortvliet in haar advertentie refereert aan de prijs die Fatboy voor haar Fatboy the Original zitzakken hanteert. Door aan de prijs van cle Fatboy the Original te refereren wordt het gevaar voor verwarring vergroot.” (4.5.4)

“(…) H.M.G. c.s. hebben geenszins de noodzaak aangetoond voor het gebruik van vrijwel exact dezelfde combinatie van vormen én kleuren én materialen als die van de Fatboy-producten. H.M.G. c.s. hadden even goed een andere combinatie van vorm, kleur en materiaal kunnen kiezen voor hun producten zonder dat aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk zou worden gedaan. De nabootsing is wel degelijk vermijdbaar. (4.5.5)

“Nu vast staat dat de nagebootste producten van Fatboy een eigen plaats innemen op de markt, de nabootsing verwarring sticht bij het publiek én de nabootsing vermijdbaar was, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen, levert de slaafse nabootsing door H.M.G. c.s. onrechtmatig handelen op jegens Fatboy c.s.” (4.5.6)

De vorderingen, waaronder verbod, schadevergoeding en winstafdracht, worden grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier. Genoemd eerder Fatboy-vonnis van de rechtbank Den Haag: IEF 988 (30 september 2005).

IEF 4107

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Leeuwarden, 30 mei 2007, LJN: BA6405. Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, geschriftenbescherming. Passages uit een door eiseres opgestelde offerte zijn nagenoeg letterlijk overgenomen in een door gedaagde uitgebrachte rapportage. Geen auteursrechtelijke bescherming, geen geschriftenbescherming, omdat zij geen werk zijn dat bestemd is om openbaar gemaakt te worden. 

 Lees het vonnis hier

Gerechtshof s’-Gravenhage, 31 mei 2007. Beschikking in Estrad B.V. tegen Schultink (met dank aan Paul Mazel, Trip Advocaten).

Octrooirecht. Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in appèl kg-procedure afgewezen, omdat onder ‘een reeds aanhangig geding’ in de eerste plaats een bodemprocedure moet worden begrepen. Nu ook een bodemprocedure aanhangig is, is dat de geëigende procedure voor het horen van getuigen.

Lees de beschikking hier.

Rechtbank Utrecht, 28 maart 2007, LJN: BA6272. Curator tegen PK Beheer B.V.

Pauliana. Het betreft in dit geval de schade die de curator lijdt doordat PK Beheer niet kan voldoen aan de verplichting om de beeld- en merkrechten van de uitgeverij weer terug te leveren. Was PK Beheer daartoe wel in staat geweest, dan had de curator deze rechten kunnen verkopen, zodat de schade dient te worden gesteld op het bedrag waarvoor de curator die rechten alsdan had kunnen verkopen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4100

Algemeen geformuleerd

Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen).

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Ruim gestelde vordering leidt tot ruime interpretatie bij uitvoering. Geen dwangsommen verbeurd. Werkelijke proceskosten in executiegeschil.

TBlox is bij vonnis van 8 maart jl. (zie IEF 3803) onder meer veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op haar website en onrechtmatige uitlatingen over M4C te staken. De deurwaarder heeft namens M4C een aanzegging gedaan dat TBlox 44 dagen in strijd met het vonnis heeft gehandeld en dat er reeds dwangsommen verbeurd zijn. TBlox vordert onder meer schorsing dan wel staking van de tenuitvoerlegging en matiging van dwangsommen. In reconventie vordert M4C TBlox te gebieden het vonnis van 8 maart alsnog na te komen op straffe van een verhoogde dwangsom.

Aangezien M4C in haar vordering geen expliciete website heeft opgenomen voor de plaatsing van de gevorderde rectificatie en een Nederlandstalige rectificatie werd gevorderd, is het dan ook niet onlogisch dat TBlox de rectificatie op www.tblox.nl en tblox.com/nl heeft geplaatst en niet op tblox.com. Ook heeft de voorzieningenrechter in navolging van het door M4C gevorderde een algemene veroordeling uitgesproken, die niet is toegespitst op het gewraakte artikel. "Market4Care heeft door haar algemeen geformuleerde vordering zelf onzekerheid laten bestaan omtrent de onrechtmatige aspecten van het gewraakte artikel." TBlox heeft derhalve voldaan aan de veroordeling tot rectificatie.

Niet is gebleken dat er sprake zou zijn van inbreuk op de auteurs- of merkenrechten van M4C. Ook op dit punt zijn dus geen dwangsommen verbeurd. Al met al heeft TBlox aannemelijk gemaakt dat zij aan het vonnis heeft voldaan en geen dwangsommen heeft verbeurd. "Nu TBlox niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wegens blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid niet aan de hoofdveroordeling kan voldaan, zullen de bij vonnis van 8 maart opgelegde dwangsommen niet overeenkomstig artikel 611d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gematigd". M4C wordt in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 4070

Liberalisering

Persbericht CvdM: Liberalisering regels commerciële omroep. Het Commissariaat voor de Media heeft in het streven naar een meer gelijkwaardige positie voor de spelers op de Nederlandse commerciële televisiemarkt een aantal beleidsregels aangepast.

In de Beleidsregels ontheffing programmatitel voor de commerciële omroep zijn de voorwaarden kenbaar gemaakt waaronder het vermelden of tonen van een naam of beeldmerk van een sponsor in de titel van een gesponsord programmaonderdeel is toegestaan. Uitgangspunt blijft dat de scheiding tussen redactie en commercie gewaarborgd dient te blijven. De omroepinstelling zal dat in een ontheffingsverzoek ook moeten aantonen. Verder is het voortaan toegestaan producten en diensten van de sponsor in beeld te brengen mits dat op neutrale wijze gebeurt.

Om crossmediale samenwerking tussen bedrijven die mediacontent produceren en verspreiden te faciliteren, is in de Beleidsregels ontheffing zendernaam het (al langer gevoerde) beleid vastgelegd dat de naam van bijvoorbeeld een tijdschrift verwerkt mag worden in de naam van een commerciële zender. Het moet wel gaan om een eigen uitgave van de omroep. Gevallen waarin aan een zender van een reguliere omroep een naam van een uitgave van een derde gekoppeld wordt, vallen niet onder deze regeling.

Door aanpassing van de Beleidsregels sponsoring commerciële omroep (BSCO) is het voortaan toegestaan slogans te plaatsen op billboards waarop de sponsors staan vermeld. De slogan mag uitsluitend de (naams)bekendheid van de sponsor bevorderen en niet aansporen tot het kopen van producten. Nieuw is dat de billboards met programmasponsors voortaan rond voorbeschouwing, wedstrijdverslag en nabeschouwing van sportwedstrijden mogen worden geplaatst. Deze worden als aparte programmaonderdelen gezien.

Lees hier meer.

IEF 4066

Jas, aangehouden

gss.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land maakt inbreuk op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Auteursrechtelijk beschermde combinatie. Rechtenvrije kledingmonsters bestaan niet.Geen verbod, wel schadevergoeding. Beslissing aangehouden.

G-Sus heeft in de ‘women’s collection winter 2003’ van G-Sus is een jas genaamd ‘Rubber Boot’ opgenomen. Het betreft een korte jas met rits, capuchon en vier houtje-touwtje sluitingen. Low Land heeft in juli 2004 in opdracht van YaYa een partij korte jassen met rits, capuchon en houtje-touwtje sluitingen doen produceren. Begin september 2004 heeft Low Land 2.400 stuks van de jassen aan YaYa geleverd. Afbeeldingen van de jassen zijn opgenomen in vonnis.

In dit geding stelt G-Sus dat Low Land inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en/of niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrecht dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door jassen te verhandelen die vrijwel identiek zijn aan de door G-Sus ontworpen ‘Rubber Boot’ jas.

Low Land dat de jas niet vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming. De rechter komt, zorgvuldig redenerend, tot een ander oordeel.

"Low Land heeft volstaan er in algemene zin op te wijzen dat houtje-touwtje sluitingen al sinds jaar en dag worden gebruikt, terwijl ook het afbiezen van mouwen met enigszins volumineus materiaal reeds op grote schaal in de confectie wordt toegepast. Wat de belijning van de jas en de capuchon betreft heeft Low Land aangevoerd dat zij niet inziet waarin het oorspronkelijke van dat element schuilt. Dat betoog faalt. Dat een of meer van de gecombineerde elementen op zichzelf reeds bekend waren, is niet van belang. Bij de voor het auteursrecht noodzakelijke oorspronkelijkheid gaat het er immers om of de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt bij de creatie van het werk. Die keuzes kunnen – zoals hier – ook bestaan in het op een bepaalde manier combineren van al bekende elementen. De stelling van Low Land dat de elementen ook indien zij gezamenlijk worden beschouwd niet oorspronkelijk zijn, heeft zij niet onderbouwd, zodat die stelling wordt verworpen. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt mitsdien gepasseerd." (4.4)

Het gevraagde verbod wordt niet opgelegd. Het belang hierbij ontbreekt nu Low Land een onthoudingsverklaring getekend heeft die voldoende duidelijk en niet dubbelzinnig is. Hier komt bij dat gesteld noch gebleken is dat overtreding van die onthoudingsverklaring nadien heeft plaatsgevonden.

Met betrekking tot de toerekenbaarheid aan Low Land,stelt Low land dat er geen enkele reden had om te vermoeden dat het door YaYa aan haar ter beschikking gestelde kledingmonster inbreukmakend was.

"In het kader van haar vergewissingsplicht heeft Low Land niet mogen volstaan met het enkel afgaan op de verklaring van YaYa dat het kledingmonster vrij was van rechten. Als professional in de confectiebranche had zij immers dienen te begrijpen dat die verklaring eraan voorbij ziet dat rechtenvrije kledingmonsters niet bestaan. Daartoe geldt dat het in casu niet gaat om schetsen of ontwerpaanwijzingen van een nog te fabriceren kledingstuk, maar om een daadwerkelijk bestaand model, dat dus door iemand ontworpen en vervaardigd is en derhalve een auteursrechtelijke maker zal hebben."

Low Land is gehouden de door de door G-Sus ten gevolge van de auteursrechtinbreuk geleden schade te vergoeden, dan wel de daarmee behaalde winst aan G-Sus af te dragen.

Bij de vaststelling van de winstafdracht, overweegt de rechtbank dat de inkoop/productieprijs van de vervaardigde jassen vooralsnog niet te bepalen is, nu die prijs in de door Low Land overgelegde factuur van haar Chinese fabrikant onleesbaar is gemaakt. Low Land zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld de integrale factuur, d.w.z. zonder dat daarin enig onderdeel onleesbaar is gemaakt, bij akte alsnog in het geding te brengen, waarna G-Sus daarop bij antwoord-akte mag reageren.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.