Alle rechtspraak  

IEF 1516

Artikel 44 Woningwet

Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 18 januari 2006 LJN: AU9824. Mysterieus zinnetje in een uitspraak van de Raad van State. Geen inleiding en geen uitleg, alleen: “Ook de mogelijke inbreuk op het auteursrecht speelt bij de toepassing van artikel 44 van de Woningwet geen rol.” Lees de uitspraak hier. Lees artikel 44 Woningwet hier.

IEF 1475

Ondertussen in Gramsbergen (2)

Rechtbank Zwolle, 20 juli 2005. LJN: AU6956. Stichting Beeldrecht tegen Gemeente Hardenberg. Vonnis in aansluiting op dit eerdere bericht.

In het centrum van Gramsbergen staat de Nederlands Hervormde Kerk met daarbij de beeldengroep "Pieterpad" van Allersma, een beeldhouwwerk. De beeldengroep is conform wens van Allersma geplaatst in een plantsoentje aan de Stationsstraat (hoek Kerkstraat), zichtbaar vanuit de openbare weg.

Per 1 januari 2001 zijn de gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg samengevoegd tot de gemeente Hardenberg. In verband daarmee heeft de gemeente een nieuwe "huisstijl" laten maken ten behoeve van de publicatie van gemeentenieuws. In een uitvergroot logo van de gemeente zijn drie afbeeldingen verwerkt van representatieve objecten die zich bevinden in de hoofdplaatsen van de drie voormalige gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg.  Een van die afbeeldingen betreft een deel van de beeldengroep van Allersma. Van de beeldengroep van drie figuren is een deel van twee figuren zichtbaar. Op de achtergrond is (een deel van) de Nederlands Hervormde Kerk te zien.

Aan de orde is de vraag of de gemeente inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Allersma. Meer in het bijzonder dient eerst de vraag te worden beantwoord of de gemeente zich terecht beroept op de beperking op het auteursrecht als neergelegd in artikel 18 van de Auteurswet (oud).

De rechtbank stelt vast dat in het katern van 25 april 2001 dat de gemeente heeft gedeponeerd, valt te zien dat de huisstijl van de gemeente een driehoekige collage is van het vergrote logo van de gemeente, dat bijna de helft van de afbeelding inneemt, en drie deels in elkaar overlopende foto's van (delen van) de objecten. De afbeelding die als kenmerkend voor de voormalige gemeente Gramsbergen is gebruikt betreft een afbeelding van een deel van de beeldengroep in de omgeving waar het is geplaatst met op de achtergrond de Nederlands Hervormde Kerk. Het werk is dus (gedeeltelijk) afgebeeld met daarachter een ander - onbetwist kenmerkend - object.

Het betreft derhalve niet een afbeelding van de (gehele) beeldengroep op zichzelf, dat uit haar context is gehaald, of, zoals Beeldrecht stelt, "uit zijn omgeving gelicht en afzonderlijk door de Gemeente geëxploiteerd". Van een 'kale' reproductie van het kunstwerk is dan ook geen sprake. Het gaat hier veeleer om een straatbeeld, waarin weliswaar een deel van de beeldengroep prominent aanwezig is, maar dat is verwerkt in een groter geheel. Op grond hiervan, mede gezien het hierboven omschreven gehele beeld van de collage, is de rechtbank van oordeel dat het werk van Allersma niet (mede) als een hoofdvoorstelling wordt gebezigd.

De gemeente heeft zich derhalve terecht op het bepaalde in artikel 18 van de Auteurswet beroepen. Gelet hierop hoeven de overige stellingen en weren geen bespreking meer. Lees het vonnis hier.

IEF 1468

Auteursrecht belicht

Rechtbank Haarlem, 9 november 2004, HA ZA 04-637. Brand en Van Egmond B.V. tegen Harco Loor-Design B.V. Geen auteursrechtelijke bescherming voor 'abstracte vormentaal', wel voor een een 'bepaalde vormentaal die in verschillende specifieke objecten is te vinden'.

Brand en Van Egmond brengen lichtobjecten in de handel die worden gekenmerkt door de toepassing van metalen draadstructuren in verschillende vormen en uitvoeringen en maken bezwaar tegen de lichtobjecten van Harco Loor die ook gekenmerkt worden door toepassing van metalen draadstructuren. Brand en Van Egmond beroepen zich tevergeefs op het auteursrecht.

Ter ondersteuning van haar vordering heeft Brand en Van Egmond een deskundigenrapport in het geding gebracht van Prof.Ir. J.J. Jacobs. "Het  onmiskenbaar is dat de lichtobjecten van Annet van Egmond een eigen en oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker Annet van Egmond dragen (...) In de voor dit geschil relevante lichtobjecten van Loor zijn naar mijn mening de oorspronkelijke trekken van de lichtobjecten van Annet van Egmond herkenbaar te vinden.”

Gedaagde Loor voert onder meer aan dat geen auteursrechtelijke bescherming toekomt aan een abstracte vormentaal, een bepaalde (persoonlijke) stijl of het idee van vervlechten van metaaldraad tot lichtobjecten. De Rechtbank is het hiermee eens en oordeelt dat voor bescherming slechts de concrete vormgeving zoals die zich manifesteert in specifiek aan te duiden objecten vatbaar is. De Rechtbank lijkt mee te gaan met het argument van Brand en Van Egmond dat die concrete vormgeving kan bestaan uit een bepaalde vorm (stijl?) van metaal die in verschillende specifieke objecten is terug te vinden. Volgens de Rechtbank moet niet noodzakelijkerwijs één lichtobject van Brand en Van Egmond worden vergeleken met één lichtobject van Loor, maar dat de verschillende objecten van Loor inbreuk kunnen maken op meerdere objecten van Brand en Van Egmond.

Omdat het 3D objecten betreft vindt de rechtbank dat een eventuele inbreuk vastgesteld moet worden door eigen waarneming en komt tot het oordeel dat de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. Totaalindrukken verschillen voldoende ('om te beginnen is het ritme van buigen anders).

De draden van de lampen van Harco-Loor zijn, ten opzichte van de lampen van het type Chandelier van Brand en Van Egmond dichter opeen gevlochten en in een ander ritme gebogen. Voorts valt in het bijzonder op het verschil in de ruimtelijkheid. Het gevlochten ritme in de lampen van Brand en Van Egmond zet zich niet alleen in het platte vlak, maar ook van buiten naar binnen voort, waardoor de gehele ruimte wordt gevuld en de driedimensionale vormgeving wordt benadrukt. De lampen van Harco Loor zijn daarentegen gevormd vanuit een platte tweedimensionaal gevlochten mat, die tot een bepaalde geometrische vorm is gebogen en daarvan in zekere zin de schil vormt (…)Tenslotte ogen de lampen van type Chandelier van Brand en Van Egmond robuuster, steviger, terwijl die van Harco Loor juist iets fragiels en lichts hebben.”

Op grond van de negatieve reflexwerking van de Auteurswet kan er volgens de rechtbank ook geen sprake zijn van slaafse nabootsing. Lees het vonnis hier. (Met dank aan Jolette Wiersema, DLA Schutgrosheide).

(De foto links: twee lampen van Brand en Van Egmond, rechts een lamp van Harco Loor.)

IEF 1462

Pittoresk

Rechtbank Rotterdam, 3 januari 2006, LJN: AU9212. Eisers tegen Fortis Bank N.V. Vonnis dat wel een hooggeleerde noot kan gebruiken. Het is weer eens niet wat het lijkt en dat mag deze keer niet.

Gedaagde heeft van een zogenaamd stockbureau de gebruiksrechten van dia’s gekocht. Ten behoeve van haar website, de brochure “Hypotheken” en de brochure “Schenken en erven” is één van deze dia’s gebruikt. Het betreft een zonnige kleurenafbeelding van een pittoresk wit vrijstaand huis aan de rand van een bos. In de brochure “Hypotheken” wordt boven en aan de linkerrand van deze afbeelding reclame gemaakt voor specifieke kenmerken van de hypotheken zoals die door gedaagde worden verkocht. In de brochure “Schenken en erven” is naast en boven deze afbeelding een tekst afgedrukt.

De brochure bevat bovendien een interview met iemand die uitlegt dat haar ouders het huis aan haar broer en haar wensten te schenken en dat gedaagde, via een hypotheekvariant, behulpzaam is geweest bij de uitkering van de helft van de waarde van het huis aan de geïnterviewde. Maar niet de geïnterviewde, maar de eisers in deze zaak zijn de eigenaars van de buitenplaats, reeds 130 jaar familiebezit, waartoe het afgebeelde huis, een voormalige dienstwoning, behoort.

Gedaagde heeft nooit toestemming gevraagd aan eisers om de afbeelding te mogen gebruiken. Gedaagde heeft aan eisers te kennen gegeven het gebruik van de afbeelding niet te willen staken en daar evenmin een vergoeding voor te willen betalen.

De kantonrechter stelt voorop dat het gebruik van een afbeelding van een zaak, die niet toebehoort aan degene die de afbeelding gebruikt, onrechtmatig jegens de rechthebbende van deze zaak kan zijn. Voor de beoordeling of een dergelijk gebruik als onrechtmatig kan worden geoordeeld dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.

Gedaagde voert vergeefs aan dat zij de dia in kwestie heeft betrokken van een stockbureau. Eisers staan immers buiten deze overeenkomst van koop en verkoop van de rechten betreffende de afbeelding. Evenmin is relevant dat gedaagde ervan uit mocht gaan dat het stockbureau auteursrechthebbend is. Het auteursrecht strekt zich immers uitsluitend uit tot de afbeelding en ziet niet op mogelijk (onrechtmatig) gebruik van de afbeelding jegens de rechthebbenden van de afgebeelde zaak.

Tegenover de commerciële insteek van Fortis staan de belangen van eisers. Zij stellen, kort en zakelijk weergegeven en overigens ook onbetwist, dat de woning geen koophuis is, nooit is verhypothekeerd en dat de bancaire context oneigenlijk is, afgezet tegen de historische en familiale achtergrond van de Buitenplaats waarvan de woning deel uitmaakt en die onder de Natuurschoonwet valt. Voorts geldt dat uit de afbeelding, gelet op de kleurstelling van de luiken, blijkt dat de woning deel uitmaakt van deze Buitenplaats. Eisers hebben en willen ook generlei relatie met gedaagde hebben. Zij hebben echter wel een sterke emotionele band met de woning, waaraan zij veel tijd en moeite besteden, zonder dat daar noemenswaardige verdiensten tegenover staan, om deze in stand te houden.

Overwogen wordt dat de afbeelding van de woning door gedaagde commercieel wordt geëxploiteerd terwijl eisers daarover niets in te brengen hebben gehad zodat geen rekening is gehouden met hun belangen. Aan gedaagde kan worden toegegeven dat het feitelijk ondoenlijk is om uit te zoeken of de publicatie van de afbeelding mogelijk onrechtmatig kan zijn. De goede trouw van gedaagde veronderstellend neemt de kantonrechter aan dat zij niet eens wist waar het huis stond en welke specifieke achtergrond speelde. Belangrijker is echter dat gedaagde door de omvang van de verspreiding en de commerciële exploitatie van de afbeelding bewust het risico heeft aanvaard dat de eigenaar van de woning hier aanstoot aan zou nemen. Het komt er op neer dat de eigenaar van een particuliere woning toestemming moet geven voor een dergelijke wijze van verspreiding van de afbeelding van zijn woning.

De redenen hiervoor zijn te scharen onder de termen “eigendom” en “privacy”. De kantonrechter zou het ook niet prettig vinden indien een afbeelding van zijn woning in voormelde zin zou worden geëxploiteerd, zonder enige inspraak, laat staan toestemming.

Voormelde bewuste risicoaanvaarding door gedaagde betekent dat de schade die eisers ondervinden door haar vergoed dient te worden. Dit past ook bij de maatschappelijke positie van partijen: commerciële grootbank versus familie die Buitenplaats in stand probeert te houden en geen enkel voordeel geniet van de publicaties.

Gedaagde betwist echter dat eisers schade hebben ondervonden. Aan haar kan worden toegegeven dat het moeilijk is van een concrete schadepost te spreken. Echter, duidelijk is wel dat gedaagde desgevraagd niet bereid is gebleken het gebruik te staken en dat de afbeelding van de woning commercieel wordt uitgebuit. Duidelijk is derhalve dat gedaagde een belang heeft bij het gebruik van de afbeelding. Dit moet dus op geld waardeerbaar zijn; zie ook de stelling van gedaagde dat zij een fors bedrag heeft betaald aan het stockbureau.

Dit op geld waardeerbare belang behoeft niet synchroon te lopen aan de schade die eisers ondervinden. Terecht wordt door eisers ter zitting aangevoerd dat eigenlijk gekeken dient te worden naar het bedrag dat zij, indien gedaagde om toestemming had gevraagd, hiervoor hadden willen ontvangen. Dit is, vanwege de privacyaspecten die uit de aard der zaak deels van meer emotionele aard zijn, moeilijk rationeel vast te stellen.

Gelet op de stukken acht de kantonrechter de stelling van eisers aannemelijk dat zij toestemming zouden hebben geweigerd, maar nu zij met deze situatie zijn geconfronteerd, dient als het ware de niet gegeven toestemming bij wijze van schadevergoeding financieel te worden gewaardeerd. De kantonrechter veroordeelt gedaagde aan eisers te voldoen een bedrag van €. 5.000,00.

Lees het vonnis hier.

IEF 1403

De geest van de waarschuwing (2)

Rechtbank Utrecht 29 november 2005, Sem Trading - Wesco (met dank aan Leo Kooy, Octrooibureau Vriesendorp & Gaade B.V.)

In navolging van dit vonnis wederom een vonnis over de waarschuwing van wederverkopers. 
Wesco brengt sedert geruime tijd een pedaalemmer op de markt onder de naam Kickboy. Sem Trading brengt sinds kort een pedaalemmer op de markt, onder andere bij Gamma-bouwmarkten, die tussen partijen bekend is als de Bigfoot. Wesco heeft naast een sommatiebrief aan Sem Trading tevens Gamma verzocht en zonodig gesommeerd de verkoop van de pedaalemmer van Sem Trading te staken. Gamma heeft de bestelling geblokkeerd.

"De rechtmatigheid van een waarschuwing als voornoemd hangt niet alleen af van de waarheid daarvan, dus de vraag of Sem Trading daadwerkelijk inbreuk maakt op de rechten van Wesco, maar wordt met name bepaald door de vraag of Wesco een verwijt kan worden gemaakt, dat wil zeggen dat zij handelt in strijd met geldende zorgvuldigheidsnormen. Slechts wanneer tegen beter weten in, of al te lichtvaardig is aangenomen en doorgegeven dat er van inbreuk sprake is, kan een verwijt worden gemaakt. De beantwoording van de inbreukvraag moet in dit kort geding derhalve wel aan de orde komen, zij het marginaal.

Naar voorlopig en marginaal oordeel heeft Wesco niet al te lichtvaardig aangenomen dat van inbreuk sprake is. Hiertoe wordt overwogen dat voorshands voldoende aannemelijk wordt geacht dat de Kickboy een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt en dat niet aannemelijk is geworden dat dit oorspronkelijk karakter mede is bepaald door een noodzakelijk technisch effect. [...] Vervolgens dient beoordeeld te worden of van inbreuk door Sem Trading sprake is. Hiertoe zal moeten worden nagegaan in hoeverre de totaalindrukken tussen de Kickboy en de Bigfoot overeenstemmen. Deze totaalindrukken tussen de Kickboy en de Bigfoot stemmen naar voorlopig en marginaal oordeel dusdanig overeen dat Wesco in redelijkheid auteursrechtelijke bescherming heeft kunnen inroepen.

[...] Gelet op het voorgaande handelt Wesco niet onrechtmatig door Sem Trading en haar afnemers te waarschuwen gelijk zij heeft gedaan."

Lees hier het vonnis (met dagvaarding).

IEF 1358

Inklappen en uitvouwen

Rechtbank Den Haag, 16 december 2005, KG 05/1386. Pozo Negro Beheer B.V. en Holbox B.V. tegen Kappa. Octrooirecht, geen auteursrecht en slaafse nabootsing

Pozo Negro is houdster van een Nederlands octrooi voor een 'draagstructuur voor displays, plano, samenstel en werkwijzen voor het in en uitklappen van de draagstructuur'. Pozo heeft aan Holbox een licentie verleend voor het produceren en verhandelen van de draagstructuur van het octrooi. De rechtbank geeft weer dat conclusie 1 het inklappen van de draagstructuur betreft: "...in het inklappen wordt voorzien door de harmonica constructie die ontstaat door de samenwerking van de vouwlijnen langs de hoeken tussen zijwanden en voor- en achterwand en de vouwlijnen door het midden van de zijwanden." Conclusie 2 betreft het opvouwen van het ingeklapte pakket. Conclusies 3 t/m 6 lossen het probleem van de materiaal ophoping op dat ontstaat bij toepassing van conclusie 2.

Opvallend is dat bij de beoordeling van de rechter conclusie 1 nergens genoemd wordt, terwijl de rechter wel oordeelt over de conclusies 2 - 6. Omdat de draagstructuur van Kappa niet voorzien is van een vouwlijn als bedoeld in conclusie 2 van het octrooi, is er geen sprake van inbreuk. "Het probleem dat het octrooi beoogt op te lossen is bij de draagstructuur van Kappa derhalve opgelost op een geheel eigen wijze welke geen inbreuk maakt op het octrooi. Daaraan wordt niet afgedaan doordat Kappa wel de maatregel bedoeld in de conclusies 3 tot en met 6 toepast."

De beroepen van Holbox op het auteursrecht en de slaafse nabootsing worden door de rechter afgewezen. Omdat de uiterlijke vorm van de draagstructuur hoofdzakelijk technisch bepaald is, is er geen sprake van een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker zoals vereist voor auteursrechtelijke bescherming van een werk.

Het beroep op slaafse nabootsing wordt afgewezen omdat van slaafse nabootsing eerst sprake kan zijn indien Kappa zonder afbreuk te doen aan de eisen van deugdelijkheid en bruikbaarheid voor de draagstructuur ook een andere vorm had kunnen kiezen en door dit niet te doen verwarring veroorzaakt. Van verwarring is in casu geen sprake. De draagstructuur van Holbox heeft immers geen eigen gezicht. Er komt geen onderscheidend vermogen aan toe, waardoor de mogelijkheid van verwarring niet ontstaat. Lees het vonnis hier

IEF 1343

subsidiair veertig dagen hechtenis

Hoge Raad, 13 december 2005, LJN: AU5788. Auteursrechtelijke strafzaak tegen een minderjarige.

Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de strafoplegging - bevestigd een vonnis van de Kinderrechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 16 september 2003, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van "medeplegen van opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden en/of ter veelvoudiging of ter verspreiding voorhanden hebben en/of uit winstbejag bewaren, meermalen gepleegd" en "medeplegen van opzettelijk inbreuk maken op eens anders auteursrecht, meermalen gepleegd". Lees: het aanbieden van computerspellen, films en muziek op internet.

Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat: "hij in de periode van 1 januari 2002 tot en met 6 juni 2002 te Dommelen en/of Valkenswaard, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een of meer datadragers, te weten (o.a.) een of meer cd's en/of dvd's met op de bij de dagvaarding gevoegde lijst vermelde titel(s), waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een of meer werken, te weten op de bij de dagvaarding gevoegde lijst vermelde computerspel(len) en/of business/entertainment software en/of muziekwerk(en) en/of filmwerk(en) waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft aangeboden - op het internet - en/of ter verveelvoudiging en/of ter verspreiding voorhanden heeft gehad en/of uit winstbejag heeft bewaard en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders auteursrecht, door telkens opzettelijk één of meer van de genoemde cd's te kopiëren." Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.

Het middel klaagt onder meer dat het Hof niet gemotiveerd heeft beslist op het verweer dat de werken waarom het hier gaat van internet vrijelijk zijn te downloaden zodat door de verdachte geen auteursrecht is geschonden. De Hoge Raad geeft toe dat het Hof dat inderdaad heeft verzuimd, maar stelt tegelijkertijd dat het ook wel een beetje onzin-argument is. Voor de eigen motivatie verwijst de HR naar de conclusie van AG Knigge:

'Tot cassatie behoeft dat mijns inziens echter niet te leiden, nu het Hof het verweer slechts had kunnen verwerpen. In deze zaak is niet aan de orde of het van internet downloaden van muziek voor privégebruik een inbreuk op het auteursrecht oplevert. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte - zoals hij zelf verklaarde - "illegale" cd's kocht van een dealer van dergelijke cd's uit België. Die cd's gebruikten de verdachte en zijn mededader vervolgens als "master" voor het thuis - dus in Nederland - kopiëren daarvan voor de verkoop. Waarom het enkele feit dat de muziekwerken van internet zijn te downloaden, tot gevolg heeft dat de vermenigvuldiging zoals de verdachte die praktizeerde, geen inbreuk maakte op het auteursrecht, vermag ik niet in te zien.'" De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Lees het arrest hier.

IEF 1317

Geen intellectuele schepping

Rechtbank Zutphen 30 november 2005, LJN: AU7454, X - Y

Firma F exploiteerde een agrarische database, die onder meer informatie over agrarische bedrijven in Nederland bevatte. F verkocht de database aan eiseres X. F verkocht en leverde later een groot deel van de adressen uit de database aan gedaagde Y. Tussen F en X is een gerechtelijke procedure gevoerd omdat F volgens X haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet zou zijn nagekomen. Het geschil is beslecht met een vaststellingsovereenkomst waarin wordt bepaald dat F al haar rechten met betrekking tot de database overdraagt.

X vordert nu dat Y zich zal onthouden van het verstrekken van informatie uit haar agrarische database aan derden c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden. X doet een beroep op wanprestatie, het auteursrecht en het databankenrecht.

X legt allereerst ten grondslag aan haar vorderingen dat Y toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens F doordat zij gegevens uit de database aan derde ter beschikking heeft gesteld en in haar eigen database heeft opgenomen. Eiseres kan haar vorderingen niet onderbouwen met een beroep op wanprestatie, aldus de rechtbank.

Tevens kan van een onrechtmatig handelen wegens inbreuk op een auteursrecht (subsidiaire vordering) geen sprake zijn. "Tussen partijen staat vast dat de [naam database], naast namen en adressen van agrariërs, bedrijfsrelevante informatie over deze agrariërs, zoals gegevens over het soort bedrijf (rundvee, varkens, pluimvee, akkerbouw, tuinbouw) en de omvang van het bedrijf (stuks vee, hectares), bevat. Hiermee is de database op zichzelf slechts een verzameling van een aantal feitelijke gegevens die als zodanig voor bescherming op grond van de Auteurswet (Aw) niet in aanmerking komt. Dit zou slechts anders zijn indien de verzameling het resultaat is van een selectie die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt of [...] indien de databank door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormt."

Tot slot een beroep op inbreuk op het databankrecht. Aangenomen wordt dat X rechthebbende is op de database. "Nu Y niet gemotiveerd heeft betwist dat zij de gehele databank heeft vermengd met haar eigen agrarische databank, staat hiermee vast dat zij de handeling heeft verricht zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub a Dw, dat wil zeggen de inhoud van de databank heeft opgevraagd. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt, kan eerst na bewijslevering worden beoordeeld of er sprake is van een inbreuk op het databankrecht van X. Vraag is nog of tevens sprake is van hergebruiken in de zin van artikel 2 lid 1 Dw. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Y zal X in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat het hergebruiken door Y de gehele database betreft dan wel een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel gedeelte van die database (sub a), althans dat dit hergebruiken herhaaldelijk en systematisch geschiedt/is geschied en in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan X als rechthebbende van die databank (sub b)."
Lees hier het vonnis.

IEF 1307

Nieuw Rechts/ Schlijper

Hof 's-Gravenhage 27 oktober 2005, IEF 1307; ECLI:NL:GHSGR:2005:1109 (Nieuwrechts tegen Thomas Schlijper (schadebegroting na auteursrechtinbreuk))

Nieuw Rechts is (middels een tussenarrest) veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan Schlijper wegens het zonder toestemming op een website plaatsen van drie foto's waarvan fotograaf Schlijper auteursrechthebbende is. Dit arrest gaat over de wijze waarop de schade als gevolg van deze auteursrechtinbreuk begroot moet worden.

Het Hof:
"Nu Schlijper geen winstafdracht, maar schadevergoeding heeft gevorderd, zal worden nagegaan of de schade kan worden begroot, hetgeen dient te geschieden op de wijze die het meest met de aard van de schade in overeenstemming is. Bij inbreuk op auteursrecht is in beginsel plaats voor vergoeding van gederfde winst, wegens gemist debiet, wegens prijsbederf en gemiste parallelafzet, voor vergoeding van waardevermindering van het auteursrecht en immateriële schade.

Nu Schlijper weliswaar [de relevante schadeposten] stelt (...) maar niet aannemelijk heeft gemaakt welke bedragen hij ter zake van deze schadeposten heeft geleden en hij volstaat met een (abstracte) berekening (...) kan de schade niet worden begroot en zal deze worden geschat". Het Hof komt uit op een bedrag van 2.000 EURO als een redelijke schadevergoeding voor het auteursrechtinbreuk.

Lees het arrest hier