Alle rechtspraak  

IEF 548

Conclusie Verkade compleet genegeerd

Eindelijk uitspraak in de spraakmakende Grokster-zaak: U.S. Supreme Court komt met een nieuwe variant op de stelling dat de moord niet door het wapen, maar door degene die het wapen vasthoudt wordt gepleegd. Het gaat erom, concludeert het Hof, met welke intentie het wapen, i.c. de file-sharing software, wordt gepromoot en verhandeld. Bedrijven zoals Grokster, die zich overduidelijk richten op en economisch niet zouden kunnen overleven zonder inbreukmakende ruilhandel, maken zelf wel degelijk ook inbreuk op het auteursrecht op de geruilde werken. Wie goed doet, ontmoet nog altijd goed, maar doelbewust stimuleren en faciliteren van inbreuk is zelf dus ook inbreuk.

"In sum, this case is significantly different from Sony and reliance on that case to rule in favor of StreamCast and Grokster was error. Sony dealt with a claim of liability based solely on distributing a product with alternative lawful and unlawful uses, with knowledge that some users would follow the unlawful course. The case struck a balance between the interests of protection and innovation by holding that the product's capability of substantial lawful employment should bar the imputation of fault and consequent secondary liability for the unlawful acts of others.

MGM's evidence in this case most obviously addresses a different basis of liability for distributing a product open to alternative uses. Here, evidence of the distributors' words and deeds going beyond distribution as such shows a purpose to cause and profit from third-party acts of copyright infringement. If liability for inducing infringement is ultimately found, it will not be on the basis of presuming or imputing fault, but from inferring a patently illegal objective from statements and actions showing what that objective was.

There is substantial evidence in MGM's favor on all elements of inducement, and summary judgment in favor of Grokster and StreamCast was error. On remand, reconsideration of MGM's motion for summary judgment will be in order. The judgment of the Court of Appeals is vacated, and the case is remanded for further proceedings consistent with this opinion. Lees meer. Uitspraak hier.

IEF 546

De Tilburgse postzelhandelaar

In een lang lopende en inmiddels redelijk veelbesproken zaak (achtergrondinfo hier) tussen provider Lycos en de Tilburgse postzegelhandelaar Pessers heeft de AG  de Hoge Raad geadviseerd te beslissen in voordeel van de postzegelhandelaar: onder omstandigheden moet een ISP de identiteitsgegevens van een klant verschaffen aan een particulier persoon.  In dit geval exploiteerde een klant van Lycos een internetpagina waarop hij de Tilburger onterecht en anoniem aan de schandpaal nagelde. Lycos weigerde de persoonsgegevens om privacyredenen af te staan en wil daarom graag een principiële uitspraak van het hoogste rechtscollege.

In zijn conclusie stelt de advocaat-generaal dat gegarandeerde anonimiteit tot onwenselijke gevolgen in het digitale verkeer kan leiden. „Wat onaanvaardbaar is, hoort niet te worden aanvaard.” Advocaat Wenckebach van Lycos noemt het advies van doorslaggevend belang voor het kort geding van auteursrechtenorganisatie Brein (die niet toevallig de juridisch kosten van de postzegelhandelaar op zich heeft genomen)  tegen vijf internetaanbieders om de naam- en adresgegevens van veelaanbieders van illegale muziek. Uitspraak in de Lycoszaak wordt verwacht op 25 november.

IEF 533

Wanneer is een Edit van een nummer hitmuziek?

Wat kan nu precies beschouwd worden als hitmuziek? Deze vraag was de inzet van het kort geding dat Slam!FM tegen het Agentschap Telecom had aangespannen. Het Agentschap Telecom was van mening dat Slam!FM te veel hitmuziek ( commerciële hits) draaide dan was toegestaan onder de uitzendvergunning en had daarom aan Slam!FM een boete opgelegd.

De Rotterdamse rechtbank heeft gisteren de eis van Slam!FM om het besluit waarbij de boete was opgelegd te schorsen afgewezen. Tevens hoeft naar het oordeel van de rechter het Agentschap Telecom niet terug te komen op haar besluit.

Onder de uitzendvergunning mag één bekend nummer per uur gedraaid worden. De methode van Slam!FM om toch meer van deze nummers te kunnen draaien - het maken van speciale Slam FM-edits van hits - is een schending van de uitzendvergunning. Volgens de door het Commissariaat voor de Media opgetrommelde deskundigen verschilden deze edits maar weinig van de hitversies in de hitparades. Edits van platenmaatschappijen mogen dan weer wel uitgezonden worden zonder de vergunning te overtreden. (bron: www.3voor12.nl)

IEF 521

Slapend beertje beschermd?

Arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage, 16 juni 2005, rolnr. 03/1258 (FAMILY CARDS). Het geschil betreft geboortekaarten geillustreerd met babybeertjes.

Mevrouw Maas, van wie de afbeelding afkomstig is, tekent gedurende een aantal jaren als baby geklede en zich als baby gedragende speelgoedbeertjes. Family Cards exploiteert geboortekaarten onder meer voorzien van een afbeelding van een speelgoedbeer. Mevrouw Maas stelt dat Family Cards haar auteursrechten schendt.

In eerste aanleg heeft Maas gewonnen en is Family Cards op grond van auteursrecht inbreuk onder meer bevolen de exploitatie van een aantal kaarten geillustreerd met babybeertjes te doen staken en veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. Family Cards komt in hoger beroep van dit vonnis. Hoewel het Hof gevoelig lijkt te zijn voor het verweer van Family Cards dat er sprake zou zijn van een bepaalde tekenstijl, door te stellen dat er sprake is van een trend, oordeelt zij terecht dat binnen deze trend oorspronkelijke werken mogelijk zijn. Het kan naar mijn mening immers niet zo zijn dat de beschermingsomvang wordt bepaald door een bepaalde stijl dan wel trend. Is er sprake van een oorspronkelijk werk op het moment van creatie, dan blijft het werk oorspronkelijk ongeacht de navolgers.

De tekeningen van Maas zijn volgens het Hof oorspronkelijk. Het Hof past ook het juiste criterium toe in haar beoordeling of er sprake is van een verveelvoudiging; "(...) onnodig een aantal essentiele elementen van Maas's tekening heeft overgenomen (...). Resultaat: Een aantal beertjes is niet als een verveelvoudiging aan te merken, het slapende babybeertje wel. Het Hof verwijst de zaak naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vordering tot terugbetaling van schadevergoeding. Lees arrest

IEF 512

Preekbeurten

Vonnis Rechtbank Amsterdam, 16 juni 2005, LJN: AT7612, 317128 / KG 05-1040. SBS tegen MTV en Quote Media Holding, over het al dan niet mogen publiceren van de programmagegevens van de drie SBS-zenders (SBS6, Net5 en Veronica) in het  door gedaagden uit te geven wekelijks tijdschrift InMagazine. (Zie ook eerdere berichtgeving.)

Gedaagden hebben zich als meest verstrekkend verweer erop beroepen dat zij de programmagegevens van SBS niet direct of indirect hebben ontleend aan een van SBS afkomstig geschrift, maar aan andere bronnen. Zij hebben daarbij gewezen op twee tweewekelijkse tijdschriften ( waarvan er iedere week één verschijnt), waarin de programmagegevens van alle omroepen voor de komende twee weken zijn gepubliceerd en voorts aangevoerd dat de programmagegevens van SBS reeds zo tijdig op internetsites te vinden zijn, dat publicatie in IN daardoor mogelijk wordt.

Dit verweer, dat door gedaagden niet eerder was gevoerd, is pas bij dupliek verduidelijkt door het tonen van ook het tweede tweewekelijkse tijdschrift. In het daarop volgende debat heeft de voorzieningenrechter toegezegd dat zij de behandeling van de zaak zou heropenen, indien dit verweer daartoe aanleiding zou geven. Dit is het geval. Indien voorshands aannemelijk is dat gedaagden in het bewijs zullen slagen dat zij de programmagegevens niet aan een geschrift van SBS hebben ontleend, moet het door SBS gevorderde gebod tot staking van de publicatie worden geweigerd. De voorzieningenrechter bepaalt dat de zaak zal worden heropend op een nader te bepalen tijdstip en houdt iedere verdere beslissing aan. Lees vonnis

IEF 476

Bestektekening simpel met Autocad

Arrest Gerechtshof Arnhem, 31 mei 2005, LJN: AT6749 (Verweij)  Verweij, een architectenbureau, heeft in opdracht van een projectontwikkelaar een bestektekening gemaakt voor te realiseren appartementen. De projectontwikkelaar draagt het pand over aan A en gaat kort daarna failliet. De rekening van Verweij is niet betaald. Verweij stuurt vervolgens wel op verzoek van een bouwbedrijf in opdracht van A de bestektekening aan haar toe tegen onkostenvergoeding in verband met aanpassing raamkozijnen.

Op basis van deze bestektekening wordt voor het appartement een tweede nieuwe bestektekening gemaakt. Deze gebruikt A voor een bouwaanvraag. Voor de Gemeente is de tweede bestektekening niet voldoende, waarna A medewerking vraagt aan Verweij. Verweij was hiertoe bereid tegen betaling van een vergoeding. A ziet hiervan af en de bouwvergunning wordt ingetrokken. In eerste aanleg vordert Verweij van A tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding dat toevallig gelijk is aan het bedrag dat zij ooit in rekening had gebracht bij de projectontwikkelaar. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen. In hoger beroep oordeelt de rechter dat de bestektekening van Verweij niet in aanmerking komt voor auteursrechtbescherming.

Volgens het Hof geeft de bestektekening slechts de feitelijke situatie weer. 'Het is zeer aannemelijk dat twee verschillende architecten tot een vrijwel gelijk resultaat komen, zeker wanneer zij daarbij beiden gebruik maken van hetzelfde bouwkundig computertekenprogramma (Autocad)'

Een beroep op geschriftenbescherming gaat ook niet op; volgens Verweij heeft hij de tekening slechts onder voorwaarden ter beschikking gesteld. Er is geen sprake van een openbaarmaking. Verweij betoogt verder dat A toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot gebruik van de bestektekening. Volgens Verweij mocht A de bestektekening uitsluitend gebruiken voor aanpassing kozijnen. Het Hof laat Verweij toe tot bewijslevering dat de bestektekening uitsluitend voor een beperkt doel mocht worden gebruikt en beveelt een getuigenverhoor. Zal een beroep op geschriftenbescherming toch opgaan, wanneer blijkt dat er sprake was van geen enkele beperking van het gebruik van de bestektekening? Lees vonnis.

IEF 418

Een brug te ver

Vzr Rb 's-Gravenhage 31 mei 2005, KG 05/402 Zwarts Jansma Architecten B.V. v Gemeente Zoetermeer en Holland Railconsult Holding B.V.

Het ontwerp dat Zwarts & Jansma Architecten B.V. hadden ingeleverd voor een fietsbrug in Zoetermeer werd door de gemeente afgekeurd: het was niet uitvoerbaar. De gemeente gaf Holland Railconsult vervolgens opdracht een wel bouwbare brug te ontwerpen. Nu de brug bijna klaar is, vroegen Z&J de rechter stopzetting van de bouw ervan wegens geclaimde auteursrechtinbreuk. De vordering wordt afgewezen, al hadden gedaagden volgens de rechter de schijn tegen. Er rust auteursrecht op het "lijnenspel" van het ontwerp van Z&J en ontlening daaraan bij het ontwerp van de nieuwe brug wordt aannemelijk geacht.Toch verschilt het ontwerp van Z&J behoorlijk van de brug zoals die wordt gebouwd. Het eerdere ontwerp had een draagconstructie in een V-vorm, de gebouwde brug hangt aan een A-vorm. Die V-vorm bleek constructief niet haalbaar.

Rov 21. Aldus lijkt de kernvraag op dit punt te zijn of het uitvoeren van de draagconstructie in een A-vorm wel of niet een technisch voor de hand liggende uitwerking vormt van het ontwerp van Zwarts & Jansma. Die vraag kan in het bestek van het dit kort geding niet worden beantwoord, doch zal nader moeten worden onderzocht in een bodemprocedure, waarin verder debat tussen partijen kan plaatsvinden en mogelijk een deskundigenbericht noodzakelijk zal zijn.

Inbreuk staat dus onvoldoende vast om in kort geding maatregelen te nemen. Lees vonnis

IEF 400

Heet van de naald

Rechtbank Amsterdam, 26 mei 2005, LJN: AT6301, 314443/KG 05-767 Schiffmacher tegen Vara. Uitspraak in de zaak over het vermeende onrechtmatige gebruik door de Vara van tatoeages van Henk Schiffmacher in de decorstukken van Kopspijkers. Conflict blijkt al een tijdje te spelen maar loopt nu slecht af voor Schiffmacher, omdat er teveel onduidelijk is over gemaakte afspraken en vooral veel onduidelijkheid over de ware auteursrechthebbende op de afbeeldingen.

In afwachting van een mogelijk gunstiger hoger beroep kan Schiffmacher in ieder geval in zijn zak steken dat hij de vice-president van de Rechtbank Amsterdam uitgaat van het feit dat hij een “kunstenaar is met een internationale reputatie op het gebied van tattoos, schilderijen, verzamelingen en boeken.” Dat is nu dus officieel.

Vastgesteld is ook dat De Vara vanaf februari 2004 en april 2005 in het decor delen van afbeeldingen uit het door Schiffmacher geredigeerde “1000 Tattoos.” Zonder voorafgaande toestemming- De onderhandelingen na begin van gebruik zijn in onenigheid gesmoord. Vervelend conflict, maar de rechter begint gewoon bij de auteursrechtelijke basis en die blijkt er dus (nog) niet te zijn.

“Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of aan [eiser1] c.s. het auteursrecht toekomt op de afzonderlijke afbeeldingen in het boek. [eiser2] en [eiser3] stellen dat zij als de ontwerpers van de tattoos, de “tattoo-artists” dan wel als de fotografen van de desbetreffende afbeeldingen moeten worden aangemerkt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de Vara hebben zij deze stelling echter niet met bewijsstukken gestaafd. Uit de desbetreffende afbeeldingen uit het boek kan dit niet worden afgeleid. Hun namen staan immers niet bij die afbeeldingen vermeld, terwijl bij sommige andere afbeeldingen wel de namen van de ontwerper en de fotograaf staan vermeld. [eiser2] en [eiser3] kunnen dan ook niet enig recht op de afbeeldingen hebben overgedragen aan [eiser1].

Voorshands wordt geoordeeld dat aan [eiser1] zelf evenmin het auteursrecht op de afzonderlijke afbeeldingen toekomt. Voorzover [eiser1] heeft willen stellen dat het auteursrecht op de foto’s in het boek ”1000 Tatoos” bij The Amsterdam Tattoo Museum berust, omdat in het colofon van het boek vermeld staat ““(...) ? 1996 for the illustrations: The Amsterdam Tattoo Museum, Amsterdam” en hij in feite The Amsterdam Tattoo Museum is, geldt dat de copyright-notice op zich geen bewijs oplevert voor het auteursrecht. [eiser1] dient dan ook bij betwisting door de Vara aan te tonen dat hij de rechthebbende op de afbeeldingen in het boek is. [eiser1] heeft in dit verband ter zitting aangevoerd dat hem als fotograaf van de hiervoor onder 1d5 en 1d9 genoemde afbeeldingen, het auteursrecht op die afbeeldingen toekomt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de Vara, heeft [eiser1] deze stelling vooralsnog echter niet met bewijsstukken gestaafd. Bij de bewuste afbeeldingen in het boek staat zijn naam niet als fotograaf vermeld, terwijl bij sommige andere afbeeldingen in het boek de naam van de fotograaf wel wordt gegeven.

Het antwoord op de vraag of [eiser1] c.s. daadwerkelijk de ontwerper dan wel de fotograaf is, vergt derhalve een nader onderzoek naar de feiten, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Tenslotte kan [eiser1] ook geen rechten ontlenen aan artikel 9 van de Auteurswet, nu hij in het boek niet staat vermeld als de uitgever of de drukker. De slotconclusie moet dan ook zijn dat vooralsnog niet kan worden aangenomen dat [eiser1] c.s. auteursrechten heeft op de afzonderlijke afbeeldingen, die zijn geschonden door de Vara.

Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of aan [eiser1] het auteursrecht toekomt op de verzameling van afbeeldingen, als belichaamd in het boek.
Artikel 10 lid 2 Aw bepaalt dat verzamelingen van werken als zelfstandige werken worden beschermd. Daarbij is uitgangspunt dat een verzamelwerk moet voldoen aan het in artikel 1 Aw gestelde vereiste dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De enkele verzameling is niet voldoende om zich op een verzamelauteursrecht te beroepen. Een verzameling als de onderhavige komt slechts dan als zodanig voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking als deze het resultaat is van een selectie, die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt. Voorshands is onvoldoende gebleken dat dit criterium ten aanzien van [eiser1] opgaat.

In het colofon van het boek staat immers [editor R.] vermeld als “editor and designer”. Nergens blijkt uit dat aan [eiser1] het auteursrecht op de verzameling toekomt. Voorts is niet aannemelijk dat het boek als verzamelwerk voldoet aan het oorspronkelijkheidscriterium. Naast de indeling in drie categorieën lijken de foto’s willekeurig te zijn ingedeeld. Het meest opmerkelijke is de hoeveelheid afbeeldingen, waarnaar ook de titel van het boek verwijst.

Maar zelfs wanneer zou worden aangenomen dat [eiser1] het auteursrecht heeft op de verzameling, dan zou hij zich alleen kunnen verzetten tegen de openbaarmaking en verveelvoudiging van de gehele verzameling, of hoogstens van een zodanig gedeelte dat daarin zijn creatieve verzamelaarshand is aan te wijzen. Het gaat hier om negen (volgens [eiser1]) dan wel zeven (volgens de Vara) afbeeldingen uit het boek. Van die afbeeldingen kan echter niet op voorhand worden gezegd dat daarin de creatieve verzamelaarshand van [eiser1] is aan te wijzen. De voorlopige conclusie is dan ook dat aan [eiser1] geen auteursrecht op de verzameling van de afbeeldingen toekomt. Lees vonnis

Lees hier meer over tatoeages en auteursrecht: The Tattoo Copyright Controversy (source of picture)

IEF 390

Interoperabiliteitsartikel

Rechtbank Leeuwarden, 25 mei 2005, LJN  AT6118, Pendula / Hemmen & Solarz communicatiegroep. IT-ers worden verplicht tot gratis conversie bij overstap naar nieuwe schoolsoftware. Beroep op het interoperabiliteitsartikel 45m uit de Auteurswet.

Twee scholen hebben als licentiehouders van Pendula het gebruiksrecht over de applicatie "School +" gekregen voor de uitvoering van hun schooladministratie. De scholen willen echter overstappen naar het programma "Magister". Daarvoor moeten de gegevens van de scholen, die zich nu nog bevinden in het programma "School +", met behulp van een zogenaamd 'script' worden geconverteerd naar het programma "Magister". De scholen zijn daartoe zelf niet in staat omdat de servers waarop "School +" geïnstalleerd is, zich bij het bedrijf HSCG bevinden.

"Het primaire verweer van Pendula is kennelijk een beroep op een haar toekomend auteursrecht op de applicatie "School+". Dat verweer faalt. De president is voorshands van oordeel dat, in het licht van de bepalingen van de Auteurswet inzake computerprogrammatuur, van Pendula te vergen valt dat zij voldoet aan hetgeen thans wordt gevorderd, en overweegt daartoe als volgt.

Artikel 45 m, lid 1, van de Auteurswet luidt aldus:
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12, worden niet beschouwd het vervaardigen van een kopie van dat werk en het vertalen van de codevorm daarvan, indien deze handelingen onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk vervaardigd computerprogramma met andere computerprogramma's tot stand te brengen, mits:
a. deze handelingen worden verricht door een persoon die op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over een exemplaar van het computerprogramma of door een door hem daartoe gemachtigde derde;
b. de gegevens die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen niet reeds snel en gemakkelijk beschikbaar zijn voor de onder a. genoemde personen;
c. deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke computerprogramma die voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn.

Aan de drie hier onder a, b en c gestelde voorwaarden wordt in dit geval voldaan:
Ad a: De school is licentiehouder en heeft daarom te gelden als iemand die 'op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over een exemplaar van het computerprogramma' .
Ad b: De school heeft er als licentiehouder van "School+" kennelijk belang bij om van Pendula de nodige informatie te verkrijgen die nodig is om de in de wet genoemde "interoperabiliteit" van de applicatie "School+" met het programma "Magister" aldus tot stand te brengen, dat haar nu in "School+" opgeslagen data zonder verdere kosten, werkzaamheden of onnodige omhaal kunnen worden overgebracht naar "Magister". Daartoe is in dit geval kennelijk nodig dat Pendula meer doet dan alleen een "kale" datadump dan wel de data in een standaardformaat ter beschikking te stellen, omdat op dit moment voor de school 'de gegevens die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen niet reeds snel en gemakkelijk beschikbaar zijn'.
Ad c: De school wenst dat de data gemakkelijk in "Magister"kunnen worden ingevoerd door middel van een door haar aan Pendula beschikbaar te stellen "script", waarmee de data in de gewenste vorm uit "School+" worden geëxtraheerd. Zij dient daarbij kennelijk te beschikken over 'die onderdelen van het oorspronkelijke computerprogramma die voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn'.

Daarbij is de medewerking van Pendula onontbeerlijk. De school kan dit namelijk zelf niet doen omdat zij de applicatie "School+" niet zelf op haar computer(s) geïnstalleerd heeft gekregen en zij de applicatie slechts kan benaderen via internet met een wachtwoord. Zij kan het script daarom zelf niet 'draaien'. Van Pendula valt te vergen dat zij zonder reserves haar medewerking verleent aan het draaien van het script met het door de school verlangde doel. De school stelt terecht dat, waar de overeenkomst tussen partijen op dit punt kennelijk geen beperkingen inhoudt, uit voormelde wetsbepaling voortvloeit dat de school moet kunnen beschikken over haar gegevens op zodanige wijze, dat haar gegevens gemakkelijk kunnen worden geëxporteerd dan wel geconverteerd naar een ander programma, in dit geval "Magister"." Zowel Pendula als HSCG worden veroordeeld om over te gaan tot de door de scholen gewenste omzetting.

Volgens advocaat en informaticus mr. dr. Doeko Bosscher van TMC BoutiqueSolv is dit het eerste Nederlandse vonnis, naar zijn weten, waarin een conversie verplichting wordt afgeleid uit de Auteurswet, en niet het gebod reverse engineering te gedogen.

"Naar mijn mening is dat (ook) opmerkelijk omdat het hier eigenlijk niet gaat om reverse engineering in eigenlijke zin van een computer programma, maar om de conversie van een database. Zelfs als dat zou zijn, dan is nog de vraag of het hier gaat om een vertaling die nodig is om interoperabiliteit te bewerkstelligen tussen computerprogramma’s. Daarmee lijkt de wetgever toch te hebben bedoeld dat programma’s met elkaar samenwerken, en niet dat een programma een uitvoer moet genereren die leesbaar is door een ander programma..."

Lees vonnis.