DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 5015

Goed plan

lease.bmpRechtbank 's-Hertogenbosch 5 november 2007, KG ZA 07-648, Leaseplan tegen Leasepro (Met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Inbreuk op merkrecht, handelsnaamrecht LeasePlan. Onrechtmatig handelen door opmaak website.

Leaseplan houdt zich sinds 1963 bezig met operationele autoleasing in 28 landen en is in die branche wereldmarktleider. Leaseplan heeft zowel een Beneluxregistratie van het woordmerk 'LeasePlan' als een Europese merkregistratie van het hiernaast afgebeelde logo.

LeasePlan vordert LeasePro, een klein bedrijf in dezelfde branche dat gebruik maakt van het hiernaast afgebeelde logo, het gebruik van het merk, de handelsnaam en de website te verbieden. LeasePro betwist onder meer dat er sprake is van een reëel verwarringsgevaar en dat het merk LeasePlan onderscheidend vermogen heeft en een bekend merk is, waaruit zij onrechtvaardig voordeel trekt.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het woordelement 'Lease' weliswaar een beschrijvend karakter heeft, maar dat dientengevolge het woordelement 'Plan' dominerend en onderscheidend naar voren komt. Tussen dit woordelement en het woordelement 'Pro' bestaat auditieve en visuele overeenstemming. "Daardoor stemmen de beide woordmerken 'LEASE PLAN' en 'LEASEPRO' in zekere mate met elkaar overeen." Dit geldt eveneens voor de logo's van partijen. Dat de beeldelementen in het logo van LeasePlan niet, zoals het beeldelement in het logo van LeasePro, het silhouet van een auto oproepen, maar meer wiskundig en abstract van aard zijn, en het woordelement "LeasePro" anders dan het woordelement "LeasePlan" niet tussen beeldelementen staat gecentreerd, doet geen noemenswaardige afbreuk aan de overeenstemmende totaalindruk van beide logo's, aldus de rechtbank. Bovendien heeft het woordmerk als het logo van LeasePlan een groot onderscheidend vermogen gekregen door intensief en langdurig gebruik. De vordering slaagt aldus.

Ook de vorderingen ten aanzien van het gebruik van de handelsnaam en de website zijn toewijsbaar. De gevorderde proceskosten komen de rechtbank niet als onredelijk voor, en worden derhalve toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5012

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA, 6 november 2007, zaak T-28/06, RheinfelsQuellen H. Hövelmann GmbH & Co. KG, tegen OHIM.

Weigering inschrijving Gemeenschapsmerkaanvraag voor woord VOM URSPRUNG HER VOLLKOMMEN

“37. De slogan slaat immers duidelijk op de zuiverheid en de perfecte kwaliteit van de ingrediënten van de dranken, met name van het gebruikte water. De zuiverheid en de perfecte kwaliteit van de ingrediënten zijn van groot belang voor waren van de klassen 32 en 33. Bij minerale wateren is de perfecte kwaliteit van het water van de gebruikte bron voor doorslaggevend belang voor de bepaling van de kwaliteit van de drank zowel wat de smaak betreft als wat de gezondheid aangaat. Voor vruchtensappen, bier en andere alcoholhoudende dranken vormt de herkomst van de ingrediënten eveneens een factor die een grote rol speelt bij de bepaling van de kwaliteit van deze waren.

38. Het Gerecht is dus van oordeel dat de woorden, afzonderlijk of in hun onderlinge samenhang beschouwd, rechtstreeks en duidelijk verwijzen naar de kenmerken van de betrokken waren en dat verzoekster bijgevolg ten onrechte stelt dat het teken hoogstens verwijst naar een waarneming of een zeer algemeen positief gevoel.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 6 november 2007, zaak T-407/05, Société anonyme des eaux minérales d’Évian (SAEME) tegen OHIM / A. Racke GmbH & Co.

Oppositieprocedure, Oudere niet-gemeenschapsmerken EVIA tegen REVIAN’s. Te late overlegging van vertaling van bewijs van inschrijving van ouder merk.

“64 De kamer van beroep heeft derhalve artikel 74, lid 2, van verordening nr. 40/94 geschonden door de haar bij dit artikel verleende beoordelingsbevoegdheid niet uit te oefenen, althans door niet uit te leggen hoe zij die beoordelingsbevoegdheid heeft uitgeoefend, en door bijgevolg haar beslissing om het bewijs van inschrijving van het internationale merk niet in aanmerking te nemen, rechtens niet afdoende te motiveren.”

Lees het arrest hier.

GvEA, 6 november 2007, zaak T-90/05, Omega SA, tegen OHIM / Omega Engineering, Inc(geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure. Ouder national woordemerk OMEGA tegen woord/beelmerk  O OMEGA.

“43 In any event, even if the Board of Appeal should have examined specifically whether there was a likelihood of confusion in the light of the goods connected with the measurement of time, and even if it were established that the applicant’s trade mark is reputed for the goods thus described, the applicant’s argument cannot succeed. The fact that the relevant public may possibly associate the trade mark OMEGA with the applicant because it is allegedly well known cannot in any way exclude the existence of a likelihood of confusion in the present case, since the relevant public could be led to believe that the goods covered by the earlier mark are produced by the applicant.”

Lees het arrest hier.

IEF 4998

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, LJN: BB6926, 1 november 2007, ZKH Willem-Alexander c.s. tegen Vereniging Martijn.

“Gedaagde bestrijdt niet dat de publicatie van de foto's in strijd is met het portretrecht van de kinderen en inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van die kinderen en hun ouders. Zij meent echter dat van haar, als kleine organisatie, niet kan worden verlangd dat zij 24 uur per dag haar forumpagina bewaakt, teneinde publicaties als de onderhavige op ieder moment van de dag te onderscheppen.  Dit standpunt kan niet worden gevolgd. Het organisatorische onvermogen van gedaagde rechtvaardigt geen inbreuk op de rechten van anderen.”

Lees het vonnis hier

Rechtbank Amsterdam, 1 november 2007, LJN: BB6923, G-Star International B.V. tegen New Yorker S.H.K. Jeans GmbH,

Samenvatting Rechtspraak.nl: “Kledingfabrikant G-Star vordert in kort geding het uit de handel nemen van twee spijkerbroeken van gedaagden vanwege strijd met haar auteursrecht en haar merkenrechten op een broek van G-Star met de naam Elwood. Geoordeeld wordt dat met één van die twee broeken inderdaad inbreuk wordt gemaakt op de rechten van G-Star.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4967

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 oktober 2007, KG ZA 07-1029, Internationales Lizenzbüro Deutsche Saatgutgesellschaft Mbh tegen Van Den Bos

“4.3. ILDS heeft de stelling dat Bos nog altijd planten te koop aanbiedt onder de  benaming 'SCHNEEBALL' op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Eveneens ontbreekt  iedere aanwijzing dat Bos na december 2004 nog Hydrangea van het ras 'Elbtal' heeft  gekweekt of verhandeld. De gevorderde voorzieningen dienen derhalve te worden  afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 oktober 2007, HA ZA 06-2669, Getronics Pinkroccade Nederland B.V. tegen Computer Applications B.V.

“4.1. In deze procedure is komen vast te staan dat CSA geen originele Cisco-GBIC's aan GPR heeft geleverd, maar namaak Cisco-GBIC's (counterfeit). Dat levert wanprestatie op jegens GPR (en mogelijk merkinbreuk jegens Cisco), ter zake van welke wanprestatie CSA aansprakelijk kan worden gehouden voor de dientengevolge door GPR geleden schade.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 oktober 2007, HA ZA 06-88, Dharma Productions Private Ltd. C.S. Singh Kainth c.s.

“2.1. Eisers stellen dat Dharma producent en auteursrechthebbende is van de speelfilm 'Kaal' en dat Sewnarain licentiehouder is van de auteursrechten op de film voor Nederland. Volgens eisers hebben gedaagden dvd's van de film zonder toestemming van eisers verkocht dan wel verhuurd (…).”

Lees het vonnis hier.

IEF 4963

Een regio, een arrondissement, een stad

ft.gifHvJ EG, 13. September 2007, conclusie A-G Paolo Mengozzi, zaak C-328/06, Prejudiciële vragen Rb Koophandel Barcelona in de zaak Alfredo Nieto Nuño tegen Leonci Monlleó Franquet (geen Nederlanse versie beschikbaar).

Vraag: Heeft de "algemene bekendheid" van een merk in een lidstaat in de zin van artikel 4 MRL uitsluitend betrekking op de mate van bekendheid en verspreiding in een lidstaat van de Europese Unie of op een belangrijk deel van het grondgebied van deze staat, of kan de algemene bekendheid van een merk worden gekoppeld aan een territoriaal gebied dat niet overeenstemt met het grondgebied van een staat, maar met dat van een autonome gemeenschap, een regio, een arrondissement of een stad, naar gelang van de door het merk beschermde waar of dienst en van degenen voor wie het merk daadwerkelijk bedoeld is, kortom naar gelang van de markt waarop het merk wordt gebruikt?

Suggestie antwoord: Ja, dat kan, althans dat is niet per definitie verboden. Art. 4 Abs. 2 ist dahin auszulegen, dass es dieser Bestimmung nicht zuwiderläuft, dass das Hindernis für die Eintragung einer Marke und der Grund für ihre Ungültigkeit, die in dieser Vorschrift vorgesehen werden, auch dann anwendbar sind, wenn die in Frage stehende ältere Marke, die in einem Mitgliedstaat zwar benutzt, aber nicht eingetragen wurde, nicht im gesamten Hoheitsgebiet dieses Staates oder in einem wesentlichen Teil hiervon, sondern nur in einem engeren geografischen Bereich notorisch bekannt ist.

Lees de conclusie hier.

IEF 4950

Alkoholischer Getränke

caipi.gifGvEa, 23 oktober 2007, zaak T-405/04 Borco-Marken-Import Matthiesen GmbH & Co tegen OHIM (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

Weigering inschrijving Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk Caipi. Caipi is beschrijvend voor  “alkoholischer Getränke, das Wort „Caipi“ als verkürzte Bezeichnung eines alkoholischen Getränks betrachteten, nämlich des Cocktails mit der Bezeichnung „Caipirinha“.” Google overtuigt ook het Gerecht dat woordenboeken niet zaligmakend zijn.

“35. So ist das Gericht hinsichtlich der relevanten Bedeutung des Wortzeichens der Auffassung, dass die von der Prüferin und der Beschwerdekammer (vgl. Randnr. 17 der angefochtenen Entscheidung) angeführten Beispiele und die Zahl der Fundstellen, auf die die Beschwerdekammer in Randnr. 20 ihrer Entscheidung Bezug genommen hat (40 000 Treffer für den Ausdruck „Caipi“ nur mit der Suchmaschine Google und 12 500 Treffer für die Wörter „Caipi Cocktail“), als Nachweis dafür genügen, dass das Wort „Caipi“ zu den im gängigen Sprachgebrauch verwendeten Ausdrücken für die Bezeichnung des Cocktails Caipirinha gehört und dem relevanten Publikum in dieser Bedeutung bekannt ist. Dieses Verständnis des relevanten Publikums kann nicht allein deshalb außer Betracht gelassen werden, weil das streitige Wort nicht in Wörterbüchern stehen soll.”

Het Gerecht ziet ook verder geen reden om het woordmerk Caipi toch in te schrijven en wijst de klacht af. 

Lees het arrest hier

IEF 4914

Botcement (bodem)

botcement.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch 10 oktober 2007, Heraeus Kulzer GmbH tegen Biomet Nederland B.V. c.s. (met dank aan Willem Leppink, Simmons & Simmons).

Geschil tussen twee producenten van botcement over misleidende reclame, onrechtmatig handelen en merkinbreuk. Na een kort geding in twee instanties volgt nu het vonnis in de bodemprocedure.

Heraeus brengt botcement op de markt onder het merk Palacos. Biomet is een voormalige licentienemer van Heraeus. Tijdens de samenwerking werd door Biomet botcement verhandeld onder de naam Refobacin Palacos. Per 31 augustus 2005 heeft Heraeus de samenwerking met Biomet beëindigd. Nadien heeft Biomet zelf een botcement ontwikkeld dat zij verhandelt onder de naam Refobacin Bone Cement R. Biomet brengt dit product op de markt onder dezelfde productnummer en in dezelfde verpakkingen die zij ten tijde van de relatie met Hareaus gebruikte voor Refobacin Palacos. Biomet heeft haar nieuwe product Refobacin Bone Cement R aan klanten geïntroduceerd door middel van een mailing waarin onder het volgende is vermeld: “Alle producteigenschappen van ons antibioticumhoudend cement, inclusief de artikelnummers en prijsstelling, blijven ongewijzigd. In de komende maanden zullen alle andere Biomet Europe cementproducten ook een nieuwe krijgen.”

 

Volgens de rechtbank is de inhoud van de mailing misleidend. In de mailing wordt Refobacin Bone Cement R door Biomet ten onrechte gepresenteerd als een product dat gelijk is aan Refobacin Palacos, terwijl vast is komen te staan dat de producteigenschappen in elk geval op twee punten van elkaar verschillen. Dat het wellicht wel gaat om een gelijkwaardig product, en dat de mailing is gericht aan professionele gebruikers met verstand van botcement, doet hieraan niet af. Biomet heeft zich in reclame voor haar nieuwe product Refobacin Bone Cement R ook ten onrechte beroepen op onderzoeksresultaten uit klinische studies die betrekking hebben Refobacin Palacos.

Volgens de rechtbank is het niet (meer) onrechtmatig dat Biomet voor haar nieuwe product dezelfde verpakkingen en dezelfde productnummers gebruikt als voor Refobacin Palacos. Door handhaving van dezelfde productnummers is weliswaar verwarring ontstaan bij afnemers, maar het risico op verwarring (ook door de productverpakkingen) is inmiddels in voldoende mate weggenomen doordat Biomet op grond van de veroordeling in kort geding op grote schaal rectificaties heeft verzonden.

Ten aanzien van de vorderingen op grond van merkinbreuk overweegt de rechtbank dat Heraeus Biomet er niet van kan weerhouden om na de periode van samenwerking op zakelijke wijze te verwijzen naar de voorheen door haar gevoerde producten, met inbegrip van het merk Palacos, met het doel de afnemers omtrent de veranderingen te informeren. Dit rechtvaardigt volgens de rechtbank een voorbehoud op het uit te spreken inbreukverbod.

Lees het vonnis hier. Eerdere uitspraken vanaf hier

IEF 4910

Een referentie naar de nachtelijke arbeid van bakkers

warmebakker.GIFRechtbank van koophandel Brussel, 21 september 2007, A.R. 4851/06, VLAM/VEBIC tegen NV Ceres (met dank aan Nicolas Clarembeaux, Altius).

Wel gemeld, nog niet besproken Belgische Benelux-merkenzaak over de merken “Wakkere Bakker” en “De Warme Bakker/Le Boulanger Artisan”. 

Het Vlaams centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), dat zich onder andere bezig houdt met de promotie van brood- en banketproducten, is houder van het in de Benelux ingeschreven woord/beeldmerk “Wakkere Bakker”. Gesteund door de Vlaamse federatie van verenigingen van brood- en banketbakkers, ijsbereiders en chocoladebewerkers (VEBIC) verzet VLAM zich tegen het gebruik van het jongere merk “De Warme Bakker” door NV Ceres, een marktleider in graan-, meel en bloemproducten. VLAM/VEBIC vordert een inbreukverbod en stellen voorts dat een beschrijvende benaming als “De Warme Bakker” die elk onderscheidend vermogen mist, niet mag worden gemonopoliseerd door één onderneming. NV Ceres verweert zich door te stellen dat de bezwaren van eiseres tegenstrijdig zijn: “ofwel het merk is geldig en zou er sprake kunnen zijn van inbreuk, ofwel behoort het tot het openbaar domein en is iedereen vrij het te gebruiken.”

De rechtbank van koophandel oordeelt allereerst dat VEBIC niet ontvankelijk is in haar vordering; zij is geen merkhouder, maakt geen deel uit van het bedrijfsleven en kan als zijnde een VZW (vereniging zonder winstgevend doel) niet in rechte optreden voor het algemeen belang van haar leden. Ten aanzien van de VZW VLAM oordeelt de rechtbank dat zij een eigen, rechtstreeks belang heeft als merkhouder en dus wel ontvankelijk is.

De rechtbank volgt het standpunt van NV Ceres dat de vorderingen van eiseres tegenstrijdig voorkomen: “Overwegende dat alhier enkel kan vastgesteld worden dat eiseressen, zelf een weinig consequente houding aannemen, nu zij zowel een nietigheidsvordering instellen wegens een zogezegd niet onderscheidend en/of louter beschrijvend karakter van het samengesteld merk van verweerster, als een inbreukvordering op grond van artikel 13 A 1 b en c BMW (art. 2.20 1 b en c BVIE), en/of aldus wegens een (inbreukmakend) merkgericht gebruik, hetzij een gebruik ter onderscheiding van waren of diensten, van een naar hun oordeel overeenstemmend teken. (…) Dat inderdaad niet in te zien valt hoe er van een teken dat louter beschrijvend zou zijn en/of aldus ieder onderscheidend vermogen zou missen, en derhalve in dusdanig geval de wezenlijke functie van het merk niet zou kunnen vervullen, een merkgericht gebruik zou kunnen gemaakt worden.”
 
Volgens de rechtbank heeft het samengestelde merk van NV Ceres (de combinatie van woord en beeld) wel onderscheidend vermogen. De inbreukvordering van VLAM is ongegrond omdat de totaalindruk van beide merken visueel en auditief verschillen. Verwarringsgevaar is niet aannemelijk.

NV Ceres heeft met succes een tegenvordering ingesteld, ertoe strekkende dat het depot van VLAM vervallen wordt verklaard voor de waren uit klasse 30 (brood, banketbakkers- en suikerbakkerswaren). VLAM heeft immers normaal gebruik gemaakt van het merk ten aanzien van deze waren. VLAM produceert zelf geen broodwaren en zij heeft ook niet aangetoond dat zij het gebruik van haar merk ter onderscheiding van brood en banketbakkerswaren in licentie heeft gegeven.

Lees het vonnis hier.

IEF 4909

Niet het gebruik dat van het merk is gemaakt

doug.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 17 oktober 2007, KG ZA 07-744, Parfumerie Douglas GmbH en Parfumerie Douglas Nederland B.V. tegen Noapoa Enterprises N.V.

Bodemprocedure. Merkenrecht. Geen rechtsverwerking doordat de schikkingsvoorstellen niet tijdig zijn aanvaard. Het enkele feit dat waren en/of diensten in verschillende klassen vallen kan niet leiden tot de conclusie dat er geen soortgelijkheid tussen die waren en/of diensten bestaat. Bij vaststelling van soortgelijkheid van waren en diensten is louter de inschrijving van het merk bepalend en niet het gebruik dat van het merk is gemaakt. Inbreukverbod toegewezen voor de gehele Gemeenschap.

Parfumerie Douglas is actief op de markt van parfumerieën, boeken, bijouterieën, mode en suikerwerk en is houdster van een aantal merkrechten, waaronder het Gemeenschapsmerk DOUGLAS voor onder andere de diensten in klasse 35: “retailing relating to […] games, playthings, gymnastics and sproting articles, decorations for Christmas trees.”

Noapoa is de Europese distributeur van een Amerikaanse leverancier van pluche speelgoed, Douglas Cuddle Toys, Inc. Noapoa is houdster van de inschrijving van het Benelux woordmerk DOUGLAS, gedeponeerd voor waren 25, 28 en 35. Tevens heeft zij een Gemeenschapsmerkaanvrage ingediend bij het OHIM.

Douglas stelt tegen de aanvrage van het Gemeenschapsmerk van Noapoa oppositie in. Voorts verzoekt zij aan Noapoa om vrijwillig waren in klasse 25 en 35 te schrappen uit de waren- en dienstenopgave van de Benelux inschrijving. Hierop reageert Noapoa blijkbaar niet. Toch stuurt zij het verzoek om schrapping van klasse 25 en 35 door aan het BBIE en het OHIM. Blijkbaar was toen al deze bodemprocedure aanhangig gemaakt. De oppositie bij het OHIM is in ieder geval hangende deze bodemprocedure geschorst.

In deze procedure vordert Douglas de nietigheid van het Benelux merk van Noapoa alsmede een inbreukverbod. Noapoa verweert zich onder meer door te stellen dat Douglas geen belang heeft bij haar vorderingen omdat zij eerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het gebruik van het merk van Noapoa voor waren in de klasse 28. Deze verklaringen van Douglas zijn echter gedaan in het kader van schikkingsvoorstellen en zijn niet tijdig door Noapoa aanvaard. Vandaar dat volgens de rechtbank niet kan worden volgehouden dat Douglas geen belang heeft bij haar vorderingen. Ook het beroep op rechtsverwerking faalt om die reden.

Ten aanzien van de gevorderde nietigheidsverklaring overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat de merken identiek zijn. Ook de waren waarvoor Noapoa haar Benelux merk heeft ingeschreven zijn soortgelijk aan de diensten waarvoor het Gemeenschapsmerk van Douglas is ingeschreven. Het enkele feit dat waren en/of diensten in verschillende klassen vallen kan niet leiden tot de conclusie dat er geen soortgelijkheid tussen die waren en/of diensten bestaat. Evenmin is relevant dat Noapoa betwist dat Douglas haar merk heeft gebruikt voor speelgoed. Bij vaststelling van soortgelijkheid van waren en diensten is louter de inschrijving van het merk bepalend en niet het gebruik dat van het merk is gemaakt. Voor zover Noapoa een beroep wilde doen op de vervallenverklaring van het Gemeenschapsmerk van Douglas, faalt dat beroep. Het Gemeenschapsmerk is immers nog geen 5 jaar geleden ingeschreven. Ten slotte staat vast dat het Gemeenschapsmerk van Douglas inherent onderscheidend vermogen heeft. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of het merk van Douglas grote bekendheid geniet op de retailmarkt. Gegeven de hoge mate van overeenstemming, de soortgelijkheid van waren en diensten en het inherent onderscheidend vermogen van het merk, oordeelt de rechtbank dat ook indien het merk niet de bekendheid geniet die Douglas claimt, verwarring bij het publiek kan ontstaan. De gevorderde nietigheidsverklaring en doorhaling wordt toegewezen.

Op grond van het voorgaande wordt ook het inbreukverbod toegewezen voor de gehele Gemeenschap. Volgens de rechtbank is er in casu geen reden om afwijking van dit beginsel te aanvaarden. In tegendeel, Noapoa presenteert zich als Europese distributeur en heeft zelf ook een Gemeenschapsmerk aangevraagd. 

Lees het vonnis hier.

IEF 4908

Guttapercha

BBIE, beslissing inzake oppositie, 3 oktober 2007, Nº 2000117 (TRIFLEX tegen TRIDEX).

De tekens zijn in hun geheel zowel op visueel vlak als op auditief vlak in grote mate
overeenstemmend. Begripsmatig vertonen de tekens slechts een beperkte mate van overeenstemming.

“Verder bestaat het ingeroepen recht van opposant uit het woordelement “flex” dat vandaag de dag een gangbare afkorting is van flexibel. Het tweede deel van het bestreden teken (“dex”) heeft geen verdere betekenis in de Benelux-talen. Het staat echter niet vast dat het in aanmerking komend publiek, wanneer het geconfronteerd wordt met het ingeroepen recht, deze betekenissen onmiddellijk zal waarnemen, mede omdat rekening dient te worden gehouden met de totaalindruk die door de merken in hun geheel worden opgewekt. Op begripsmatig vlak is het Bureau dan ook van oordeel dat er slechts een beperkte mate van overeenstemming bestaat tussen de tekens in kwestie.”(44-46)

Verweerder stelt verder dat hij reeds merkhouder was van het woordmerk TRIDEX op 9 juni 1994, maar door een vergetelheid dit merk vervallen is en zodanig de opposant, die pas na 1994 inschrijving bekwam voor zijn merk, te kwader trouw ageert. Het Bureau wijst deze stelling af, in het kader van de oppositieprocedure kan geen rekening worden gehouden met een ouder merk dat vervallen is.

Slotconclusie is dat er sprake is van een grote mate van overeenstemming op visueel en auditief vlak en een beperkte overeenstemming op begripsmatig vlak. De waren zijn deels identiek, deels soortgelijk en deels niet soortgelijk. Het Bureau is dan ook van oordeel dat er voor de waren die identiek, dan wel soortgelijk zijn, sprake kan zijn van gevaar voor verwarring.

Lees de beslissing hier.