DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 4904

Een loutere versiering

AMS.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-425/03, AMS Advanced Medical Services GmbH tegen OHIM/ American Medical Systems, Inc.

Vrij simpele oppositieprocedure. Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk AMS Advanced Medical Services, oppositie op grond van oudere nationale woordmerken AMS.

AMS is het dominante (overeenstemmende) bestanddeel, Het louter decoratieve beeldelement en de niet onderscheidende uitdrukking „advanced medical services” van het aangevraagde merk dragen onvoldoende bij aan het onderscheidende vermogen van het aangevraagde merk. De  litigieuze waren en diensten zijn soortgelijk: ze betreffen alle de medische sector en zijn bestemd om in het kader van een therapeutische behandeling te worden gebruikt.

Verder is alleen de volgende procesrechtelijke overweging het vermelden waard:

"29. De omstandigheid dat verzoekster voor de kamer van beroep de overeenstemming van de conflicterende merken niet heeft betwist, kan derhalve geenszins als gevolg hebben dat het BHIM niet langer de vraag hoeft te behandelen of deze merken overeenstemmen of gelijk zijn. Een dergelijke omstandigheid kan dus evenmin als gevolg hebben dat verzoekster het recht wordt ontzegd, binnen de grenzen van het juridische en feitelijke kader van het geschil voor de kamer van beroep op te komen tegen het oordeel van deze instantie op dit punt (zie in die zin arrest HOOLIGAN, punt 27 supra, punten 24 en 25)."

Lees het arrest hier.

IEF 4901

Vet zuur

omega.gifGvEA, 18 oktober 2007, zaak T-28/05, Ekabe International SCA tegen OHIM/ Ebro Puleva, SA. (alleen beschikbaar in het Bulgaars, het Frans en het Sloveens).

Oppositiezaak. Na donuts blijkt het Spaanse publiek ook ‘Omega 3’ als fantasiewoord te beschouwen. Gemeenschapsmerkaanvrage beeldmerk OMEGA 3. Oppositie op grond van ouder Spaans woordmerk PULEVA-OMEGA 3. OHIM en Gerecht wijzen de oppositie toe. Het dominante bestanddeel van beide merken is Omega 3 en Omega 3 is voor het relevante Spaanse publiek een onderscheidend fantasiewoord.

“57. Si le public ciblé ne considère pas l’élément « omega 3 » comme étant descriptif des produits concernés, cet élément sera perçu par le public pertinent comme présentant un caractère fantaisiste et intrinsèquement distinctif.

58. Étant donné qu’il en va de même de l’élément « puleva », il y a lieu de considérer que ces deux éléments ont un pouvoir attractif équivalent à l’égard du public pertinent et que, accolés ensemble dans l’expression « puleva-omega 3 », ils seront perçus par ce public comme dominants à parts égales, sans que l’élément « omega 3 » perde son caractère distinctif.

59. Dans ces circonstances, c’est à bon droit que la chambre de recours a conclu que les marques en conflit, considérées chacune dans son ensemble en tenant compte, notamment, de leurs éléments distinctifs et dominants, étaient similaires.”

Lees het arrest hier.

IEF 4900

Over het hoofd gezien (4)

dor.gifGvEA 23 mei 2007, T 342/05, Henkel KGaA tegen OHIM/ Serra Y Roca, SA.

Oppositiezaak. Gemeenschapsmerkaanvrage woordmerk COR. Oppositie op grond van ouder Duits woord-/beeldmerk DOR. Beide merken betreffen reinigingsmiddelen (klasse 3). Oppositie afgewezen door OHIM en Gerecht.

Het aardige argument dat het oudere merk zo oud is dat het Gotische schrift als gewoon schrift moet worden gezien en het hier dus geen beeldmerk maar een woordmerk betreft, gaat niet op:

"44. Das Argument der Klägerin, dass die Frakturschrift der älteren Marke den deutschen Verkehrskreisen geläufig sei, da die betreffenden Schriftzeichen in Deutschland bis 1941 gewöhnlich verwendet worden seien, geht ins Leere, da der Zeichenvergleich, wie das HABM zu Recht festgestellt hat, unter Berücksichtigung der zum Zeitpunkt des Widerspruchsverfahrens und nicht der in einem früheren Stadium herrschenden Wahrnehmung zu ziehen ist. Darüber hinaus hat die Tatsache, dass die Frakturschrift bis 1941 in Deutschland die amtliche Schrift war, deshalb keine Auswirkung, weil sich die bei der älteren Marke verwendeten Schriftzeichen, wie die Klägerin anerkannt hat, von denen der erwähnten amtlichen Schrift unterscheiden."

De rest van het arrest brengt weinig nieuws, het Gerecht is het kort egzegd eens met het OHIM:

"55. Im Lichte der vorstehenden Erwägungen ist festzustellen, dass die Beschwerdekammer mit ihrer Feststellung, dass keine Verwechslungsgefahr im Sinne von Art. 8 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 vorliege, keinen Beurteilungsfehler begangen hat."

Lees het arrest hier (alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4899

Over het hoofd gezien (3)

olijf.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-363/04, Koipe tegen OHIM/Aceites del Sur (La Española).

Gemeenschapsmerkaanvraag voor beeld ‚La Española’. Oppositie door houder van nationale en communautaire beeldmerken ‚Carbonell’. Oppositie afgewezen door OHIM maar toegewezen door Gerecht.

“103. Het Gerecht is van oordeel dat het geheel van elementen die de twee betrokken merken gemeen hebben, een globale visuele indruk van grote overeenstemming creëert, omdat het merk La Española de kern van de boodschap van het merk Carbonell en de erdoor opgeroepen visuele indruk nauwkeurig reproduceert: de vrouw met een karakteristieke rok, die op een bepaalde manier dichtbij een olijftak zit, met een olijfgaard op de achtergrond, waarbij het geheel bijna eenzelfde schikking heeft wat betreft de ruimtes, de kleuren, de plaatsen waar de namen worden geschreven en de wijze waarop dit laatste gebeurt.

104. Volgens het Gerecht doet deze globale overeenstemmende indruk bij de consument onvermijdelijk gevaar voor verwarring van de conflicterende merken ontstaan.

105. Dit verwarringsgevaar wordt niet afgezwakt door de aanwezigheid van een verschillend woordelement. Zoals reeds werd geoordeeld, heeft het woordelement van het aangevraagde merk immers een zeer zwak onderscheidend vermogen omdat het verwijst naar de geografische herkomst van de waar.”

(…) “110. In dit opzicht dient te worden opgemerkt dat, gelet op de afstand waarop en de snelheid waarmee de consument de conflicterende merken bekijkt wanneer hij in een supermarkt de gezochte waren kiest, de verschillen tussen de conflicterende tekens moeilijker te onderscheiden zijn en de overeenstemmingen meer in het oog springen, aangezien de gemiddelde consument het merk waarneemt als een geheel en niet let op de verschillende details ervan.

111. Ten slotte dient ermee rekening te worden gehouden dat gelet op de overeenstemming van de conflicterende tekens en het zwakke onderscheidend vermogen van het woordelement van het aangevraagde merk, de consument dit merk kan opvatten als een submerk dat verbonden is met het merk Carbonell, ter aanduiding van een olijfolie waarvan de kwaliteit verschilt van die van dit laatste merk (zie in die zin arrest CONFORFLEX, reeds aangehaald, punt 61). Zoals blijkt uit het dossier, wordt het sinds 1904 in Spanje aanwezige merk Carbonell immers gelijkgesteld met olijfolie op de Spaanse markt en de gebruikte afbeelding identificeert automatisch dit merk.

112. Gelet op het voorgaande dient te worden vastgesteld dat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat elke mogelijkheid van verwarring van de conflicterende merken uitgesloten was (punt 24). Integendeel blijkt uit het geheel van de door het Gerecht verrichte vaststellingen dat er gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.”

Lees het arrest hier.

IEF 4897

Over het hoofd gezien (1)

5hk.gifGvEA, 12 september 2007, zaak T-304/05, Cain Cellars tegen OHIM (Afbeelding van een vijfhoek)

Vijfhoek, aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk. Weigering wegens ontbreken van onderscheidend vermogen. Afbeelding van een simpel geometrisch figuur als een vijfhoek kan i.c. niet fungeren als herkomstaanduiding.

“35 Hinsichtlich des Vorbringens, dass die angefochtene Entscheidung nicht erkläre, warum eine Pentagon-Darstellung nicht geeignet sei, die betriebliche Herkunft einer Ware zu identifizieren, und zur Begründung dafür auf andere Zeichen, wie das Sechseck, Bezug nehme, genügt die Feststellung, dass die Beschwerdekammer in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 11) ausgeführt hat, dass es den Verbrauchern grundsätzlich nicht möglich sei, mit „einfachen“ geometrischen Figuren eine betriebliche Herkunft zu verbinden. Sie hat in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 14) ferner erläutert, dass Verbraucher von Wein an dessen geografischer und betrieblicher Herkunft interessiert seien, die auf den Etiketten angegeben sei, und dass es unter diesen Umständen Sache der Klägerin sei, zu beweisen, dass die Verbraucher in der Lage seien, die betriebliche Herkunft des Weins anhand einer einfachen geometrischen Figur zu erkennen. Schließlich ist die Beschwerdekammer in der angefochtenen Entscheidung (Randnr. 16) zu dem Schluss gelangt, dass das streitige Zeichen vom Verbraucher einfach als eine Figur wahrgenommen werde, die einem funktionellen oder ästhetischen Zweck diene, und nicht als ein Zeichen, das auf eine betriebliche Herkunft hinweise.

36 Daher wird in der angefochtenen Entscheidung entgegen dem Vorbringen der Klägerin rechtlich hinreichend begründet, warum die Darstellung eines Fünfecks es nicht ermöglicht, die betriebliche Herkunft der in Rede stehenden Ware zu identifizieren.”

Lees het arrest hier(alleen beschikbaar in het Duits en het Frans).

IEF 4896

Win-situatie

windvd.gifGvEA, 17 oktober, zaak T-105/06, InterVideo Inc. tegen OHIM (Alleen beschikbaar in het Frans en het Engels).

Weigering beeldmerk (voor zover je van een beeldmerk kan spreken) WinDVD Creator op grond van artt 4 jo. 7 lid 1 sub b GMVO. Dat DvD Creator beschrijvend is lijdt geen twijfel, in geding is de beschrijvendheid van het bestanddeel WIN, dat volgens het OHIM beschrijft dat het product betrekking heeft op het Windows besturingssysteem.

Het Gerecht volgt de redenering van het OHIM en wijst het beroep af. Voer voor de discussie over de beschermingsomvang van (zeer) bekende merken. Kan een merk beschrijvend zijn voor de zijn eigen producten, maar  tegelijkertijd gebruik door anderen tegengaan?

“44. It is common ground that Windows, the operating system of Microsoft Corporation, is commonly used in the information technology field by average personal computer users. There is no doubt that among those personal computer users, including even those who use a computer for their personal or professional activities on a daily basis, there are many who are unfamiliar with both the technical details of the functioning of the Windows operating system and information technology language in general. Although it is true that not all personal computer users have such specific knowledge in the field, the word ‘win’ where it appears in relation to computers, and in particular software, will automatically and immediately be understood by the majority as an abbreviation or a shortened reference to Windows. Thus, an average personal computer user will be led to believe that the word ‘win’ refers to the Windows system in the context of information technology.

45.Furthermore, the fact that ‘win’ may also be understood as a reference to the English verb ‘to win’ or as having no particular meaning does not call into question the finding that the sign at issue is descriptive of the characteristics of the goods it designates. A word sign must be refused registration under Article 7(1)(c) of Regulation No 40/94 if at least one of its possible meanings designates a characteristic of the goods or services concerned (Case C-191/01 P OHIM v Wrigley [2003] ECR I-12447, paragraph 32, and NURSERYROOM, paragraph 19).

46. Therefore, there is a direct link between the sign WinDVD Creator and the goods concerned, since the sign, taken as a whole, constitutes a direct reference to the intended use and, therefore, one of the characteristics of the goods in respect of which registration is sought. The sign immediately and unequivocally informs the relevant consumers that the goods covered by the application for registration are used to make DVDs.

(…) 48. Furthermore, the figurative element of the sign consists solely of the use of a typeface which is not very distinctive, the effect of which is to place more emphasis on its verbal elements. In the light of the recurrent nature of the typographical features of the mark applied for, and the absence of any particular distinctive element, the typeface used and the differences in the boldness of the characters do not enable the trade mark applied for to constitute a clear and exclusive reference, in the mind of the relevant public, to the origin of the goods covered by the application for registration. Thus, the figurative elements are so ordinary that they do not endow the trade mark applied for as a whole with any distinctive character. Those elements do not possess any feature, in particular in terms of fancifulness or as regards the way in which they are combined, allowing that mark to fulfil its essential function in relation to the goods covered by the trade mark application (see, to that effect, Case C-37/03 P BioID v OHIM [2005] ECR I-7975, paragraphs 71 and 74).

49. It is clear from the foregoing that the Board of Appeal rightly held that the mark WinDVD Creator described in English in a simple and direct manner the function or intended use of the goods in respect of which registration had been sought.

Lees het arrest hier.

IEF 4894

Eerst even voor jezelf lezen

Twee maal voor de gehele gemeenschap:

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 oktober 2007, HA ZA 07-744, Parfumerie Douglas Gmbh c.s tegen Noapoa Enterprises N.V.

“4.14.Het gevorderde verbod op inbreuk op het Gemeenschapsmerk is eveneens toewijsbaar. Noapoa erkent dat zij het merk DOUGLAS binnen de gemeenschap in het economisch verkeer gebruikt voor speelgoed. (…) 4.15.De rechtbank zal het verbod toewijzen voor de gehele gemeenschap. Een door een op grond van artikel 93 lid 1 GMV bevoegde rechter uitgesproken verbod op een Gemeenschapsmerk dient in beginsel voor de gehele gemeenschap te gelden, tenzij er gronden zijn om dit verbod tot een bepaalde lidstaat te beperken. Omstandigheden die afwijking van dit beginsel rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken. Integendeel.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage,17 oktober 2007, KG ZA 07-1168, G-Star International B.V. tegen Esprit Europe B.V.

“Beveelt Esprit om onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere verdere inbreuk op de exclusieve Gemeenschapsmodelrechten van G-Star te staken en gestaakt te houden in de lid-staten van de Europese Unie, in het bijzonder te staken en gestaakt te houden ieder vervaardigen, inkopen, afbeelden, verkopen, ter verkoop aanbieden, verhandelen, importeren en/of exporteren van de kledingstukken welke zijn nagemaakt van de kledingstukken van G-Star met de aanduidingen Sniper Blazer, T-shirt Skort, het Midnight Art Jacket en de spijkerbroek Custom Core.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4892

Tweemaal kwadraat

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 12 oktober 2007, KG ZA 07-375, Kwadraat N.V. tegen Kwadraat Installatie Management B.V. (met dank aan Frits Mutsaerts, Banning).

Kort geding, merkenrecht. Kenmerkend bestanddeel en gelijkheid diensten. Proceskostenveroordeling voor gespecificeerde deel.

Kwadraat biedt in België woningen in het duurdere marktsegment aan en voert sinds 1995 de handelsnaam Kwadraat. Tevens is zij houder van o.a. het woord-beeldmerk K-Kwadraat en het woordmerk Kwadraat voor o.a. klasse 37. Kwadraat Installatie Management (KIM) is houder van het woord-beeldmerk Kwadraat, tevens voor o.a. klasse 37 en houdt zich bezig met 'alles op het gebied van elektronische- en werktuigbouwkundige installaties'. Zowel Kwadraat (in conventie) als KIM (in reconventie) vorderen onder meer dat de andere partij stopt met het gebruik van Kwadraat als handelsnaam en/of merk.

Kwadraat doet een beroep op de 'b-grond' uit het BVIE. Kwadraat stelt dat het kenmerkende bestanddeel het woord 'Kwadraat' is, KIM stelt dat het onderscheidend vermogen de combinatie van dit woord met iets anders is. De rechtbank acht het woord 'Kwadraat' het kenmerkende bestanddeel. Derhalve stemt het teken zoals door KIM wordt gebruikt in overwegende mate overeen met twee van de door Kwadraat gedeponeerde merken.

 

Vervolgens is aan de orde de vraag of sprake is van soortgelijke waren of diensten. Hiervoor moeten rekening worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding tussen de waren en diensten kenmerken, onder meer de aard, bestemming en gebruik, maar ook het concurrerend of complementair karakter van de merken of diensten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de activiteiten van Kwadraat en KIM soortgelijk zijn in de zin van de b-grond. Het doen aanleggen van elektrische activiteiten en verwarmingsinstallaties, en het doen verrichten van bouwkundige activiteiten, vormt onderdeel van de bouwprojecten van Kwadraat. Gelet hierop is er sprake van verwarringsgevaar. De vraag of een geslaagd beroep kan worden gedaan op de d-grond of op de bescherming die de Handelsnaamwet biedt, kan verder onbesproken worden gelaten.

Het gespecificeerde bedrag van de gevorderde proceskosten wordt toegewezen: "Voor het overige deel zal de vordering worden afgewezen aangezien een specificatie ontbreekt, terwijl een hoger bedrag, gelet op de aard van de zaak en de gestelde verrichte diensten ook de grenzen van redelijke en evenredige gerechtskosten te boven zou gaan."

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4878

Eerst even voor jezelf lezen

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, 12 oktober 2007, KG ZA 07-375, ECLI:NL:RBZLY:2007:BC0647 Kwadraat N.V. tegen Kwadraat Installatie Management B.V. (met dank aan Frits Mutsaerts, Banning).

5.8. Gelet op hetgeen is overwogen is er naar het oordeel van de voorzieningenechter sprake van verwarringsgevaar. Van belang daarbij is dat, anders dan KIM c.s. menen, ook van verwarringsgevaar sprake kan zijn indien de inbreukmaker soortgelijke diensten of waren aanbiedt als waarvoor de merkhouder derden inhuurt en de werkzaamheden van deze derden onder regie van de merkhouder plaatsvinden (zoals bij Kwadraat het geval is). In een zodanig geval geldt immers al snel voor het relevante publiek dat deze werkzaamheden aan de merkhouder worden toegerekend. Dat zulks in casu anders zou zijn is niet aannemelijk geworden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4854

Afwasmachinewasmiddelblokje

blk.gifHvJ EG, 4 oktober 2007, zaak C 144/06 P, Henkel GKaA tegen OHIM

Hoger beroep tegen weigering beeldmerk wastablet. Het oordeel van het Gerecht dat het beeldmerk van Henkel elk onderscheidend vermogen mist getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Rechtspraak die is ontwikkeld voor 3D-merken is ook van toepassing op beeldmerken die bestaan uit de 2D afbeelding van de waar.

Henkel gaat in beroep tegen het arrest van het Gerecht waarin is bepaald dat haar merk bestaande uit de vorm van een bepaald soort wastablet elk onderscheidend vermogen mist. Zij voert tegen het arrest een enkel middel aan, te weten schending van artikel 7 lid 1 sub b van verordening nr. 40/94 wegens een onjuiste beoordeling in feite en in rechte van de vereisten betreffende het onderscheidend vermogen.

Het Hof oordeelt als volgt: “Volgens vaste rechtspraak houdt het onderscheidend vermogen van een merk in de zin van het genoemde artikel in dat het merk zich ertoe leent, de waar waarvoor de inschrijving is aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus deze waar van die van andere ondernemingen te onderscheiden. Bij deze beoordelingen moet enerzijds de waren of diensten waarvoor het merk is aangevraagd betrokken, anderzijds speelt de perceptie van het relevante publiek een rol.

Voor 3D-merken gelden volgens vaste rechtspraak dezelfde eisen als voor andere merken. Echter, de perceptie van de gemiddelde consument is niet noodzakelijk dezelfde als bij een woord- of beeldmerk dat niet bestaat uit een van het uiterlijk van de erdoor aangeduide waar afhankelijk teken. De gemiddelde consument is echter niet gewend om de herkomst van een waar af te leiden uit de vorm of de verpakking ervan. Met andere woorden, in geval van een vormmerk zou het dus moeilijker kunnen zijn om het onderscheidend vermogen vast te stellen. Een 3D-merk heeft derhalve volgens vaste rechtspraak uitsluitend onderscheidend vermogen indien het significant afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is.”

Volgens het Hof is de rechtspraak die is ontwikkeld voor 3D-merken bestaande in de verschijningsvorm van de waar zelf  ook van toepassing op – zoals in casu – beeldmerken die bestaan uit de 2D afbeelding van de waar. In een dergelijk geval bestaat het merk immers ook niet in een van het uiterlijk van de erdoor aangeduide waar onafhankelijk teken.

Het Gerecht heeft eerst de verschillende bestanddelen van de uiterlijke verschijningsvorm van het aangevraagde merk, zoals kleuren en vorm van het tablet (zie punten 32 tot en met 35), en daarna de totaalindruk onderzocht (zie punt 39). Volgens het Hof blijkt dat het Gerecht zijn beoordeling van het onderscheidend vermogen van het aangevraagde merk heeft gebaseerd op de totaalindruk die door de vorm en de schikking van de kleuren van dit merk wordt opgeroepen, en dat het heeft vastgesteld dat dit merk het niet mogelijk maakt, de waar te onderscheiden van die van de concurrenten in de betrokken sector. Dit oordeel geeft volgens het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Deze grief van Henkel wordt dan ook ongegrond verklaard.

De overige grieven worden eveneens ongegrond verklaard (feitelijk resp. niet onderbouwd).

Lees het arrest hier.