Octrooirecht  

IEF 10859

Novum niet tardief

Rechtbank 's-Gravenhage 25 januari 2012, HA ZA 11-451 (Lübbers Anlagen- und Umwelttechniek tegen Relco Wet  Dry)

Met dank aan Frank Eijsvogels, Hoyng Monegier LLP.

Octrooirecht. Versnelde bodemprocedure. Lübbers is een Duits familiebedrijf dat hoogwaardige machines bouwt, in het bijzonder verdampings- en drooginstallaties. Namens de licentiegever Korporam, die houdster is van EP 1 105 202 (ringspleetinjector die kan worden toegepast in een zogenoemde zakkenfilter om mengsels van gas en vaste poederstoffen te scheiden), heeft zij toegezegd gedeeltelijk afstand te doen door doorhaling van de woorden "of aan" in opgesomde kenmerken. Relco heeft filterinstallaties geleverd in Nederland, België, Chili en Ierland.

Lübbers heeft de niet-nawerkbaarheidsbezwaren van Relco ex art. 83 EOV afgedaan als clarity-bezwaren ex 84 EOV. Een beroep op clarity kan niet in de onderhavige procedure worden gedaan, dat neemt niet weg dat de clarity bezwaren indirect kunnen doorwerken in een nationale procedure ten aanzien van de inbreukvraag. Geen ontoelaatbaar novum door voor het eerst bij pleidooi niet-inbreukargumenten te presenteren, omdat die argumenten een reactie vormen op de discussie tussen partijen en op stellingen die de wederpartij voor het eerst bij antwoord in reconventie heeft ingenomen. De rechtbank oordeelt dat kenmerken 1.8 en 1.9 in de filterinstallaties van Relco niet worden toegepast en dat daarom van inbreuk geen sprake is, mede gezien de uitleg die Lübbers aan deze kenmerken heeft gegeven ter afbakening van haar Octrooi van de stand van de techniek.

In reconventie zijn beide partijen in het ongelijk gesteld en draagt iedere partij zijn eigen kosten.

5.45. Bij pleidooi heeft Relco gesteld dat bij haar inrichtingen de drukhouder in alle gevallen binnen de omtrek van de filterbehuizing blijft en bijgevolg niet op enige plaats uit het filterhuis naar buiten is gevoerd. Hierom wordt geen inbreuk gemaakt op kenmerk 1.8. Zij stelt voorts dat (daarom) de stuurleiding niet buiten het filterhuis uit de drukhouder naar buiten is gevoerd, zodat zij ook geen inbreuk maakt op kenmerk 1.9.

5.46 De argumenten met betrekking tot de kenmerken 1.8 en 1.9 zijn door Reclo voor het eerste gevoerd bij pleidooi. In zoverre zijn zij als een ontoelaatbaar novum aan te merken, omdat binnen het regime van de versnelde bodemprocedure in octrooizaken alle argumenten bij eerste gelegenheid dienen te worden gepresenteerd. De rechtbank acht evenwel in dit geval de verweren van Relco niet tardief, omdat zij zijn aan te merken als een reactie op de tussen partijen gevoerde discussie, met name voorzover die discussie zag op het door Relco aangevoerde punt met betrekking tot de duidelijkheid van het Octrooi en daarmee ook de beschermingsomvang daarvan. met name op de kwestie hoe de drukhouder naar buiten moet worden gevoerd heeft Lübbers eerste een standpunt ingenomen bij conclusie van antwoord in reconventie. De thans aangevoerde verweren van Relco zijn aan te merken als een reactie op die stellingname van Lübbers en daarom naar oordeel van de rechtbank niet tardief.

5.52 Lübers heeft niet inzichtelijk gemaakt dat de Relco inrichtingen beantwoorden aan de kenmerken 1.8en 1.9 in de hiervoor gegeven uitleg (...) De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Relcoinrichtingen (...) geen nbreuk maken op het octrooi.

Lees het vonnis hier (Grosse, schone pdf)

Op andere blogs:
EPLawpatentblog

IEF 10853

Medische implantatie

Rechtbank 's-Gravenhage 1 februari 2012, HA ZA 10-4199 (Tissue Processing International c.s. tegen Biobank)

Met dank aan Fleur Tuinzing-Westerhuis, Houthoff Buruma.

Bevoegdheidsincident. Biobank is houdster van twee Europese octrooien, EP 0 603 920 en EP 0 748 632 die zien op een werkwijze voor het behandelen van botweefsel en overeenkomstige implanteerbare biomaterialen. TPI c.s. zijn actief als producent van medische en farmaceutische producten, waaronder medische implantaten. TPI c.s. vorderen in hoofdzaak vernietiging van het Nederlandse deel van de Europese octrooien. Tevens vorderen zij een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten (maar door Biobank opgezegde) Framework Agreement nog van kracht is en dat Biobank wordt veroordeeld een licentieovereenkomst aan te gaan met TPI c.s.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het contractuele geschil. Artikel 28 lid 3 EEX-Vo (verknochtheid vorderingen) schept geen bevoegdheid. Met de in artikel 5 lid 1 onder a EEX-Vo bedoelde verbintenis wordt in beginsel bedoeld de contractuele verbintenis die aan het gevorderde ten grondslag ligt. De bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de verklaring voor recht, kan daar niet op worden gebaseerd omdat aan de door TPI gevorderde verklaring voor recht geen uit die overeenkomst voortvloeiende verplichting ten grondslag ligt, maar het bestaan van die overeenkomst zelf. De rechtbank acht zich wel bevoegd ten aanzien van het gevorderde wapperverbod, maar alleen voor zover dit ziet op klanten in Nederland.

IEF 10846

Klassiek veredelingsproces

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 31 januari 2012, LJN BV2291 (Taste of Nature Holding B.V. tegen Cresco Produktie Maatschappij B.V.)

Met dank aan Thomas Berendsen & Maarten Rijks, BANNING.

Octrooirecht. Taste of Nature produceert en verkoop bepaald type spruit- of kiemplant voor consumptie en houdster van Octrooi EP 1 290 938 dat ziet op een plant en een spruit van een plant van de radijssoort Raphanus sativa met een verhoogd anthocyaninegehalte alsmede  op werkwijze voor de productie ervan. Cresco produceert en verhandelt spruitplanten.

Onder verwijzing naar de Grote Kamer van Beroep van het EOB (Tomaten- en broccoli-zaken) wordt uitgebreid ingegaan op de betekenis van art. 53 aanhef en sub b EOV en is een werkwijze voor het kruisen en veredelen van een plant slechts dan octrooieerbaar als er sprake is van een aanvullende technische stap. Nu er in onderhavige zaak slechts sprake is van een klassiek veredelingsproces, dat wil zeggen een werkwijze van in wezen biologische aard, komt deze werkwijze op zich niet voor octrooibescherming in aanmerking.

Ondanks dat niet expliciet is beslist dat een product-by-process claim van octrooibescherming is uitgesloten, oordeelt de voorzieningenrechter dat deze klassieke veredeling is uitgesloten. De vorderingen worden afgewezen.

4.9. Taste of Nature stelt dat niettemin strake is van een octrooieerbare uitvinding omdat EP 938 ziet op producten (een plant, een spruit, een houder met spruiten of planten en materiaal van een plant) die worden verkregen door toepassing van een bepaalde werkwijze, niet op die werkwijze zelf. In de uitspraak in de zaken G2/07 en G1/08, aldus Taste of Nature, is niet geoordeeld over de toelaatbaarheid van een dergelijke product-by-process claim in het geval dat de werkwijze van octrooiering is uitgesloten (maar de GKB zal mogelijk verzocht worden zich hierover alsnog uit te laten, getuigen het in de tomatenzaak uitgesproken voornemen van de TKB ter zake). Omdat niet expliciet is beslist dat een dergelijke product-by-process claim van octrooibescherming is uitgesloten, moet volgens Taste of Nature als uitgangspunt gelden dat een dergelijke conclusie niet onder de uitzondering van artikel 53 aanhef en sub b EOV valt.

4.10. De voorzieningenrechter volgt Taste of Nature hierin niet. Naar voorlopig oordeel is namelijk aannemelijk dat op grond van artikel 53 aanhef en sub b EOV niet alleen een wezenlijk biologische werkwijze van octrooiering, zoals hier de 'klassieke veredeling' is uitgesloten, maar ook een door toepassing van die werkwijze rechtstreeks verkregen voortbrensel. Een werkwijzeconclusie beschermd immers ook het door toepassing van die werkwijze rechtstreeks verkregen product (vgl. artikel 64 lid 2 EOV). Indien geoordeeld zou worden dat een product-by-process claim voor het rechtstreeks verkregen product van een niet-octrooieerbare wezenlijk biologische werkwijze wél toelaatbaar zou zijn, zou dat de uitsluiting van artikel 53 aanhef en sub b EOV zoals uitgelegd door de GKB in G1/08 zinledig maken. Immers, per saldo is dan sprake van een zelfde situatie als wanneer de process claims door de GKB toelaatbaar zouden zijn geoordeeld, hetgeen nu juist niet het geval is. De door Taste of Nature voorgestane zienswijze - die zij desgevraagd niet anders heeft kunnen beargumenteren dan met het argument dat de GKB zich over een product-by-process claim niet uitdrukkelijk heeft uitgelaten - is geen zinvolle uitleg van en doet ook geen recht aan hetgeen volgens de GKB, zoals verwoord in zijn omstandig gemotiveerde beslissing, als doel en strekking van artikel 53 aanhef en sub b EOV heeft te gelden en wordt verworpen.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 11-1414, LJN BV2291).
Op andere blogs:
EPLaw

IEF 10842

Unitair octrooi, douaneverordening en downloadverbod

Beantwoording Kamervragen over informele Raad voor Concurrentievermogen, kenmerk: IB/DE / 12010902.

 O.a. in deze brief:
1. Unitair octrooi en octrooirechtspraak,
2. Douaneverordening
3. downloadverbod

1. Unitair octrooi en octrooirechtspraak

De leden van de fracties van het CDA en de VVD informeren naar de stand van zaken van de besluitvorming over het unitair octrooi en dan met name naar het laatste openstaande punt: de vestiging van de zetel van de centrale divisie. De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af hoe groot de kans is dat Nederland de centrale divisie mag gaan huisvesten.

Zoals bekend, is het niet gelukt om in de Raad voor Concurrentievermogen van 5 en 6 december overeenstemming te bereiken over het octrooipakket. Ondanks intensieve pogingen van het Poolse voorzitterschap is het ook nadien helaas niet gelukt daarover overeenstemming te bereiken. Belangrijkste punt van discussie is inderdaad nog de zetel van de centrale divisie van het octrooigerecht. Daarvoor hebben verschillende landen, waaronder Nederland, zich kandidaat gesteld. Nederland zet zich actief in voor deze kandidatuur en heeft een aantrekkelijk aanbod gedaan, maar de concurrentie van andere kandidaten is groot. Het is daarom niet goed mogelijk om een inschatting van de kansen van Nederland te maken. Nederland heeft aangedrongen en zal blijven aandringen op een spoedige afronding van het octrooidossier gezien het belang ervan voor versterking van het Europese groeivermogen. Zowel voor het Europese innovatievermogen als een sterkere interne markt is het octrooi een belangrijke prioriteit.

2. Douaneverordening

(...) Het voorstel heeft als doel het aanbrengen van verbeteringen en verduidelijkingen ten aanzien van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten door de douane, waardoor de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen vergroot wordt. De focus van deze verordening dient te liggen op de bestrijding van namaakgoederen en niet op de controle van legitieme handel. De besluitvorming in de Raad over dit voorstel is nog gaande, maar op het punt van de parallelhandel ziet het er naar uit dat een groot aantal lidstaten een wijziging op dit punt ten aanzien van de huidige douaneverordening onwenselijk vinden. Het Europees Parlement, die zich ook over deze verordening zal uitspreken, is overigens nog verdeeld over het al dan niet opnemen van parallelhandel in het toepassingsgebied.

3. Downloadverbod

In het kader van de discussie over de digitale interne markt vragen de leden van de PvdA-fractie wat de vorderingen zijn bij de Europese onderhandelingen en besprekingen rond het downloadverbod.

In de recente EU mededeling over e-commerce kondigt de Commissie aan zich te bezinnen op efficiënte methoden om onrechtmatige informatie op internet te (laten) verwijderen. Zij wil dit jaar een effectbeoordeling uitvoeren om een aantal opties hiervoor te verkennen. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal de ontwikkelingen dienaangaande in samenspraak met mij nauwlettend volgen.

In verband met de ontwikkeling van de digitale markt is voorts aangekondigd dat de Europese Commissie voorstellen zal indienen voor een Europees systeem voor het licentiëren van auteursrechten, voor een kaderrichtlijn voor collectief beheer en voor een herziening van de richtlijn handhaving Intellectuele Eigendomsrechten. Deze worden voorzien in de loop van 2012.

De discussie over de aanpak van downloaden van onrechtmatig verveelvoudigd of geopenbaard materiaal als zodanig zal in de EU naar verwachting plaats gaan vinden in het kader van de door de Commissie aangekondigde herziening van het thuiskopiestelsel in de EU. De Commissie bezint zich momenteel op de opties voor herziening van dit stelsel. Uw Kamer zal na het verschijnen van deze voorstellen geïnformeerd worden over de Nederlandse positie ten aanzien van deze voorstellen.

IEF 10820

De Nederlandse escitalopramzaak in hoger beroep

Hof 's-Gravenhage 24 januari 2012, LJN BV1963 (Lundbeck tegen de Generieken)

Met dank aan Jaap Bremer en Marleen van den Horst, BarentsKrans N.V. en Claudia Zeri en Willem Hoyng, Hoyng Monegier LLP.

In navolging van IEF 7799 en de Engelse procedure hier. Octrooirecht. Aanvullend Beschermingscertificaat (ABC) inzake escitalopram, een blockbuster antidepressivum.

In essentie komt het erop neer dat het Hof het vonnis in eerste aanleg vernietigt. Opnieuw rechtdoende, vernietigt het Hof EP 0 347 066 voorzover het conclusies 1-5  (stofconclusies) betreft en verklaart het Hof ABC 300155 nietig, voor zover het is gebaseerd op conclusies 1-5 van EP 0 347 066.

Rechtspraak.nl: Stofconclusies betreffende escitalopram, het (+)-enantiomeer van racemaat citalopram, is nieuw maar niet inventief. De conclusies betreffende werkwijze en tussenproduct, (-)enantiomeer van diol-base, nieuw en inventief. Geen bijzondere omstandigheden die tot absolute stofbescherming leiden. Verordening nr. 469/2009; ABC, gebaseerd op werkwijze-octrooi. Uitleg ‘product’ als bedoeld in art. 1 lid b verordening overeenkomstig de enge betekenis van product, van het octrooi dat op chemisch en farmaceutisch gebied toegepast, overeenkomt met het werkzaam beginsel; ook niet toxische zuuradditiezouten door octrooi gedekt.

Citaten volgen, excuses voor het eventuele ongemak.

Lees het arrest hier (LJN, schone pdf en grosse zaaknr 200.044.332/01, 200.081/01 en 200.081.996/01)
Op andere blogs:
EPLawpatentblog

IEF 10807

Naslagwerk: Information from the Boards of Appeal

Information from the Boards of Appeal, Presidium, business distribution and texts relating to the proceedings, supplement to OJ 1/2012, EPO: München 2012.

Als naslagwerk te gebruiken: de drietalige editie 2012 van de uitgave van de Beroepskamer van het Europees Octrooibureau. Hieronder de inhoudsopgave en tot slot een ovezicht van vijf regelingen rondom processuele aspecten van het Europees Octrooibureau.

Inhoudsopgave:
I. notice concerning the composition of the presidium of the boards of appeal for the years 2012/2013
II. business distribution schemes of the boards of appeal 201
III. rules of procedure of the boards of appeal
IV. accelerated processing
V. electronic authentication of decisions
VI. registrars of the boards of appeal
VII. oral proceedings before the boards of appeal
VIII. representation
IX. public notification
X. maintenance of files, file inspection
XI. filing of patent applications and other documents
XII. late receipt of documents
XIII. responsibility of the legal division
XIV.. representatives, epi, regulation on discipline

XIV.1. Regulation on the establishment of an institute of professional representatives before the European Patent Office
XIV.2. Code of Conduct of the Institute of Professional Representatives before the European Patent Office
XIV.3. Regulation on discipline for professional representatives
XIV.4. Rules of Procedure of the Disciplinary Committee of the Institute of Professional Representatives before the EPO
XIV.5. Additional Rules of Procedure of the Disciplinary Board of the European Patent Office

IEF 10803

Proceskosten NL Octrooicentrum

Rechtbank 's-Gravenhage 18 januari 2012, HA ZA 11-751 (Ophuis Engineering tegen GBO Projects)

Proceskostenveroordeling in octrooizaak, inclusief proceskosten bij het NL Octrooicentrum.

GBO is houdster van octrooi NL2003798 inzake een afvalinzamelingsinrichting. Ophuis heeft een klemsysteem ontwikkeld om afvalzakken te bundelen ter voorkoming dat deze gaan zwerven.

GBO wijst Ophuis erop dat haar inrichting onder de beschermingsomvang van (de aanvrage van) het octrooi van GBO zou vallen. Bij dagvaardingsexploot heeft Ophuis de nietigheidsactie ingeleid. Deze is ingeschreven in het octrooiregister ex artikel 75 lid 4 Rijksoctrooiwet (ROW).

Na aanbieding van een akte van afstand van het gehele octrooi door GBO bij het NL Octrooicentrum, heeft Ophuis het Octrooicentrum desgevraagd echter geen toestemming gegeven voor de inschrijving van de akte (63 lid 2 ROW). Ophuis laat haar vorderingen betreffende schadevergoeding en de vervallenverklaring van het octrooi schrappen. Nu resteert nog de proceskostenveroordeling ex 1019h Rv, waaronder de proceskosten bij het NL Octrooicentrum. Die vordering wordt toegewezen ad €19.200,64.

4.2. Met het aan het NL Octrooicentrum aanbieden van een akte waarbij geheel afstand wordt gedaan van de beschermingsomvang van het octrooi wordt in feite erkend dat Ophuis het gelijk aan zijn zijde heeft in het geschil over de geldigheid van NL 789. Dat Ophuis, nadat hij geconfronteerd werd met de aan het NL Octrooicentrum aangeboden akte van afstand door GBO, de vordering tot vernietiging van het octrooi heeft ingetrokken, kan niet leiden tot een ander oordeel. Zulks moet immers gezien worden in het licht van de voorgenomen afstand van het octrooi door GBO, terwijl de vordering - gelet op die afstand - op goede grond is ingesteld. Evenmin doet daaraan af dat het octrooi formeel nog niet is vervallen nu hieraan nog slechts de toestemming zijdens Ophuis in weg staat (waartoe hij eerst bereid is indien zijn in verband met de handhaving door GBO gemaakte kosten door deze worden vergoed).

IEF 10770

Geacht moet worden nooit te hebben bestaan

Rechtbank 's-Gravenhage 11 januari 2012, LJN BV0719 (Document Security Systems tegen Joh. Enschedé Banknotes c.s.)

Octrooirecht. In navolging van IEF 5801 (Rb) en IEF 9302(Hof) waarin het hof komt tot de slotsom dat conclusie 1 van het octrooi niet wordt gedekt door de inhoud van de ingediende octrooiaanvraag en het Europese octrooi van DSS vernietigt op grond van art. 75 lid 1 sub c ROW 1995 wegens toegevoegde materie.

Door het de in kracht van gewijsde gegane arrest van het Hof, is de vernietiging onherroepelijk en worden alle inbreukvorderingen worden afgewezen. In reconventie wordt de gevorderde vernietiging van een deel onmogelijk, omdat dit deel niet meer bestaat en geacht moet worden nooit te hebben bestaan.

4.1. Het in 2.2. bedoelde arrest is in kracht van gewijsde gegaan. Daarmee is de vernietiging van het Nederlandse deel van EP 750 onherroepelijk geworden. Dit betekent dat het Nederlandse deel wordt geacht van de aanvang af geheel niet de in de artikelen 53, 53a, 71, 72 en 73 bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad. Bij gebreke van enig uitsluitend recht, stuiten de vorderingen in conventie daarop af.

4.2. DSS dient als de in het ongelijk gestelde partij in conventie te worden aangemerkt. Zij wordt mitsdien veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie.

4.3. In reconventie komt de gevorderde vernietiging van het Nederlandse deel van EP 750 niet voor toewijzing in aanmerking nu ook hier geldt dat – kort gezegd – dit deel niet meer bestaat en geacht moet worden nooit te hebben bestaan.

Lees het vonnis hier (grosse HA ZA 10-1162 en LJN)

IEF 10768

Na haar toezegging te zullen afzien van...

Rechtbank 's-Gravenhage 11 januari 2012, HA ZA 11-1715 (Hollanders Printing systems/Aandacht Vlaggen Industrie/Z/X tegen Geddeg/Bomée/Y)

Octrooirecht. Incidentele vordering niet-handhaving afgewezen. HPS houdt zich bezig met de ontwikkeling, de verhandeling en het onderhoud van (textiel)printmachines. In het octrooi NL 1025444 voor een inrichting voor het bedrukken van een materiaalbaan wordt X als uitvinder vermeld. De incidentele vordering tot niet-handhaving wordt afgewezen, omdat Geddeg c.s. dit reeds heeft toegezegd. In de hoofdzaak wordt de zaak aangehouden.

5.4. HPS c.s. heeft geen belang bij een voorlopige voorziening als gevorderd. Geddeg c.s. heeft immers in ieder geval na haar toezegging bij antwoord van handhaving af te zullen zien totdat de rechter in de hoofdzaak een verklaring voor recht geeft omtrent het gestelde openbaar voorgebruik geen handelingen ter handhaving van haar octrooirecht meer verricht, in weerwil van de andersluidende, maar niet onderbouwde stelling van HPS c.s. en HPS c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom in de gegeven omstandigheden de dreiging zou bestaan dat Geddeg c.s. alsnog tot handhaving zal overgaan voordat de geldigheid in de onderhavige procedure is beoordeeld. Voorts is daarbij gezichtspunt dat EP 095 voor Nederland is vervallen per 1 oktober 2010 – naar zeggen van Geddeg c.s.: op grond van een bewuste keuze van Geddeg, nadat in der minne geen regeling tussen partijen mogelijk bleek – en voorts dat Geddeg zich in de hoofdzaak niet inhoudelijk heeft verweerd tegen de onderbouwde stellingen van HPS c.s. dat EP 095 niet nieuw is en inventiviteit ontbeert en zich voor wat betreft het gestelde voorgebruik heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechter, terwijl Geddeg c.s. bovendien al bij antwoord onder 9 heeft aangegeven dat voorshands dient te worden uitgegaan van de nietigheid van EP 095.

IEF 10751

Wijziging EOV

Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien; München, 29 november 2000, Trb. 2012, nr. 3.

Artikel 1. In overeenstemming met artikel 7, eerste lid, tweede volzin van de Akte tot herziening zijn de volgende overgangsbepalingen van toepassing op de hieronder genoemde gewijzigde en nieuwe bepalingen van het Europees Octrooiverdrag:

1. De artikelen 14, derde tot en met zesde lid, 51, 52, 53, 54, derde en vierde lid, 61, 67, 68 en 69, het Protocol inzake de uitleg van artikel 69, en de artikelen 70, 86, 88, 90, 92, 93, 94, 97, 98, 106, 108, 110, 115, 117, 119, 120, 123, 124, 127, 128, 129, 133, 135, 137 en 141 zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan en op op dat tijdstip reeds verleende Europese octrooien. Echter, artikel 54, vierde lid, van het Verdrag zoals het vóór dat tijdstip van kracht was, blijft van toepassing op deze aanvragen en octrooien.

2. De artikelen 65, 99, 101, 103, 104, 105, 105a tot en met 105c, en 138 zijn van toepassing op op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan reeds verleende Europese octrooien alsmede op Europese octrooien verleend ter zake van op dat tijdstip aanhangige Europese octrooiaanvragen.

3. Artikel 54, vijfde lid, is van toepassing op Europese octrooiaanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan, indien er nog geen besluit is genomen over de verlening van het octrooi.

4. Artikel 112a is van toepassing op beslissingen van de kamers van beroep genomen vanaf de datum van de inwerkingtreding ervan.

5. De artikelen 121 en 122 zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan alsmede op Europese octrooien verleend ter zake van op dat tijdstip reeds verleende Europese octrooiaanvragen, indien de termijnen voor verzoeken om verdere behandeling of herstel in de vorige toestand op dat tijdstip nog niet zijn verstreken.

6. De artikelen 150 tot en met 153 zijn van toepassing op internationale aanvragen die aanhangig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding ervan. Echter, de artikelen 154, derde lid, en 155, derde lid, van het Verdrag zoals dat vóór dat tijdstip van toepassing was, blijven van toepassing op deze aanvragen.

Artikel 2


Dit besluit wordt van kracht op het tijdstip van inwerkingtreding van de herziene tekst van het Verdrag in overeenstemming met artikel 8 van de Akte tot herziening.