Octrooirecht  

IEF 5119

Octrooiborrel met speed dating

"Octrooicentrum Nederland organiseert in samenwerking met VNO-NCW, MKB Nederland, de Vereniging Samenwerking Nederlandse Universiteiten (VSNU), het ministerie van Economische Zaken en SenterNovem op donderdag 22 november 2007 de Octrooiborrel.

Tijdens deze eerste Octrooiborrel staan de do's en don'ts op het gebied van intellectuele eigendomsrechten bij samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen centraal. U krijgt antwoord op uw vragen rond samenwerking en meer in het bijzonder over de afspraken die gemaakt kunnen worden over het delen, beschermen en exploiteren van de ontwikkelde kennis."

Lees hier meer (speed dating om 17.00 uur) .

IEF 5087

Op geen enkele wijze steekhoudend onderbouwd

cclip.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-216, Exodus Holding B.V. tegen Joyincare B.V.

Equivalente inbreuk op een niet nietig geacht octrooi, waarvan de geldigheid formeel niet is vastgesteld. Verwijzing naar recente zaak HR Lely/DeLaval (wezen).

Exodus is houdster van Nederlands octrooi NL-1.022.487 voor een hijsinrichting voor personen. Conclusie 18 van het (door akte van afstand gewijzigde) octrooi  ziet op een bevestigingsinrichting voor een hijsband met een plaatvormig deel en een sluitelement. Joyincare brengt in Nederland veiligheidsclips bestemd voor hijsinrichtingen op de
markt onder de naam ‘Careclip’. Hiermee maakt Joyincare equivalente inbreuk op conclusie 18.

Joyincare vordert nietigheid van het octrooi wegens gebruik aan nieuwheid, inventiviteit en voldoende duidelijkheid. Deze vordering is onder voorwaarde dat haar niet-inbreukverweer niet slaagt. Desondanks begint de rechtbank met het nietigheidsverweer, omdat inbreuk op een nietig octrooi niet mogelijk is. De slotsom hiervan is dat de nietigheidsverweren niet slagen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat conclusies 18 geldig is te achten.

De formele vraag of het octrooi nietig is beantwoordt de rechtbank niet, omdat Joyincare verzuimd heeft een advies aan het Octrooicentrum Nederland te vragen inzake de geldigheid van het octrooi. Artikel 76(1) ROW 1995 bepaalt dat de eiser niet ontvankelijk is, als dit advies niet bij conclusie van eis in het geding wordt gebracht. Deze bepaling geldt ook ingeval een gedaagde bij wege van reconventie een nietigheidseis instelt.

Volgens Joyincare ontbeert het octrooi nieuwheid in het licht van een octrooi dat betrekking heeft op een "Belt holder for portable phones". De rechtbank meent echter dat het sluitelement van de betreffende "belt clip" afwijkt van de definitie uit het octrooi. Daarnaast is deze belt clip niet geschikt voor een bevestigingsinrichting in gebruik met een hijsinrichting voor invalide personen.

Het inventiviteitsverweer wordt verworpen, omdat het beweerdelijke gebrek aan uitvindingshoogte op geen enkele wijze steekhoudend is onderbouwd. Ook de stelling dat het octrooi niet nawerkbaar is, wordt verworpen. Joyincare voert aan dat één van de elementen uit de octrooiconclusie, een "verbindingsgedeelte", niet beschreven wordt en niet met een referentiecijfer aangeduid wordt in de figuren. De rechtbank meent echter dat de vakman onmiddellijk begrijpt dat het verbindingsgedeelte het gedeelte is tussen, dat wil zeggen (ergens) halverwege, het eerste gedeelte en het tweede gedeelte.

Van letterlijke inbreuk is geen sprake, omdat het sluitelement van de careclip niet nabij een eerste uiteinde een sluitdeel en nabij een tweede uiteinde een bedieningsdeel omvat. Voor de beoordeling van de equivalente inbreuk verwijst de rechtbank onder meer naar het recente arrest van de Hoge Raad inzake Lely/DeLaval (zie IEF 4657). 

De gemiddelde vakman begrijpt uit het octrooi dat de functie van de geclaimde posities van sluit- en bedieningsdeel bestaat uit het voorkomen van het beknellen van vingers. Diezelfde functie wordt verwezenlijkt in de Careclip, alleen bevindt het sluitdeel zich aan een (gedeeltelijk) bovenliggende zijde van het sluitelement. De rechtbank is van oordeel dat het sluitdeel in de Careclip in wezen dezelfde functie vervult als het sluitdeel in het octrooi en dat zij dat op in wezen dezelfde wijze doet, namelijk door het sluitdeel op een ander gedeelte van het sluitelement te situeren dan het bedieningsdeel, met in wezen hetzelfde resultaat, te weten het verschaffen van een gemakkelijk bedienbare bevestigingsinrichting, zodat de kans op het bekneld raken van vingers wordt verkleind. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakman zich bij lezing van het octrooischrift zal realiseren dat de geclaimde situering van het sluitelement geen essentieel kenmerk is van het octrooi, maar als het ware een functionele definitie behelst en dat hetzelfde resultaat op een voor de hand liggende andere wijze kan worden verkregen.

Aldus wordt Joyincare veroordeelt voor equivalente inbreuk, met verbod, bevel om afnemers te verzoeken de producten te retourneren (een beroep op de volksgezondheid faalt), bevel om een lijst van de afnemers te verstrekken, bevel om een opgave van de winst te doen, dwangsommen en vergoeding van geleden schade of afdracht van de gemaakte netto winst. De proceskostenveroordeling is op basis van het liquidatietarief, aangezien Exodus wel om volledige proceskosten heeft gevraagd, maar verzuimd heeft een specificatie in het geding te brengen.

Lees het vonnis hier.

IEF 5086

EPLA

Kamerstuk  21501-30, nr. 1702007-2008, 2e Kamer. Raad voor Concurrentievermogen ; Brief van de minister van Economische Zaken over de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 22 en 23 november 2007.

“Nederland is van mening dat een zo hoogwaardig mogelijk stelsel van octrooirechtspraak moet worden ontwikkeld dat gebaseerd is op het EPLA model. De sterke punten van het EPLA model zijn kwalitatief goede rechtspraak met technisch deskundige rechters, snelheid in rechtspraak, een beperkt talenregime in de voorgestelde geschilbeslechtingsregeling en eenheid in rechtspraak. Nederland vindt deze elementen deels terug in het door het voorzitterschap ontwikkelde compromis.

Zwak element in het voorzitterschapscompromis is evenwel de mogelijkheid tot nationale invulling in eerste aanleg. Daardoor kunnen ongewenste verschillen in procedure, kwaliteit en inhoud ontstaan. Nederland hecht zeer sterk aan een uniform systeem, zonder splitsing in inbreuk- en nietigheidszaken. Nederland is verder van mening dat in het compromisvoorstel met betrekking tot de geschilbeslechting een te ruimhartig talenregime wordt voorgesteld en is van mening dat de taal van het octrooi (Frans, Duits of Engels) ook de procestaal moet zijn, tenzij partijen anders overeenkomen.

Tegen de achtergrond van het streven naar een gemeenschapsoctrooi op de langere termijn, is Nederland niet principieel tegen een communautair geschilbeslechtingsysteem. Een communautair systeem mag echter niet leiden tot concessies op de kwaliteit van het stelsel.”

Lees het kamerstuk hier.

IEF 5085

Geen octrooieerbare uitvinding

Kamervragen met antwoord  nr. 528,  2e Kamer.  Vragen van de leden Gill'ard, Waalkens en Besselink (allen PvdA) aan de ministers van OCW, van VROM, van LNV, van EZ en van Justitie en de staatssecretaris van VWSover synthetische biologie. (Ingezonden 26 september 2007); Antwoord

O.a: Vraag 10: “Is het waar dat DNA in een minimale vorm, zelfs genen die uit een organisme zijn geïsoleerd en qua structuur volkomen indentiek zijn met genen uit de natuur, octrooieerbaar zijn?”

Antwoord vraag: “(…) Essentieel is echter dat het, zoals gezegd, dan wel moet gaan om een uitvinding en dus niet louter om (de beschrijving van) een gen. Artikel 5, lid 3 van de genoemde richtlijn vereist bovendien dat de industriële toepassing van de gensequentie of partiële gensequentie concreet moet worden vermeld in de octrooiaanvraag. In dit verband wijs ik ook op Overweging 23 bij de richtlijn: «Overwegende dat een louter DNA-fragment dat geen aanwijzing voor een functie bevat, geen technische informatie bevat en dus geen octrooieerbare uitvinding.”

Lees het kamerstuk hier.

IEF 5078

Hun lopende patentzaken

De Volkskrant bericht: TomTom en Garmin schikken patentzaken. "De makers van navigatieapparatuur TomTom en Garmin hebben al hun lopende patentzaken geschikt. Dat maakten de twee ondernemingen donderdag bekend. Details rondom de schikking werden niet verstrekt. Het betreft patentzaken in het Verenigd Koninkrijk, Nederland en in de Amerikaanse staten Wisconsin en Texas."

Lees hier meer.  

IEF 5075

Niet openbaar toegankelijk

steigerkop.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, HA ZA 04-1278, Scafom International B.V. tegen Wilhelm Layher Vermogens Verwaltungs- Gmbh.

Eiser Scafom heeft Layher gedagvaard om vernietiging te verkrijgen van het Nederlandse deel van een Europees octrooi van Layher over een aansluitkop voor steigerbuizen. Scafom betoogde dat het octrooi niet nieuw is op grond van, onder andere, openbaar voorgebruik. Daarnaast is het octrooi volgens Scafom onvoldoende duidelijk / niet-nawerkbaar en niet-inventief en zou het octrooi toegevoegde materie bevatten.

In reconventie heeft Layher een inbreukverbod gevorderd en een aantal nevenvorderingen geformuleerd. De rechtbank gaat in conventie aan ieder van de geldigheidsargumenten voorbij. Scafom heeft de inbreuk niet betwist en de rechtbank wijst in reconventie de inbreukvorderingen voor het grootste gedeelte toe.

Geldigheid. Layher maakte kennelijk gebruik van een bedrijf (Woeste) dat voor Layher de aansluitkoppen, waarin de uitvinding belichaamd was, voor haar produceerde. De rechtbank overweegt dat het feit dat medewerkers van Woeste voor de prioriteitsdatum toegang zouden hebben gehad tot die aansluitkoppen nog niet betekent dat de uitvinding openbaar toegankelijk is geworden. Volgens de rechtbank vloeit de verplichting tot vertrouwelijke omgang met de kennis over de bewuste aansluitkoppen voort uit de rechtsverhouding tussen Layher en Woeste (opdrachtgever – opdrachtnemer). Dit geldt volgens de rechtbank eveneens voor medewerkers van bedrijven die weer door Woeste zijn ingeschakeld.

Ook het feit dat klanten voor de prioriteitsdatum toegang zouden hebben gehad tot het fabrieksterrein van Layher, kan niet tot de conclusie leiden dat de uitvinding openbaar toegankelijk is geworden, omdat niet gebleken is dat deze klanten de aansluitkoppen in detail hebben kunnen bestuderen, zodat zij van de uitvinding kennis hebben kunnen nemen. Tot slot overweegt de rechtbank dat ook het produceren en verhandelen van de aansluitkoppen voor de prioriteitsdatum niet tot gevolg kan hebben dat de uitvinding openbaar toegankelijk is geworden. Layher heeft onweerspoken aangevoerd dat de aansluitkoppen slechts in gelaste toestand op de markt zijn gebracht en dat bij gelaste aansluitkoppen de uitvinding niet meer zichtbaar is.

De overige nieuwheidsargumenten worden, evenals het beroep op het gebrek aan inventiviteit, door de rechtbank afgewezen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Scafom dat de “grenzen” van een zinsnede uit de conclusie onduidelijk zouden zijn, aangezien Scafom volgens de rechtbank onvoldoende heeft duidelijk gemaakt wat zij met die stelling heeft bedoeld. Na een vergelijking van het verleende octrooi en de oorspronkelijke aanvrage concludeert de rechtbank dat het octrooi door de aanvrage wordt gedekt.

Inbreuk. Scafom heeft bij conclusie van antwoord erkend dat zij aansluitkoppen heeft verhandeld die voldoen aan de kenmerken van de hoofdconclusie van het octrooi. De rechtbank onderzoekt of de vorderingen van Layher voor toewijzing in aanmerking komen en wijst deze voor het grootste gedeelte toe. 

Lees het vonnis hier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

IEF 5071

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, Actervis GMBH &  Industex S.L.n tegen Tel Sell B.V.

“De rechtbank te s-Gravenhage heeft in een vonnis van 14 november 2007 geoordeeld dat het “Velform Sauna Belt”product dat wij onlangs aan u hebben geleverd geen origineel product betreft maar een namaak product. Door levering van deze nam aak producten hebben wij inbreuk gemaakt op de exclusieve rechten van Actervis GmbH en Industex S.L op het Velform Sauna Belt Product.Wij verzoeken u alle Velform Sauna Belt producten die u van ons heeft ontvangen aan ons terug te zenden, waarna wij het volledige aankoop bedrag en eventuele verzendkosten aan u zullen restitueren. Hoogachtend, Tel Sell B. V.”

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-216, Exodus Holding B.V. tegen Joyincare B.V.

"4.24. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Careclip valt onder de beschermingsomvang van het octrooi. Daarmee maakt Joyincare inbreuk op conclusie 18 van het octrooi."

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-1470, Nokia Nederland B.V. tegen Qualcomm Incorporated.

“Het is geenszins denkbeeldig dat eerst na toepassing van dergelijke van derden afkomstige componenten sprake is van inbreuk op bepaalde conclusies van bepaalde Qualcomm octrooien. Hiernaar blijft het echter gissen, nu de betreffende octrooien, het zij herhaald, niet zijn overgelegd of verder gespecificeerd.”

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, HA ZA 04-1278, Scafom International B.V. tegen Wilhelm Layher Vermogens Verwaltungs- Gmbh.

“Scafom heeft in haar conclusie van antwoord erkend dat zij een aansluitkop heeft ingekocht en verhandeld die voldoet aan de kenmerken van conclusie 1 van EP 516. Aangezien niet is weersproken dat Layher daarvoor geen toestemming heeft gegeven en gesteld noch gebleken is dat de betreffende aansluitkoppen door of met toestemming van Layher in het verkeer zijn gebracht, staat daarmee vast dat Scafom inbreuk heeft gemaakt op de rechten van Layher met betrekking tot EP 516. Op de navolgende gronden leidt dat evenwel niet tot een integrale toewijzing van alle vorderingen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank Amsterdam, 24 oktober 2007 en 6 december 2006, HA ZA 05-2182, International Rights Collecting and Distribution Agency tegen Stichting De Thuiskopie(met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten).

Eind- en tussenvonnis. “De rechtbank is met IRDA van oordeel dat Thuiskopie het verlangde inzicht niet heeft gegeven. Alleen al doordat SENA niet tot specificatie in staat is, staat niet vast dat de uitvoerend kunstenaars het door Thuiskopie gestelde totaalbedrag van €2.483.534,05 daadwerkelijk hebben ontvangen. De door Thuiskopie overgelegde stukken kunnen dat niet genoegzaam onderbouwen. Dit betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat het door IRDA gevorderde bedrag van €1.098.583,71 toewijsbaar is.”

Lees de vonnissen hier.

IEF 5066

Zaksluitingen

zaksl.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, HA ZA 06-2721, Kwik Lok Corporation tegen Schutte Bagclosures B.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Een octrooi- en merken zaak over Kwik Lok, een zaksluiting. Het octrooi op de zaksluiting blijft overeind, maar de inbreukvordering wordt afgewezen. De rechter verklaart de vorm- en woordmerken van eiser Kwik Lok grotendeels nietig. Het vormmerk bestaat volgens de rechter uitsluitend uit de vorm van de waar. Het teken Kwik Lok acht de rechter beschrijvend voor “bag closures”. Richtlijn conforme proceskostenveroordeling eiser ongeveer  €17.765,22.

Kwik Lok is houdster van het Europees Octrooi (EP) voor een "strip of closures", zaksluitingen die makkelijk van elkaar los te breken zijn.  Kwiklok heef ook een Gemeenschapsvormmerk voor zaksluitingen (afbeeldingen in het vonnis). Schutte produceert sinds 2000 zaksluitingen die zij onder het teken ‘Schutlok’ op de markt aanbiedt. Kwik Lok vordert -kort weergegeven- een inbreukverbod op haar EP en op haar Gemeenschaps- en Beneluxmerken Kwik Lok. Schutte vordert in reconventie de nietigverklaring van het Nederlandse deel van EP , van het vormmerk en van de woordmerken.

Onder verwijzing naar het arrest GAT/LuK, acht de rechtbank zich niet bevoegd van de octrooivorderingen kennis te nemen voor zover deze grensoverschrijdend zijn. Ten aanzien van de nietigheidsvorderingen acht zij zich bevoegd.

Schutte heeft erkend dat de materie van EP  nieuw is, maar stelt dat deze niet inventief is, gelet op een US octrooi in combinatie met algemene vakkennis.

Het US octrooi staat volgens de rechter niet aan de inventiviteit van het EP in de weg: “De gedachte dat trekkracht de meest effectieve manier is om de aan elkaar verbonden sluitingen netjes te scheiden is in US 935 niet terug te vinden en niet valt in te zien dat voor de gemiddelde vakman voor de hand ligt de oplossing daarin te zoeken, zoals door Schutte is aangevoerd. Schutte stelt weliswaar dat bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1A van US 935 een sluiting door middel van trekken in een richting evenwijdig aan de langshartlijn van de sluitingen wordt afgebroken, maar niets in EP 935 duidt daarop. Het octrooischrift biedt geen aanknopingspunten voor de wijze waarop de zaksluitingen van elkaar worden gescheiden. Het octrooischrift spreekt enkel van 'points of fracture', 'removal of a closure' en van 'seperated'. Er is derhalve geen aanleiding te veronderstellen dat de gemiddelde vakman uit US 935 iets anders zal begrijpen dan dat het scheiden van de sluitingen in US 935 plaatsvindt op de volgens de stand der techniek gangbare wijze, namelijk door het uitoefenen van afschuifkrachten en dus niet door trekkracht.”

“De maatregel met betrekking tot de hoek van de scheidingslijn en het verspringen van de uitsteeksels is reeds niet als voor de gemiddelde vakman voor de hand liggend aan te merken, omdat de vakman geen reden had zich af te vragen hoe bereikt zou kunnen worden dat de scheidingslijn evenwijdig aan of onder een kleine hoek ten opzichte van de langshartlijn van de strook sluitingen zou liggen.”

Het EP oordeelt de rechter inventief en wijst de reconventionele vordering tot nietigverklaring af.

Dit leidt echter niet tot een verbod. De zakafsluiting van Schutte valt volgens de rechter niet onder de beschermingsomvang van het EP. De zakafsluiting van Schutte kent niet  het kenmerk dat het verbindingsmateriaal zich bevindt langs een lijn parallel aan of onder een kleine hoek tot de langshartlijn van de strook. Van een kleine hoek is volgens de rechtbank geen sprake meer bij een hoek van tussen 27 en 38. Op basis van een  TNO rapport komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is van inbreuk, nu de hoek van de sluitingen van Schutte niet valt onder het begrip kleine hoek.

“Uit het TNO-rapport kan worden afgeleid dat, anders dan Kwik Lok stelt, het toevoegen van de inkeping in de G-sluiting wel degelijk nodig is, nu zonder de inkeping geen schone breuken zonder restmateriaal optreden. De stelling dat dit volgens Kwik Lok gelegen kan zijn in het feit dat het plastic van een slechtere kwaliteit is, passeert de rechtbank, nu deze theoretische stelling in het geheel niet is onderbouwd. Voor zover Kwik Lok stelt dat er ondanks de inkeping nog altijd sprake is van verbindingsmateriaal en om die reden sprake is van inbreuk, gaat zij eraan voorbij dat de breuklijn bij het product van Schutte niet is gelegen in een lijn evenwijdig aan de langshartlijn, of onder een kleine hoek tot de langshartlijn. De hoek tot de langshartlijn, die bij het type G-sluiting van Schutte groter is dan 27º, maakt in combinatie met de inkeping tevens dat van equivalentie geen sprake is. Het door het octrooi beoogde resultaat wordt immers op een andere wijze bereikt, namelijk door een hoek die groter is dan het octrooi voorschrijft in combinatie met een inkeping.”

Het Gemeenschapsvormmerk verklaart de rechtbank nietig. Volgens haar bestaat het merk enkel uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen.

“Niet betwist is dat voor de door Kwik Lok gedeponeerde basisvorm van een zaksluiting diverse Amerikaanse octrooien zijn verleend en dat de lengte, breedte, omtrek en dikte van de sluitingen hoofdzakelijk worden bepaald door de machine waar de sluitingen in worden geplaatst en door de noodzaak om de opening van een zak te omvatten. Ook de vorm van de toegangsopening en de afgeschuinde hoeken zijn technisch bepaald. De vorm van de opening is noodzakelijk om de verpakking op effectieve wijze te geleiden in de centrale opening. De afgeschuinde hoeken zijn noodzakelijk, omdat scherpe hoeken de kans vergroten dat de sluitingen de zakken beschadigen. Het gat wordt door Kwik Lok niet als te beschermen element geclaimd, terwijl ook daarvoor heeft te gelden dat dit technisch is bepaald, nu het gat de plastic zak moet kunnen vasthouden. In de basisvorm kan bij de handmatige zaksluitingen enige, maar gelet op het gebruik, slechts beperkte variatie worden
aangebracht. De vierkante vorm wijkt voorts niet af van wat gangbaar is voor zaksluitingen.”

Ook acht de rechtbank beide bestanddelen van het woordmerk KWIK LOK beschrijvend voor 'bag closures'. Toepassing van het criterium in Biomild leidt niet tot een ander oordeel.

“Het teken bestaat uit de twee bestanddelen 'KWIK' en 'LOK'. Deze beide bestanddelen zijn een fonetische schrijfwijze voor de Engelstalige woorden 'quick' en 'lock'. Het relevante publiek zal de beide bestanddelen ook als zodanig opvatten. De betekenis van quick is snel en die van (het werkwoord) lock is sluiten of sluiting.”

De rechtbank komt tot de conclusie dat Schutte met het woord Schutlok voor haar zaksluitingen geen inbreuk maakt op het gemeenschapswoordmerk KWIK LOK, nu geen sprake is van voldoende
overeenstemming tussen merk en teken.

De kosten begroot de rechtbank  langs de weg van richtlijnconforme interpretatie in conventie op € 17.765,22. 

Lees het vonnis hier.

IEF 5065

Beslag- en beschrijvingsoperatie

Rechtbank Arnhem 30 oktober 2007, KG ZA 07-602, Astellas Pharma Inc. tegen Synthon B.V.

Executie kort geding na vonnis over (grensoverschrijdend) bewijs- en beschrijvend beslag (inzagerecht) ex. artt. 1019b-d Rv. in een farma-octrooizaak. Omvang geheimhoudingsplicht.

Wel gesignaleerd, nog niet samengevat. De kern van het geschil is de vraag of Astellas (eiser) behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter te Arnhem van 1 juni 2007. Astellas is - kort gezegd – bij het vonnis veroordeeld tot geheimhouding met betrekking tot de inhoud van de in beslag genomen documenten van Synthon (gedaagde) daar het verlof tot bewijsbeslag te ruim is geweest en hiervan te ruim gebruik is gemaakt. Na het vonnis heeft Synthon de advocaten van Astellas bericht dat Astellas het vonnis niet zou zijn nagekomen en daarom dwangsommen heeft verbeurd. Synthon heeft ten laste van Astellas executoriaal beslag laten leggen op de aandelen van Astellas in Astellas B.V.

In de onderhavige zaak vordert Astellas o.a. dat Synthon op straffe van een dwangsom onmiddellijk iedere executie van het vonnis zal staken, gestaakt zal houden en om iedere reeds genomen executiemaatregel ongedaan te maken.

Ter onderbouwing van haar vordering, stelt Astellas onder meer dat: “3.2 (…) uit rechtsoverweging 4.18 van het vonnis duidelijk blijkt dat het doel van het gebod onder 5.2 en het bevel onder 5.3 van het dictum van het vonnis is om verder gebruik door Astellas van de inhoud van de beslagen documenten te voorkomen en daartoe (i) alle vertegenwoordigers van Astellas die op welke wijze dan ook inzage hebben gehad in de inbeslaggenomen stukken, een geheimhoudingsplicht op te leggen en (ii) in het kader van de op te leggen geheimhoudingsplicht bekend te maken welke vertegenwoordigers van Astellas kennis hebben genomen van de inbeslaggenomen stukken. Met ‘vertegenwoordigers van Astellas’ heeft de voorzieningenrechter volgens Astellas uitsluitend gedoeld op personen die in of voor het bedrijf van Astellas werkzaam zijn en die om die reden kennis genomen hebben van de inhoud van de beslagen documenten en die ten nadele van Synthon kunnen gebruiken.”

Synthon is het niet eens met deze argumentatie. Volgens het verweer van Synthon: “3.3 (…) was het doel van de veroordeling van Astellas om zeker te stellen dat verdere geheimhouding van de verkregen informatie zou zijn gewaarborgd. Dat kan alleen maar als zeker wordt gesteld dat alle personen die bij de beslaglegging betrokken waren, dan wel anderszins de documenten in handen hebben gehad, geen uitgezonderd, tot verdere geheimhouding worden verplicht.”

De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van Synthon en wijst de vordering tot onmiddellijke staking van de executie van het vonnis toe. Bovendien beveelt de voorzieningenrechter Synthon om onmiddellijk iedere reeds genomen executiemaatregel ongedaan te maken. Aan het oordeel van de voorzieningenrechter ligt ten grondslag dat geheimhouding – met als doel verder gebruik door Astellas van de inhoud van de beslagen documenten te voorkomen – slechts geldt voor:

“4.6 (…) degenen die ten behoeve van Astellas betrokken zijn geweest bij de beslag- en beschrijvingsoperatie en die in het kader daarvan kennis hebben genomen van de inhoud van de documenten, alsmede degenen die daarna van de inhoud hebben kennis genomen. Personen die niet inhoudelijk kennis hebben genomen van deze documenten kunnen echter geen informatie ten nadele van Synthon naar buiten brengen.

De onderdelen 5.2. en 5.3. van het dictum van het vonnis, in samenhang bezien met de geciteerde passage uit 4.18 van het vonnis, moeten dan ook zo worden begrepen dat Astellas aan Synthon een opgave dient te verstrekken van de namen en adressen van alle personen die namens haar betrokken zijn geweest bij het conservatoir bewijsbeslag/gedetailleerde beschrijving van 22 mei 2007 én die daadwerkelijk kennis hebben genomen van de inhoud van de daarmee verkregen documenten/gegevensdragers, althans van wie redelijkerwijs valt aan te nemen dat zij daarvan kennis hebben genomen, en wel zodanig dat zij van daaruit verkregen informatie gebruik zouden kunnen maken ten nadele van Synthon.”

Voorts oordeelt de voorzieningenrechter, dat krachtens art. 611a lid 3 Rv geen dwangsommen kunnen worden verbeurd als geen rechtsgeldige betekening heeft plaatsgevonden. Nu niet is gesteld noch is gebleken dat Astellas woonplaats heeft gekozen ten kantore van haar Nederlandse advocaten heeft er geen rechtsgeldige betekenis van het vonnis plaatsgevonden op 1 juni 2007. De Voorzieningenrechter oordeelt ten slotte dat het voorgaande betekent dat betekening van het vonnis eerst op 11 juni 2007 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden ten parkette van de Officier van Justitie te Arnhem. Hierbij laat hij in het midden of deze betekening gezien de bepalingen van het Haags Betekeningsverdrag op 11 juni 2007 reeds voltooid was nu vaststaat dat Astellas in ieder geval voor 11 juni 2007 reeds behoorlijk uitvoering heeft gegeven aan het vonnis.

Lees het vonnis hier.

IEF 5059

Uitbreiding octrooibox

Kamerstukken II, 2007-2008, 31206, nr. 9. Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008); Amendement over uitbreiding octrooibox met immateriële activa waarvoor geen octrooi is verleend maar die wel zijn voorgekomen uit S&O-project. Amendement van de leden Jules Kortenhorst en Tang ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 8.

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:In artikel VI wordt na onderdeel 0A een onderdeel ingevoegd, luidende:

OOA. Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een octrooi is verleend» ingevoegd: of een immaterieel activum heeft voortgebracht dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan hem een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie

voor de volksverzekeringen (S&O-activum).

2. In het tweede lid wordt na «octrooien» ingevoegd: alsmede op S&O-activa.

3. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de tweede volzin en van het zevende lid, onderdeel b, bedraagt de vermeerdering met de voortbrengingskosten van de S&O-activa ten hoogste € 100 000.

4. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste volzin en van het achtste lid, onderdeel b, bedraagt de vermeerdering met het viervoud van het bedrag van de voortbrengingskosten van de S&O-activa ten hoogste € 400 000.

Het amendement strekt ertoe de octrooibox uit te breiden met immateriële activa waarvoor geen octrooi is verleend maar die wel zijn voortgekomen uit een S&O-project.

Lees amendement nr. 9 hier, lees amendement nr. 8 hier.