Octrooirecht  

IEF 11532

Entire agreement clause vs Haviltex

Gerechtshof Leeuwarden 29 mei 2012, LJN BX0321 (Nano-C (Westwood, Massachusetts, USA) tegen Rijksuniversiteit Groningen)

Als randvermelding, parallel gepubliceerd IT 818. Octrooirecht. Algemeen contractenrecht. Haviltex-norm. Opzegging licentieovereenkomst buiten het in een contract genoemde gronden.

Rijksuniversiteit Groningen (hierna: RUG) is aanvraagster van de internationale octrooiaanvrage nr. PCT/NL2004/00116 getiteld 'Photodiode'. RUG heeft een licentieovereenkomst gesloten met Nano-C, waarin een 'entire agreement' clausule is opgenomen. Volgens Nano-C heeft RUG de licentieovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd en heeft in conventie schadevergoeding gevorderd. In reconventie heeft RUG een bedrag gevorderd van Nano-C voor niet betaalde huur en het gebruik van gereedschappen/apparatuur en chemicaliën. De rechtbank heeft de vordering in conventie afgewezen en in reconventie een bewijsopdracht gegeven.

Het hof deelt het standpunt van Nano-C dat RUG in de gegeven situatie de licentieovereenkomst slechts had kunnen opzeggen met inachtneming van de overeengekomen termijn van kennisgeving en aangeboden mogelijkheid van herstel.

 

Dat de tekortkoming, zoals RUG stelt en Nano-C betwist, blijvend of tijdelijk onmogelijk was, is voor de toepasselijkheid van het artikel niet relevant nu deze bepaling op iedere tekortkoming van toepassing is. Ook de redelijkheid en billijkheid brengen met zich dat RUG naar aanleiding van de e-mailberichten eerst contact met Nano-C had moeten opnemen alvorens de overeenkomst rauwelijks op te zeggen. De grieven I en VI zijn in zoverre gegrond.

Het hof is met RUG van oordeel dat het ontslag van het personeel en het staken van de productie van [70]PCBM terwijl de markt intussen niet meer werd beleverd hoewel er nog steeds vraag naar dit product bestond, moet worden beschouwd als een tekortkoming van de inspanningsverplichting onder artikel 6 van de licentieovereenkomst. Dit geldt temeer nu, zoals door RUG is gesteld en door Nano-C niet is weersproken, de stagnatie in de productie en verkoop [70]PCBM negen maanden heeft geduurd en een onderbreking van negen maanden zonder uitzicht op herstel zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet beschouwd kan worden als een tijdelijke stagnatie.

De slotsom van het voorgaande is dat de tekortkomingen door Nano-C, hoewel zij daarvoor de 60 dagen termijn mocht nemen, niet tijdig zijn opgeheven en dat de licentieovereenkomst door RUG rechtsgeldig op 12 juni 2005 (60 dagen na 12 april) is beëindigd.

Als gevolg van de beëindiging stond het RUG vrij de technologie aan Solenne in gebruik te geven. Nano-C wordt veroordeeld in de proceskosten.

8. Grief I komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat partijen in de licentieovereenkomst geen regeling hebben getroffen voor het geval Nano-C blijvend of tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om aan haar verplichtingen uit de licentieovereenkomst te voldoen (r.o. 5.4.1 van het bestreden vonnis). De grief bestrijdt voorts de daaropvolgende overweging van de rechtbank dat een redelijke uitleg van artikel 19 lid 3 sub b van de licentieovereenkomst meebrengt dat de daarin genoemde “cure period” alleen is bedoeld voor die gevallen waarin de onmogelijkheid van Nano-C om na te komen is gelegen in vertraging van de nakoming. Uit de toelichting op de grief begrijpt het hof dat Nano-C in het bijzonder er over klaagt dat de rechtbank door haar uitleg van artikel 19 een leemte creëert die zij vervolgens (op grond van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid) aanvult, zonder er rekening mee te houden dat partijen in artikel 19 van de overeenkomst een uitputtende beëindigingsregeling zijn overeengekomen.

9. Het hof stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de uitleg van de in artikel 19 van de licentieovereenkomst opgenomen regeling inzake de beëindiging van de overeenkomst. Partijen zijn in het bijzonder verdeeld over de vraag of de in de licentieovereenkomst opgenomen beëindigingsgronden uitputtend zijn bedoeld in die zin dat de overeenkomst alleen op die gronden kan worden beëindigd en dus niet tevens op grond van de algemene regeling in boek 6 BW.

10. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, LJN: AG4158, NJ 1981, 635). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Uit het arrest van de Hoge Raad van

20 februari 2004, NJ 2005, 493, volgt dat in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen, gelezen in de context van het contract als geheel, bij de uitleg vaak wel van groot belang zijn. Dit geldt in het bijzonder indien het gaat om een zuiver commerciële transactie tussen twee gelijkwaardige professionele partijen, terwijl bovendien vaststaat dat die partijen bij het aangaan van de overeenkomst zijn bijgestaan door deskundige juristen en in de overeenkomst een "entire agreement" clausule zijn overeengekomen

(vgl. HR 19 januari 2007, LJN: AZ3178, JOR 2007, 166). De redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding van partijen beheersen, brengen mee dat contractspartijen hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij (vgl. HR 19 oktober 2007, LJN: BA7024).

14. Het hof is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden (het betreft hier een internationaal commercieel contract met een entire agreement clausule tussen commerciële partijen die werden bijgestaan door deskundige adviseurs) als uitgangspunt beslissend gewicht dient te worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van die woorden, gelezen in het licht van de overige, voor de uitleg relevante bepalingen van de licentieovereenkomst. Uit de in redelijkheid niet mis te verstane aanhef van artikel 19 lid 1 eerste zin ("except as is expressly provided herein with respect to the earlier termination") volgt dat de licentieovereenkomst alleen kan worden beëindigd op in dat artikel genoemde gronden. Naar het oordeel van het hof bestaat er slechts aanleiding af te wijken van de in redelijkheid niet mis te verstane aanhef van artikel 19 lid 1 voor zover RUG stelt en bewijst dat gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval aan die bewoordingen een afwijkende betekenis toekomt. RUG heeft haar stelling op dit punt evenwel onvoldoende onderbouwd zodat het hof ervan uitgaat dat de overeenkomst alleen beëindigd kan worden op grond van in artikel 19 opgesomde gronden.

16. Het hof deelt het standpunt van Nano-C dat RUG in de gegeven situatie de licentieovereenkomst slechts had kunnen opzeggen met inachtneming van de in artikel 19 lid 3 sub b overeengekomen termijn van kennisgeving en aangeboden mogelijkheid van herstel. Dat de tekortkoming, zoals RUG stelt en Nano-C betwist, blijvend of tijdelijk onmogelijk was, is voor de toepasselijkheid van artikel 19 lid 3 sub b niet relevant nu deze bepaling op iedere tekortkoming van toepassing is. Ook de redelijkheid en billijkheid brengen met zich, zoals door

Nano-C in de toelichting op grief VI terecht is aangevoerd, dat RUG naar aanleiding van de e-mailberichten van 2 en 3 april 2005 eerst contact met Nano-C had moeten opnemen alvorens de overeenkomst rauwelijks op te zeggen.De grieven I en VI zijn in zoverre gegrond. Of dat Nano-C kan baten, zal hierna blijken.

Tekortkoming
23. Het hof is met RUG van oordeel dat het ontslag van het personeel en het staken van de productie van [70]PCBM terwijl de markt intussen niet meer werd beleverd ofschoon er nog steeds vraag naar dit product bestond, moet worden beschouwd als een tekortkoming van de inspanningsverplichting onder artikel 6 van de licentieovereenkomst. Dit geldt temeer nu, zoals door RUG is gesteld en door Nano-C niet is weersproken, de stagnatie in de productie en verkoop [70]PCBM negen maanden heeft geduurd en een onderbreking van negen maanden zonder uitzicht op herstel zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet beschouwd kan worden als een tijdelijke stagnatie. De enkele stelling dat Nano-C wel in staat was om [70]PCMBs te produceren is in het licht van het voorgaande niet voldoende. Het bewijsaanbod van Nano-C om [betrokkene] te horen is in zoverre niet ter zake dienend.

27. De slotsom van het voorgaande is dat de tekortkomingen door Nano-C, hoewel zij daarvoor de 60 dagen termijn mocht nemen, niet tijdig zijn opgeheven en dat de licentieovereenkomst door RUG rechtsgeldig op 12 juni 2005 (60 dagen na 12 april) is beëindigd. Het enkele feit dat RUG bij brief van 16 augustus 2005 Nano-C onverplicht in staat heeft gesteld alsnog informatie aan te leveren met betrekking tot de financiële en personele situatie van Nano-C, doet daaraan niet af.

Ingebrekestelling?
30. Zoals hiervoor onder 27 is overwegen, heeft RUG op 12 april 2005 de licentieovereenkomst met ingang van 12 juni 2005 rechtsgeldig beëindigd. Als gevolg van de beëindiging stond het RUG vrij de technologie aan Solenne in gebruik te geven. Nu Solenne op 23 augustus 2005 is opgericht en is gesteld noch is gebleken dat zij daarvóór al van die technologie gebruik maakte, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien hoe het gebruik van de technologie door Solenne, zoals dit door RUG werd toegestaan, een onrechtmatige daad jegens Nano-C oplevert. Grief VI faalt derhalve.

Op andere blogs:
SOLV
(Hof uitspraak over "entire agreement" clausule versus haviltex

IEF 11531

Overzicht ACTA-ontwikkeling sinds mei

In navolging van IEF 11370, een selectie van verzamelde berichten over ACTA van mei tot heden

Persbericht: ACTA before the European Parliament
The Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) was rejected by the European Parliament on 4 July 2012, by 478 votes to 39, with 165 abstentions. Parliament could not amend the ACTA, but only approve or reject it. Its rejection means that neither the EU nor its individual member states can join the agreement.
[red. verder nog de volgende vragen apart behandeld:] What were Parliament’s options? How will ACTA come into force? Steps to rejection

Interview with the ACTA rapporteur David Martin and with Hannes Swoboda, President of the Socialists and Democrats in the European Parliament.

Stichting BREIN: de weerstand tegen het totstandkomingsproces is zodanig dat het Europees Parlement tegen het verdrag heeft gestemd
De controverse komt voort uit het feit dat ACTA aanvankelijk in het geheim onderhandeld werd, hetgeen voeding gaf aan geruchten dat het verdrag heel ver zou gaan en fundamentele rechten zou beperken door 'three strikes' wetgeving verplicht te stellen. Hoewel dat uiteindelijk niet het geval bleek, is de weerstand tegen het totstandkomingsproces toch zodanig dat het Europees Parlement tegen het verdrag heeft gestemd. Het Europees Hof is gevraagd om te beoordelen of het ACTA verdrag inderdaad indruist tegen de in Europa geldende regelgeving omtrent fundamentele rechten. Hoewel vele Europarlementariërs die beoordeling wilde afwachten, haalde dat voorstel geen meerderheid mede vanwege spanning tussen de Commissie en het Parlement dat grotere betrokkenheid wil.

Statement by Martin SCHULZ, EP President on the result of the vote on ACTA

Bits of Freedom: Overwinning op ACTA vraagt om politiek doorpakken (4 juli)
Het Europees Parlement heeft zojuist tegen het omstreden handelsverdrag ACTA gestemd: een grote overwinning voor internetvrijheid in Nederland en Europa. De Europese Commissie heeft echter al laten weten dat ze, ondanks de tegenstem van het Europarlement, ACTA opnieuw op de agenda zal zetten. Bits of Freedom roept politici in Nederland en Europa daarom op om deze overwinning te gebruiken om een brede discussie te starten over een grondige herziening van het auteursrecht. Alleen dan kunnen er fundamentele oplossingen gevonden worden en kan een comeback van ACTA worden voorkomen.

ACTA: La voix de la raison n'a pas triomphé [red. ACTA: de stem van de rede heeft niet gewonnen]
Europees Gedeputeerde Marielle Gallo voor de Groupe PPE schrijft: Le Parlement européen s'est prononcé aujourd'hui contre l'accord commercial anti-contrefaçon (ACTA). La délégation française du Groupe PPE regrette ce vote intervenu dans la précipitation, alors que la Cour de Justice de l'UE a été saisie pour se prononcer sur sa compatibilité avec les droits fondamentaux et n'a pas encore rendu sa décision.

Twitter @judithineuropa

Streep door ACTA is een overwinning voor democratie (4 juli)
Nu het ACTA-verdrag van tafel is kan het Europees Parlement zich richten op de hoognodige hervorming van intellectueel eigendomsrecht in Europa. "ACTA stelde een aantal belangrijke vragen, maar kwam met de verkeerde oplossingen," zegt Schaake. "Wij moeten nu op een open en transparante manier aan de hervorming van auteursrechthandhaving werken. Een hervorming die de internetvrijheid niet in gevaar brengt.

Acta: Controversial anti-piracy agreement rejected by EU(4 juli)
The European Commission will continue to seek the legal opinion of the European Court of Justice on whether this agreement harms any of the fundamental rights of European citizens - including freedom of speech.

IFPI - European manufacturing and creative industries react to European Parliament vote on ACTA.
Europe’s innovative manufacturing and creative industries consider that today’s vote by the European Parliament will be damaging for European intellectual property, jobs and the economy. The decision on ACTA is a missed opportunity for the EU to protect its creative and innovation-based industries in the international market place. “ACTA is an important tool for promoting European jobs and intellectual property. Unfortunately the treaty got off on the wrong foot in the Parliament, and the real and significant merits of the treaty did not prevail,” says Anne Bergman-Tahon, Director of the Federation of European Publishers (FEP), a member of a coalition of over 130 organisations supporting ACTA.

Antipiraterijverdrag ACTA definitief van de baan (4 juli)
Het Europees Parlement heeft woensdag massaal tegen het antipiraterijverdrag ACTA gestemd. Het verdrag is definitief van de baan.

ACTA Stemming, afbeelding van Falkvinge.net

Twitter @judithineuropa: En ‪#ACTA‬ is dood. 478 stemmen tegen ‪#ACTA‬ en 39 voor.
Twitter @MarietjeD66: Bye bye #ACTA, European Parliament votes 478 against and 39 in favor 165 abstentions
Twitter @Bitsoffreedom: Europarlement tegen ‪#ACTA‬: "hello democracy, goodbye ‪#ACTA‬"
Twitter @Bitsoffreedom: Europarlement tegen uitstel ‪#ACTA‬
Twitter @Bitsoffreedom: EPP vraagt om uitstel #ACTA

Overwinning ACTA in gevaar: Christendemocraten willen uitstel (3 juli)
De overwinning op ACTA is in groot gevaar. De Christendemocraten (EVP) willen tijdens de plenaire vergadering vandaag het Europarlement vragen om uitstel van stemming totdat het Europese Hof over ACTA heeft beslist.

EU-parlement verwerpt ACTA waarschijnlijk (3 juli)
Het Europees Parlement gaat woensdag hoogstwaarschijnlijk met grote meerderheid tegen antipiraterijverdrag ACTA stemmen.

Everything you need to know about ACTA (2 juli)
The Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) has proved to be controversial ever since it was first proposed. The agreement is aimed at more effectively enforcing intellectual property rights on an international level. Many developed countries worry that their economies suffer great damage due to counterfeiting and piracy. However, opponents are concerned that it will favour large companies' interests at the expense of citizens' rights.

Commissie heeft nu al lak aan tegenstem ACTA (29 juni)
Woensdag 4 juli is de grote dag dat het Europarlement over ACTA stemt. De kans is groot dat zij het advies van vijf parlementaire commissies en het goede voorbeeld van Nederland volgt en tegen het verdrag stemt. Die tegenstem zou een overwinning zijn in de strijd tegen ACTA en een oppepper voor de Europese democratie. De Europese Commissie houdt niettemin vast aan haar laatste strohalm: de procedure bij het Europese Hof.

ACTA Criticised In Australia (27 juni)
The Australian Parliament Joint Standing Committee on Treaties this week issued a report  on ACTA finding fault with the agreement. ACTA already has run into roadblocks in various parliamentary committees and been held up in Europe.

Kabinet tekent ACTA niet (25 juni)
Dit kabinet ziet definitief af van het ondertekenen en ratificeren van antipiraterijverdrag ACTA.

Europese Commissie vreest gevolgen bij afwijzen ACTA (22 juni)
Nu het Europees Parlement zich tegen ACTA keert, vreest de Europese Commissie de gevolgen. Het debat zou niet eerlijk verlopen zijn en er is gedreigd.

Europees Parlement gaat procederen om ACTA (21 juni)
Het Europees Parlement schaart zich achter de rechtszaak van parlementslid Sophie in ’t Veld (D66) om meer openheid over ACTA te krijgen. Nederland mengt zich niet in de strijd.

Parliament should say NO to ACTA, says International Trade Committee (22 juni)
Parliament should say NO to the Anti-Countefeiting Trade Agreement (ACTA), said the International Trade Committee in a vote on Thursday. Nineteen MEPs voted against ACTA, and twelve in favour, with no abstentions.

Belangrijkste commissie stemt ook tegen ACTA (21 juni)
De handelscommissie (INTA) van het Europees Parlement adviseert tegen ACTA te stemmen. Hiermee is de toekomst van het handelsverdrag erg onzeker geworden.

VIDEO - EP debates petitions against ACTA (20 juni)
Anti-Counterfeiting Trade Agreement ACTA has left few people indifferent. Over the last few months the EP has received numerous petitions - including one signed by nearly three million people - asking MEPs to vote against the controversial agreement. The EP's petitions committee discussed the issue with petitioners on Tuesday 19 June. The international trade committee will vote 21 June on whether to recommend rejection to MEPs.

ACTA now rejected by four EP committees (5 juni)
he Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) was rejected on Monday by the Development Committee, the fourth committee advising the International Trade Committee to do so. These committees' positions are not binding on the Trade Committee, which adopts its own position as lead committee on 21 June.

Forse klap voor ACTA (31 mei)
Drie belangrijke commissies van het Europees Parlement hebben tegen ACTA gestemd. Alle Europarlementariërs stemmen begin juli over het controversiële antipiraterijverdrag.
Kamer verwerpt ACTA en op IE-Forum: Kamer is tegen ACTA-verdrag en vergelijkbare verdragen (29 mei)
Een Kamermeerderheid heeft dinsdag gestemd voor het verwerpen van ACTA. Het antipiraterijverdrag moet volgens diverse partijen niet geratificeerd worden.

Europees Hof bekijkt rechtmatigheid ACTA (12 mei), ook IEF 11529
De antipiraterijwet ACTA is officieel voorgelegd aan het Europees Hof van Justitie. Dat maakte de Europese Commissie bekend.

IEF 11530

Vordering ABB niet bij voorbaat kansloos

Vzr. Rechtbank Dordrecht 19 april 2012, LJN BX0232 (ABB Turbo Systems c.s. tegen Turboned Service B.V. c.s.)

Octrooirecht. Beslagrecht.

Een turbocharger is een compressor die wordt aangedreven door een turbine, die wordt aangedreven door uitlaatgassen van een motor. ABB Turbo Systems (hierna: ABB) houdt zich, o.a. bezig met ontwikkeling, productie en verkoop van deze turbochargers voor grote diesel- en benzinemotoren. ABB turbochargers worden wereldwijd gebruikt in o.a. schepen en elektriciteitscentrales. In deze procedure staan octrooien op een axiale glijlager (onderdeel turbocharger) centraal. ABB heeft een Europees Octrooi EP 0 840 027. Concurrent TurboNed Service (hierna TurboNed) biedt wereldwijd service en reparatiediensten voor turbogeneratoren aan, in het bijzonder uitlaatgasturbogeneratoren op schepen. Op 15 september 2011 is onder TurboNed bewijsbeslag gelegd op 15 verschillende typen turbocharger producten en documenten. Op 11 november 2011 heeft TurboNed bij het Bundespatentgericht een nietigheidsprocedure tegen het Duitse deel van EP 027 tegen ABB aanhangig gemaakt.

Inbreuk
De betwisting van inbreuk door TurboNed komt voornamelijk neer op het inroepen van ongeldigheid van de octrooirechten en niet op betwisting van handelingen die in andere landen inbreuk op het octrooirecht opleveren. De rechtbank acht de eventuele vordering van ABB niet bij voorbaat kansloos.

Geldig octrooi De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat in andere landen dan Duitsland nietigheidsprocedures zijn gevoerd of dat de betreffende octrooien zijn herroepen. In die landen zijn de octrooien dus geldig.

Beslagrecht Het ligt op de weg vanTurboNed c.s. te onderbouwen in hoeverre beslag is gelegd op materiaal dat geen verband houdt met relevante inbreuken. Nu zij in dit opzicht geen helderheid verschaft kan niet worden geoordeeld dat het beslag onrechtmatig is gelegd. Dat er overleg is geweest met de deurwaarder voer de zoektermen die gebruikt konden worden voor de selectie van documenten op relevantie is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat in strijd met het beslagverlof is gehandeld.

De rechtbank wijst de vorderingen af.

Inbreuk
4.6.4 Wat de gestelde inbreuk in de andere landen betreft, zijn de stellingen van ABB c.s. uiterst summier. Zij wijst enkel op het (onbetwiste) feit dat TurboNed c.s. volgens haar eigen website wereldwijd handel drijven, dat zij in de betreffende landen dochterondernemingen en/of lokale partners hebben en dat in de betreffende landen havens en/of elektriciteitscentrales zijn. Aan TurboNed c.s. kan worden toegegeven dat deze feiten en omstandigheden op zichzelf niet voldoende zijn om inbreuk voldoende aannemelijk te maken. Echter, anderzijds moet worden gewezen op de wijze waarop TurboNed c.s. hun betwisting van de gestelde inbreuk in de andere landen inkleden. Zij formuleren dat aldus dat zij betwisten dat zij inbreuk maken op“geldige rechten” (CvE in reconventie alinea 54) of handelen in producten die vallen onder de beschermingsomvang van “geldige octrooiconclusies van ABB” (alinea 74) of onder“geldige octrooirechten van ABB” (alinea 79). Deze formuleringen, in samenhang met het uitgebreide beroep op de ongeldigheid van EP 027, wekken de indruk dat de betwisting van inbreuk door TurboNed c.s. voornamelijk neerkomt op het inroepen van ongeldigheid van octrooirechten, en niet op een betwisting van het verrichten van handelingen in die andere landen die – als de octrooien wel geldig zijn – inbreuk op het octrooirecht opleveren. De eventuele vordering van ABB c.s. moet dan ook niet bij voorbaat kansloos worden geacht.

Geldigheid
4.6.6 Niet is gebleken dat in andere landen dan Duitsland nietigheidsprocedures zijn of worden gevoerd, of dat de betreffende octrooien zijn herroepen. In dit kort geding dient daarom van de geldigheid van de betreffende octrooien in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Tsjechië, China, Amerika, Japan en Korea te worden uit gegaan.

4.6.7 In verband met het beroep op summiere ondeugdelijkheid van het (Duitse deel van) EP 027 geldt het volgende. Zolang het Duitse deel van EP 027 niet is herroepen, heeft ABB Turbo Systems daar een geldig octrooirecht. De voorzieningenrechter heeft op dit moment onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat er een niet te verwaarlozen kans is dat het Duitse deel van EP 027, zoals ABB Turbo Systems dat heeft beperkten waar zij haar inbreukstelling op baseert, in de Duitse nietigheidsprocedure naar Duits recht nietig wordt geacht. Beide partijen beroepen zich op deskundigenrapporten die de eigen stelling dienaangaande ondersteunen. Het gaat het kader van dit kort geding te buiten om daar nader op in te gaan.

Verlof tot beslaglegging
4.7.2 TurboNed c.s. voeren aan dat het verlof te ruim is geweest en dat ook beslag kon worden gelegd op materiaal dat niet relevant was voor de betrokken inbreuk. Gelet op de uitgebreide omschrijving van de octrooien van ABB c.s. moet het duidelijk zijn geweest dat slechts bewijs verzameld mocht worden van monsters en bestanden die betrekking hadden op inbreuken op een van de in het verzoekschrift gestelde octrooien. TurboNed c.s. weten welke bestanden en welke monsters in beslag zijn genomen, want zij heeft de originele bestanden weer teruggekregen en de monsters zijn omschreven in het exploit van de deurwaarder. Het ligt op de weg vanTurboNed c.s. te onderbouwen in hoeverre beslag is gelegd op materiaal dat geen verband houdt met relevante inbreuken. Nu zij in dit opzicht geen helderheid verschaft kan niet worden geoordeeld dat het beslag onrechtmatig is gelegd.

Overleg met deurwaarder over zoektermen voor selectie van documenten
ABB c.s. erkennen dat er met de deurwaarder overleg is geweest over de keywords (zoektermen) die gebruikt konden worden voor de selectie van de documenten op relevantie. Dit gegeven is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat ABB c.s. daarmee in strijd met het beslagverlof hebben gehandeld. Dat ABB c.s. daarmee informatie over de inhoud van de in beslag te nemen documenten hebben verkregen, blijkt immers niet.

IEF 11528

Advies RvS gevraagd inzake verenigbaarheid van de veredelingsvrijstelling

Kamerbrief over aangenomen motie inzake de beperkte veredelingsvrijstelling, 3 juli 2012, DGBI-I&K / 12076197.

In navolging van IEF 11439. Minister Verhagen reageert op de aangenomen motie van Van Gerwen c.s. inzake het wetsvoorstel beperkte veredelingsvrijstelling, dat hij een analyse heeft gevraagd met het verzoek om tevens aandacht te schenken aan de verenigbaarheid van de uitgebreide veredelingsvrijstelling met de TRIPS-Overeenkomst en de bio-octrooirichtlijn. In het nader rapport bij het wetsvoorstel zal de minister ingaan op dit gedeelte van het advies van de Raad.

Geachte voorzitter,

In antwoord op uw brief van 20 juni 2012 deel ik u mede dat bij de voorbereiding van het voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 de aangenomen motie van Van Gerven c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 27 428, nr. 165) is betrokken.

In de genoemde motie werd o.a. gevraagd in de voorbereiding van het wetgevingstraject zowel de beperkte als de uitgebreide vrijstelling en de juridische (on)mogelijkheden zowel in nationale, Europese en mondiale wet- en regelgeving te onderzoeken, zodat over deze opties gesproken kan worden.

In reactie op deze motie heeft u reeds de gevraagde analyse van de juridische mogelijkheden ontvangen (Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 182, met bijlage). Ik heb hierover aan de Afdeling advisering van de Raad van State, bij het verzoek om advies over het wetsvoorstel over de beperkte veredelingsvrijstelling, gevraagd om tevens aandacht te schenken aan de verenigbaarheid van de uitgebreide veredelingsvrijstelling met de TRIPS-Overeenkomst en de bio-octrooirichtlijn.

In het nader rapport bij het wetsvoorstel zal ik ingaan op dit gedeelte van het advies van de Raad.

[red. demissionair Minister Verhagen]

IEF 11523

Over de neuswielmodule kunnen beschikken

Rechtbank Arnhem 13 juni 2012, LJN BX0113 (X tegen Y)

Octrooirecht. Samenwerkingsovereenkomst.

X en Y hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het ontwikkelen van een prototype caravan. X heeft een prototype van de 'neuswielmodule' weggehaald uit de loods, waar de caravan werd ontwikkeld. De samenwerkingsovereenkomst tussen X en Y is niet rechtsgeldig ontbonden of opgezegd. Y moet daarom over de neuswielmodule kunnen beschikken. X wordt veroordeelt tot teruggave van het prototype van de neuswielmodule aan Y. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.

De rechtbank wijst in conventie de vorderingen af en veroordeelt X in de proceskosten. In reconventie wordt X onder meer veroordeelt tot teruggave van het prototype van de neuswielmodule en heft de rechtbank de reeds gelegde beslagen op.

3.8. De vordering onder VII strekt ertoe dat [eiser ] wordt veroordeeld het prototype van de neuswielmodule terug te geven en, als dat niet kan, dat hij wordt veroordeeld de schade te vergoeden die [gedaagde] daardoor heeft geleden. Zoals in het tussenvonnis van 25 januari 2012 in rechtsoverweging 3.7 weergeven (de vordering had toen nummer VI) heeft [gedaagde] aan deze vordering ten grondslag gelegd dat hij eigenaar door natrekking en anders mede-eigenaar is geworden en dat hij geen toestemming heeft gegeven de neuswielmodule uit de door hem gehuurde loods weg te halen. In dat tussenvonnis is voorts geoordeeld dat de vordering tot teruggave van de verschillende onderdelen wordt afgewezen op de grond dat [eiser ] onweersproken heeft gesteld dat deze niet meer in zijn bezit zijn. Bij antwoordakte van 21 maart 2012 (bladzijde 8) heeft [gedaagde] er vervolgens op gewezen dat [eiser ] ter comparitie heeft verklaard dat hij nog in het bezit is van de neuswielmodule van de boottrailer, zodat het oordeel in het tussenvonnis in zoverre niet juist kan zijn. Hij blijft daarom aanspraak maken op teruggave van de neuswielmodule. Voorts heeft hij een vergoeding gevorderd voor het demonteren en afvoeren van de caravan van € 57.874,-. Dat bedrag is gebaseerd op de begroting van het prototype van [X] I, die hij als productie 33 in het geding heeft gebracht.

3.9. Bij antwoord had [eiser ] hiertegen ingebracht dat hij als beheerder beschikte over de sleutels van de gehuurde loods en geen toestemming nodig had om de prototypes daar weg te halen en voorts dat deelnemers aan het project wisten dat zij werkten aan een uitvinding waarop [eiser ] octrooi heeft. In zijn antwoordakte van 4 april 2012 onder 8 heeft [eiser ] erop gewezen dat de rechtbank reeds op deze vordering heeft beslist en voorts dat de door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding niet aan de orde is omdat een deugdelijke grondslag ontbreekt en de schadevergoeding onvoldoende met relevante stukken is onderbouwd.

3.11. Zoals hiervoor is overwogen, is de samenwerkingsovereenkomst niet rechtsgeldig ontbonden of opgezegd en wordt [eiser ] veroordeeld tot nakoming jegens [gedaagde]. In het kader van die samenwerking zal [gedaagde] over de neuswielmodule moeten kunnen beschikken. Daaruit volgt dat [eiser ] gehouden is de neuswielmodule aan hem ter beschikking te stellen. De vordering die strekt tot teruggave van de neuswielmodule is dus toewijsbaar. De vordering [eiser ] tot het betalen van schadevergoeding te veroordelen als het door zijn toedoen onmogelijk is geworden de neuswielmodule af te geven, wordt afgewezen. [eiser ] heeft immers gesteld dat hij over de neuswielmodule beschikt, zodat niet voldoende aannemelijk is geworden dat deze niet zal kunnen worden afgegeven. De (afzonderlijk) gevorderde dwangsom zal worden afgewezen omdat het ter beschikking stellen van de neuswielmodule wordt beschouwd als een element van de voortzetting van de samenwerking, waartoe [eiser ] reeds op straffe van een dwangsom zal worden veroordeeld, zoals gevorderd onder II.

3.13. De rechtbank overweegt als volgt. Het prototype van de caravan is ontwikkeld in samenwerking tussen de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst, waarbij gebruik is gemaakt van de subsidie die daarvoor is verleend. Het ligt onder die omstandigheden voor de hand dat schade als gevolg van het wegnemen en demonteren van dat prototype is geleden door het samenwerkingsverband dan wel door de subsidieverstrekker. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen nader toe te lichten dat deze schade niettemin is geleden door hem alleen. Die toelichting heeft hij niet gegeven. De vordering zal daarom worden afgewezen.

3.18. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Op grond van artikel 705 lid 2 Rv wordt de opheffing van een beslag onder meer uitgesproken indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Het beslag is gelegd tot zekerheid van terugbetaling van het voorschot. De vordering daartoe wordt afgewezen. Er is onvoldoende gesteld om een nadere belangenafweging te kunnen maken. De conclusie is dat de gelegde beslagen zullen worden opgeheven.

3.20. Hierover wordt als volgt geoordeeld. [gedaagde] heeft niet gesteld welke werkzaamheden hij heeft verricht in verband met welke vorderingen. Hij heeft declaratiespecificaties in het geding gebracht waarop werkzaamheden staan vermeld die grotendeels zijn verricht

IEF 11519

Een ondertekende licentieovereenkomst, dus geen inbreuk

Rechtbank Zutphen 27 juni 2012, HA ZA 12-71 (GeRe Games GmbH tegen Kermis- en Machinebouw Gaasedam & Cobra beheer)

Uitspraak ingezonden door Douglas Mensink, MICTA.

Licentieovereenkomst. Octrooirecht. Contractenrecht. KMG is een Europees bedrijf dat kermisattracties ontwerpt en vervaardigt. Naar aanleiding van een afbeelding op de website van GeRe Games heeft zij een octrooilicentieovereenkomst aangeboden voor de kermisattractie "Extreme Schaukel Fahrgeschäft" (EP 140 780 4).

Het verweer dat er geen licentieovereenkomst tot stand is gekomen, omdat GeRe Games slechts heeft aangegeven welke licentievariant zij wilde afsluiten en partijen zich nog slechts in de onderhandelingsfase bevonden, treft geen doel. Er is immers een ondertekend exemplaar bij de mededeling bijgesloten welke licentievariant gewenst is. Omdat er nu een overeenkomst is, is de mededeling dat er sprake is van een octrooi-inbreuk onjuist en daarmee onrechtmatig jegens GeRe Games. KMG en Cobra Beheer dienen te rectificeren.

7.6. Daar waar GeRe Games (...) niet alleen heeft medegedeeld dat zij voor de 2e variant van de (...) aangeboden licentieovereenkomst heeft gekozen, maar tevens dat een door GeRe Games ondertekend exemplaar van de bedoelde licentieovereenkomst is bijgesloten, had heet op de weg van KMG gelegen om, indien zij die overeenkomst niet bij de brief zou hebben aangetroffen, met bekwame spoed aan GeRe Games te vragen om alsnog een door GeRe Games ondertekend exemplaar van de licentieovereenkomst aan KMG op te sturen. (...) Onder deze omstandigheid dient te worden geoordeeld dat het -beweerde- niet/niet tijdig bereiken van de door GeRe Games ondertekende licentieovereenkomst het gevolg is van verwijtbaar nalaten van KMG. Dit heeft tot gevolg dat de door GeRe Games voor akkoord ondertekende licentieovereenkomst haar werking heeft, in die zin dat GeRe Games daarmee het (...) gedane aanbod van KMG heeft aanvaard. Hiermee is tussen partijen een licentieovereenkomst tot stand gekomen

IEF 11517

Motion on the project for a European Patent Court

Motion on the project for a European Patent Court, 1 juli 2012.

Een academische motie ingezonden door Fernand DE VISSCHER, maître de conférences invité à Katholieke Universiteit Leuven en professor Bernard REMICHE, professeur  aan de Katholieke Universiteit Leuven. Vanwege academici (en advocaten) vanuit verschillende hoeken in Europa nopens de compatibiliteit van het vooropgestelde systeem met de Europese Verdragen, met verzoek/aanbod om zich bij deze motie aan te sluiten (support messages to be sent to : bernard.remiche@uclouvain.be or to: fernand.devisscher@uclouvain.be).

"The undersigned professors of Law and lawyers consider it necessary to draw attention to the situation of the project for a European court system specifically for patents on inventions.

[...] On 8 March 2011, the Court of Justice of the European Union gave a negative opinion on the draft treaty submitted by the Council. It declared this draft incompatible with the European Union Treaty and the Treaty on the Functioning of the European Union (opinion n° 1/109).
Thereafter the draft treaty was amended with particular regard to the objections made by the Court.
Nevertheless, serious doubts have been expressed on the conformity of the new draft with these objections.

In the main these doubts arise from the fact that the draft deprives the national courts of their own jurisdiction on those matters under consideration, hence depriving those taking legal action (companies) from being judged by them while, according to the Court, the European Union judicial system is founded upon joint cooperation between EU and national courts.

We would like to draw attention to the fact that the opinion of the Legal Department of the Council was sought on the compatibility of the modified draft with that of the Court. Public access to the complete wording of this opinion has been prohibited (Council document 15856/11 of 21 October 2011; refusal of disclosure confirmed by the Council: see doc. 5926/12 of 2 March 2012, adopted at a meeting on 8 March).
If this opinion concludes that the modified project conforms to the Treaties, it is not apparent why the content is inaccessible to the public.

This secrecy reinforces the doubts expressed beforehand and elsewhere (see also the Luxembourg delegation’s note of 11 July 2011, Council document 12704/11, item 1).

Without making any pronouncement on whether these doubts are well-founded, we consider them reasonable and that they must be dispelled.

Current discussions on the locations of the various institutions in the future court system and the rules for procedure seem premature and pointless if, as these doubts would lead us to believe, it is later determined that the whole system is illegal because this court system would have been instigated in violation of the European Union Treaty and the Treaty on the Functioning of the European Union.

The right to legal security for those embarking on legal actions (European companies) is thus called into question. What will be the consequences for the judgments which may be made under this system?

Moreover, at institutional and budgetary levels, it is at the very least inadequate to already sign a draft project, to undertake work on adapting other texts (particularly the Munich Convention, the Lugano Convention, and Regulation 44/2001), to seek ratification by Member States and to allocate substantial budgets to establish this court system. All this work and substantial expense may be incurred to no avail.
On the contrary and in the legitimate and democratic concern for legal security and public expenditure, we believe it is vital and urgent to throw light upon this precise legal issue of the very principle of a court with international authority and which excludes the jurisdiction of Member State courts.

If possible, a new opinion on this fundamental point should be sought from the Court of Justice.
Examining this issue will not unduly delay the progress of the project. On the contrary, this could then make more rapid progress if it were endowed with a better legal security. Moreover, the time taken for this opinion could be profitably used to overcome some already apparent flaws in the project and to develop the very many rules of procedure which will have to be adopted for the proposed new court system. Industry has additionally and often made it known that it wants to be made aware of the system in all its procedural and practical details before expressing a definitive opinion.

Moreover, we regret that this process of discussion and adoption of a project which is so important for European companies is not being openly conducted. It is not just that the above opinion has been made secret; this is also true for document 18239/11 of 6 December 2011 containing a proposal for compromise on various important aspects of the project (refusal of disclosure: document 6051/12 of 2 March 2012, adopted at the Council meeting on 8 March).

Public debate is even more necessary since the project, in its last known state, also incited a great deal of criticism at several levels, for the practical implications, the quality of judges, the cost to companies, etc.

The signatories to this petition invite their colleagues throughout Europe to give their support to this motion.
(support messages to be sent to : bernard.remiche@uclouvain.be or to:  fernand.devisscher@uclouvain.be).

Afbeelding: CC-BY, Vectorportal op flickr

IEF 11514

Beschermingsomvang in Nederland anno 2012

R. Ebbink, Beschermingsomvang in Nederland anno 2012 - Hoge Raad 25 mei 2012 (AGA/Occlutech), 2 juli 2012.

Een bijdrage van Richard Ebbink, Brinkhof*.

Inleiding
In de laatste tien jaar heeft de Hoge Raad ruim 15 keer zijn licht doen schijnen over vragen van octrooirecht . Ongeveer de helft van zijn arresten ging over beschermingsomvang, ongeveer een kwart over procesrecht en de rest min of meer over geldigheid.

Het arrest dat de aanleiding vormt voor dit artikel (HR 25 mei 2012, AGA/Occlutech, IEF 11364) is de eerste zaak na vijf jaar waarin de HR weer iets zegt over de bepaling van de beschermingsomvang (Het laatste arrest over beschermingsomvang was van 7 september 2007, NJ 2007,466 (Lely/Delaval). Naar aanleiding van dat arrest heb ik me op 12 september 2007 afgevraagd wanneer de HR artikel 69 EOV eens verdragsgetrouw zou gaan interpreteren, zie IEF 4655).

Bepaling van de beschermingsomvang geschiedt op basis van artikel 69 EOV; een regel van uniform ‘Europees’ octrooirecht. Toepassing van dit artikel behoort tot de competentie van de nationale rechter . In het bijzonder de in het octrooirecht traditioneel zeer geverseerde hoogste rechters uit Duitsland en Engeland, het Bundesgerichtshof (BGH) en de Supreme Court (tot voor kort: House of Lords) hebben met betrekking tot het artikel een indrukwekkende ‘subsequent practice’ opgebouwd, waarbij al vroeg en uitdrukkelijk afstand werd genomen van het eigen nationale recht zoals dat gold voor de invoering van het EOV.

Op het gebied van het octrooirecht, de belangrijkste uitzondering op het primaat van de vrije mededinging, mag in Europa geen lappendeken gelden. Kennisname van de beslissingen van BGH en Supreme Court over beschermingsomvang is daarom een must. Niet om die twee – die onderling ook niet geheel overeenstemmen – klakkeloos te volgen, maar om zich met de grote broers ‘auseinanderzusetzen’, zoals de Duitsers dat zeggen. Zo komt iedereen immers verder. Een stimulans daarvoor moge zijn dat de Duitse en Engelse octrooigerechten inmiddels de opdracht hebben gekregen naar parallelle beslissingen van andere gezaghebbende nationale gerechten te verwijzen.

Aan een dergelijke Europese oriëntatie heeft het bij de HR helaas nogal ontbroken.

* mr. Ebbink (Brinkhof NV) heeft meegewerkt aan het opstellen van het verweer in de betrokken cassatie.

Lees de gehele bijdrage hier.

IEF 11510

Persbericht Unified Patent Court

Conclusions European Council on EU unitary patent system, Brussels 29 juni 2012, EUCO 76/12

Zie ook IEF 10630.

Vandaag is er na 30 jaar onderhandelen over een Europees octrooisysteem overeenstemming bereikt over de Unified Patent Court. Voorzitter van de Raad van de Europese Unie, Herman van Rompuy, gaf vanmiddag een persconferentie (video).

'The European Council on 29 June concluded the negotiations on the EU's future unitary patent system. The long-awaited decision paves the way for establishing less expensive, simpler and more efficient patent protection for businesses, especially for small and medium-sized enterprises, in the EU.

"After thirty years of negotiations, we now have an agreement on the European patent. The European businesses will now experience – when we have it finalised – that instead of applying for patent in 27 member states, they can now apply in one place. And that will be good for growth and business in Europe", said Danish Prime Minister Helle Thorning-Schmidt.

The leaders had to solve the last outstanding issue: the seat of the Unified Patent Court's Central Division of the Court of First Instance. They agreed that it would be based in Paris and have two specialised sections, one in London and the other in Munich.
(...)

Next Steps
The European Parliament will vote on the unitary patent "package" in July 2012. The Council will adopt the two regulations shortly thereafter.

The member states will sign the Unified Patent Court agreement in the second half of 2012. After it is ratified by a sufficient number of member states (at least 13), it will enter into force. This is expected to happen in early 2014. The two regulations will enter into force at the same time.

Lees hier het gehele persbericht.

Given the highly specialised nature of patent litigation and the need to maintain high quality standards, thematic clusters will be created in two sections of the Central Division, one in London (chemistry, including pharmaceuticals, classification C, human necessities, classification A), the other in Munich (mechanical engineering, classification F).

Steekwoorden: Unitair Octrooigerecht, Parijs, Londen en München,
London: chemistry, including pharmaceuticals, classification C, human necessities, classification A
München: mechanical engineering, classification F

IEF 11504

Ondersteuningsarmen draaien horizontaal weg

Rechtbank 's-Gravenhage 27 juni 2012, IEF 11504; ECLI:NL:GHDHA:2014:4656; HA ZA 11-2397 (Schnell S.P.A. tegen Schilt Engineering B.V. en Schilt Engineering Export B.V.)
Schnell is een bedrijf dat zich bezig houdt met het ontwikkelen, fabriceren en leveren van automatische machines en programmatuur voor het verwerken van ijzer en staal in betonwerken. Zij is houdster van de Europese octrooien 1 356 875 B2  en 1 356 876 B1 . Schilt maakt haar bedrijf van het ontwikkelen en exploiteren van machines voor de verwerking van ijzer en staal. Schilt heeft aan een drietal bedrijven dergelijke machines geleverd. Schnell heeft op grond van een daartoe van de voorzieningenrechter gegeven verlof conservatoir bewijsbeslag gelegd bij Schilt.

De vraag is of de werkwijzen van de machines van Schilt overeenkomen met die van de Schnell-machines. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is van inbreuk op de octrooien van Schnell. De rechtbank wijst de vorderingen van Schnell af, veroordeelt hen tot het vergoeden van proceskosten ad € 55.210,81 en heft het gelegde conservatoire bewijsbeslag op.

4.9. Nu niet in geschil is dat alle inrichtingen van Schilt (i.e. zowel Van Essen, BMC als Balvert) de ondersteuningsarmen in overwegende mate horizontaal wegdraaien, maken deze inrichtingen om de hiervoor uiteengezette redenen alle geen inbreuk op conclusie 1 en 8 van EP 875 B2. Nu de overige ingeroepen conclusies direct of indirect van de conclusies 1 en 8 afhankelijk zijn, wordt ook daarop geen inbreuk gemaakt.

4.20. Om de voorgaande redenen, in samenhang beschouwd, verwerpt de rechtbank het betoog van Schnell met betrekking tot kenmerk (e6) van conclusies 1 en 10 van EP 876. Nu in de van Essen-machine de profielen in contact blijven met de splitters terwijl zij op de karretjes liggen, is geen sprake van het in conclusie 10 geclaimde ‘pre-accumulation channel (…) in order to receive said preset metal profiles (2) from said auxiliary supporting means (40)’. Evenmin is voldaan aan de stap uit conclusie 1 ‘disengaging said auxiliary supporting means (40) from said profiles (2) so as to deposit said profiles (2) on an underlying pre accumulation channel (46)’. Van letterlijke inbreuk op element (e6) van conclusies 1 en 10 van EP 376 is derhalve geen sprake. Schnell heeft nog gesteld dat de inrichtingen van Schilt ook bij wijze van equivalentie inbreuk zouden maken op EP 876, doch zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien dat in de aan Van Essen geleverde inrichting in wezen dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze wordt vervuld ter bereiking van in wezen hetzelfde resultaat als door de maatregelen volgens conclusies 1 en 10 van het octrooi.

4.23. Nu geen van de machines van Schilt inbreuk maakt op conclusies 1 en 10 van EP 876, geldt hetzelfde ten aanzien van de door Schnell ingeroepen volgconclusies, die van de conclusies 1 en 10 afhankelijk zijn.

Lees de uitspraak (pdf/html)