Overige  

IEF 10015

Evenmin

Rechtbank 's-Gravenhage 27 juli 2011 HA ZA 09-3551 (A&F Trade Mark Inc tegen X, Y, Fashion Gate en Drent Trading B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Gerrit Poiesz, KPS Advocaten. Modelrecht, merkenrechten, auteursrecht op kleding van ABERCOMBIE & FITCH en ABERCROMBIE KIDS. Onrechtmatig handelen. Opgave van herkomst gevorderd en rectificatie en Fashion Gate is in deze procedure in staat van faillissement. Stellingen van A&F worden niet concreet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Alle vorderingen worden afgewezen en A&F wordt in proceskosten veroordeeld ex 1019h Rv.


4.4. Naar aanleiding van de betwisting door gedaagden liggen de vragen voor of sprake is geweest van een partij namaakkleding en of het daarbij gaat om de kledingstukken afgebeeld in productie 15 bij de dagvaardingen. Ook indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van A&F dat de desbetreffende kleding namaak is, volgt daaruit nog niet dat sprake is van het plegen van inbreuk op haar merkrechten door gedaagden. Hetgeen door A&F is gesteld met betrekking tot het handelen van gedaagden kan niet leiden tot de vaststelling dat sprake is van inbreukmakende handelingen. 

4.5. Door A&F is geen enkele onderbouwing gegeven van haar stelling met betrekking tot het (laten) voorzien van kleding van tekens identiek aan de merken van A&F door gedaagden. Daarvan is evenmin gebleken. Deze stelling wordt daarom gepasseerd. Ook de stelling van A&F dat via gedaagden nog steeds “A&F kleding” te koop is, wordt gepasseerd nu dit door haar in het geheel niet is onderbouwd, hetgeen op haar weg ligt aangezien gedaagden dit weerspreken. Er is dan ook geen aanleiding A&F tot bewijs van deze stellingen toe te laten.

4.7. (...) Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat Fashion Gate houder/bewaarder van de kleding voor Idifex is geweest. Door A&F is in het licht van hetgeen in de procedure naar voren is gekomen onvoldoende onderbouwd gesteld om tot de conclusie te kunnen komen dat de andere gedaagden (ook) de desbetreffende kleding in opslag hebben gehad.

4.8. (...) Gesteld noch gebleken is dat Fashion Gate de merken van A&F heeft gebruikt in haar eigen commerciële communicatie of dat bij het in aanmerking komende publiek de indruk is ontstaan van een verband tussen Fashion Gate en de door Idifex aan Kembel verkochte kleding of met de merken van A&F. Met het enkel in opslag houden van de kleding ten behoeve van een ander heeft Fashion Gate zelf geen gebruik gemaakt van de merken van A&F.

4.10. Evenmin kan worden aangenomen dat er sprake is (geweest) van inbreuk op modelrechten en/of auteursrechten. A&F heeft namelijk niet gesteld, laat staan voldoende concreet onderbouwd, waarop deze rechten betrekking hebben. De enkele, niet toegelichte noch onderbouwde stellingen dat zij het auteursrecht op “de ontworpen kleding” heeft en dat zij tevens modelrechten op “de kleding” heeft, maken niet duidelijk waarop zij doelt en derhalve waarvoor zij bescherming vraagt.

IEF 10009

Welkom in de Buurt

Vrz. Rechtbank Utrecht 27 juli 2011, KG ZA 11-591 (Buurt & Co B.V. tegen Miec Marketing c.s.)

Met dank aan Jacqueline Schaap en Josine van den Berg, Klos Morel Vos & Schaap.

Auteursrecht op vormgeving, maar ook op bedrijfsmatig karakter van format "BuurtKadoos". Groot aantal nevenvorderingen.

Buurt & Co ontwikkelt verkoopformat BuurtKadoos-format met als slogan: 'Welkom in de Buurt'. De Buurtkadoos wordt per post aan nieuwe bewoners in een bepaalde regio gezonden en bevat vouchers van ondernemers, een middel om te adverteren en te acquireren (r.o. 2.1). Miec Marketing komt met de Welkom in Onze Buurt (WIOB)-format. Inbreuk? Ja, geen andere totaalindruk, relatief kleine, voor het publiek niet in het oogspringende afwijkingen.

Afgewezen: retourneren materiaal, voorschot schadevergoeding en/of winstafdracht, maar toegewezen: Staken inbreuk, mbt registeraccountant: moet MIEC opgave doen van alle door hen met het WIOB-format gesloten overeenkomsten, vernietigen WIOB-materiaal door deurwaarder, dwangsommen. Bijzondere proceskostenveroordeling: Eenvoudig kort geding tot maximaal €6.000 wordt als redelijk en evenredig aangemerkt op grond van de leidraad indicatietarieven. Gemengde grondslag, aldus 60% conform 1019h Rv.

Vormgeving 4.3. Tussen partijen staat tevens vast dat Miec Marketing c.s. met de WIOB-doos (zie afbeelding 6 tot en met 10) inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten op de BuurtKadoos, nu zijn nagenoeg alle auteursrechtelijk beschermde trekken heeft overgenomen in die mate dat van een zelfde totaalindruk gesproken kan worden.

Format als geheel 4.4. Buurt & Co stelt dat niet alleen de vormgeving, maar ook het format als geheel betreffende de BuurtKadoos een auteursrechtelijk beschermd werk is, nu het een uitgewerkt concept betreft  (...):
- geheel gratis en zonder enige verplichting een doos met aanbiedingen van ondernemers uit de buurt voor nieuwe bewoners in de buurt (welkom in de buurt);
- aanbiedingen in vier verschillende categorieën die in vier verschillende kleuren zijn aangegeven;
- postcode-/regio-indeling;
- aanbiedingskaartjes met geografische locatie van de ondernemer op de achterzijde;
- betaling door de ondernemer per afgeleverde doos aan de bewoner in plaats van een abonnement of andere vorm van betaling;
- voor de ondernemer een contract met 12 verzendperiodes die pas ingaan op het moment dat de doos "vol" is en niet op het moment van ondertekening van de overeenkomst. Beoordeeld moet daarom worden of díe combinatie van elementen - waarbij ál de genoemde elementen en uitsluitend díe elementen aanwezig zijn - auteursrechtelijk beschermd is. Of deze combinatie van elementen gecombineerd met andere elementen of waarbij elementen zijn weggelaten auteursrechtelijk beschermd is, zal - in voorkomende gevallen - afzonderlijk beoordeeld dienen te worden. Daarvoor is in dit geding geen plaats.

4.6. De voorzieiningenrechter overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat het BuurtKadoos-format, als uitgewerkt concept, op zichzelf in aanmerking zou kunnen komen voor auteursrechtelijke bescherming. Dit zal het geval zijn als het format, hoewel het een aantal reeds algemeen bekende elementen bevat, door de wijze waarop die bekende elementen uitgewerkt zijn, samengebracht en gecombineerd met een geheel eigen element een eigen oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Nu Buurt & Co in de onder 4.4. genoemde opsomming bekende (marketing)elementen combineert met de (auteursrechtelijke beschermde) vormgevingselementen van de BuurtKadoos, draagt deze combinatie van elementen - waarbij al de genoemde elementen en uitsluitend die elementen aanwezig zijn - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een eigen oorspronkelijk karakter en hat persoonlijk stempel van de maker en is dus sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk.

4.7 (...) Nu het hanteren van een (al dan niet) afwijkende postcode-/refio-indeling en de koppeling met "Groupon" - voorhands oordelend - relatief kleine, voor het publiek niet in het oogspringende afwijkingen van het onder 4.4 beschreven format zijn, welke niet tot een andere totaalindruk leiden, is de voorzieningenrechter voorhands van oordeel dat Miec Marketing c.s. met haar WIOB-format inbreuk (heeft ge)maakt op de auteursrechten van Buurt & Co.

4.8. (…) aannemelijk is dat Miac Marketing c.s. het gebruik van dc WIOB-doos (nog) niet (volledig) heeft gestaakt. De onder 1 en 2 gevorderde geboden (zie 3.1) worden door de voorzieningenrechter verstaan als één gebod tot staken en gestaakt houden van de thans aan de orde zijnde inbreuk door Miec Marketing c.s. op de onder 4.2 weergegeven vormgeving en het onder 4.4. weergegeven format en tot het onthouden van zodanig, ander daarop inbreukmakend gebruik.

4.9 Nu door Miec Marketing is erkend dat zij (allen) inbreuk hebben gemaakt. op de auteursrechten die rusten up de vormgeving van de BuurtKadoos en zij ten aanzien van de inbreuk op het BuurtKadoos-format niet hebben betwist dat zij hier (allen) een bepalende rol in hebben gespeeld, worden de vorderingen van BuurtKadoos , voor zover deze vorderingen worden toegewezen, ten aanzien van alle gedaagden toegewezen.

IEF 10007

Goedgekeurd door...

Het GVR/Slagzinnenregister introduceert een goedkeuringssymbool voor toegelaten slagzinnen. Het Predicaat Goedgekeurd is een initiatief van de nieuwe GVR/Slagzinnencommissie. Met Adformatie is tevens de publicatie van goedgekeurde slagzinnen overeengekomen.

Daarnaast vindt de commissie de tijd rijp om het slagzinnenregister zelf van een slogan te voorzien:
GVR/Slagzinnenregister. Uw regel geregeld.

De nieuwe GVR/Slagzinnencommissie is samengesteld uit leden met uiteenlopende functies binnen het communicatievak. De commissie wordt voorgezeten door Lisette Heemskerk (directeur Mood for Magazines) en bestaat daarnaast uit Bas Kist (partner Chiever), Lennard Franken (account director DDB), Ramon Stalenhoef (partner SSSS & Orchestra) en Kim Braber (advocaat Hoogenraad & Haak advocaten).

Het GVR/Slagzinnenregister is in 1928 in het leven geroepen om (aanvullende) juridische zekerheden te bieden bij het claimen van slagzinnen. Registratie kan als bewijs dienen in een eventuele inbreukprocedure. De rechter hecht aan de registratie ook waarde. Bovendien wordt de slagzin bij registratie onderzocht op eventuele gelijkenis met reeds geregistreerde slagzinnen en werkt registratie preventief tegen mogelijke navolging.

Alleen slagzinnen die volgens het reglement voldoende origineel en onderscheidend zijn worden in het register opgenomen. Recent door de GVR/Slagzinnencommissie goedgekeurde slagzinnen zijn bijvoorbeeld:

Zitting van 29 juni 2011

SIRE
Je bent een rund als je met vuurwerk stunt.
Wie is toch die man die op zondag het vlees snijdt?
De maatschappij dat ben jij
Wat je zegt in een scheiding kan een kind voor altijd tekenen. 
We hebben soms een iets te kort lontje in ons landje.

Van Heek Medical
We serve HEROES

KWF Kankerbestrijding
Love life. Fight cancer.

Vera International Products BV
Je gezondheid altijd op zak!

Laatste spoedindiening Post NL Morgen is vandaag

IEF 10004

Showroomgirls

met dank aan Anke Verhoeven, SOLV.

Commentaar in't kort. Auteursrecht. Portretrecht. Privacy. Kunst.

Tot 31 augustus zijn ze te bewonderen in Foam, de zogenaamde ‘Showroom girls’. Twee jaar geleden maakten de twee meiden met een showroom-webcam in een warenhuis ruim 200 foto’s van zichzelf in allerlei lollig bedoelde poses. De helft van de foto’s wisten ze, maar bijna 100 foto’s bleven op de computer van het warenhuis staan, waar niemand er nog wat mee deed.

Totdat fotograaf Willem Popelier langskwam en de foto’s van de computer afhaalde (overigens zonder iets te hacken, gewoon met behulp van een USB-stickje). Omdat één van de meisjes een kettinkje met haar naam droeg, kon Populier vervolgens redelijk gemakkelijk meer informatie over het meisje opzoeken. Zo vond hij haar profielen op Hyves, Facebook en Twitter. Met de informatie die hij hieruit kon halen, stelde hij een tentoonstelling samen. In een ruimte in Foam zijn de foto’s opgehangen en staat een printer waar alle tweets van het meisje real-time uitrollen (geanonimiseerd).

Lange tijd waren de meisjes in kwestie niet op de hoogte van het feit dat ze dagelijks door honderden mensen werden bekeken en besproken. Totdat NRC Next een verhaal over ze publiceerde. Inmiddels zijn de meisjes zelf ook naar de tentoonstelling gaan kijken. Hoewel ze het wel raar vinden dat ze zo bekend zijn ineens, zien ze er geen probleem in:

“Iedereen mag weten wat ik doe. Zo gezellig ben ik. En als mensen mij gaan aanvallen op Twitter, dan roep ik mijn moeder erbij.”

Overigens vinden ze wel dat Popelier toestemming had moeten vragen voor het gebruik van de foto’s en de informatie. Hij verdient er per slot van rekening geld mee, aldus de meisjes in NRC Next. Ze vinden dat ze recht hebben op enige compensatie en denken daarbij aan een professionele fotoshoot.

Ik ben het eens met de meisjes dat Popelier toestemming had moeten vragen. Zeker nu hij op zoek is naar de juridische grenzen van het kunstproject, had hij mijns inziens wel iets bewuster om kunnen gaan met de rechten van de meisjes.

Allereerst heeft het meisje op veel van haar tweets auteursrecht, zodat Popelier deze tweets niet zonder haar toestemming mag kopiëren of openbaarmaken. Ook op de foto’s zelf rust waarschijnlijk auteursrecht van de meisjes. Ze hebben immers de afkadering en de poses bepaald. Popelier had daarom toestemming aan de meisjes moeten vragen. Het feit dat hij de foto’s en tweets gebruikt in het kader van een kunstproject doet daar niets aan af.

Met betrekking tot de privacy van de meisjes valt ook nog wel wat aan te merken op de werkwijze van Popelier. Hoewel hij de tweets heeft geanonimiseerd en ook de foto’s (naar ik heb begrepen) onherkenbaar zijn gemaakt, is het natuurlijk niet moeilijk om te achterhalen om welke meisjes het gaat. Door op de tekst van een tweet te zoeken, kan je gemakkelijk de account van het meisje opzoeken en ook zal wellicht uit de inhoud van de tweets opgemaakt kunnen worden waar het meisje naar school gaat, waar ze woont etc.

Afhankelijk van de vraag in hoeverre de meisjes nog herkenbaar zijn op de foto’s, zouden ze een beroep kunnen doen op hun portretrecht en op bescherming van hun persoonsgegevens. Ook wanneer iemands gezicht weggepoetst is kan er immers sprake zijn van een portret.

Daarnaast heeft Popelier veel gegevens over de meisjes van hun Hyves, Facebook en Twitter profielen gehaald. Mij is onduidelijk in hoeverre hij die informatie gebruikt in de tentoonstelling, maar zodra de meisjes daarmee direct of indirect identificeerbaar zijn, gelden de gegevens als persoonsgegevens en heeft hij in beginsel toestemming nodig voor het verwerken daarvan.

Zeker nu het gaat om minderjarige meisjes lijkt me dat Popelier de juridische grenzen in dit geval overschreden heeft. Al met al levert het echter wel een leuke tentoonstelling op die het debat over privacy en sociale media weer eens aanzwengelt: Wat voor tentoonstelling zou men kunnen maken met alle informatie die over jou rondzwerft op internet?

IEF 9993

Gedane uitbetalingen van het loon

Kantonrechter Rechtbank 's-Hertogenbosch 22 juli 2011, LJN BR2780 (Eisers tegen Health Center Uden B.V. en Achmea Health Centers B.V.)

Als randvermelding. Franchise. Overgang van onderneming. Voorzetting handelsnaam, instaan van Franchisegever voor betaling van lonen van eisers.

Eisers zijn werkzaam bij Health Center Uden. Dit health center heeft Health Center Uden op 1 januari 2008 gekocht van Achmea Health Centers. Tevens hebben zij een franchiseovereenkomst gesloten. Gedane toezeggingen betreft alle financiële zaken naar het hoofdkantoor van Achmea niet zonder meer een overgang van onderneming dan wel (terug) overname op grond waarvan loonbetalingsverplichting zijn overgegaan van HC Uden op Achmea HC.

De vorderingen jegens Achmea Health Centers worden afgewezen en die jegens Health Center Uden toegewezen.

3.4. Voorshands staat het volgende tussen partijen vast.
Achmea Health Centers is in 2001 een health center in Uden gestart. Op 1 januari 2008 heeft Achmea Health Centers het health center verkocht aan Health Center Uden. Tegelijk met de verkoop heeft Achmea Health Centers een franchiseovereenkomst gesloten met Health Center Uden.
In artikel 3 van de koopovereenkomst is onder meer bepaald dat Health Center Uden al het op 1 januari 2008 bij Achmea Health Centers Uden in dienst zijnde personeel overneemt.
In artikel 1 van de franchiseovereenkomst is onder meer bepaald dat Health Center Uden de handelsmerken, de handelsnamen en de logo's van Achmea Health Centers mag gebruiken. In artikel 10 van de ze overeenkomst is bepaald dat Health Center Uden het health center voor eigen rekening en risico exploiteert, dat door Health Center Uden gesloten overeenkomsten met derden nimmer Achmea Health Centers verbinden, en dat Health Center Uden niet bevoegd is op naam en/of voor rekening van Achmea Health Centers te handelen.

3.6. Waar in de arbeidsovereenkomsten van de overige eisers "Achmea Health Centers" is vermeld als werkgever, hebben deze eisers daaruit niet zonder meer mogen afleiden dat Achmea Health Centers B.V. de werkgever is. "Achmea Health Centers" (zonder aanduiding van rechtspersoonlijkheid) kan immers niet anders dan een handelsnaam zijn.
Vast staat dat de onderhavige arbeidsovereenkomsten steeds zijn ondertekend door een vertegenwoordiger van Health Center Uden, dat de betreffende eisers arbeid verrichten onder het gezag van personen die bij Health Center Uden werkzaam zijn, en dat hun loonstroken op naam van Health Center Uden zijn gesteld.
Onder deze omstandigheden hebben de onderhavige eisers alleen het gerechtvaardigd vertrouwen mogen hebben dat Achmea Health Centers hun werkgever is (althans dat Achmea Health Centers een toereikende volmacht had gegeven om de arbeidsovereenkomst namens haar aan te gaan), indien zij dat op grond van een verklaring of gedraging van Achmea Health Centers hebben aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten aannemen.
De onderhavige eisers hebben niet aangevoerd dat zij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst op grond van een verklaring of gedraging van Achmea Health Centers hebben aangenomen dat zij de werkgever was.
De enige door deze eisers aangevoerde omstandigheid die in dit verband relevant zou kunnen zijn is de omstandigheid dat Achmea Health Centers tot en met april 2011 het loon heeft betaald. Bij de door Achmea Health Centers gedane uitbetalingen van het loon is evenwel als kenmerk vermeld "Health Center Uden B.V.".
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de onderhavige eisers niet hebben mogen aannemen - indien zij dat hebben gedaan - dat Achmea Health Centers hun werkgever was.
De voorlopige conclusie is - mede gelet op het feit dat Health Center Uden dat niet heeft bestreden - dat Health Center Uden in ieder geval ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomsten met (ook) deze eisers als werkgever moet worden beschouwd.

3.8. Vast staat wel dat Achmea Health Centers bij het sluiten van de koopovereenkomst aan Health Center Uden heeft toegezegd om financiële ondersteuning te verlenen in het geval dat nodig zou zijn. Dat is kennelijk ook gebeurd, aangezien Achmea Health Centers gedurende vele maanden het salaris van eisers heeft betaald.
De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat de gedane toezeggingen en het feit dat Achmea Health Centers gedurende enkelemaanden 'alle financiële zaken van Health Center Uden naar het hoofdkantoor heeft gehaald' (zoals de heer [T] het in zijn e-mail beschrijft) niet zonder meer een overgang van onderneming dan wel (terug) overname inhouden, op grond waarvan de loonbetalingsverplichtingen van Health Center Uden jegens eisers zijn overgegaan op Achmea Health Centers. (De directe betalingen van de lonen door Achmea Health Centers is een opmerkelijke constructie, maar niet geheel onbegrijpelijk in het kader van de franchiseovereenkomst en de toegezegde steun.)
Onvoldoende aannemelijk is daarom dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat op Achmea Health Centers loonbetalingsverplichtingen jegens eisers rusten. De vorderingen jegens Achmea Health Centers worden derhalve afgewezen

IEF 9992

Ruimte als fotostudio

Vrz. Rechtbank Amsterdam 22 juli 2011, LJN BR2790 (eiser tegen De Telegraaf)

gelinkt van imageshack

In navolging van RvdJ 12 maart 2011, nr. 2011/6 (L. de Deugd tegen M. Koolhoven en hoofdredacteur van De Telegraaf). Onrechtmatige publicatie. Eiser is gespecialiseerd fotograaf in alternatieve lifestyle fotografie o.m. bondage en fetisj. Artikel op De Telegraaf-site met als titel “Rotterdamse moslimwijk in shock”, en in print: "ENG EN VERSCHRIKKELIJK!", met subkop "Rotterdamse moslimwijk in shock na komst fetisjfotograaf. Sinds de publicatie is het adres voldoende bekend. Verder wordt de suggestie gewekt dat daadwerkelijk sexuele handelingen worden verricht, "[D]e vermelding dat [eiser] van beroep fotograaf is doet daar niet aan af, nu bij de gemiddelde lezer van De Telegraaf zeer wel de indruk kan zijn ontstaan dat in het pand waar het artikel over gaat sexuele handelingen worden verricht. De berichtgeving in het artikel betreft daarmee niet het gebruik van de ruimte als fotostudio en kan daarom als onjuist en tendentieus worden gekenmerkt."

Voorzieningenrechter wijst immateriele schadevergoeding van € 5.000,- toe na onrechtmatige publicatie in De Telegraaf. De vordering tot vergoeding van materiele schadevergoeding wordt afgewezen nu het bestaan van de schade niet voldoende aannemelijk is.

4.6.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt door in het artikel het woord “BDSM-studio” te gebruiken, daarbij te vermelden dat BDSM staat voor bondage, discipline en sadomasochisme, in combinatie met de vermelding dat het “werktuig” van [eiser] zou bestaan uit “touwen, kettingen en vleeshaken”, de opmerking dat [eiser] “een jonge naakte vrouw met kettingen aan het kruis” heeft geketend en het gebruik van de term “gruwelpraktijken”, de suggestie gewekt dat [eiser] in zijn bedrijfsruimte daadwerkelijk sexuele handelingen op het gebied van bondage, discipline en sadomasochisme verricht of laat verrichten. De vermelding dat [eiser] van beroep fotograaf is doet daar niet aan af, nu bij de gemiddelde lezer van De Telegraaf zeer wel de indruk kan zijn ontstaan dat in het pand waar het artikel over gaat sexuele handelingen worden verricht. De berichtgeving in het artikel betreft daarmee niet het gebruik van de ruimte als fotostudio en kan daarom als onjuist en tendentieus worden gekenmerkt. Met het gesuggereerde gebruik van de bedrijfsruimte van [eiser] als studio waar bondage, discipline en sadomasochisme daadwerkelijk worden beoefend in een overwegend islamitische wijk lokt het artikel negatieve reacties en tegenreacties uit, met het risico dat deze zich ook tegen [eiser] zelf of zijn bedrijfsruimte keren. Het artikel vermeldt verder de naam van de straat waar het door [eiser] gehuurde pand zich bevindt. Weliswaar wordt daarbij niet het huisnummer genoemd, maar door wel te vermelden welke bedrijven [eiser] als buren heeft en een omschrijving te geven van de voorzijde van het pand wordt het adres van de studio de facto toch bekend gemaakt. Dit laatste vormt een vergaande inbreuk op de privacy van [eiser], waarvan De Telegraaf niet heeft aangetoond dat deze vanuit journalistiek oogpunt noodzakelijk was. De voorzieningenrechter acht de publicatie om al deze redenen onrechtmatig.

4.8.  Uitgaande van het onrechtmatige karakter van de publicatie en in aanmerking genomen de onder 4.7 genoemde gevolgen daarvan, en rekening houdend met bedragen die in zaken als de onderhavige plegen te worden toegekend, acht de voorzieningenrechter in dit geval een bedrag van EUR 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, gelet op de aard van de geleden schade ondanks het tijdsverloop, in kort geding toewijsbaar. Dit bedrag geldt als voorschot op en ter verrekening met hetgeen De Telegraaf ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn. De voorzieningenrechter acht, mede gelet op de omvang van het bedrag, geen zodanig restitutierisico aanwezig dat dit aan toewijzing ervan in de weg zou kunnen staan.

5.1.  veroordeelt De Telegraaf tot betaling aan [eiser] van een bedrag van EUR 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2010 tot de dag der algehele voldoening;

5.2.  veroordeelt De Telegraaf in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.697,31;

IEF 9969

'Blinde bejaarde keihard belazerd´

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 23 juni 2011, LJN: BR2126, Pretium Telecom B.V. tegen Telegraaf Media Nederland Landelijke Media B.V.

Als randvermelding. Mediarecht. Rectificatie van een onrechtmatig artikel 'Blinde bejaarde keihard belazerd' in een dagblad (De Telegraaf) en verschillende aan dat dagblad gekoppelde digitale media, zoals facebook en twitter. Moeilijkheden bij digitale rectificatie. (afbeelding voor vergroting) 

Rectificatie krant, op www.telegraaf.nl, op https://telegraaf.mobi en op andere websites. Doorleiden naar rectificatie . Verwijderen artikelen, links en reacties van alle websites . Verbod openbaarmaking artikelen. Verwijdering artikel uit (cache)archief derden. Verwijderen reacties van sociale media van derden.

Rectificatie op telegraaf.nl 4.5 (…) Aan Pretium kan worden toegegeven dat de aard van het internet en de ontwikkeling daarvan meebrengt dat het onrechtmatige artikel tot in lengte van dagen op onverwachte momenten nog tevoorschijn kan komen en dat TMN deze aspecten van publicatie op internet onvoldoende heeft laten meewegen bij haar beslissing het artikel te publiceren, maar dit kan niet betekenen dat TMN gehouden is de rectificatie tot in lengte van dagen op haar website te laten staan. De duur van plaatsing van de rectificatie zal daarom worden beperkt tot één week.

Rectificatie op andere sites 4.9. TMN heeft het onrechtmatige digitale artikel op zowel Twitter als op Facebook aangekondigd met het korte bericht “Blinde bejaarde opgelicht” respectievelijk “Blinde bejaarde keihard belazerd”. Beide berichtjes waren voorzien van een link naar het digitale artikel op de eigen website van De Telegraaf. TMN dient deze berichtgeving derhalve recht te zetten door op zowel Twitter als Facebook de tekst “Rectificatie beschuldiging Pretium” te plaatsen en gedurende één week geplaatst te houden en deze (zoals onder II c ook gevorderd, waarover hierna meer) te voorzien van een link naar de rectificatie op de website www.telegraaf.nl.

Doorleiden naar rectificatie 4.11. (…) Een schaduwkant van internet is dat eenmaal daarop gepubliceerde (ook onjuiste) informatie de neiging heeft zich als een olievlek te verspreiden en buiten de grip van de publicist te geraken, doordat gebruikers van internet op die publicatie reageren en deze verder verspreiden. TMN is zich daarvan bewust en zij stimuleert de discussie op internet over haar berichtgeving ook, juist door voor media als Facebook en Twitter te kiezen. Vanwege dit aspect van internet mag van degene die informatie op internet zet de uiterste zorgvuldigheid worden verwacht. Hoewel TMN in deze zaak niet de vereiste mate van zorgvuldigheid heeft betracht – zij heeft zonder feitenonderzoek schadelijke berichtgeving over Pretium langs meerdere ingangen op het internet gezet – is de vordering tot wijziging van alle links die naar de onrechtmatige artikelen doorgeleidden niet toewijsbaar. Niet te overzien is immers of TMN onder alle omstandigheden aan deze veroordeling zal kunnen voldoen, waardoor onnodige executiegeschillen in het verschiet liggen. Met toewijzing van deze vordering zou de voorzieningenrechter zich op te glad ijs begeven. Bij het voorgaande komt nog dat met de hiervoor aangekondigde veroordelingen tot rectificatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aan de belangen van Pretium bij rectificatie is voldaan.

IEF 9961

L'Oreal eBay

HvJ EU 12 juli 2011, zaak C-324/09 (l'Oréal e.a. tegen eBay e.a.)

Met samenvatting van Laura Fresco, Hoyng Monegier LLP

In navolging van IEF 9932In de langverwachte L’Oréal/eBay uitspraak borduurt het Hof van Justitie voort op Google/France, gaat zij nader in op verschillende modaliteiten van merkgebruik op het internet en geeft zij richtlijnen voor de aansprakelijkheid van beheerders van online marktplaatsen – die echter ook weer nieuwe vragen oproepen.

1. Casus
2. Merkenrechtelijke kwalificatie verkoop via eBay
3. Adverteren met Adwords
4. Verkoopaanbiedingen op eBay
5. Aansprakelijkheid eBay
6. Maatregelen tegen online dienstverleners.

1. Casus

L’Oréal is in het Verenigd Koninkrijk een procedure gestart tegen de bekende elektronische marktplaats eBay en een aantal personen die op de Britse eBay website L’Oréal producten te koop aanbieden zonder toestemming van L’Oréal. eBay heeft bij Google ook merken van L’Oréal als trefwoord gekocht, waardoor advertentielinks naar verkoopaanbiedingen voor L’Oréal producten op eBay worden geactiveerd. Volgens L’Oréal maakt eBay aldus inbreuk op haar merken, althans is zij verantwoordelijk voor de merkinbreuken die door haar klanten-verkopers worden gepleegd. De Britse High Court of Justice heeft het Hof van Justitie in deze zaak een tiental prejudiciële vragen voorgelegd.

2. Merkenrechtelijke kwalificatie verkoop via eBay

Het Hof stelt voorop dat een merkhouder zich alleen kan verzetten tegen de ongeautoriseerde verkopen van haar producten op online marktplaatsen die wegens hun “volume, frequentie of andere kenmerken, buiten de sfeer van een privéactiviteit vallen” (r.o. 55). Alleen dan is sprake van het vereiste gebruik in het “economisch verkeer” van art. 5 richtlijn van de Merkenrichtlijn (oud) en art. 9 van de Gemeenschapsverordening (oud). Daarna gaat het Hof in op enkele specifieke vormen van verkoop op eBay waar L’Oréal bezwaar tegen maakt. Daarbij komt zij tot de volgende conclusies:

1.       Een merkhouder kan zich alleen verzetten tegen de wederverkoop op online marktplaatsen van producten die buiten de Europese Unie (respectievelijk EER) op de markt zijn gebracht, als dat aanbod gericht is tot consumenten die gevestigd zijn op het grondgebied in de EU/EER dat door zijn merk wordt bestreken. Daarvoor is niet voldoende dat de online marktplaats vanuit dat grondgebied toegankelijk is. Het kan bijvoorbeeld van belang zijn dat bij de verkoopaanbieding op de online marktplaats wordt vermeld naar welke landen de wederverkoper het product wil verzenden (r.o. 67).

2.       Het verstrekken van proefmonsters en demonstratieverpakkingen door de merkhouder aan distributeurs is, behoudens tegenbewijs, niet aan te merken als het in de handel brengen in de zin van  Merkenrichtlijn en Gemeenschapsmerkenverordening (r.o. 73).

3.       De merkhouder kan zich verzetten tegen de verhandeling van producten waarvan de wederverkoper de buitenverpakking heeft verwijderd, wanneer daardoor (i) wezenlijke informatie (zoals de identiteit van de fabrikant) ontbreekt of (ii) de merkhouder kan bewijzen dat de verwijdering van de verpakking afbreuk doet aan het imago van het product en dus aan de reputatie van het merk (r.o. 83).

3. Adverteren met Adwords

Daarna gaat het Hof in r.o. 84 t/m 97 in  op de advertenties van eBay op zoekmachine Google die zijn gekoppeld aan L’Oréal merken als trefwoord. Die advertenties verwijzen naar verkoopaanbiedingen voor L’Oréal producten op eBay. De Britse High Court vroeg zich af of eBay daarmee “gebruik” maakt van de L’Oréal merken voor dezelfde waren in de zin van art. 5 lid 1(a) van de Merkenrichtlijn jo. artikel 9 lid 1 (a) van de Gemeenschapsmerkenverordening. Volgens het Hof is dat niet het geval voor zover eBay met de advertenties op Google reclame maakt voor haar eigen elektronische marktplaats, maar wel voor zover daarmee zij reclame maakt voor de verkoopaanbieding van merkproducten door haar klanten-verkopers. In dat laatste geval maakt eBay volgens het Hof “sub a” merkinbreuk als de advertentie het de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of de in de advertentie genoemde waren afkomstig zijn van de merkhouder of van een derde.

4. Verkoopaanbiedingen op eBay

Het Hof bevestigt vervolgens, in lijn met Google/France, dat de beheerder van een elektronische marktplaats zelf geen gebruik maakt van een merk als hij het zijn klanten-verkopers mogelijk maakt om verkoopaanbiedingen op zijn website te tonen waarin die merken voorkomen. Of eBay voor die handelwijze aansprakelijk is, moet dan ook niet worden beoordeeld op basis van de merkenrichtlijn, maar op basis van de E-commerce richtlijn (r.o. 104 en 105).

5. Aansprakelijkheid eBay

De volgende, interessantere vraag die in het arrest aan de orde komt is of eBay zich kan beroepen op de uitzondering van aansprakelijkheid voor dienstverleners in de informatiemaatschappij in de zin van artikel 14 van de E-commerce richtlijn. Volgens het Hof kunnen dienstverleners zoals eBay zich daar niet op beroepen, wanneer zij een actieve rol hebben, waardoor zij kennis hebben van of controle hebben over de opgeslagen gegevens. Het Hof preciseert dat daarvan sprake is wanneer de beheerder van een elektronische marktplaats bijstand verleent zoals het bevorderen van verkoopaanbiedingen of het optimaliseren van de wijze waarop die worden getoond, waardoor hij niet meer slechts een neutrale rol heeft (r.o. 116; zie ook r.o. 114 waaruit blijkt dat eBay dit volgens het Hof ook doet). Voor zover de beheerder geen  actieve rol heeft, kan hij zich toch niet op een vrijstelling van aansprakelijkheid beroepen “wanneer hij kennis heeft gehad van feiten of omstandigheden op grond waarvan een behoedzame marktdeelnemer de onwettigheid van de betrokken verkoopaanbiedingen had moeten vaststellen en hij, in geval hij deze kennis had, niet prompt heeft gehandeld overeenkomstig lid 1, sub b. van genoemd artikel 14” (overweging 124).

6. Maatregelen tegen online dienstverleners.

Tot slot overweegt het Hof dat nationale rechters op grond van de E-commerce richtlijn handel niet alleen maatregelen moeten kunnen gelasten tegen beheerders van een elektronische marktplaats om de inbreuk te doen eindigen, maar ook tot het voorkomen van nieuwe inbreuken. Het moet dan gaan om doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende maatregelen die geen belemmeringen voor legitiem handelsverkeer mogen scheppen (r.o. 144). Het Hof noemt als voorbeeld dat de beheerder van een online marktplaats kan worden verplicht om een inbreukmakende verkoper te schorsen, om nieuwe inbreuken van die verkoper op dezelfde merken te voorkomen. Ook zouden rechters beheerders moeten kunnen gelasten om maatregelen te treffen om de identiteit van klanten-verkopers eenvoudiger te kunnen vaststellen. Van de beheerder van een online marktplaats kan echter volgens het Hof niet een algemene, actieve surveillanceplicht worden verlangd (r.o. 139-142).

Op andere blogs:
DomJur
MARQUES / CTLR (L'Oréal v eBay: Bonadio comments)

IEF 9926

Know how, goodwill en publiciteits- en reclamewaarde

Rechtbank Arnhem 29 juni 2011, LJN BR0780 (Stichting Ronde van Nederland en International Cycling Sports ORganisations B.V. tegen Eneco c.s.)

Als randvermelding. Know how, goodwill en publiciteits- en reclamewaarde. Licentiecontract. Stukgelopen samenwerking.

Rechtspraak.nl Geschil met betrekking tot de wielerronde Eneco Tour (Benelux Toer). Hoofdsponsor Eneco heeft in strjid gehandeld met hetgeen haar volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Toe-eigening door Eneco van de in de loop der jaren door de stichting Ronde van Nederland opgebouwde infrastructuur van de ronde van Nederland alsmede de door de stichting opgebouwde kennis, zonder daarvoor een vergoeding aan de stichting te willen betalen. Vraag of Eneco en enkele Belgische vennootschappen als gevolg van een kort gedingvonnis dwangsommen hebben verbeurd wordt ontkennend beantwoord. Volgt verwijzing naar schadestaatprocedure.

4.23.  Aan hetgeen hiervoor onder 4.19 tot en met 4.22 is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, verbindt de rechtbank de gevolgtrekking dat Eneco in strijd heeft gehandeld met hetgeen haar volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Eneco heeft na een jarenlange samenwerking met de stichting in zowel de Ronde van Nederland als daarna in de Benelux Tour in 2008 buiten de stichting en ICSO om een ProTour licentie aangevraagd en verkregen voor het organiseren van een nieuwe editie van de Benelux Tour, waarin de Ronde van Nederland - die door de stichting sinds circa dertig jaar werd georganiseerd - vanaf 2005 was geïntegreerd. Zij heeft vervolgens bij het organiseren van de Benelux Tour 2009 gebruik gemaakt van de met name door de stichting in de loop der jaren opgebouwde infrastructuur van de Ronde van Nederland, bestaande uit relaties en contacten van de stichting, alsmede de door de stichting opgebouwde kennis, waarbij moet worden aangenomen dat deze infrastructuur ook een bepaalde waarde vertegenwoordigt. Eneco heeft voor (het gebruik van) deze infrastructuur geen enkele vergoeding aan de stichting/ICSO willen betalen. Hierbij verdient nog opmerking dat op zichzelf weliswaar juist is de stelling van Eneco, dat voor de stichting en ICSO niets eraan in de weg staat in week 34 van elk kalenderjaar naast de Benelux Tour ook een Ronde van Nederland te organiseren, maar daarmee miskent Eneco dat het voor de stichting en ICSO feitelijk onmogelijk zal zijn een dergelijke ronde te realiseren, als zij niet over de daarbij behorende infrastructuur kan beschikken, nog daargelaten of het reëel is te veronderstellen of aan een dergelijke ronde nog behoefte bestaat naast de Benelux Tour, waarin de oude Ronde van Nederland is geïncorporeerd. Eneco heeft derhalve onrechtmatig gehandeld jegens de stichting en ICSO.

Enkele artikelen van de licentieovereenkomst:

Artikel 1  Eigendom van de licentie
De licentie is voor 50% eigendom van ieder der in deze overeenkomst betrokken partijen.

Artikel 2  Overdraagbaarheid van het eigendom van de licentie
Het eigendom van de licentie is door de partijen, noch geheel, noch gedeeltelijk overdraagbaar zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de wederpartij.

Artikel 3  Ondeelbaarheid 
Het 50% eigendomsrecht van ieder der partijen is op geen enkele wijze deelbaar.

Artikel 4  Gebruik van de licentie
Het gebruik van de licentie wordt exclusief toegestaan aan een V.O.F. die wordt opgericht ten behoeve van de organisatie van het evenement waarvoor de licentie is bedoeld. Deze V.O.F. zal voor 50% eigendom zijn van Octagon CIS die hiertoe een overeenkomst heeft afgesloten met BRRC vzw, en voor 50% eigendom zijn van een door de Stichting Ronde van Nederland op te richten rechtspersoon.

Artikel 5 Verlenging van de licentie
De licentie zoals omschreven in de considerans heeft een geldigheidduur van vier jaren. Partijen zullen na deze periode opnieuw uitsluitend gezamenlijk een licentieaanvraag doen m.b.t. het onderhavige evenement, waarbij deze overeenkomst voor de periode waarvoor de nieuwe licentie wordt verleend zal worden verlengd.

Artikel 6  Bijzondere bepaling bij beëindiging van de overeenkomst
Indien Octagon CIS haar activiteiten binnen de V.O.F. staakt, of BRRC vzw deze overeenkomst wil beëindigen vervalt het eigendomsrecht op haar deel van de licentie aan de KBWB (Koninklijke Belgische Wielrijdersbond …).

IEF 9922

Ik zet in op een privaat systeem

Staatssecretaris Bleeker (EL&I) informeert de Tweede Kamer over de uitvoering van de motie over streekproducten van Jacobi en Braakhuis (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 XIII, nr. 80) en de motie van Koopmans en Wiegman-van Meppelen Scheppink (Kamerstukken II 2010/11, 32 500 XIII, nr. 99).

Over streekproducten, geografische indicaties en beschermde oorsprongbenamingen van en keurmekren voor landbouwproducten en levensmiddelen.

Partijen hebben aangegeven dat er, met name bij de vermarkting van streekproducten, behoefte is aan duidelijkheid over het begrip ‘streekproducten’. Dit is vooral van belang om eerlijk te kunnen communiceren aan consumenten. Tegelijkertijd is er bij private partijen behoefte aan ruimte voor een eigen invulling van het begrip streekproducten. Deze behoefte bevestigt dat dit een onderwerp is dat zich ervoor leent om vanuit de sector te worden opgepakt.

Ik zet in op een privaat systeem omdat regulering van overheidswege zou botsen met het Europese systeem voor de bescherming van landbouwproducten en levensmiddelen die hun kenmerken of faam ontlenen aan hun herkomst. Dergelijke producten kunnen op Europees niveau worden geregistreerd als beschermde geografische aanduiding of beschermde oorsprongsbenaming. Voor niet-streekgebonden, ambachtelijke producten kan via de Europese regelgeving inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten bescherming worden verkregen.

Voor producenten van streekproducten blijkt de informatievoorziening over de verschillende mogelijkheden van bescherming van streekproducten en de meerwaarde daarvan versnipperd en onoverzichtelijk. Om de informatievoorziening beter te stroomlijnen zien de producentenorganisaties meerwaarde in een loketfunctie (‘het streekproductenloket’). Vanuit een transparant en toegankelijk loket kan informatie worden verstrekt aan bestaande en nieuwe producenten over de bescherming van streekproducten. Daarnaast kan het loket een rol spelen in de borging van de kennisuitwisseling tussen de verschillende stakeholders.

Het loket moet een objectief overzicht geven van de verschillende keurmerken die in de markt bestaan voor streekproducten en de beschermingsniveaus die zij bieden. Zowel bestaande keurmerkgebruikers als potentiële keurmerkgebruikers blijken behoefte te hebben aan informatie over de bestaande mogelijkheden voor
bescherming.

Het loket verschaft informatie over het privaatrechtelijke systeem van SPN, het Europese systeem voor beschermde geografische aanduidingen, beschermde oorsprongsbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en regionale en andere keurmerken voor streekproducten. De informatievoorziening van het loket heeft als doel zowel producenten van gegarandeerde streekproducten als van overige streekproducten te helpen hun weg in de keten beter te vinden. Producenten van streekproducten kunnen met hun vragen bij het streekproductenloket terecht. Het loket biedt informatie over en brengt belanghebbenden in contact met bestaande keurmerken en -initiatieven die bij het loket
bekend zijn.