Overige  

IEF 7331

Op een buitensporig hoog niveau

HvJ EG, 27 november 2008, conclusie A-G Mengozzi in zaak C-425/07 P AEPI (Elliniki Etaireia pros Prostasian tis Pnevmatikis Idioktisias AE) tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Mededinging. Auteursrecht. Auteursrechtenorganisaties. Afwijzing van klacht door Commissie wegens gebrek aan communautair belang.

Het Griekse AEPI, belast met het gezamenlijk beheer van auteursrechten op muziek, heeft bij de Commissie een klacht ingediend tegen de Helleense Republiek en tegen drie Griekse organisaties voor het gezamenlijk beheer van de naburige rechten van zangers, musici en producenten van geluids- en/of beelddragers. In deze klacht heeft AEPI aangevoerd dat deze organisaties de artikelen 81 EG en 82 EG hadden geschonden door de vergoeding voor de naburige rechten op een buitensporig hoog niveau, tot 5 % van de bruto-inkomsten van de Griekse radio- en televisiestations, vast te stellen, en dat de Helleense Republiek artikel 81 EG had geschonden door hun de mogelijkheid te bieden dienaangaande overeenkomsten te sluiten en deel te nemen aan onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Doordat de ondernemingen die muziekwerken gebruiken, buitensporige lasten dienen te dragen, hebben zij de auteursrechten die AEPI van hen wilde innen, niet kunnen betalen.

A-G Mendozzi stelt voor het arrest van het GvEA te vernietigen en de beschikking van de Commissie waarin de klacht van AEPPi wordt afgewezen nietig te verklaren.

“74. Ook al zouden de gevolgen van de gelaakte inbreuk op het grondgebied van andere lidstaten – zoals de Commissie in haar verweerschrift in eerste aanleg heeft gesteld – miniem zijn, waarvan overigens mijn inziens niet kan worden uitgegaan op basis van het loutere feit dat de organisaties waartegen rekwirantes klacht is gericht, slechts bevoegd zijn in Griekenland, zou dit niets afdoen aan het feit dat bovengenoemde vaststelling kennelijk onjuist is en dus, om de hierboven in de punten 63 tot en met 66 uiteengezette redenen, aan de onwettigheid van de litigieuze beschikking.”

Lees de conclusie hier.

IEF 7312

De teksten van incasso-overeenkomsten

Hoge Raad, 21 november 2008, LJN: BF5284, Juresta Nederland B.V. tegen Advex Financiële Diensten B.V. c.s.  (met conclusie A-G Verkade)

81 RO-arrest. Oorspronkelijk auteursrechtelijk geschil. Onrechtmatige daad. Schadeplichtigheid na betekening van vonnis dat later werd vernietigd; eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW; schadeberekening; gebruik deskundigenrapport waarop partijen niet tussentijds hebben kunnen reageren; passeren bewijsaanbod. Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling en verwerpt het beroep (81 RO). 
 
In deze zaak gaat het om de vraag of Juresta jegens Advex c.s. aansprakelijk is voor de schade die Advex c.s. vanaf 9 januari 1998 stellen te hebben geleden als gevolg van de betekening van het later vernietigde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 en zo ja, tot welk bedrag.

Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 is Advex c.s., op straffe van het verbeuren van een dwangsom, op auteursrechtelijke gronden verboden de (teksten van) incasso-overeenkomst(en) van Juresta geheel of gedeeltelijk in gewijzigde vorm bewerkt en/of nagebootst te verveelvoudigen of openbaar te maken. Na betekening van het vonnis door Juresta op 9 januari 1998 hebben Advex c.s. zich onthouden van het gebruik van de door hen gehanteerde incasso-overeenkomst en algemene voorwaarden. Nadien is het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 in hoger beroep vernietigd bij arrest van het hof Amsterdam van 20 mei 1999.

De rechtbank heeft - in hoger beroep en in cassatie niet bestreden - geoordeeld dat met de executie van het in hoger beroep vernietigde vonnis de onrechtmatigheid en schadeplichtigheid van Juresta jegens Advex c.s. vaststaat. De omvang van de schade is vervolgens onderwerp van geschil geworden. Na een door de rechtbank bevolen deskundigenbericht is Juresta veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Advex c.s. Het hof heeft de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.

Lees het arrest hier.

IEF 7310

Het oogmerk om materieel voordeel te behalen

Het Juridisch LoketGerechtshof ’s-Gravenhage, 18 november 2008, zaaknr. 105.007.416/01, Stichting Paralegal Expertise & Management tegen Stichting het Juridisch loket (met dank aan Eva Veldhoen en & Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad. De handelsnaamrechtelijke vordering van eiser Het Juridisch Loket (HJL) m.b.t. de domeinaam www.juridischloket.info van gedaagde Paralegal wordt afgewezen, omdat HJL, als stichting die diensten om niet verricht, geen onderneming in de zin van de Hnw is Het vangnet van de onrechtmatige daad vangt eiser echter op: Het hof oordeelt dat de vordering van eiser in eerste instantie toch wel terecht is toegewezen, “wat er zij van de motivering van haar [Rechtbank Rotterdam] beslissing”.  Geen 1019h proceskosten, aangezien de vordering slechts toewijsbaar is op grond van onrechtmatige daad.

Handelsnaamrecht: "15. Het hof overweegt as volgt. HJL is een stichting die ingevolge artikel 2 van haar statuten tot doel heeft het realiseren van een effectieve en efficiënte toegang tot een kwalitatief goed stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat doel tracht zij te bereiken door binnen Nederland juridische loketten op te richten en in stand te houden. De juridische loketten verlenen hun diensten om niet. Naar HJL niet betwist, wordt zij volledig gesubsidieerd door de overheid. Zij heeft dus zelf geen inkomsten. Dat haar klanten - gesteld noch gebleken is dat zij leden heeft - kosten besparen in die zin dat deze klanten, indien zij zich in plaats van tot een juridisch loket tot een advocaat of andere, op commerciële basis werkende juridische  dienstverlener wenden, daarvoor zouden moeten betalen, brengt niet mee dat het oogmerk om materieel voordeel te behalen aanwezig is. Naar her voorlopige oordeel van het hof moet het arrest van de Hoge Raad aldus worden uitgelegd dat het oogmerk om materieel voordeel te behalen bij de onderneming zelf aanwezig moet zijn. Dat oogmerk moet immers in georganiseerd verband aanwezig zijn, dat wil zeggen binnen de organisatie van de onderneming. 

Nu HJL haar diensten om niet verleent kan zij naar liet voorlopige oordeel van liet hof ook niet als concurrent van commerciële juridische dienstverleners worden aangemerkt. Rechtzoekenden die nier voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kom en zullen zich (noodgedwongen) moeten wenden tot een commerciële dienstverlener. Mindervermogenden, die wel voor gefinancierde rechtshulp in  aanmerking komen. Zullen, naar aangenomen moet worden, steeds - in eerste instantie: HJL kan ook doorverwijzen - kiezen voor HJL. HJL beroept zich nog op het arrest van dit hof van 22 november 2001, BIE 2003, 33, maar het hof kan daarom geen steun voor haar standpunt vinden. In dat geval ging het anders dan in het geval van HJL, om een stichting die zich bezighield met het verrichten van diensten tegen betaling  en bestond een aantal soortgelijke organisaties. waarmee die stichting concurreerde. Naar het voorlopige oordeel van het hof kan HJL dus niet worden aangemerkt als een onderneming in de zin van de handelsnaamwet.”

16. Het voorgaande brengt mee dat aan HJL geen bescherming toekomt op grond van de Hnw. (…)”

Onrechtmatige daad: "20. In aanmerking genomen dat de handels- en domeinnaam van Paralegal – (www.)juridischloket.info – slechts in geringe mate afwijkt van de naam van HJL en dat Paralegal en HJL zich beide bezighouden met het geven van juridisch advies, is het hof voorshands van oordeel dat voor het publiek wel degelijk gevaar voor verwarring tussen HJL en Paralegal is te duchten. Dat ook daadwerkelijk verwarring is ontstaan,  blijkt uit de omstandigheid dat Paralegal, naar zij zelf stelt, wel eens 'verkeerde bezoekers' krijgt. Dat Paralegal haar diensten tegen betaling verricht en HJL gratis,  is niet relevant voor de beoordeling of er verwarring(sgevaar) bestaat. Indien een rechtzoekende zich tot Paralegal wendt in de veronderstelling dat hij van doen heeft met HJL, zal hij eveneens -evenwel ten onrechte - veronderstellen dat de diensten van Paralegal gratis worden verleend. Hieruit volgt naar het voorlopig oordeel van liet hof tevens dat voldoende aannemelijk is dat HJL door de handelwijze van Paralegal schade - naar zij stelt: verlies van exclusiviteit van de naam en reputatieschade – lijdt.

21. In het licht van het voorgaande is het hof voorshands van oordeel dat het gebruik door Paralegal van de handels- en domeinnaam (www. ) juridischloket.info onzorgvuldig is jegens (aanvankelijk: de oprichters van) HJL. De voorzieningenrechter heeft de vordering dan ook terecht toegewezen, wat er zij van de motivering van haar beslissing."

Lees het arrest hier. Arrest in incident hier. Vonnis vzr. Rb Rotterdam hier.

IEF 7300

In topvorm

Rechtbank Middelburg, 5 november 2008, LJN: BG4605, Dacotherm B.V. tegen Topvorm Prefab B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Ex-medewerkers, bedrijfsgeheimen en handelsnamen.

 “2.9. Vijf medewerkers van Dacotherm hebben in of rond september 2006 ontslag genomen; zij zijn vervolgens aan de slag gegaan bij Topvorm. Later – in december 2006 en in januari en februari 2007 – zijn nog 4 mensen bij Dacotherm uit dienst getreden en naar Topvorm c.s. overgegaan. '(…) 2.10. Dacotherm heeft op enig moment (ook) de handelsnaam “Prefab daken in Topvorm” geregistreerd. Het bij die handelsnaam behorend logo bevat een dakvorm. Het logo van Topvorm c.s. bevat eveneens een dakvorm.

(…) 3.1 Voor de vorderingen betreffende de handelsnaam en het logo is allereerst van belang te beoordelen of de naam/aanduiding “Topvorm” al voordat Topvorm c.s. deze (begin oktober 2006) als handelsnaam zijn gaan gebruiken, door Dacotherm (rechtmatig) als handelsnaam werd gevoerd. Dacotherm stelt dat dat zo is. Zij legt daartoe reclame-uitingen van zichzelf over. Uit die stukken blijkt dat Dacotherm (in elk geval) vanaf december 2005 gebruik maakt van de aanduiding “Prefab daken in Topvorm”. In alle naar buiten gerichte uitingen die Dacotherm overlegt wordt die aanduiding gecombineerd met de naam Linex Prefab (een andere door Dacotherm gehanteerde naam) en het bij die naam behorende logo. Het logo van een dakvorm met daarin foto’s van daken wordt niet bij elke uiting waarin de woorden “Prefab daken in Topvorm” voorkomen, gebruikt. De combinatie van die woorden met de naam Linex doet vermoeden dat Linex de handelsnaam is en “Prefab daken in Topvorm” een slogan. Dat vermoeden wordt bevestigd door de omstandigheid dat Linex wel, en “Prefab daken in Topvorm” in de tijd waaruit de overgelegde stukken dateren niet als handelsnaam was geregistreerd; die registratie vond (naar Topvorm onbetwist heeft gesteld) pas plaats nadat Topvorm haar naam had doen registreren. Uit het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat tot in oktober 2006 er geen sprake was van gebruik door Dacotherm van de aanduiding “Prefab daken in Topvorm” als handelsnaam. Topvorm c.s. hebben in hun keuze van een handelsnaam dan ook niet in strijd met de Handelsnaamwet gehandeld

4.3.2. Waar Dacotherm zich ten aanzien van de naam (en het logo) (ook) beroept op auteursrecht, stelt de rechtbank vast dat zij die stelling niet onderbouwt. Op geen enkele wijze wordt aangegeven dat en op welke gronden de naam en het logo “een werk” betreffen in de zin van de Auteurswet waarvan Dacotherm de maker of de rechtverkrijgende van een maker is.

4.3.3. Blijft over de vraag of Topvorm c.s. met hun naam en logo zodanig aanhaken bij de door Dacotherm met behulp van haar slogan en logo verworven marktpositie, dat zij daarmee oneerlijke mededinging bedrijven. Maatstaf bij deze beoordeling is of door het gebruik van de naam en het logo verwarring bij het publiek is te duchten. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake. De slogan van Dacotherm wordt steeds gebruikt in combinatie met de naam en het logo van Linex. Daarbij is van belang dat het door Dacotherm genoemde logo dat hoort bij die slogan (een dak met daarin foto’s van daken) niet altijd bij de weergave van de slogan wordt afgedrukt. Bovendien verschilt het bedoelde logo van het door Topvorm c.s. gebruikte in uiterlijk (dat van Topvorm c.s. is dicht en eenkleurig) en in plaatsing ten opzichte van de woorden (bij Dacotherm staat het dak los van de slogan, bij Topvorm is de naam over de dakvorm heen gedrukt). Al met al oordeelt de rechtbank dan geen gevaar voor verwarring is te duchten en dat er dus geen grond is om de door Dacotherm met betrekking tot de handelsnaam en het logo geformuleerde vorderingen toe te wijzen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7285

Thuis, bezorgd

Thuisbezorgd.nlRechtbank Utrecht, 12 november 2008, LJN: BG4155, Thuisbezorgd.nl B.V. tegen Tjokkie E-Marketing B.V. i.o.

Eerst even voor jezelf lezen. Domeinnamen, Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Onrechtmatige daad. Vervolg op Gerechtshof Amsterdam, 15 januari 2008, Thuisbezorgd.nl tegen Jolidé V.O.F. c.s, IEF 5552. (Dreigend) gebruik domeinnaam als handelsnaam. Gebruiksverbod o.g.v. onrechtmatige daad.  Proceskostenveroordeling in kort geding kan niet in de bodemzaak betrokken worden. Eiser Thuisbezorgd.nl wordt in de gelegenheid gesteld om  zich bij akte over de (hoogte van) proceskostenveroordeling i.c. uit het te laten.

Handelsnaamrecht: 7.14 In de onderhavige zaak doet zich niet de situatie voor dat een zuiver beschrijvend woord als handelsnaam gebruikt wordt. De handelsnaam van Tb is samengesteld uit het woorden thuis gevolgd door een vervoeging van het woord bezorgen. Dit zijn weliswaar gewone Nederlandse woorden maar door de combinatie van deze woorden met het achtervoegsel “.nl” is een niet zuiver beschrijvend woord ontstaan voor de door Tb aangeboden diensten, te weten het via online bemiddeling thuis (laten) bezorgen van maaltijden. In zoverre is er hier een andere situatie dan bij het gebruik van de naam Camping Holidays voor kampeervakanties of hypotheekofferte.nl voor het online aanbieden van hypotheekoffertes. Anders dan gedaagde partij heeft aangevoerd is hier derhalve geen sprake van monopolisering door Tb van een louter beschrijvende aanduiding.

(…) Het mag zo zijn dat gedaagde partij ingevolge het arrest van het hof van het gebruik van de aanduiding thuisbezorgen.nl heeft gestaakt, uit het feit dat zij geweigerd heeft aan Tb toe te zeggen dat het gebruik van de website thuisbezorgen.nl niet alsnog zal worden hervat voor activiteiten en diensten gelijk aan of overeenstemmend met die van Tb volgt dat er in ieder geval sprake is van een dreigend gebruik van de handelsnaam thuisbezorgen.nl. door gedaagde partij. Dit rechtvaardigt al een verbod op ieder gebruik van de handelsnaam thuisbezorgen.nl door gedaagde partij.”

Onrechtmatige daad: 7:16. (…) Het enkele feit dat er sprake is van verwarring en van verwarringsgevaar met de handelsnaam van Tb, leidt al tot de conclusie dat het gebruik van de domeinnaam thuisbezorgen.nl of enig ander daarmee overeenstemmend teken onrechtmatig is jegens Tb.

7.17.  Tb vraagt een verbod op het gebruik van de domein- en handelsnaam voor zover gebruikt met betrekking tot activiteiten en/of diensten (soort)gelijk aan of overeenstemmend met die van Tb of waarvoor (een van) de merken van Tb is ingeschreven. Gelet op de zeer ruime omschrijving van de categorieën waarvoor de merken van Tb zijn ingeschreven, zal dit bevel beperkt worden tot activiteiten en/of diensten gelijk aan of overeenstemmend met die van Tb. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt genoegzaam welke diensten of activiteiten dat zijn.”

Lees het vonnis hier

IEF 7284

Dit specifieke, enigszins a-typische geval

CrocsVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 november 2008, KG ZA 08-1296, Crocs Inc. c.s. tegen X Holding B.V.

Crocs-zaak. Merkenrecht. Modellenrecht. Auteursrecht. Geen spoedeisend belang. Uit strafzaak tegen gedaagde kan niet worden afgeleid dat gedaagde ‘thans nog steeds het vermeend inbreukmakend schoeisel vermarkt’. Ook weigering om onthoudingsverklaring te ondertekenen levert in dit geval geen spoedeisend belang op. Proceskosten zijn voor eiser Crocs: €5.779,75.

“4.5. Zij [eiser] stelt dat het haar pas tijdens de strafzitting van 22 juli 2008 jegens bedoelde derde duidelijk is geworden dat X (of een van diens vennootschappen) door het leveren van vermeend inbreukmakend schoeisel aan deze derde nog steeds inbreuk op haar auteurs- en Gemeenschapsmodelrechten maakt. De voorzieningenrechter kan Crocs niet in haar stelling volgen. Onbetwist staat vast dat het proces-verbaal in het strafrechtelijke onderzoek jegens meerbedoelde derde op 30 november 2007 is gesloten, zodat de strafzaak slechts betrekking heeft op feiten van voor die datum en daaraan derhalve niet de conclusie kan worden verbonden dat X (of een van diens vennootschappen) thans nog steeds het vermeend inbreukmakend schoeisel vermarkt. Bovendien stelt Crocs dat deze verdachte ter zitting zou hebben gesteld dat X hem zou hebben beleverd, welke uiting van deze verdachte in een strafzaak door X ter zitting in de onderhavige procedure uitdrukkelijk is betwist.

Bij gebreke van verdere concrete aanwijzingen wordt voorshands niet aannemelijk geacht dat X (of een van diens vennootschappen) deze derde voorafgaand aan november 2007 zou hebben beleverd. Daarenboven is het gelet op de verklaring van X tijdens de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak, welke verklaring door Crocs niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist, voldoende aannemelijk dat X en de door hem gecontroleerde vennootschappen op zijn laatst na de inbeslagname door de FIOD-ECD op 25 februari 2008 zijn gestopt met de vermeende inbreuk op de auteurs- en Gemeenschapsmodelrechten van Crocs en is er geen enkele andere concrete aanwijzing aannemelijk gemaakt dat verdere inbreuk dreigt.

4.6. De enkele weigering door de Holding om de door Crocs voorgelegde onthoudingsverklaring te ondertekenen – die naar de stellingen van X allerlei ‘wurgbepalingen’ bevat, terwijl bovendien als onbetwist gesteld aannemelijk is dat de Holding geen andere activiteiten ontplooit dan het houden van aandelen en derhalve geen inbreuk kan plegen – is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden van dit specifieke, enigszins a-typische geval onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen bij de gevraagde voorlopige voorzieningen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7276

Omzeilen

ANP NovumRechtbank Amsterdam, 12 november 2008, HA ZA 04-3620, B.V. Algemeen Nederlands Persbureau ANP tegen Novum Nederlands Nieuws B.V. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Eerst even voor jezelf lezen. Vonnis  in de langlopende zaak tussen ANP en Novum (zie IEF 698). De vorderingen worden toegewezen op basis van ongeoorloofde mededinging.

“4.15. Novum B.V. heeft een deel van haar nieuwsgaring en nieuwsvoorziening gebaseerd op werk dat door inspanningen van het ANP, haar directe concurrent, tot stand was gekomen en (nog) niet publiekelijk toegankelijk was. Dit terwijl Novum B.V. wist dat ANP haar geen toegang tot die gegevens had gegeven. Novum B.V. heeft met gebruikmaking van niet aan haar toegekende inloggegevens technische beschermingsmaatregelen omzeild en is zodoende opzettelijk en wederrechtelijk binnengedrongen in de ARTOS-Nieuwsserver. Het op deze wijze profiteren van de inspanningen van een ander bedijf is een vorm van ongeoorloofde mededinging en onrechtmatig wegens handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7262

Maar niet voor stukken kaas

Cheez'PucksRechtbank ’s-Gravenhage, 11 november 2008, KG ZA 08-880, Arla Foods Amba tegen Th. Vergeer en Zonen B.V. 

Merkenrecht. Kaasmerk Puck tegen kaasmerk Cheez’Puck. Element Cheez is beschrijvend voor kaas, "tekenelementenpucks of Pu(c)k zijn beschrijvend voor ijshockeypucks, maar niet voor stukken kaas”. Overeenstemmende tekens, gevaar voor (minstgenomen indirecte) verwarring is aannemelijk: (impliciet pan-Europees?) inbreukverbod en overdracht domeinnaam. Rechtbank benadrukt nog eens dat “voor de beoordeling van potentieel verwarringsgevaar "sub b" een min of meer abstracte benadering is vereist en geen concreet opgetreden verwarring (of het gevaar daarvoor) behoeft te worden aangetoond.” Onrechtmatige daad en inbreuk handelsnaamrecht kunnen niet tot meeromvattend inbreukverbod leiden en blijven derhalve buiten beschouwing.

Nevenvorderingen niet toewijsbaar afgewezen onder verwijzing naar HR in Bax/Weijers (spoedeisend belang nevenvorderingen). Poceskosten: “Arla's stelling dat de indicatietarieven "op niets" zouden zijn gebaseerd en "een slag in de lucht" zouden betreffen, wordt gepasseerd.” €15.339,44. Afbeeldingen in het vonnis. 

Eiser Arla hanteert haar PUCK-(gemeenschaps)merken “voor een vooral in de Arabische wereld en onder inwoners van Europa met wortels in de Arabische wereld populaire geitenkaas- en roomkaasvariant. Dergelijke kaas is (ook) in Nederland, Duitsland en Denemarken op de markt en er wordt op Arabischtalige satelliettelevisiezenders met bereik in Europa zoals Al Jazeera reclame voor gemaakt.” Gedaagde Vergeer brengt een kaasproduct op de markt bestemd voor kinderen in Nederland en ook in Duitsland en Hongarije. Zij hanteert daarvoor het teken Cheez'Pucks en hanteert in haar marketinguitingen rondom dit kaasproduct een character (of mascotte, zoals haar advocaten dit betitelen) Puk of Puck.

Merkenrecht: “4.4. PUCK en Cheez'pucks zijn naar voorlopig oordeel overeenstemmende tekens ten opzichte van het Gemeenschapswoordmerk PUCK, waardoor gevaar voor (indirecte) verwarring kan ontstaan bij het in aanmerking te nemen publiek. (…)

4.5. Arla heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat het teken Cheez' in het verkeer gehanteerd wordt in samenstellingen als een gebruikelijke en louter beschrijvende aanduiding voor kaassmaak of kaasproduct. Dat is zo in de door haar overgelegde afbeeldingen van verpakkingen van CheezWhiz (kaassaus of kaasspray voor topping), Cheez-it of Cheez - it van Frico (reepjes kaas in een pakje) en Cheez-doodles (maiszoutjes met kaassmaak). Het element Cheez' betreft een verbastering of fonetische weergave van het Engelse woord cheese.

4.6. Voor bedoelde globale beoordeling betekent dit dat het element "pucks" uit de samenstelling Cheez'pucks het dominerende en onderscheidende bestanddeel is (waaraan meer gewicht toekomt bij de overeenstemmingsvraag, nu die immers in het totaalbeeld meer opvallen) – en bij de tekens Puk en Puck, voor zover gebruikt ter onderscheiding van de betrokken waar, is dit sowieso het enige te vergelijken element. Bovendien geldt dat een hoge mate van overeenstemming van de betrokken waren (in dit geval: (geiten)kaas en (Goudse kinder)kaas, allebei kaas derhalve) volgens vaste rechtspraak een geringere mate van overeenstemming tussen merk en tekens – zo daar hier al sprake van zou zijn – kan compenseren. Dit alles bij elkaar genomen betekent naar voorlopig oordeel dat de verschillen Cheez', respectievelijk de toevoeging van een meervoudsletter 's' in het tekenelement pucks uit de samenstelling Cheez'pucks, respectievelijk weglating van de letter 'c' in het teken Puk, niet maken dat geen sprake is van in ieder geval auditieve en visuele overeenstemming. Wellicht is dat voor wat de samenstelling Cheez'pucks betreft in mindere mate het geval, maar merkenrechtelijk is dat is voorshands niet relevant te achten. Dat de klank van "pu(c)k" in het Arabisch als "boek" zou klinken, zoals Vergeer onweersproken heeft aangevoerd, maakt dit niet anders, omdat Arabisch in de Europese Unie geen doorgaans begrepen taal is. Evenmin valt in te zien wat dit aan overeenstemming zou afdoen. Mogelijk is tevens sprake van begripsmatige overeenstemming als puck opgevat zou kunnen worden als synoniem voor schijf – maar Arla bestrijdt juist dat dit teken(element) als zodanig kan worden opgevat, zoals Vergeer wel aanvoert. Enkel auditieve gelijkenis kan overigens al voldoende zijn voor verwarringsgevaar. Dat het teken Cheez'pucks louter beschrijvend zou worden gebruikt, zoals Vergeer aanvoert, wordt voorshands niet gevolgd. Tekenelementen pucks of Pu(c)k zijn beschrijvend voor ijshockeypucks, maar niet voor stukken kaas.”

Verwarringsgevaar: “4.7. Tevens wordt voorlopig geoordeeld dat sprake is van minstgenomen indirect verwarringsgevaar in de in 4.4. bedoelde zin. In de eerste plaats is daarbij relevant dat Arla zich in deze zaak beroept op Gemeenschapsmerken die korter dan 5 jaar geleden zijn ingeschreven, zodat deze überhaupt nog niet eens als merk gebruikt behoeven te worden (art. 15(1) GMVo), zoals Arla terecht naar voren heeft gebracht. Dat geen sprake zou zijn van verwarringsgevaar, omdat Arla haar merk zou gebruiken voor geitenkaas bestemd voor de Arabische markt en Vergeer zich met haar teken en character richt op de Nederlandse (kinder) kaasmarkt, wordt – wat daar verder gelet op art. 15(1) GMVo ook van zij – voorshands niet gevolgd. Nog daargelaten dat Arla onvoldoende steekhoudend weersproken ter zitting heeft gesteld dat zij haar van de Puck-merken voorziene kaas ook in Europa te koop aanbiedt, zodat voorshands niet aannemelijk is dat sprake is van een louter "exportmerk" (overigens een krachtens art. 15(2)(b) GMVo als normaal gebruik als merk aangemerkte handeling), miskent die stelling dat voor de beoordeling van potentieel verwarringsgevaar "sub b" een min of meer abstracte benadering is vereist en geen concreet opgetreden verwarring (of het gevaar daarvoor) behoeft te worden aangetoond.

4.8. Op grond van het vorenoverwogene is een merkinbreukverbod gebaseerd op het Gemeenschapswoordmerk versterkt met een voor matiging vatbare dwangsom toewijsbaar, evenwel als in het dictum verwoord. Beoordeling op grond van de gecombineerde Gemeenschapswoord/ beeldmerken kan bij die stand van zaken achterwege blijven.”

Domeinnaam: “4.9. Arla heeft onweersproken en onderbouwd gesteld dat Vergeer het teken cheezpucks in haar domeinnaam waarachter de website www.cheezpucks.nl wordt gedreven, gebruikt als merk, namelijk mede ter onderscheiding van de producten die op de door de domeinnaam verkregen website worden aangeboden, omdat er een direct verband is tussen die domeinnaam en de producten die worden aangeboden (bijvoorbeeld in de banner "cheez'pucks. hèt kaasje voor coole kids" op de openingspagina). Zodoende valt ook het hanteren van deze domeinnaam onder het toe te wijzen merkinbreukverbod en kan de gevorderde medewerking aan overdracht van bedoelde domeinnaam daarop worden gebaseerd. Ter voorkoming van executiegeschillen zal Vergeer bij wijze van nadere ordemaatregel enige tijd gegund worden om tot aanpassingen te komen, waaronder het "uit de lucht" halen en overdragen van haar website aan Arla.”

Nevenvorderingen: “4.12. De nevenvorderingen zullen worden afgewezen. Gegeven de betwisting van bedoeld spoedeisend belang bij elke afzonderlijke nevenvordering heeft Arla onvoldoende aannemelijk weten te maken dat zo'n belang aanwezig is. Haar stelling dat de proceseconomie ermee gebaat zou zijn thans al in het kader van deze voorlopige beoordeling inzicht te krijgen in afnemers of toeleveranciers om verdere inbreuk te stoppen en in staat te zijn zonder verdere procedure buiten rechte haar schade te kunnen begroten teneinde vervolgens eventueel in der minne tot een regeling daaromtrent te komen met Vergeer, wordt niet voldoende geacht.

4.13. Dat wordt niet anders in het licht van HR 15 juni 2007, NJ 2008/153 (Bax/Weijers), waarin een nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten aan de orde was. Daarin heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat indien een hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beslist, de proceseconomie ermee gebaat is, dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als die ter zake van buitengerechtelijke kosten kan worden beslist. Indien die vordering niet of onvoldoende wordt betwist en de hoofdvordering voldoende spoedeisend is, mag volgens dit arrest in beginsel worden aangenomen dat ook toewijzing van de nevenvordering uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Allereerst is in de onderhavige zaak wel sprake van betwisting van het spoedeisend belang bij de nevenvorderingen. In de tweede plaats kan een dergelijke proceseconomische overweging naar voorlopig oordeel (zoals ook onlangs in Vzr Rb 's-Gravenhage 7 oktober 2008, IEPT 20081007 (BMW/Inter-Tyre Holland) is uitgemaakt, niet leiden tot toewijzing van zeer ingrijpende nevenvorderingen als in deze procedure door Arla gevorderd nu het gestelde spoedeisende belang daartoe onvoldoende aannemelijk wordt geacht. In dat licht zij erop gewezen dat dit type nevenvorderingen in de systematiek van de Handhavingsrichtlijn (die terug gaat op de systematiek van Deel III van TRIPs Verdrag) bedoeld lijkt te zijn als definitieve maatregelen nadat een inbreuk (in of tijdens een bodemprocedure) is vastgesteld (artt. 8 en 10) en naar voorlopig oordeel moeilijk is te begrijpen onder de voorlopige en conservatoire maatregelen uit art. 9 van deze richtlijn (dat teruggaat op art. 50 TRIPs).

Proceskosten: “4.15. Voor vonnissen gewezen na 1 augustus 2008 dient voor de hoogte van de proceskosten in het geval van betwisting aansluiting te worden gezocht bij de per die datum in werking getreden genoemde regeling Indicatietarieven in IE-zaken, te vinden op www.rechtspraak.nl. Het door Arla opgevoerde bedrag is beduidend hoger dan het daarin vermelde indicatietarief voor een eenvoudig kort geding, evenwel maar enigszins hoger dan het indicatietarief voor een niet-eenvoudig kort geding. Gelet tevens op de hoogte van de door Vergeer zelf verantwoorde kosten ter onderbouwing van haar aanspraak uit hoofde van art. 1019h Rv ter hoogte van € 10.117,- (ook belangrijk hoger dan het indicatietarief voor een eenvoudig kort geding), maakt dat termen bestaan om aan te nemen dat het hogere indicatietarief van € 15.000,- te dezen als uitgangspunt kan worden genomen. De door Arla in rekening gebrachte kosten die daarboven uitkomen zijn in deze omstandigheden, behoudens steekhoudende nadere motivering, die ontbreekt, in beginsel niet aan te merken als redelijk en evenredig in de zin van art. 1019h Rv. Arla's stelling dat de indicatietarieven "op niets" zouden zijn gebaseerd en "een slag in de lucht" zouden betreffen, wordt gepasseerd onder verwijzing naar de betreffende regeling die blijkens de tekst ervan is vastgesteld door het LOVC na voorbereiding in een werkgroep ingesteld door het LOVC en totstandkoming in samenspraak met de NOvA. Zodoende wordt de proceskostenveroordeling vastgesteld op € 15.000,-, vermeerderd met € 254,- aan vast recht en € 85,44 aan explootkosten, derhalve op € 15.339,44.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7251

Voor vrijheid en democratie

Rechtbank Rotterdam, 15 oktober 2008, LJN: BG2551,Volkspartij Voor Vrijheid En Democratie  Perfect Direct Mail B.V.

Automatiseringsgeschil met onbevredigend en onuitgewerkt auteursrecht-componentje. Geldige contractsovername? Wie is de wederpartij van de VVD m.b.t. het VVD.net project? Schadevergoeding m.b.t. (auteurs)rechten op software?

Partijen: “t.a.v. schade door het ontbreken van auteursrechten: Perfect Database zou de auteursrechten hebben verkregen indien T-Systems het project VVD.net naar behoren had afgerond. Nu dit niet is gebeurd, loopt Perfect Database de opbrengsten mis die zij hiermee had kunnen realiseren. Zij begroot deze op  E30.000,--“

“i)  Perfect Database haalt know how en intellectuele eigendomsrechten door elkaar. De know how van het project zit bij de werknemers van Perfect Database die het project hebben uitgevoerd, zodat Perfect Database dit niet is misgelopen.
(ii)  T-Systems betwist de hoogte van de schade en doet een beroep op eigen schuld.”

Rechtbank: “ De vordering tot vergoeding van niet verkregen auteursrechten en de vordering tot vergoeding van reputatieschade zal worden afgewezen, nu deze schadeposten onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7250

Nog steeds (ook) een algemeen gebruikelijke term

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 maart 2008 LJN: BC7358, Startpagina B.V. tegen geïntimeerde.
 
En nog een vers gepubliceerd Bossche uitspraak, nu een uit maart 2008. Domeinnamen. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Startpagina is beschrijvend; nieuwe inhoud geven is nog geen ingeburgeren.  “Ook indien Startpagina BV erin is geslaagd de term een nieuwe inhoud te geven, is het nog steeds (ook) een algemeen gebruikelijke term in het internetverkeer, dat wil zeggen een term die duidt op een openingspagina of openingsscherm”.

Het woordmerk STARTPAGINA.NL is allereerst niet identiek aan de domeinnaam startpagina.tv en/of de tekens met die aanduiding zoals hiervoor afgebeeld nu dit woordmerk de toevoeging .nl heeft en de gewraakte tekens de toevoeging .tv. De vraag is vervolgens of sprake is tekens die met het woordmerk overeenstemmen. Het gaat hierbij om de auditieve, visuele of begripsmatige gelijkenis tussen beide. Door partijen is uitvoerig gediscussieerd over de betekenis die in dit verband aan het - overeenkomende - hoofdbestanddeel STARTPAGINA gegeven dient te worden.

Daarbij komt het standpunt van Startpagina BV er goedbeschouwd op neer dat zij aan het begrip startpagina dat op zichzelf genomen in het internetverkeer een algemeen gebruikelijke term is een nieuwe en eigen inhoud heeft gegeven waardoor het in die internetwereld een begrip is geworden. Ook als dat standpunt gevolgd wordt, betekent dat nog niet dat het voorkomen van de term startpagina in de tekens die geïntimeerde gebruikt meebrengt dat merk en tekens als overeenstemmend moeten worden beschouwd. Immers, ook indien Startpagina BV erin is geslaagd de term een nieuwe inhoud te geven, is het nog steeds (ook) een algemeen gebruikelijke term in het internetverkeer, dat wil zeggen een term die duidt op een openingspagina of openingsscherm.

In dit geval moet Startpagina BV het voor haar woordmerk hebben van de combinatie van het woorddeel STARTPAGINA en de toevoeging .NL. Juist in die toevoeging is het verschil gelegen met de tekens waarvan [geïntimeerde] zich bedient. Startpagina BV heeft gewezen op een aantal uitspraken waarin is geoordeeld dat deze toevoegingen voor de onderlinge vergelijking van ondergeschikte betekenis zijn te achten. Ook indien dit standpunt in het algemeen juist zou zijn, betekent dat nog niet dat dit in het onderhavige geval ook opgaat. Zoals gezegd, is hier de toevoeging .NL van belang omdat er anders geen sprake is van een teken waarvoor merkrechtelijke bescherming ingeroepen kan worden. De toevoeging .tv maakt in dit geval dus wel uit, omdat het een toevoeging is die duidelijk verschilt van de door Startpagina BV in haar woordmerk gebruikte toevoeging. Daardoor ontbreekt in dit geval een voldoende auditieve, visuele of begripsmatige gelijkenis tussen het woordmerk en de gewraakte tekens.

Voor het beeldmerk geldt mutatis mutandis hetzelfde. Bij een vergelijking tussen het merk zoals het is geregistreerd en de tekens zoals deze door geïntimeerde worden gebruikt, is voor het beeldmerk de vormgeving ervan van groot belang. Het gaat bij deze vergelijking immers om het geheel, niet om de afzonderlijke onderdelen. Naar het voorlopig oordeel van het hof geldt ook hier dat een voldoende auditieve, visuele of begripsmatige gelijkenis tussen het beeldmerk en de gebruikte tekens ontbreekt. De consequentie hiervan is dat de vorderingen van Startpagina BV voor zover gebaseerd op het merkenrecht in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komen. Het hof komt hierbij dus tot dezelfde slotsom als de voorzieningenrechter in het vonnis waarvan beroep.

Handelsnaamrecht Startpagina BV stelt dat geïntimeerde de aanduiding startpagina.tv als handelsnaam gebruikt. Geïntimeerde ontkent dit en stelt dat zij de aanduiding alleen als internetadres gebruikt en niet als handelsnaam (o.a. mva punt 73). Startpagina BV bestrijdt op haar beurt dit verweer. Het hof overweegt hierover het volgende. Het enkele gebruik van een domeinnaam levert op zich nog geen gebruik als handelsnaam op. Dat kan anders zijn, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een website met een bedrijfsmatig karakter. In dit geval is de website van geïntimeerde kennelijk nog in een opbouwfase en is onderaan de internetpagina de naam Multimedia Home Service vermeld.

Op grond van hetgeen door Startpagina BV naar voren is gebracht en aan producties is overgelegd kan vooralsnog niet als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van gebruik door geïntimeerdevan de aanduiding startpagina.tv als handelsnaam. Tegenover de betwisting van deze stelling door geïntimeerde is het aan Startpagina BV om (nader) bewijs daarvan te leveren. Voor een dergelijke bewijslevering is in een kort geding als dit evenwel geen plaats. De consequentie hiervan is dat de vorderingen van Startpagina BV voor zover gebaseerd op het handelsnaamrecht in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking komen.
 
Lees het arrest hier.