Overige  

IEF 3445

Gekaapt

dwrld.gifRechtbank Arnhem , 8 februari 2007, KU ZA 07-6 Disney Enterprises Incorporated tegen Rijksen(met dank aan Rob Zimmermann, Höcker)

Domeinnaamkaping. Domeinnaam heeft aanduidings- en reclamefunctie. Doorhaling is geen excuus, merkinbreuk sub d, en richtlijnconforme proceskostenveroordeling

Disney is houdster van onder meer het woordmerk ‘Disney’. Bovendien is zij houdster van een groot aantal ‘disney’-domeinnamen. Rijksen maakt onder de naam Mywww onder meer zijn bedrijf van het registreren van domeinnamen en is een zogenaamde ‘accredited registrar’ bij EURId, het in Brussel gevestigde register dat onder andere is belast met de uitgifte en registratie van .eu domeinnamen. Op 7 april 2006 heeft Rijksen de domeinnaam ‘disneyworld,eu’ voor zichzelf geregistreerd.

Disney vordert dat de domeinnaam wordt overgedragen. Rijksen stelt dat Disney niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen nu hij niet meer in het bezit is van de registratie van de domeinnaam ‘disneyworld.eu’. Hij heeft de domeinnaaminschrijving laten doorhalen, zodat er van inbreuk op de rechten van Disney ook geen sprake meer kan zijn. Dit verweer wordt verworpen.

Vaststaat dat de status van de domeinnaam, te weten ‘quarantaine’, op dit moment is bevroren. Na een gerechtelijke uitspraak herleeft deze status weer. Door Rijksen is niet betwist dat Disney gedurende de quarantaineperiode niet de mogelijkheid heeft de domeinnaam disneyworld.eu’ te reserveren. Dit betekent dat ook zij, als merkhouder de periode van 40 dagen moet afwachten alvorens zij kan trachten — net als een derde — deze domeinnaam te bemachtigen. Bovendien heeft Rijksen ter zitting erkend dat hij gedurende de quarantaineperiode vrij kan beschikken over de domeinnaam, en dus de mogelijkheid heeft deze op eigen naam opnieuw te activeren dan wel aan een derde over te dragen.

Met betrekking tot de gestelde merkinbreuk kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat reeds het hebben van het exclusief gebruiksrecht op de domeinnaam gebruik inhoudt  “anders dan ter onderscheiding van waren of diensten” in de zin van art. 220 lid 1 sub d BVIE. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat het kennelijke oogmerk ‘van Rijksen is om via de domeinnaam ‘disneyworld.eu’ zogenaamde ‘traffic’ te generen naar zijn eigen website. Ook om deze reden is er sprake van gebruik van het woordmerk anders dan ter onderscheiding van waren of diensten. Een geldige reden voor het gebruik van de domeinnaam is door Rjjksen gesteld noch gebleken.

Ten slotte wordt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door het gebruik van de domeinnaam door Rijksen ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het woordmerk Disney. Het is het oogmerk van Rijksen om via de domeinnaam disneyworld.eu zogenaamde ‘traffic’ te generen naar zijn eigen website en Disney kan haar merknaam niet als internationale website-naam gebruiken, omdat Rijksen die naam als zodanig reeds tot zijn beschikking heeft. Dit terwijl de dorneinnaam in het economisch verkeer ook een onderscheidings- en herkenningsteken is waarmee voor een onderneming of haar (soort) bedrijfsactiviteiten reclame kan worden gemaakt of een handelsnaam onder de aandacht van het publiek kan worden gebracht, zodat het adres zelf, naast middel om toegang te krijgen tot een website, mede deze aanduidings- en reclamefunctie heeft.

Door de registratie door Rijksen van de domeinnaam ‘disneyworld.eu’ kan Disney op een website die domeinnaam niet benutten om op een aldus toegankelijke website door middel van haar merk reclame te maken voor haar waren of diensten. Bovendien is het onmiskenbaar dat het woordmerk ‘Disney’ een van de meest bekende en onderscheidende merken ter wereld is. Door de registratie van de domeinnaam wekt Rijksen de (onterechte) indruk dat tussen hem en Disney een commerciële band bestaat. Hierdoor Is er sprake van een reëel gevaar voor verwarring. Daarmee wordt afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen van het woordmerk Disney en bestaat er een reële kans dat de reputatie van dat woordmerk schade ondervindt van de inhoud van de (thans nog niet operationeel zijnde) website van Rijksen waarop zij geen enkele invloed kan uitoefenen.

De vorderingen worden toegewezen.

Proceskosten

De voorzieningenrechter is van oordeel dat een richtlijnconforme interpretatie van artikel 237 Rv voor de onderhavige zaak ertoe leidt dat Rijksen zonder matiging dient te worden veroordeeld de werkelijk door Disney gemaakte kosten te vergoeden (zo’n 7.500,00 euro). Hiervoor is allereerst van belang dat Rijksen wetenschap had, althans moet hebben gehad, van het merkrecht van Disney. Hoewel Rijksen dit betwist, is het derhalve allerminst uitgesloten dat er in dit geval sprake is geweest van zogenaamde ‘domeinnaam-kaping’. Voorts is van belang dat Rijksen reeds in mei 2006 voor de eerste maal is gesommeerd de bewuste inbreuk te staken.

De toenmalige Engelse advocaat van Disney heeft Rijksen in die tijd een ‘reasonable out-of-pocket money’ aangeboden. Rijksen is hiermee niet akkoord gegaan en heeft de domeinnaam op zijn naam geregistreerd gehouden. Vervolgens is hij nog een aantal malen gesommeerd de inbreuk op het merkrecht van Disney te staken. Ook hierop is Rijksen niet ingegaan.  Ten slotte heeft Rijksen, in de periode dat partijen uiteindelijk met elkaar in gesprek zijn geraakt om tot een minneljke regeling te komen, eenzijdig en zonder overleg met Disney, EURid verzocht de domeinnaarn te deblokkeren, korte tijd nadat beide partijen gezamenlijk EURid hadden verzocht de domeinnaam te blokkeren. Dat Disney ter beperking van de kosten reeds geruime tijd geleden een adr-procedure had kunnen starten, doet aan het voorgaande niet af; nu er sprake is van een evident handelen in strijd met het woordmerk van Disney.

Lees het vonnis hier.

IEF 3440

Stikker versus Nokia: Judge rejects claim for breach of the non-disclosure agreement

Court The Hague, 6 June 2005, KG 05/435, Stikker.com versus Nokia. Case about protection of Ideas and Knowledge and Non-Disclosure Agreements. 
 
‘Stikker.com’, is an internet company aimed at maintaining on the internet a system devised by the company’s owners to return the lost and found to the rightful owner. At the end of 2003, Stikker initiated the development of a system which with the aid of internet facilities helps to distinguish between the originals and (infringing) copies. This product was discussed with Nokia and Stikker and Nokia signed a standard Nokia Non-Disclosure Agreement (NDA) early 2004.
 
Stikker subsequently presented the developed system to Nokia. Towards the end of 2004, Nokia issued a press release announcing a new program in fight against counterfeit Nokia batteries. Following that release, Stikker informed Nokia of Stikker’s wish to discuss the conditions for use of the Stikker program. When Nokia failed to respond to that invitation Stikker informed Nokia that Nokia was in breach of the agreement laid down in the NDA.
 

Meanwhile Stikker also admits to the fact that a considerable part of that which was presented to Nokia had already been developed by Nokia itself in its so-called “Britney-project” in November 2003. The most important question at this point is whether Nokia, as Nokia itself infers, independently (and after the fact) developed the idea to advise the consumer, in case a correct but previously used code has been entered, what to do depending on the fact whether or not the consumer disclosed the code himself.
 
The judge in interlocutory proceedings argues that this assertion by Nokia is not necessarily implausible and that it cannot be excluded that Nokia can, in relevant arbitration, sufficiently substantiate its assertion of the independent development of this concept.  These interlocutory proceedings offer no room however for the provision of further proof, for which a hearing of witnesses seems a necessity.
 
On the other hand, the judge in interlocutory proceedings was at present not convinced by Nokia’s argument that Nokia cannot be considered in violation of the NDA because it did not actually pose the question whether or not the consumer himself disclosed the code, but merely informs or advises as the case may be the consumer on how to act in such circumstances. Nonetheless, this defence is by no means prospectless, thereby adding to the uncertainty of the outcome of an arbitration to be initiated.
 
The judge in interlocutory proceedings waives all claims made by Stikker. Read the judgement here.

IEF 3389

Zolder (Be)

spz.gifHof van Beroep Antwerpen, 18 december 2006, Gorremans tegen Van der Horst. (Met dank aan Joris Deene, Universiteit van Gent).

Belgische domeinnaamzaak met Nederlands tintje. Domeinnaam als onderscheidend teken m.b.t. Nederlandstalig publiek. Onderscheid registeren te kwader trouw en later gebruik te kwader trouw.

Terzake werd een stakingsvordering met vraag tot overdracht ingesteld door de houdster van de domeinnaam speelzolder.com (de Nederlandse Van Der Horst) tegen de houdster van de domeinnaam speelzolder.be (de Belgische Gorremans). In eerste aanleg kende de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de vraag tot overdracht toe. Gorremans stelde tegen deze beschikking hoger beroep in doch het hof van beroep bevestigde de beslissing van de eerste rechter.

Op grond van artikel 4 van de wet van 26 juni 2003 betreffende het wederrechtelijk registeren van domeinnamen, kan de wederrechtelijke registratie van een .be-domeinnaam door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg/koophandel vastgesteld worden en de staking ervan bevolen worden. Op grond van artikel 6 kan vervolgens de overdracht van deze domeinnaam bevolen worden.

Hiervoor dienen drie voorwaarden cumulatief te zijn voldaan. Enkel het moment van de registratie van de domeinnaam is van belang bij de beoordeling van het al dan niet vervuld zijn van de voorwaarden. Dit belet volgens het hof van beroep te Antwerpen niet dat er geen rekening mag worden gehouden met het latere gebruik van de domeinnaam ter beoordeling van de toestand op het ogenblik van de registratie. Omzichtigheid dient nochtans geboden aangezien de wet van 26 juni 2003 enkel toestaat om op te treden tegen het registreren ter kwader trouw van een domeinnaam maar niet tegen het latere gebruik ter kwader trouw van een domeinnaam.

1- De registratie van een domeinnaam die gelijk is aan het onderscheidingsteken van een derde of er zodanig mee overeenstemt dat er verwarring kan ontstaan.

Artikel 4, tweede lid bevat een opsomming van beschermde onderscheidende betekenis doch deze opsomming is niet limitatief. Alhoewel als dusdanig niet vermeld in deze opsomming kan ook een bestaande domeinnaam te bestempelen zijn als een onderscheidend teken waarvan de titularis de bescherming van de wet geniet, wanneer de domeinnaam een teken is waarmee de titularis daarvan zich tegenover de doelgroep van zijn activiteiten (terzake Nederlandstalige kinderen) en potentiële zakenpartners (terzake kopers van reclameruimte) onderscheidt van de andere actoren in dezelfde sector. De omstandigheid dat een winstoogmerk ontbeert, doet hieraan geen afbreuk. Speelzolder.be is minstens verwarringstichtend want identiek aan speelzolder.com op de nationaliteitsletters na.

2- Zonder recht of legitiem belang op die domeinnaam

Het behoort aan de benadeelde titularis van een domeinnaam om aannemelijk te maken dat degene die overgegaan is tot de registratie van een identieke of verwarringscheppende domeinnaam, geen rechten of legitieme belangen heeft jegens deze domeinnaam. Een sluitend bewijs mag van de benadeelde niet worden verwacht, aangezien het hier gaat om het bewijs van een negatief feit. Het feit dat de registrant geen enkel plan had voor het effectief gebruiken van de betrokken domeinnaam tot jaren na de registratie daarvan en dat ook nadien de website enkel van een standaardinhoud is voorzien en niet actief beheerd en gebruikt wordt, is een voldoende aanwijzing.

3- Met het doel een derde te schade of een ongerechtvaardigd voordeel uit de domeinnaam te halen.

Er is sprake van kwade trouw indien duidelijk slechts tot registratie is overgegaan om een eventuele betalende overdracht van de geregistreerde domeinnaam na te streven of indien de registrant wil meegenieten van de succesvolle site van de benadeelde. Zo werd de domeinnaam via een veilingsite te koop aangeboden en hebben de twee websites niet alleen een quasi identieke naam, doch een tevens op het eerste gezicht gelijkaardige inhoud en daarenboven gericht zijn op eenzelfde doelpubliek (jongere Nederlandstalige kinderen).

Lees de uitspraak hier.

IEF 3376

Alle algen en mossen

bms.gifRechtbank Almelo, 30 januari 2007, KG  ZA  07-18 Profan B.V. tegen Tijhoff , Cheremetova en Duty. (Met dank aan Bert-Jan van den Akker, Bosselaar & Strengers Advocaten).

Domeinnaamgeschil met (sub) dealerovereenkomst aspecten. Merkhouder heeft domeinnaamregistratie door dealer te lang getolereerd om deze nog op te kunnen eisen.

Profan verkoopt het algenverwijderingsmiddel Biomos. Profan is eigenaar van het merk "Biomos". Wederverkoper Tijhoff is sinds 2002 de domeinnaamhouder van biomos.nl. Tijhoff stopt begin 2004 met de verkoop van Biomos producten en draagt dit over aan Duty. Merkhouder Profan vordert de staking van het gebruik van de domeinnaam door Duty en de medewerking van Tijhoff voor de overdracht ervan. In reconventie vordert Duty van Profan de dealerovereenkomst na te komen. Duty stelt dat de opzegging van de dealerovereenkomst iedere grond mist nu deze opzegging is geschied zonder inachtneming van enige opzegtermijn en uitsluitend is gedaan om zo de weg vrij te maken om in het bezit te komen van de domeinnaam.

De vorderingen van eiseres Profan wijst de voorzieningenrechter af. Profan maakt plotsklaps aanspraak op de domeinnaam biomos.nl en stelt alles in een razend tempo in het werk om de domeinnaam te bemachtigen. Dat is volgens de voorzieningenrechter merkwaardig, aangezien de domeinnaam vanaf juli 2002 tot aan het najaar van 2006 niet in haar bezit is geweest en Profan dit tot zeer recent ook niet wenste. In vooromschreven periode heeft Profan zonde enig (bekend) protest de orders van Tijhoff en later Duty in behandeling genomen en afgewerkt.

De voorzieningenrechter wijst de reconventionele vordering toe. Hij overweegt daartoe onder meer het volgende: "Partijen bedienen ieder een deel van de voor het product Biomos bestemde markt, Duty bedient met name de particulieren sector. Partijen hebben gedurende ongeveer twee jaar met grote regelmaat handel gedreven, waarbij aannemelijk is geworden dat Duty met grote regelmaat producten bestelde bij Profan. Tijhoff werd door Profan aangemerkt als wederverkoper van het product Biomos. Door de stilzwijgende goedkeuring van de overname Tijhoff - Duty door Profan, moet het er voor gehouden worden dat Duty ook als wederverkoper door Profan wordt beschouwd."

Volgens de voorzieningenrechter mocht Duty er dan ook redelijkerwijs op vertrouwen dat hij als (sub)dealer van Profan fungeerde, althans van het door Profan geleverde product Biomos en dat de commerciële relatie tussen partijen kon en kan worden gekwalificeerd als een zogenaamde dealerovereenkomst.  Profan wordt veroordeeld tot nakoming van de dealerovereenkomst met Duty.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen tegen Tijhoff af met de "instructie" aan Tijhoff de overdracht van de domeinnaam aan de ‘nieuwe’ dealer Duty te bewerkstelligen, teneinde verdere geschillen te voorkomen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3367

Alarmsystemen

scrtas.gifRechtbank Dordrecht ,18 januari 2007, LJN: AZ7053. Beheer B.V., Savebound Beheer B.V. en Securisys B.V. tegen gedaagden sub 1 en 2, Armon Trading Holland B.V. en Family Alert B.V.

Vonnis over auteursrecht op een logo en folder en onrechtmatige concurrentie. Partijen zijn in geschil omtrent een concept om gratis alarmsystemen te verstrekken bij het afsluiten van een abonnement op de meldkamer van een beveiligingsonderneming. De rechtbank wijst alle vorderingen af.

Voor zover er al sprake is van auteursrecht op het logo, is er onvoldoende gelijkenis tussen de logo's om te kunnen concluderen dat er sprake is van inbreuk. Hierbij dient het hele logo in ogenschouw te worden genomen, en niet slechts een onderdeel, zoals bijvoorbeeld de door eiseressen bedoelde afbeelding van twee volwassenen en twee kinderen - al dan niet met hond. Ook de vorderingen met betrekking tot auteursrecht op een folder worden afgewezen daar geen sprake is van gelijkenis.

Indien al sprake zou zijn van onrechtmatig handelen, volgt evenwel niet zonder meer dat de vorderingen  toewijsbaar zijn. Voor toewijzing van deze vorderingen is immers noodzakelijk dat er (thans) activiteiten worden verricht die, in het licht van de mogelijke onrechtmatigheid, verboden moeten worden. Omdat niet gebleken is dat gedaagde sub 2 op enig moment ten opzichte van Securisys zelfstandig concurrerende werkzaamheden heeft verricht, en omdat onvoldoende aannemelijk dat gedaagde sub 1 op dit moment concurrerende werkzaamheden jegens Securisys verricht, worden de vorderingen afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3344

Kleurende domeinnamen

Gerechtshof Amsterdam, 19 oktober 2006 (publicatie rechtspraak.nl 25 januari 2006), LJN: AZ6080. Industriële Handelsonderneming Quickprint B.V. tegen X, h.od.n. Drukkerij De Letter,

Handelsnaam- en domeinnaamgeschil. Geen regionale beperking, domeinnaam is adres, maar kan “kleuren” tot handelsnaam.

Eiser, de Industriële Handelsonderneming Quickprint B.V,  gebruikt sinds 1986 ook de verkorte handelsnamen “Drukkerij Quickprint” en “Quickprint”. X, die handelt onder de naam Drukkerij De Letter heeft in 1998 de domeinnaam www.quickprint.nl doen registreren en gebruikt deze voor de website van de drukkerij. Quickprint B.V. heeft in 2004 de domeinnaam www.drukkerijquickprint.nl laten registreren en gebruikt deze ook voor de website van haar drukkerij

Quickprint B.V. stelt dat het gebruik door X van de domeinnaam www.quickprint.nl inbreuk maakt op haar handelsnaamrechten. De Rechtbank Alkmaar heeft de vorderingen afgewezen. De rechtbank vond niet dat er sprake was van inbreuk op de handelsnaamrechten van Quickprint, omdat het bestanddeel “quickprint” in de loop der jaren in belangrijke mate aan onderscheidende kracht heeft ingeboet en in feite thans als beschrijvend moet worden aangemerkt, waardoor geen gevaar voor verwarring bij het publiek is te duchten. Bovendien zou een een domeinnaam slechts moeten worden aangemerkt als adres, respectievelijk vindplaats op internet, waarbij de eerste inschrijver vóór een latere gaat tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, waarvan in dit geval niet is gebleken. Het hof oordeelt anders.

Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat de aanduiding “quickprint”, als (deel van een) handelsnaam weliswaar zekere beschrijvende kwaliteiten heeft met betrekking tot onder die naam uitgevoerde drukkerijactiviteiten en dus als zwak onderscheidend moet worden aangemerkt en daarom een beperkte bescherming geniet maar dat dit niet meebrengt dat die aanduiding iedere onderscheidende kracht als handelsnaam(bestanddeel) ontbeert.

In de door Quickprint B.V. gebruikte handelsnamen is het bestanddeel “quickprint” het kenmerkende bestanddeel en het is juist dát bestanddeel dat ook X, naar hij heeft erkend  en zoals ook uit zijn gebruik op de website blijkt, als (tweede) handelsnaam gebruikt voor (een onderdeel van) zijn drukkerijactiviteiten, naast de handelsnaam Drukkerij de Letter Bij een dergelijk gebruik door X voor activiteiten in dezelfde branche als Quickprint moet rekening gehouden worden met het gevaar dat het publiek beide ondernemingen zal verwarren.

Het oordeel dat het gebruik door X van de handelsnaam Quickprint verwarringwekkend is wordt niet anders doordat nog enkele andere drukkerijondernemingen gebruik maken van de aanduiding “quickprint” als onderdeel van hun handelsnaam, omdat dát gebruik steeds geschiedt tezamen met een duidelijk afwijkende andere naam of aanduiding, zodat daarom geen verwarring bij het publiek zal ontstaan. Die verwarring bij het publiek is naar het oordeel van het hof wél te duchten bij X gebruik van de handelsnaam “quickprint” zonder meer.

Nu beide partijen zich in ieder geval via internet richten op klanten in het gehele Nederlandse taalgebied wordt het verwarringsgevaar ook niet verminderd door het feit dat partijen in verschillende plaatsen zijn gevestigd.

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in beginsel een domeinnaam niet meer of anders is dan een adres van de domeinnaamhouder. Echter, X gebruikt de aanduiding “quickprint” op zijn website niet alleen als domeinnaam, maar ook als handelsnaam voor een deel van zijn bedrijfsactiviteiten(“Quickprint is onderdeel van drukkerij De Letter”, “Wij ontvangen U graag als klant van Quickprint”). Daarmee “kleurt” hij die domeinnaam tot handelsnaam. Deze is zozeer met het gebruik van Quickprint als handelsnaam verweven dat het gebruik van die domeinnaam moet worden aangemerkt als handelsnaamgebruik.

Lees het arrest hier.

IEF 3337

Oor/oog

sfrd.gifRechtbank Rotterdam 17 januari 2007, KG ZA 06-1138. Aventis Pharma S.A. en Sanofi-Aventis Netherlands B.V. tegen Euro Registratie Collectief B.V. (Met dank aan Edmon Oude Elferink van Houthoff Buruma).

Vonnis in kort geding over parallelimport, ompakken en heretikettering van geneesmiddelen; gegronde redenen voor verzet merkhouder. Ook heretikettering dient te worden beoordeeld aan de hand van de in jurisprudentie ontwikkelde ompakkingsvereisten. Anderhalf jaar stilzitten leidt niet tot rechtsverwerking.

Euro Registratie Collectief B.V. (ERC) importeert vanuit Engeland het combinatiegeneesmiddel Sofradex  (oor-en oogdruppels) en brengt deze als oordruppels op de Nederlandse markt. Producent van dit geneesmiddel en houder van het internationale merk Sofradex is Aventis Pharma. Haar Nederlandse licentiehouder, Sanofi-Aventis, verhandelt onder de merknaam Sofradex oogdruppels en oordruppels als twee afzonderlijke producten in Nederland. Deze producten zijn qua samenstelling identiek aan het combinatieproduct. Het CBG heeft de door ECR uit Engeland geïmporteerde oor-en oogdruppels als oordruppels geregistreerd.

Volgens Aventis maakt ERC inbreuk op haar merkrechten omdat ERC niet zou voldoen aan de in de jurisprudentie ontwikkelde ompakkingsvereisten. De rechtbank deelt deze mening niet en wijst de vorderingen van Aventis van de hand. ERC voldoet aan de vereisten van het Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten, aldus de rechtbank. Het feit dat op de verpakking van het betreffende product nog de oorspronkelijke tekst “Ear/Eye Drops” zichtbaar is, is niet voldoende om aan te nemen dat ERC een combinatieproduct aanbiedt in plaats van de volgens de CBG registratie toegestane oordruppels.

Ook het niet afplakken van het oord “Eye” op de buitenverpakking tast de aard van het product niet aan. Gelet op de CBG registratie (voor oordruppels) en de overige informatie op de verpakking en in de bijsluiter zal het voor de consument voldoende duidelijk zijn dat het gaat om oordruppels. Bovendien speelt in het oordeel van de rechtbank mee dat zowel het CBG als de Inspectie voor de Volksgezondheid hun goedkeuring hebben gegeven voor het verhandelen van het product door ERC in de huidige vorm.

Het plakken van een sticker over het merk Sofradex op de verpakking doet naar mening van de rechtbank ook geen afbreuk aan de reputatie van het merk. Deze merknaam is immers op meerdere plaatsen op de verpakking zichtbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 3325

Eerst even voor jezelf lezen.

- Rechtbank Rotterdam, 20 december 2006, HA ZA 04-423. Eiseres tegen Unifruit B.V.

Auteursrecht & logo’s. Samenvatting Rechtspraak.nl: “Gebruik logo's. Het Jaguar-logo is een werk in de zin van de Auteurswet. Het Poema-logo stemt dermate overeen met het Jaguar-logo dat een vermoeden van ontlening gewettigd is. De als tegenbewijs in het geding gebrachte verklaring van de ontwerper van het Poema-logo is onvoldoende om dit vermoeden te ontzenuwen. Bewijsopdracht met betrekking tot het openbaarmaken als bedoeld in artikel 8 Auteurswet. Het Jaguar-logo is tevens een bekend beeldmerk met onderscheidend vermogen. Gevaar voor associatie door gebruik van het Poema-logo aanwezig geacht.” 

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 17 januari 2006, KG ZA 01-1183. Sanofi-Aventis B.V. tegen Euro Registratie Collectief B.V. (Met dank aan Edmon Oude Elferink van Houthoff Buruma).

Ompakken geneesmiddelen. Parallelimport. “Met betrekking tot de buitenverpakking is het enige verschil dat het woord “Eye” door de andere parallelimporteurs is afgeplakt met een klein stickertje Dit is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de presentatie van de door ECR geheretiketteerde Sofiadex producten dermate slordig is dat afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het merk Ook met betrekking tot de primaire verpakking is het plakken van een sticker over het merk Sofiadex onvoldoende om tot dit oordeel te komen Het merk is immers op meerdere plaatsen op de verpakking zichtbaar Het is voldoende duidelijk dat het gaat om Sofradex oor druppels.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3285

Niet verenigbaar met openbare verkoop

bp.gifBeschikking Gerechtshof Den Bosch 17 januari 2007, R200601439. Bakker-Buiter tegen Meij-Schmitz (met dank aan Kees van Dijk, Van Veen Advocaten).

Een domeinnaam is een vermogensrecht. Conservatoir verhaalsbeslag op een domeinnaam is niet mogelijk. Hof corrigeert Rechtbank Den Bosch met betrekking tot geweigerd  beslagverlof op domeinnaam. Verhaalsbeslag wordt niet mogelijk wordt geacht nu een dergelijk  beslag niet kan uitmonden in een  executie via openbare verkoop gezien de aard van de domeinnaam.

Mevrouw Bakker-Buiter heeft verzocht haar verlof te verlenen conservatoir verhaalsbeslag en conservatoir beslag tot afgifte te leggen onder Meij-Schmitz op de domeinnaam beautypartners.nl, die Meij-Schmitz bij de SIDN heeft doen registeren. Onder deze domeinnaam is een website actief waarop schoonheids- en gezondheidsproducten worden aangeboden.

Bakker-Buiten stelt dat Meij-Schmitz door gebruik van die domeinnaam inbreuk maakt op haar woordmerk BEAUTYPARTNER alsmede op haar handelsnaamrecht. Ten slotte stelt zij dat er gegronde vrees (voor verduistering) bestaat dat Meij-Schmitz, geconfronteerd met een vordering tot afgifte van de domeinnaam, die naam aan derden zal overdragen teneinde juridische acties te frustreren.

De Voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat een domeinnaam als zodanig geen vermogensrecht is, noch een roerende zaak.


Het Hof is echter van mening dat “een domeinnaamregistratie in het onderhavige geval weldegelijk als vermogensrecht in de zin van artikel 3:6 BW kan worden aangemerkt. De registratie van een domeinnaam en het daarop volgend gebruik van die naam kunnen ertoe strekken, en dat zal zeker hier het geval zijn waar de domeinnaam wordt gebruikt in het kader van ondernemingsactiviteiten van Meij-Schmitz, haar stoffelijk voordeel te verschaffen. Daarbij komt dat de bedoelde domeinnaam kennelijk ook voor Bakker-Buiten een vermogensrecht vertegenwoordigt, nu zij de daarop sterk gelijkende naam heeft gedeponeerd en als handelsnaam gebruikt en inbreuk op de daaraan te ontlenen rechten als schadeveroorzakend aanmerkt.”


“3.1.2. de door Meij-Schmitz gebruikte domeinnaam zal bovendien overdraagbaar zijn omdat de SIDN in de praktijk aan overdracht haar medewerking verleent.”


Echter, het Hof acht het verhaalsbeslag niet toewijsbaar. Het beroep van bakker-Buiter op de jegens een ieder te handhaven merken- en handelsrechtelijke bescherming van haar handels- en domeinnaam is niet verenigbaar met openbare verkoop en overdracht aan een derde van daarmee strijdige of verwarringscheppende namen. Tevens is het hof van oordeel dat er onvoldoende vrees voor verduistering van de domeinnaam bestaat.


Het verzoek tot het leggen van een conservatoir beslag tot levering wordt door het Hof wel toegewezen.


Lees de beschikking hier.

IEF 3277

Eerst even voor jezelf lezen

Beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch 17 januari 2007, Bakker-Buiter tegen Meij-Schmitz (Met dank aan C.J. van Dijk, Van Veen Advocaten)

"Anders dan de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat een domeinnaamregistratie in het onderhavige geval weldegelijk als vermogensrecht in de zin van artikel 3:6 BW kan worden aangemerkt. De registratie van een domeinnaam en het daarop volgend gebruik van die naam kunnen ertoe strekken, en dat zal zeker hier het geval zijn waar de domeinnaam wordt gebruikt in het kader van ondernemingsactiviteiten van Meij-Schmitz, haar stoffelijk voordeel te verschaffen. Daarbij komt dat de bedoelde domeinnaam kennelijk ook voor Bakker-Buiten een vermogensrecht vertegenwoordigt, nu zij de daarop sterk gelijkende naam heeft gedeponeerd en als handelsnaam gebruikt en inbreuk op de daaraan te ontlenen rechten als schadeveroorzakend aanmerkt." Lees hier de beschikking.

Rechtbank Amsterdam 17 januari 2007, HA ZA 05-1929, Red Bull tegen Leidseplein beheer (Met dank aan Lars Bakers, Leidsegracht 3 Advocaten)

"Ondanks dat De Vries c.s. dezelfde kleuren gebruikt op haar blikje en flesje, zowel Red Bull als De Vries c.s. het element "Bull" gebruiken, het merk van Red Bull zeer bekend is en merk en teken voor identieke waren worden gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat het door De Vries c.s. gebruikte teken en de door haar geregistreerde tekens zowel auditief, visueel als begripsmatig niet, althans onvoldoende overeenstemmen met het merk van Red Bull." Lees hier het vonnis.