Procesrecht  

IEF 7032

Hoedanigheden

BX Beeldmerk Kwaliteits ApotheekRechtbank ’s-Gravenhage, 1 september 2008, KG ZA 08-935, Fewmore Holding B.V. & Van Ulden tegen Livius Beheer B.V. 

Executiegeschil in zaak over verdeling van domeinnamen, merk en content webwinkel na stuklopen samenwerking franchiseformule (zie: IEF 6338). Dit executiegeschil betreft alleen de afgifte van cd-roms met content webwinkel. Deze zijn afgegeven aan de verkeerde medebestuurder van de gezamenlijke vennootschap.

Eisers Fewmore en Van Ulden stelen wel te hebben voldaan aan het vonnis en de compact discs met daarop de content van de webwinkel aan (eiser) Van Ulden in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van Bwana (de gezamenlijke vennootschap van beide partijen) af te geven en door toezending van de hyperlinks aan de advocaat van Livius. Gedaagde Livius stelt dat de levering van de twee compact discs met daarop de content van de webwinkel aan (eiser) Van Ulden dan wel aan zijn vennootschap als bestuurder van Bwana niet betekent dat daarmee uitvoering is gegeven aan het veroordelende vonnis.

“4.3. De voorzieningenrechter acht de kans groot dat de bodemrechter zal oordelen dat door Fewmore en Van Ulden dwangsommen zijn verbeurd. In dit verband is van belang dat de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 25 juni 2008 heeft overwogen dat Livius recht heeft op afgifte van de content van de website aan Bwana omdat dat noodzakelijk is voor de voorlopige voortzetting van de onderneming van Bwana. Omdat het vonnis er kennelijk vanuit gaat dat juist Fewmore en Van Ulden de webwinkel hadden beëindigd en alleen zij de content van de website in hun bezit hebben, kan de veroordeling moeilijk anders worden begrepen dan dat de bestanden moet worden afgegeven aan Livius in haar hoedanigheid van medebestuurder van Bwana. Er zijn daarnaast geen aanwijzingen om aan te nemen dat, indien mocht worden vastgesteld dat de dwangsommen ten onrechte zijn betaald, het bedrag niet terugbetaald zal kunnen worden. De voorzieningenrechter ziet derhalve geen reden voor schorsing van de executie.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7031

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 31 juli 2008, KG ZA 08-306, Siri Marine B.V. c.s. tegen Amarcon B.V. c.s. (Met dank aan  Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen).

Reclamerecht. Brochure scheepsvaartsoftware. Vordering tot rectificatie afgewezen. Geen Texaans maar Nederlands recht van toepassing (folder verzonden naar Texas).

4.7. De slotsom is dat de folder ten onrechte de indruk wekt dat Amarcon bij alle referentieprojecten betrokken is geweest.

(…) 4.12 De voorzieningerechter komt tot het voorlopig oordeel dat Dockwise niet als concurrent van Siri Marine kan worden aangemerkt. Siri Marine komt jegens Dockwise daarom geen beroep toe op bescherming van 6:194 BW. (…)

4.13. Dit is anders ten aanzien van de vordering tegen Amarcon. Zoals hiervoor is overwogen, hebben Amarcon en Siri Marine als elkaars concurrenten te gelden. De commerciële doelstelling van Amarcon is gericht op de verkoop van Octopus. Door de brochure op haar website te plaatsen heeft Amarcon ten voordele van zichzelf gebruik gemaakt van de in deze brochure vermelde onjuiste informatie, althans van de suggestie dat bij alle van de hierin vermelde referentieprojecten het Octopus-systeem is gebruikt. Voor de potentiële klanten van Amarcon is dit misleidend. Amarco heeft hiermee onrechtmatig jegens Siri Marine gehandeld. Hieraan doet niet af dat de brochure niet van haar afkomstig is.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7020

Kermismachine

Vzr. Rechtbank Groningen 27 augustus 2008, KG ZA 08-281, Firma Bosman c.s. tegen VDW International SPRL-BVBA c.s. (met dank aan Koen Konings, Dorhout Advocaten).

Auteursrecht. Kermismachine (hexagonale coin pusher) is geen werk. Opheffing beslag. Rectificatie "copyright vermelding" in De Kermisgids. Proceskostenveroordeling conform indicatietarief (vordering betwist en geen complexe zaak).

“4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat bedrijven als Cromptons Leisure Machines en Harry Levy sinds de jaren ’80 hexagonale coin pushers maken en op de markt brengen. Door KMG Asia zijn van de coin pusher “Circus Circus’ van Harry Levy en van de coin pusher ‘Rock ’n Roll’ van Crompton Leisure Machines foto’s overlegd. De voorzieningen rechter is van oordeel dat de “Fun City’-coin pusher van VdW/EAB qua vorm, stijlkenmerken en functionaliteit sterk lijkt op en in het verlengde ligt van de coin pushers van Cromptons Leisure Machines en Harry Levy. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat niet is gebleken van een eigen oorspronkelijk karakter van de ‘Fun City-coin pusher, dat, zoals hiervoor reeds is aangegeven, vereist is voor het ontstaan van een auteursrecht.”

Lees het vonnis hier. Inmiddels ook gepubliceerd op Rechtspraak.nl, hier.

IEF 6589

Woensdag incidentendag

Rechtbank 's-Gravenhage 13 augustus 2008, HA ZA 08-84. European Pallet Association E.V.c.s. tegen Pallet Recycling Baak B.V.

Bevoegdheidsincident in een merkenzaak. "Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op de internationale merkenregistraties met gelding voor de Benelux, geldt dat deze rechtbank op de voet van artikel 4.6 lid 1 BVIE ten aanzien daarvan bevoegdheid toekomt nu EPAL heeft gesteld dat inbreuk op de internationale merken met gelding voor de Benelux mede in dit arrondissement plaats vindt. Baak heeft die stelling weliswaar betwist, doch zulks is slechts van belang voor de toewijsbaarheid van de vorderingen en niet voor de bevoegdheidsvraag waarvoor slechts de in de dagvaarding opgenomen stellingen bepalend zijn."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 13 augustus 2008, HA ZA 08-1053. Delaval Holding A.B. c.s.tegen Reci Prof International B.V.

Incident in een octrooi/merkenzaak. Vordering tot oproeping van derde in vrijwaring.

"Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar indien de gedaagde in de hoofdzaak stelt krachtens zijn rechtsverhouding tot deze derde het recht te hebben de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Reci Prof stelt de tepelbekerklauwen van Delgado te hebben betrokken. Gelet op die gestelde rechtsverhouding valt niet uit te sluiten dat Reci Prof, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, verhaal heeft op Delgado. Daarom komt de incidentele vordering voor toewijzing in aanmerking. Voor zover de vrijwaring vertraging in de hoofdzaak  meebrengt, kan dat niet leiden tot een ander oordeel. Het bij deze rechtbank van kracht zijnde rolbeleid biedt voldoende waarborgen om onnodige vertraging te voorkomen."

Lees het vonnis hier.

Rechtbank 's-Gravenhage 13 augustus, HA ZA 07-1385. Sisvel tegen Acer Computer B.V. c.s.

Vonnis van 13 augustus 2008 in het incident tot openstelling van het vonnis in incident van 16 april 2008 voor tussentijds hoger beroep.

"Acer verzoekt de rechtbank op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te bepalen dat Acer hoger beroep kan instellen van de in het voornoemde vonnis genomen beslissing tot afwijzing van haar op artikel 843a Rv gebaseerde vordering tot inzage in bepaalde stukken. Artikel 337 lid 2 Rv mist echter toepassing. De beslissing op een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering is een eindbeslissing waartegen direct hoger beroep mogelijk is (hof ’s-Gravenhage 25 oktober 2005, NJF 2005, 452). Het verzoek is dus ongegrond en zal worden geweigerd.

2.3. De in het onderhavige vonnis van 20 augustus 2008 (!) opgenomen weigering van het verzoek om tussentijds hoger beroep is daarentegen wel een beslissing waartegen in beginsel slechts met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld. Voor de goede orde zal de rechtbank daarom op grond van artikel 337 lid 2 Rv bepalen dat van de beslissing tot weigering van het verzoek in dit vonnis tussentijds hoger beroep mogelijk is. De beslissing hangt namelijk zodanig samen met de beslissing in het vonnis van 16 april 2008, dat het niet wenselijk is dat met hoger beroep van de eerstgenoemde beslissing (wel) moet worden gewacht tot het eindvonnis in de hoofdzaak. Zo wordt ook zeker gesteld dat, indien het hof zou oordelen dat artikel 337 lid 2 Rv wel van toepassing is op de beslissing in het vonnis van 16 april 2008 (en het inmiddels ingestelde beroep van Acer daartegen daarom bij gebreke van een rechterlijke beslissing tot openstelling van dat vonnis voor tussentijds hoger beroep niet-ontvankelijk zou verklaren), Acer het hof tijdig kan verzoeken die bepaling alsnog toe te passen."

Lees het vonnis hier.

IEF 6585

Beter door één gespecialiseerde rechtbank

Interview met mr. Erik van den Emster, voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak in BN De Stem:

“Van den Emster ziet rechters nog wel verder specialiseren, maar niet tot in het oneindige. " Heel specifieke rechtsgebieden als de intellectuele eigendom of bancaire fraude kun je beter door één gespecialiseerde rechtbank laten doen. Het geldt voor elk vak: je moet voldoende volume hebben, ook aan zaken, om ze goed te kunnen doen. Maar in feite ben ik een generalist. De 2300 rechters die we hebben, kunnen in specialisatie nooit op tegen de 15.000 advocaten in ons land. Volstrekt onmogelijk. Ik weet ook wel dat een hartchirurg niet na een paar jaar voor oogarts gaat spelen, maar die vergelijking vind ik niet opgaan. Rechter zijn is al een specialisme. Een rechter die van sector switcht, bijvoorbeeld van straf- naar bestuursrecht, moet een verplichte cursus doen. En wat wij van de techniek, bijvoorbeeld van DNA, moeten weten is wel bij te sloffen."

Lees hier meer.

IEF 6577

Ook om een andere reden

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 7 augustus 2008, LJN: BD9629 Segment Interactieve Media B.V. tegen Cimsolutions B.V.

Merkenrecht; ex parte procedure; herziening bevel ex artikel 1019e lid 3 Rv. Indicatietarief? 

“3.3. Vooropgesteld dient te worden dat een verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening bij voorraad houdende een bevel om dreigende inbreuk op de rechten van
intellectuele eigendom te voorkomen, niet van eenvoudige aard is. Bij een verzoekschrift ex artikel 1019e Rv, waarbij wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de rechter alvorens op een verzoek (van niet eenvoudige aard) te beslissen, beide partijen in de gelegenheid stelt te worden gehoord, heeft de voorzieningenrechter dan ook beoordeeld of onherstelbare schade dreigt, die zo ernstig is dat een kort geding op tegenspraak niet kan worden afgewacht. Daarbij was de voorzieningenrechter aangewezen op de informatie van Cimsolutions.

Naar thans is gebleken is – anders dan aanvankelijk op basis van de informatie van Cimso-lutions is geoordeeld – niet aannemelijk dat van een onherstelbare schade veroorzakende situatie sprake is. Reeds hierom kan de beschikking van 1 juli 2008 niet in stand blijven.

3.4 Echter, ook om een andere reden kan de beschikking van 1 juli 2008 niet in stand blijven.

Voor een geslaagd beroep op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE is in elk geval vereist dat merk en teken met elkaar overeenstemmen. Daarvan is sprake indien – mede gelet op de bijzon-derheden van het gegeven geval en met name de onderscheidende kracht van het merk – merk en teken, elk in zijn geheel en in onderling verband beschouwd, auditief, visueel of begripsmatig zodanige gelijkenis vertonen dat reeds daardoor de mogelijkheid bestaat dat bij het publiek dat met het teken wordt geconfronteerd een verband tussen teken en merk wordt gelegd. Daarbij dient mede het verwarringsgevaar te worden betrokken. Naar voorlo-pig oordeel is daarvan geen sprake. “

3.6 Cimsolutions zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskos-ten. Mede gelet op de als zodanig niet weersproken in het geding gebrachte specificatie worden deze kosten op de voet van artikel 1019h Rv aan de zijde van Segment begroot op  € 15.000,=.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6571

Reminder: Indicatietarieven in IE-zaken

!!.gif"Graag bieden wij u bij deze aan de op 13 juni 2008 door het LOVC (Landelijk Overleg Voorzitters sector Civiel) goedgekeurde indicatietarieven in IE-zaken. Deze tarieven gelden met ingang van 1 augustus a.s . uitsluitend voor de eerste instantie.

Ik verzoek u binnen de balie hieraan kenbaarheid te geven. Hieronder schets ik voor u de achtergrond van de totstandkoming van deze tarieven."

Lees hier meer.

IEF 6523

Geen zekerheid

Rechtbank 's-Gravenhage 30 juli 2008, HA ZA 08-1437 Container Centralen c.s. tegen L. Schalkoort Beheer B.V. c.s.

Vonnis in incident tot zekerheidstelling voor de proceskosten. Vordering afgewezen.

"De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv een in het buitenland gevestigde eisende partij op vordering van de wederpartij verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten, doch dat op grond van artikel 224 lid 2 Rv deze verplichting niet bestaat, indien dit voortvloeit uit een verdrag of een EG-verordening. Krachtens artikel 17 van het Haags Rechtsvorderingsverdrag kan geen zekerheidstelling worden opgelegd aan onderdanen van één van de verdragsluitende staten, die in één van die staten hun verblijfplaats hebben. Het Haags Rechtsvorderingsverdrag biedt geen aanknoping om in bijzondere omstandigheden van het gestelde in artikel 17 af te wijken. Container Centralen c.s. hebben hun verblijfplaatsen in verdragsluitende staten, te weten Denemarken, Duitsland en Zwitserland, en moeten als onderdanen van die staten worden aangemerkt. Bijgevolg kan hun geen verplichting tot zekerheidsstelling worden opgelegd. De incidentele vordering tot zekerheidsstelling zal dan ook worden afgewezen."

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6522

Slechts veiligstellen

Rechtbank Maastricht 29 juli 2008, KG ZA 08-276, Medtronic B.V. c.s tegen Abbott Cardiovascular Inc en Voogt (Met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Kort geding. Bewijsbeslag. Het bewijsbeslag dient primair om bewijs dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een intellectueel eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.

Abbott heeft een bewijsbeslag doen leggen onder Medtronic met betrekking tot een beweerdelijk octrooi-inbreuk. Met het beslag beoogde Abbott bewijs ten aanzien van de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de inbreukmakende producten te verzamelen en veilig te stellen.

Tegen de beslaglegging heeft Medtronic zich verzet op grond van artikel 1019e lid 3 Rv. In het vonnis van 20 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Medtronic een beroep op artikel 1019e Rv niet toekomt. “2.3 (…) De oorspronkelijke toestemming dient volgens de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 20 juni 2008 aldus te worden begrepen, dat Medtronic ook na de beslaglegging en de beschrijving in de gelegenheid moet zijn zich succesvol tegen de effectuering van de tenuitvoerlegging van de maatregel te verzetten. Op grond daarvan heeft de voorzieningenrechter beslist dat het verlof (…) tot het treffen van maatregelen ter bescherming van bewijs dat er door Medtronic een inbreuk op het octrooirecht van Abbott met nummer EP1068842 is gemaakt of dreigt te worden gemaakt, aldus moet worden verstaan, dat dit verlof behalve door de voorwaarde dat het octrooi met voormeld nummer aan Abbott zal zijn verleend, eveneens wordt beperkt door de voorwaarde dat de in conservatoir beslag genomen voorwerpen niet worden uitgeleverd aan Abbott en dat de inhoud van de bedrijfsinformatie van Medtronic met, op welke wijze dan ook, aan Abbott bekend wordt gemaakt dan nadat eerst Medtronic in de gelegenheid zal zijn gesteld zich tegen deze uitlevering van voorwerpen of het aan Abbott bekend maken van deze informatie in rechte te verzetten. De beslaglegging is daarop door Voogt voortgezet en voltooid.”

In het onderhavige kort geding moet de vraag worden beantwoord of Abbott als beslaglegger direct na de beslaglegging op informatie ook automatisch inzage heeft in die informatie en, zo nee, vanaf welk moment daarna wel.

 

De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag als volgt: “3.3 (…) uit de tekst van artikel 1019b Rv, dat het onderhavige zogenaamde bewijsbeslag regelt, alsmede uit de parlementaire
geschiedenis en uit de tekst van de Richtlijn 2004/48/EG, waarop voormeld artikel is gebaseerd, volgt dat het bedoelde beslag primair dient om bewijs, dat dient ter onderbouwing van de stelling dat inbreuk is gemaakt op een  ntellectueel-eigendomsrecht, veilig te stellen en niet om dat te vergaren.”

Volgens de voorzieningenrechter gaat het aldus bij het bewijsbeslag slechts om het veiligstellen van bewijs. “3.7 (…) Dat is iets anders dan het hebben van toegang tot dat bewijs. Medtronic stelt terecht dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag, welk recht is geregeld is in artikel 1019b e.v. Rv, dat is gebaseerd op artikel 7 van de meergenoemde richtlijn enerzijds, en vervolgens het verkrijgen tot toegang tot dat bewijs, hetgeen is geregeld in artikel 1019a jo. 843a Rv, welk eerste artikel is gebaseerd op artikel 6 van de richtlijn. Indien de beslaglegger op de voet van artikel 1019b Rv bewijs heeft veilig gesteld, is het vervolgens aan de beslaglegger om inzage in dat bewijs te vorderen op grond van artikel 843a Rv; het inzagerecht volgt immers niet automatisch uit het recht om beslag te mogen leggen op het bewijs.”

Het beroep van Abbott op de totstandkominggeschiedenis van de Handhavingsrichtlijn, de vergelijking met het voorlopig getuigen- en deskundigenverhoor en artikel 15 lid 4 van de Deurwaarderswet worden door de voorzieningenrechter verworpen.

Na te hebben overwogen dat de stelling van Medtronic dat de vordering tot inzage alleen bij de bodemrechter kan worden ingesteld die ten gronde oordeelt over de vraag of er sprake is van inbreuk geen steun vindt in het recht, oordeelt de voorzieningenrechter met betrekking tot het reconventionele beroep van Abbott op artikel 1019a jo. 843a RV als volgt:

“3.14. Bij de beantwoordmg van de vraag of Abbott een recht op inzage heeft in het bewijs is doorslaggevend of Abbott daarbij een rechtmatig belang heeft. Daartoe is niet noodzakelijk dat al in rechte is vastgesteld dat er sprake is van een inbreuk door Medtronic op het bedoelde intellectuele-eigendomsrecht van Abbott. Overlegging van redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal om de (inbreuk)vorderingen te onderbouwen mag voldoende worden geacht. Het is dan ook heel wel denkbaar dat een dergelijke vordering bij spoedeisend belang aan een voorzieningenrechter wordt voorgelegd.

3.15. Uit de onderbouwing door Abbott van het inleidende verzoek tot de beslaglegging blijkt echter dat zij met dat beslag geen bewijs wenst te vergaren omtrent de vraag of Medtronic inbreuk heeft gemaakt op het intellectuele-eigendomsrecht van Abbott, maar dat zij met dat beslag informatie omtrent de omvang van de inbreuk en het distributienetwerk van de beweerdelijk inbreukmakende producten wenst te verzamelen en veilig te stellen, om zo een feitelijke onderbouwing te kunnen geven aan de inbreukvordering die Abbott wil instellen, en inmiddels heeft ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage. De omvang van de inbreuk komt in het kader van de begroting van de schade als gevolg van de inbreuk echter pas aan de orde indien is vastgesteld dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden. De vraag of er een inbreuk heeft plaatsgevonden ligt, zoals gesteld, thans voor bij de rechtbank 's-Gravenhage. Abbott heeft derhalve ook thans geen spoedeisend rechtmatig belang bij haar vordering tot vrijgave van het bewijsbeslag.”

De vorderingen van Abbott in reconventie worden afgewezen. Medtronic wordt in conventie in het gelijkgesteld.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 6521

Sesam, open u

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juli 2008, KG ZA 08-960. Johnson & Johnson tegen S. c.s. (Met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek). Inzage in in beslaggenomen documenten. Proceskostenveroordeling inclusief beslagkosten.

J&J heeft in maart 2006 met onmiddelijke ingang de distributieovereenkomst met S, handelend onder de naam Trayll Brands B.V., opgezegd, omdat volgens J&J S. producten bestemd voor de Afrikaanse markt, in strijd met de distributieovereenkomst, naar andere markten doorsluisde, waaronde de Verenigde Staten. In mei 2008 is verlof verleend tot conservatoir bewijsbeslag en bevel gegeven de betrokken producten in bewaring te stellen. Tevens is aan de deurwaarder het bevel gegeven om een beschrijving te maken van de zaken en documenten die betrekking hebben op de inbreuk. In de beschikking is bepaald dat (afschriften van) de in beslag genomen zaken alleen aan J&J ter beschikking mogen worden gesteld 'na toestemming van gerekwestreerden of nadat de (bodem)rechter daartoe heeft bestlist'.

J&J vordert onder meer inzage te krijgen in en beschikking te krijgen over afscriften van het door de deurwaarder opgestelde proces-verbaal van de beschrijving van de zaken en documenten en de door de deurwaarder in beslag genomen en bij deze in bewaring gegeven afschriften van relevante documentatie.

"Niet in geschil is dat Trayll Brands feitelijk heeft gehandeld in J&J verpakkingen die vervalst (gekopieerd van originele verpakkingen) bleek te zijn. Op grond van de thans beschikbare gegevens valt bepaald niet uit te sluiten dat S. c.s. van het feit dat het hier counterfeit verpakkingen betrof op de hoogte was, of deze handel zelfs heeft geïnitieerd. [...] Anders dan S. c.s. heeft aangevoerd valt evenmin uit te sluiten dat niet alleen de Amerikaanse merkrechten van J&J daarbij zijn geschonden, maar ook de Europese. [...] In het licht van het voorgaande kan het verweer van S. c.s. dat J&J geen rechtmatig belang heeft bij haar vordering, niet slagen."

 

"S c.s. heeft verder aangevoerd dat er sprake zou zijn van een 'fishing expedition', nu de in beslaggenomen gegevens veel meer zouden omvatten dan zaken verband houdend met het geschil tussen partijen. Gezien de inhoud van het verzoekschrift en het verleende verlof moet echter worden aangenomen dat het zich beperkt tot (elektronische) documenten betreffende de handel in Lifescan OneTouch test strips en/of verpakkingen, bijsluiters en/of andere productbescheiden of verpakkingsmaterialen voor Lifescan OneTouch test strips, houdende de merken van J&J. Deze omschrijving is concreet genoeg om aan te nemen dat het hier gaat om 'bepaalde bescheiden' als bedoeld in artikel 843a Rv."

Een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad wegens merkinbreuk wordt tussen J&J enerzijds en S en Tryall Brands anderzijds, in verband met de betrokkenheid van laatstgenoemden bij de gestelde merkinbreuk dan ook aanwezig geacht. Een beroep op de vertrouwelijkheid van de gegevens gaat niet op, nu J&J geheimhouding hebben toegezegd. De gevraagde voorzieningen worden toegewezen.
 
"De door S c.s. aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting op deze artikelen - waarin staat dat de beslissing over de kosten van een maatregel op basis van artikel 1019h zal moeten worden aangehouden totdat de rechter over de inbreuk en de totale kostenveroordeling kan oordelen - brengt niet mee dat de rechter in kort geding over dergelijke kosten geen uitspraak zou kunnen doen, als hij, zoals in dit geval, aannemelijk acht dat van merkinbreuk sprake is."

Lees het vonnis hier.