DOSSIERS
Alle dossiers

Bevoegdheid  

IEF 22170

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

Rechtbank Amsterdam 17 jul 2024, IEF 22170; ECLI:NL:RBAMS:2024:4255 (Stichting Farma Ter Verantwoording tegen AbbVie), https://delex.nl/artikelen/wamca-procedure-door-stichting-farma-ter-verantwoording

Rb. Amsterdam 17 juli 2024, IEF 22170, LS&R 2247; ECLI:NL:RBAMS:2024:4255 (Stichting Farma Ter Verantwoording tegen AbbVie). AbbVie is een biofarmaceutisch bedrijf dat zich richt op immunologie, hematologische oncologie, neurowetenschap, esthetica en huidverzorging. Zij verkopen in Nederland het medicijn adalimumab onder de naam Humira. Dit is een medicijn tegen reumatoïde artritis, psoriasis, de ziekte van Crohn en uveïtis (oogontsteking). Het medicijn is ontwikkeld door Knoll Pharmaceuticals en zij had hier een octrooirecht op. Stichting Farma Ter Verantwoording (hierna: FTV) streeft ernaar dat geneesmiddelen op een duurzame en maatschappelijk betamelijke wijze op de markt beschikbaar zijn. In deze zaak vordert FTV dat de rechtbank voor recht verklaart dat AbbVie onrechtmatig heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van haar economische machtspositie. Dit omdat zij in de periode waarvoor Humira octrooibescherming genoot een veel te hoge prijs zou vragen voor Humira.

IEF 22009

Uitspraak ingezonden door Rik Balk, Balk Legal.

Arrest van Benelux-Gerechtshof over woordmerk NIELSON

BenGH 23 apr 2024, IEF 22009; C 2021/18 (Verzoekers tegen verweerder), https://delex.nl/artikelen/arrest-van-benelux-gerechtshof-over-woordmerk-nielson

BenGH 23 april 2023, IEF 22009, IEFbe 3735; C 2021/18 (Verzoekers tegen verweerder). Op 10 juni 2023 heeft verweerder een aanvraag ingediend voor het Benelux-woordmerk NIELSON. Verzoekers hebben op 3 april 2020 een vordering ingediend bij het BOIP (hierna: Bureau) tot doorhaling wegens vervallenverklaring, met als grondslagen dat het woordmerk niet normaal gebruikt is en dat de aanvraag te kwader trouw was. Een van de verzoekers is Nicolaas Laurens Littooij, beter bekend onder zijn artiestennaam Nielson. De vordering is gedeeltelijk toegewezen. Het woordmerk wordt vervallen en nietig verklaard voor slechts bepaalde diensten die aangeduid zijn in klasse 41. De overige vorderingen van Littooij worden afgewezen door het Bureau. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de beslissing van het Bureau. Zij verzoeken het woordmerk ook voor de andere diensten aangeduid in klasse 41 nietig en vervallen te verklaren.

IEF 21921

Verstek in zaak betreffende inbreuk Belvedere-merken

Rechtbank Den Haag 22 nov 2023, IEF 21921; ECLI:NL:RBDHA:2023:18035 (Polmos Zyrardów SP. ZO. O. tegen The Brewing & Distilling Group), https://delex.nl/artikelen/verstek-in-zaak-betreffende-inbreuk-belvedere-merken

Rb. Den Haag 22 november 2023, IEF 21921; ECLI:NL:RBDHA:2023:18035 (Polmos Zyrardów SP. ZO. O. tegen The Brewing & Distilling Group). POLMOS ZYRARDÓW SP. ZO. O. (hierna: eiseres) is merkhoudster van de Belvedere merken. Zij vordert in deze zaak een bevel tot staking van inbreuk van de Belvedere Merken door THE BREWING & DISTILLING GROUP (hierna: gedaagde). Tegen verweerder is verstek verleend. De rechtbank begint met het oordeel dat op grond van artikel 125 lid 5 jo artikel 126 lid 2 UMVo haar bevoegdheid betreffende Uniemerkinbreuk zich beperkt tot het Nederlandse grondgebied. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vorderingen grotendeels worden toegewezen, maar beperkt het bevel om inbreuk te staken tot Nederlands grondgebied. Wat betreft de vordering tot schadevergoeding van € 50,- per gekocht en geleverd namaakproduct overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd waarom de schade op dit bedrag begroot kan worden. De schadevergoeding dient nader te worden opgemaakt bij staat. Eiseres vordert daarnaast nettowinstafdracht. Winstafdracht en schadevergoeding kunnen echter alleen cumuleren voor zover de gevorderde schadevergoeding niet bestaat uit gederfde winst. De winstafdracht wordt toegewezen met voorwaarde dat een nader bepaalde schadevergoeding slechts toegewezen wordt als deze de winstafdracht te boven gaat. Wat betreft de proceskosten kan de door eiseres op grond van artikel 1019h Rv gevorderde volledige procekostenveroordeling niet plaatsvinden, omdat niet is gebleken dat kosten aan gedaagde kenbaar zijn gemaakt.

IEF 21862

Kantonrechter onbevoegd in vordering van fotograaf

Rechtbanken 1 dec 2023, IEF 21862; ECLI:NL:RBAMS:2023:8442 (Eiser tegen GVB Exploitatie ), https://delex.nl/artikelen/kantonrechter-onbevoegd-in-vordering-van-fotograaf

Rb. Amsterdam 1 december 2023, IEF 21862; ECLI:NL:RBAMS:2023:8442 (Eiser GVB Exploitatie) Eiser is van beroep fotograaf. GVB Exploitatie (hierna: GVB) is een Nederlands openbaarvervoerbedrijf en verzorgt openbaar vervoer in de regio Amsterdam. In 2017 sloot GVB een contract met reclamebureau The Oddshop, waarbij eiser betrokken was als fotograaf.

IEF 19775

Gemeente Amsterdam bevoegd legaat op te eisen

Hof Amsterdam 9 feb 2021, IEF 19775; ECLI:NL:GHAMS:2021:452 (Eiser tegen gemeente Amsterdam), https://delex.nl/artikelen/gemeente-amsterdam-bevoegd-legaat-op-te-eisen

Gerechtshof Amsterdam, 9 februari 2021, IEF 19775, ECLI:NL:GHAMS:2021:452 (Y tegen gemeente Amsterdam) Y was tot haar overlijden eigenaar van een collectie van ruim 600 tekeningen uit de zeventiende tot en met de twintigste eeuw die betrekking hebben op Amsterdam. De Collectie is in bruikleen gegeven en bevindt zich sinds 1980 in het Gemeente-archief. In 1986 heeft Y een testament gemaakt waarin zij X benoemd tot enig erfgenaam. In het testament staat opgenomen dat het de bedoeling is om de collectie onder hoede te houden van het Gemeente-archief. Bij wet van 20 december 1996 is de zogenaamde Kunstregeling, neergelegd in artikel 67 lid 3 Successiewet, ingevoerd. De Kunstregeling houdt kort gezegd in dat de Minister kwijtschelding kan verlenen van de verschuldigde successiebelasting indien voorwerpen uit de nalatenschap met een nationaal cultuurhistorisch belang door de verkrijger in eigendom worden overgedragen aan de Staat. Het ministerie van Financiën laat echter weten dat de kwijtscheldingsregeling niet toegepast kan worden, omdat het testament voor intreding van de wet is opgesteld. Volgens X is er een vaststellingsovereenkomst tussen hem en de Gemeente overeengekomen waarin de Gemeente toestemt met een afwijking van het legaat. Ook zou de gemeente zich hebben verplicht om de Collectie op een fiscaal gunstige wijze over te dragen. Geoordeeld wordt dat de Gemeente niet een andere fiscale regeling beoogd heeft dan de kunstregeling. Vooropgesteld wordt dat het Gemeente na het overlijden van Y vrij stond om het legaat te aanvaarden.

IEF 18863

Bevoegdheidsincident en incident schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad verstekvonnis

Rechtbank Den Haag 25 sep 2019, IEF 18863; ECLI:NL:RBDHA:2019:10407 (Hikvision tegen LITB), https://delex.nl/artikelen/bevoegdheidsincident-en-incident-schorsing-uitvoerbaarheid-bij-voorraad-verstekvonnis

Rechtbank Den Haag 25 september 2019, IEF 18863; ECLI:NL:RBDHA:2019:10407 (Hikvision tegen LITB) Volgens Hikvision heeft LITB inbreuk gemaakt op de aan Hikvision toekomende merkrechten en merklicentierechten.  Hikvision vorderde een verklaring voor recht dat LITB inbreuk maakt op haar merk-/ merklicentierechten en daarnaast een inbreukverbod in de EU.  Bij verstekvonnis zijn beide vorderingen toegewezen. In het verzet in de hoofdzaak vordert LITB onder andere de vernietiging van het verstekvonnis, althans te worden ontheven van de tegen haar uitgesproken veroordelingen, en vaststelling van de niet-ontvankelijkheid van Hikvision in diens vorderingen, althans de afwijzing van de vorderingen van Hikvision, met hoofdelijke veroordeling van Hikvision in de proceskosten. De rechtbank heeft in deze zaak bij tussenvonnis verklaard dat zij onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van de Chinese dochteronderneming van Hikvision. Voorts schorst zij de executie van het verstekvonnis totdat uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. 

IEF 18446

Uitspraak ingezonden door Judith Krens, Charlotte Garnitsch en Marthe Riewald, Taylor Wessing.

Nederlandse rechter bevoegd bij zaken aangaande aangevraagde bescherming op Nederlands grondgebied

Rechtbanken 8 mei 2019, IEF 18446; (Pfizer tegen Roche c.s.), https://delex.nl/artikelen/nederlandse-rechter-bevoegd-bij-zaken-aangaande-aangevraagde-bescherming-op-nederlands-grondgebied

Rechtbank Den Haag 8 mei 2019, IEF 18446; ECLI:NL:RBDHA:2019:4515 (Pfizer tegen Roche) Procesrecht. Octrooirecht. Bevoegdheid Nederlandse rechter bij octrooi-aanvragen. Pfizer en Roche houden zich beiden bezig met productie van geneesmiddelen. Wanneer het basisoctrooi van het hier betreffende geneesmiddel afloopt heeft Roche nog een aantal octrooi-aanvragen en toekomstige octrooi-aanvragen boven de markt hangen voor behandelingen die worden beschreven in het SmPC van het betreffende geneesmiddel. Pfizer wenst de markt te betreden met haar biosimilar van dat geneesmiddel, maar kan niet een klassieke clearing-the-way actie (nietigheidsactie) starten omdat de betreffende octrooi-aanvragen nog niet zijn verleend en/of er nog geen octrooi-aanvragen zijn ingediend. Zij tracht nu zogenoemde Arrow-verklaringen te verkrijgen. Roche betwist de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. EVEX van toepassing. Rechter neemt bevoegdheid aan. Er zijn voldoende aanknopingspunten om Nederland als locus delicti aan te wijzen, nu Roche hier octrooirechtelijke bescherming wenst. Dat nog geen afsplitsingen vaststaan staat niet aan bevoegdheid in de weg. Roche zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Of dit een veroordeling moet zijn op grond van 1019h Rv staat ter discussie, nu niet duidelijk is of dit incident aangemerkt kan worden als een procedure ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Deze beslissing wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

IEF 18016

Ono Pharmaceutical voert onterecht aan dat Nederlandse rechter bevoegd is in octrooiprocedure

Gerechtshoven 9 okt 2018, IEF 18016; ECLI:NL:GHDHA:2018:2606 (Ono Pharmaceutical tegen Pfizer), https://delex.nl/artikelen/ono-pharmaceutical-voert-onterecht-aan-dat-nederlandse-rechter-bevoegd-is-in-octrooiprocedure

Hof Den Haag 9 oktober 2018, IEF 18016 (Ono Pharmaceutical tegen Pfizer) Octrooirecht. Procesrecht. Ono, Japanse onderneming die zich toelegt op ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, heeft in 2003 een Europese octrooiaanvrage gedaan bij het EOB, die in 2010 is gepubliceerd als EP 2 206 517 A1. Pfizer heeft bij het Verwaltungsgericht München een opeisingsprocedure aanhangig gemaakt strekkende tot het verkrijgen van mede-eigendom. Zij schrijft dat zij de zaak aanbrengt bij de onbevoegde bestuursrechter en verzoekt de zaak door te zenden naar het Landgericht München. Ook heeft zij het EOB verzocht de verleningsprocedure van EP 517 te schorsen. De Legal Division van het EOB heeft Ono c.s. meegedeeld dat de verleningsprocedure is geschorst. Ono c.s. stelt dat Pfizer onrechtmatig jegens haar handelt door in Duitsland een opeisingsactie te voeren als gevolg waarvan het octrooi niet door EOB wordt verleend, terwijl Pfizer weet dat de actie geen kans van slagen heeft. De schade is dat Ono c.s. geen octrooi verkrijgt en deze niet kan handhaven. Zij betoogt dat de Nederlandse rechter daarom als rechter van de plaats van de schade bevoegd is op grond van art. 6 sub e Rv. De voorzieningenrechter heeft zich echter onbevoegd verklaard en het hof gaat daar in mee.  Ono c.s. vordert ook opheffing van de schorsing van de verleningsprocedure bij het EOB. Hiermee vraagt zij in feite aan de Nederlandse rechter om op de stoel van het EOB te zitten. Dit vormt een ontoelaatbare doorkruising van het (systeem van het) EOV en de daarin besloten liggende toedeling van bevoegdheden. De Nederlandse rechter is daardoor niet bevoegd. 

IEF 18015

Geen bevoegdheid Nederlandse rechter octrooiprocedure "Salahieh octrooifamilie"

Hof Den Haag 9 okt 2018, IEF 18015; ECLI:NL:GHDHA:2018:2607 (Boston Scientific Scimed tegen Edwards Lifesciences Corporation), https://delex.nl/artikelen/geen-bevoegdheid-nederlandse-rechter-octrooiprocedure-salahieh-octrooifamilie

Hof Den Haag 9 oktober 2018, IEF 18015 (Boston Scientific Scimed tegen Edwards Lifesciences Corporation) Procesrecht. Partijen zijn sinds 2016 verwikkeld in octrooiprocedures over met behulp van een katheter implanteerbare kunstmatige hartkleppen, de ‘Salahieh octrooifamilie'. Boston Scientific heeft in toevoeging van de octrooifamilie EP 2 985 006 A1 aangevraagd. Geïntimeerde heeft het EOB verzocht de verleningsprocedure te schorsen, plus een opeisingsprocedure aanhangig gemaakt bij het Verwaltungsgericht München, waarbij zij de mede-eigendom claimt. Het EOB heeft de verleningsprocedure geschorst. Boston Scientific voert aan dat Lifesciences Corporation onrechtmatig jegens haar handelt door het bij het EOB indienen van een verzoek tot schorsing in de wetenschap dat de daaraan ten grondslag liggende opeisingsactie in Duitsland kansloos is. Daardoor lijdt zij schade: ze krijgt niet het Europese octrooi. Zij betoogt dat de Nederlandse rechter daarom als rechter van de plaats van de schade bevoegd is op grond van art. 6 sub e Rv. De voorzieningenrechter verklaarde zich echter onbevoegd op grond van hetzelfde artikel. Het hof gaat daar in mee. De vordering van Boston Scientific is ook gericht om de schorsing van de verleningsprocedure bij het EOB op te heffen. Nu het gaat om een verdragsrechtelijk systeem van bevoegdheidstoedeling, waarbij de aan de orde zijnde bevoegdheid bij verdrag is toegekend bij de door dat verdrag in het leven geroepen supranationale organisatie, ligt onbevoegdverklaring immers het meest voor de hand (en niet niet-ontvankelijkverklaring).

IEF 17968

Cassatie in belang der wet: Is rechtbank Den Haag ook in kort geding exclusief bevoegd?

Hoge Raad 31 aug 2018, IEF 17968; ECLI:NL:PHR:2018:957 (Spin Master tegen High5), https://delex.nl/artikelen/cassatie-in-belang-der-wet-is-rechtbank-den-haag-ook-in-kort-geding-exclusief-bevoegd

Conclusie AG HR 31 augustus 2018, IEF 17968; ECLI:NL:PHR:2018:957 (Spin Master/High5) Cassatie in het belang der wet na IEF 16516. Is rechtbank Den Haag ook in KORT GEDING exclusief bevoegd in Gemeenschapsmodel inbreukzaken? Art. 90 en 81 GModVo en art. 3 Uitvoeringswet EG-verordening betreffende de Gemeenschapsmodellen. Zijn ook andere dan Haagse voorzieningenrechters bevoegd om kennis te nemen van Gemeenschapsmodelinbreuken? In bodemzaken is de als “rechtbank voor het Gemeenschapsmodel” aangewezen Haagse rechtbank exclusief bevoegd in Nederland, maar hoe zit dat in kort geding? Daarover bestaat al meer dan tien jaar ongewenste verdeeldheid in de rechtspraak, die wordt gevoed door een tekstverschil tussen art. 90 van de Gemeenschapsmodellenverordening (GModVo) en art. 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening betreffende de Gemeenschapsmodellen (Uvw): in art. 90 GModVo staat dat voor het treffen van voorlopige en bewarende maatregelen inzake Gemeenschapsmodellen “rechterlijke instanties, met inbegrip van de rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel” bevoegd zijn, terwijl art. 3 Uvw bepaalt dat uitsluitend de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank, als aangewezen “rechtbank voor het Gemeenschapsmodel”, bevoegd is. Dezelfde kwestie speelt ook bij Uniemerken.