Procesrecht  

IEF 4148

Nadere informatie

phlg.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 11 juni 2007, KG ZA 07-528, LG Electronics Benelux Sales B.V. / Koninklijke Philips Electronics N.V.

Executiegeschil dat een beetje doet denken aan een hoger beroep. Op grond van nadere informatie oordeelt de rechtbank dat het eerdere oordeel van de rechtbank, dat onvoldoende was bewezen dat Philips deelnemer was bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard, berust op een kennelijke misslag.

LG Electronics vordert in dit executiegeschil schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis  waarin aan LG een provisioneel inbreukverbod is opgelegd onder het zgn. Vogel-octrooi van Philips. Dit octrooi ziet op de codering volgens de JPEG-standaard.

In de hoofdzaak heeft de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 25 april 2007 het Vogel-octrooi gedeeltelijk vernietigd en onder het resterende gedeelte een provisioneel inbreukverbod opgelegd voor de duur van de procedure en uiterlijk tot de expiratiedatum van het octrooi (10 september 2007). Het verbod is provisioneel, en niet definitief, omdat door de rechtbank is vastgesteld dat LG Electronics weliswaar gebruik maakt van de geoctrooieerde uitvinding, maar dat Philips het recht heeft verwerkt zich nog op Vogel te kunnen beroepen indien komt vast te staan dat Philips als deelnemer bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard betrokken is geweest. Op deelnemers bij de werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard rustte namelijk de verplichting om voor de JPEG-standaard relevante octrooien aan te melden, terwijl het Vogel-octrooi indertijd door Philips nooit is aangemeld.

 

De rechtbank achtte het door LG overgelegde bewijs onvoldoende om aan te tonen dat Philips deelnemer was aan de betreffende werkgroepen, maar heeft LG toegelaten tot nadere bewijslevering in een later stadium van de procedure.

LG vordert in dit executiegeschil dat het Philips wordt verboden om het vonnis van 25 april ten uitvoer te leggen. LG is van mening dat het oordeel van de rechtbank, dat onvoldoende is bewezen dat Philips deelnemer was bij werkgroepen voor ontwikkeling van de JPEG-standaard, berust op een kennelijke misslag. Derhalve heeft Philips volgens LG, conform vaste rechtspraak inzake executiegeschillen, geen in redelijkheid te respecteren belang bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het provisionele verbod. Dit oordeel wordt door de voorzieningenrechter gevolgd.

Volgens de voorzieningenrechter heeft LG in de hoofdzaak “voldoende, zo al niet ruimschoots, aannemelijk gemaakt dat Philips deelnemer (participant) was bij de totstandkoming van de JPEG standaard” en dat die deelname “van dien aard was dat daaruit voor Philips een gehoudenheid voortvloeide Vogel te openbaren.” Derhalve is volgens de voorzieningenrechter “niet aannemelijk dat de rechtbank, indien zij de beschikking zou hebben gehad over hetgeen thans naar voren is gekomen, het provisionele verbod zou hebben opgelegd.”

De voorzieningenrechter verbiedt Philips om het provisionele verbod ten uitvoer te leggen en veroordeelt Philips in de proceskosten conform artikel 1019h Rv, aangezien het executiegeding evenals de procedure in de hoofdzaak een IE-recht tot inzet heeft.

Lees het vonnis hier. Eerder vonnis en herstelvonnis: IEF 3947 (10 mei 2007).

IEF 4141

Voorlopig

Gerechtshof s’-Gravenhage, 31 mei 2007. Beschikking in Estrad B.V. tegen Schultink (met dank aan Paul Mazel, Trip Advocaten).

Afwijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in kort geding procedure.

Tussen Estrad en Schultink is bij het Hof een kort geding proceedure aanhangig met als onderwerp het Nederlandse octrooi  van Schultink. In eerste aanleg heeft de Voorzieningenrechter aan Estrad een inbreukverbod opgelegd. Tegen dit vonnis is Estrad in hoger beroep gekomen.

In het hoger beroep verzoekt Estrad om een aantal getuigen bij wege van voorlopig getuigenverhoor door het Hof te doen horen. Hoewel in beginsel de verzoeker van een voorlopig getuigenverhoor daar recht op heeft, wordt in het onderhavige geval het verzoek van Estrad afgewezen.

“(…) Het Hof stelt voorop dat artikel 186 lid 2 Rv. voorziet in de mogelijkheid dat tijdens een reeds aanhangig geding de rechter op verzoek van  een partij een voorlopig getuigenverhoor beveelt. Naar het oordeel van het Hof moet onder “een reeds aanhangig geding” in de eerste plaats een bodemprocedure worden begrepen. Het Hof overweegt daartoe dat, hoewel in een kortgedingprocedure getuigenbewijs op zichzelf toelaatbaar is, deze procedure in verband met het spoedeisende karakter in het algemeen geen ruimte biedt voor het (uitvoerig) horen van getuigen. Naar het oordeel van het Hof geldt hetzelfde voor het horen van getuigen in een kort geding in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. In het onderhavige geval gaat het om een octrooizaak, waarin Estrad heeft verzocht vijf getuigen te doen horen. Naar het zich laat aanzien, zal het horen van die getuigen enige tijd vergen. Voorts acht het Hof van belang dat reeds een bodemprocedure aanhangig is; dit is de geëigende procedure voor het horen van getuigen. Bovendien zal, anders dan Estrad meent, het Hof niet de eerst rechter zijn die over de geldigheid van het in het geding zijnde octrooi oordeelt. Estrad wijst er immers zelf op dat de kortgedingprocedure in hoger beroep op de slaaprol staat voor 20 april 2008 voor memorie van antwoord aan de zijde van Schultink. In het licht hiervan is het Hof van oordeel dat het onderhavige verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor in strijd is met de goede procesorde.” (7)

Lees de beschikking hier.

IEF 4129

Groningen

stol.gifRechtbank Groningen, 8 juni 2007, KG ZA 07-111. Kamstra International B.V. c.s. tegen SPI International (met dank aan Gitta van der Meer, Lovells).

Vorige week twee whiskeyzaken, nu twee wodkazaken. Op 22 februari 2007 (dus nogvoordat de implementatie van de IE Handhavingsrichtlijn werking trad) verleende de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder Kamstra op grond van de artikelen 6 en 7 van de Handhavingsrichtlijn en artikel 843a Rv. Spirits verkreeg dit verlof op basis van vermeende inbreuk door Kamstra op haar STOLICHNAYA wodka merken (meer over deze merken in het bericht hieronder).

Kamstra verzocht daarop in kort geding (na een eisvermeerdering) onder meer dat het Spirits zou worden verboden om in de toekomst beslag te mogen leggen op dezelfde gronden als in het beslagrekest waarop zij op 22 februari 2007 verlof verkreeg.

In het onderhavige vonnis wijst de voorzieningenrechter alle vorderingen van Kamstra af. Kamstra heeft geen belang, o.a. omdat SPI al heeft toegezegd het verkregen verlof nog langer te zullen uitvoeren en omdat de aan het verleende verlof verbonden termijn inmiddels is verstreken.

Voor toewijzing van een verbod om in de toekomst beslag te leggen (althans verlof te vragen voor het leggen van beslag) bestond geen aanleiding. Voor het opleggen van een dergelijke ingrijpende 'anti-suit injunction' kan slechts aanleiding bestaan indien een partij zich schuldig zou maken of dreigt te maken aan het keer op keer op basis van hetzelfde feitenmateriaal en op dezelfde gronden indienen van een verzoek tot het leggen van beslag.

Lees het vonnis hier.

IEF 4126

Primus ex parte

bg.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 7  juni 2007, beschikking in Paletti Collections B.V. tegen Verweerster. (met dank aan Dick van Engelen, Ventoux Advocaten).

Een primeur in Nederlandse IE-recht: Het eerste verleende ex parte bevel (1019e RV). Het verzoek tot het geven van een onmiddellijke voorziening bij voorraad houdende een bevel om dreigende inbreuk op de rechten van intellectuele eigendom van verzoekster Paletti te voorkomen, wordt  door de rechtbank Den Haag toegestaan als verzocht.

Paletti is licentieneemster van de woordmerken BENGH (wat ongetwijfeld niet refereert aan de gebruikelijke afkorting voor het Benelux Gerechtshof) en BENGH PER PRINCIPESSE. De merken worden gebruikt voor kinderkleding. Paletti stelt dat de geanonimiseerde verweerster inbreuk maakt op de genoemde merken en op de aan Paletti toekomende auteursrechten en niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrechten met betrekking tot de onder de merken op de markt gebrachte kinderkleding.

Verweerster biedt haar producten aan via een zogenaamde ‘internethandel’, die zich kenmerkt door “een hoge omloopsnelheid”, een oncontroleerbare kwantiteit van ingekochte en verkochte producten en het lastig te traceren van afnemers. Door voornoemde handelswijze verspreiden de inbreukmakende producten zich als een olievlek over Nederland (en mogelijk zelfs wereldwijd).” Gelet op de aard en ernst van de (dreigende) inbreuk en de onherstelbare schade die door het voortduren van voornoemde inbreuk aan Paletti zou worden berokkend, stelt Paletti een spoedeisend belang te hebben.

De voorzieningenrecht staat het verzoek toe, heel kort en zonder nadere motivering, en beveelt verweerster de inbreuk, op straffe van een dwangsom, te staken en gestaakt te houden. De termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak (art. 1019i Rv) wordt bepaald op zes maandenna de datum van de beschikking.

Lees de beschikking hier.

IEF 4104

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage, HA RK 07-556, LJN: BA6419. Pintail International B.V. tegen Gemini Medical Textiles Europe B.V.

Samenvatting Rechtspraak.nl: "Bevelschrift tot betaling proceskosten ex artikel 250 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verweerster heeft afstand van instantie in versnelde procedure octrooizaken gedaan. Verzoekster wenst thans vergoeding van de volledige door haar gemaakte proceskosten overeenkomstig artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn (Rl. 2004/48/EG). Volgens verweerster dienen de kosten van verzoekster te worden begroot conform het gebruikelijke forfaitaire tarief. De rechtbank is met verzoekster van oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat bij afstand van instantie de eiser als in het ongelijk gesteld is te beschouwen in de zin van art. 14 Handhavingsrichlijn 2004/48/EG. De rechtbank beveelt dat verweerster aan verzoekster de volledige proceskosten dient te voldoen."

Lees het bevelschrift hier of hier.

IEF 4103

Bewijsbeslagsyllabus

Beslagsyllabus 2007 (7e versie mei 2007). Samengesteld onder verantwoordelijkheid van het LOVC (het landelijk overleg van de sectoren civiel van de rechtbanken). Met aandacht voor de in het derde boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering opgenomen nieuwe titel 15 (Van rechtspleging in zaken betreffende Rechten van intellectuele eigendom). De syllabus stelt onder andere:

“Bij rekesten voor beslag tot afgifte van roerende zaken waarin het gestelde recht op afgifte is gebaseerd op artikel 2.22 van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE), artikel 28 van de Auteurswet, artikel 5c van de Databankenwet, artikel 70 lid 6 van de Rijksoctrooiwet 1995 of artikel 843a Rv. (eventueel juncto artikel 1019a Rv.) en bij beslagrekesten ex artikel 1019b lid 1 juncto artikel 1019c lid 1 Rv. (beide laatste betreffen zogenaamd “bewijsbeslag”) wordt regelmatig verzocht om door de deurwaarder, een deskundige of door de gerechtelijk bewaarder (als om aanstelling van die laatste is gevraagd) onderzoek te mogen laten doen aan de in beslag te nemen zaken.

Dergelijke verzoeken moeten niet worden gehonoreerd, aangezien de gerekwestreerde (doorgaans) niet op het beslagrekest wordt gehoord, terwijl de in beslag te nemen zaken (de boekhouding, computers e.d.) vertrouwelijke gegevens van de gerekwestreerde kunnen bevatten. Het doel van een conservatoir beslag is uitsluitend om de bestaande situatie te conserveren en niet om de beslaglegger de mogelijkheid te bieden om met het beslag bewijs te vergaren. Indien de beslaglegger aan de te zaken waarop hij beslag wil leggen onderzoek wenst te (doen) verrichten, dient hij een daartoe strekkende vordering (in kort geding) in te stellen, zodat gerekestreerde in de gelegenheid wordt gesteld hiertegen verweer te voeren. Aan het verlof kan worden toegevoegd: “…met de uitdrukkelijke bepaling dat met dit verlof aan verzoeker niet wordt toegestaan om zonder toestemming van gerekwestreerde of anders dan krachtens in kracht van gewijsde gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard rechterlijk vonnis onderzoek te (laten) verrichten aan en/of inzage te (doen) nemen in de in beslag te nemen zaken.” 

Lees de gehele beslagsyllabus hier.

IEF 4100

Algemeen geformuleerd

Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen).

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Ruim gestelde vordering leidt tot ruime interpretatie bij uitvoering. Geen dwangsommen verbeurd. Werkelijke proceskosten in executiegeschil.

TBlox is bij vonnis van 8 maart jl. (zie IEF 3803) onder meer veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op haar website en onrechtmatige uitlatingen over M4C te staken. De deurwaarder heeft namens M4C een aanzegging gedaan dat TBlox 44 dagen in strijd met het vonnis heeft gehandeld en dat er reeds dwangsommen verbeurd zijn. TBlox vordert onder meer schorsing dan wel staking van de tenuitvoerlegging en matiging van dwangsommen. In reconventie vordert M4C TBlox te gebieden het vonnis van 8 maart alsnog na te komen op straffe van een verhoogde dwangsom.

Aangezien M4C in haar vordering geen expliciete website heeft opgenomen voor de plaatsing van de gevorderde rectificatie en een Nederlandstalige rectificatie werd gevorderd, is het dan ook niet onlogisch dat TBlox de rectificatie op www.tblox.nl en tblox.com/nl heeft geplaatst en niet op tblox.com. Ook heeft de voorzieningenrechter in navolging van het door M4C gevorderde een algemene veroordeling uitgesproken, die niet is toegespitst op het gewraakte artikel. "Market4Care heeft door haar algemeen geformuleerde vordering zelf onzekerheid laten bestaan omtrent de onrechtmatige aspecten van het gewraakte artikel." TBlox heeft derhalve voldaan aan de veroordeling tot rectificatie.

Niet is gebleken dat er sprake zou zijn van inbreuk op de auteurs- of merkenrechten van M4C. Ook op dit punt zijn dus geen dwangsommen verbeurd. Al met al heeft TBlox aannemelijk gemaakt dat zij aan het vonnis heeft voldaan en geen dwangsommen heeft verbeurd. "Nu TBlox niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wegens blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid niet aan de hoofdveroordeling kan voldaan, zullen de bij vonnis van 8 maart opgelegde dwangsommen niet overeenkomstig artikel 611d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gematigd". M4C wordt in de proceskosten veroordeeld.

Lees het vonnis hier.

IEF 4073

Bewijs- en beschrijvend

Rechtbank Arnhem, 1 juni 2007, KG ZA 07-304. Synthon B.V. tegen Astallas Pharma Inc. (met dank aan Mark van Gardingen, Brinkhof).

Wellicht nootwaardig vonnis over (grensoverschrijdend) bewijs- en beschrijvend beslag (inzagerecht) ex. artt. 1019b-d Rv. in een farma-octrooizaak. 

Astallas Pharma Inc. had bewijs- en beschrijvend beslag gelegd ten laste van Synthon BV om bewijs te bewaren ten behoeve van een Duitse procedure over een Duits octrooi (geneesmiddel regen prostraatvergroting). Onmiddellijk na de beslaglegging door de deurwaarder hebben een advocaat en een octrooigemachtigde van Astellas Pharma van de deurwaarder inzage gekregen in de beslagen informatie, en zij hebben daarvan een rapport gemaakt. Dat rapport hebben zij ingebracht in de Duitse procedure.

De Rechtbank Arnhem beantwoord eerst de vraag vooraf of de bewijs- en beschrijvend beslag regels van artt. 1019 e.v. Rv wel toepasselijk zijn voor het verkrijgen en bewaren van bewijs in het kader van de handhaving van buitenlandse IE rechten. Synthon had gewezen op de tekst van art. 1019 Rv, op de MvT en op de tekst van art. 2 van de Handhavingsrichtlijn, die alle een territoriaal begrensde toepasselijkheid lijken voor te schrijven. De voorzieningenrechter stelt evenwel dat de Nederlandse regels ook toepasselijk moeten zijn in verband met de handhaving van buitenlandse IE rechten, en verwijst daarvoor onder meer paragrafen 7 en 8 van de considerans van de Handhavingsrichtlijn en naar art. 31 EEX-Verdrag / art. 24 EEX-Verordening.

“4.5 Met dit een en ander valt in het geheel niet te verenigen dat bij grensoverschrijdende inbreuken in ene geval als het onderhavige voor handhaving in een lidstaat geen gebruik zou kunnen worden gemaakt van de in de nationale wetgeving van een andere lidstaat ter uitvoering van de Handhavingsrichtlijn geboden (handhavings)mogelijkheden.”

De rechter overweegt verder dat het doel van een conservatoir (bewijs)beslag uitsluitend is om bewijsstukken veilig te stellen en dus de bestaande situatie te conserveren, en niet om de beslaglegger de mogelijkheid te bieden om met het beslag inhoudelijk kennis te doen nemen van bewijsstukken en daarover de beschikking te krijgen. Het is volgens de Voorzieningenrechter vervolgens aan de bodemrechter na een contradictoir debat om te beslissen wat er met de in beslaggenomen stukken moet gebeuren. Een verlof tot het leggen van bewijsbeslag kan dus niet automatisch ook een inzagerecht inhouden voor de beslaglegger. (4.13)

De rechter overweegt ook, in r.o. 4.14, dat in geval van beschrijvend beslag, de beschrijving door de deurwaarder had dienen te geschieden, en niet door de beslaglegger (of haar advocaat/octrooigemachtigde) zelf. Een dergelijke beschrijving moet, zie r.o. 4.15, overigens beperkt blijven tot een omschrijving van hetgeen is ingezien zodat het in een later stadium identificeerbaar is. De beschrijving mag derhalve geen gedetailleerde gegevens bevatten.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4052

Ik ben van de kaas (executiegeschil)

bmstrks.gifRechtbank Haarlem, 29 mei 2007, LJN: BA5846. Cono B.A. tegen Campina B.V.,

Vordering tot schorsing van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. Ook de door Cono aangepaste tv-commercial valt onder de reikwijdte van het bij dat vonnis opgelegde verbod. 

“Daarmee komt de vraag aan de orde of de thans voorliggende, enigszins gewijzigde, commercial, gezien moet worden als een “andere reclame-uiting (…) die op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt bij de in het lichaam van de dagvaarding beschreven televisiecommercial van Campina, voorheen Melkunie, met Peer Mascini in de hoofdrol.”

Dat is onmiskenbaar het geval. De in het Bossche vonnis onder 2.6 weergegeven tekst: “Nee, nee, nee, nee, ik ben het niet. Ik ben mijn broer. Ik ben van de kaas.” is weliswaar uit de commercial geschrapt – en daarmee is de expliciete, zelfgekozen, associatie met de Melkuniereclame verdwenen – maar die wijziging brengt niet met zich dat niet meer sprake zou zijn van een commercial die “op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt” bij de televisiecommercial van Campina. Het dictum van het Bossche vonnis voor zover het gaat om de andere overeenkomstige reclame-uitingen moet enerzijds restrictief worden uitgelegd, maar anderzijds moet de uitleg wel geschieden aan de hand van de overwegingen van het vonnis. Overweging 4.4.2 van dat vonnis spreekt het oordeel uit dat de televisiecommercial van Cono een kopie is van de eerdere reclamecampagne van Melkunie.” (1.4 - 1.5)

Lees het vonnis hier. Eerder berichten + vonnis Rechtbank DB: IEF 3979 (14 mei 2007).