Procesrecht  

IEF 5609

Bij kwade trouw

Nog niet op de BenGh-website, wel op Van Engelens IEPT: Benelux Gerechtshof, 11 februari 2008, zaak A 2006/4, Ondeo Nalco tegen Michel Company.

“Winstafdracht bij kwade trouw merkinbreuk: niet beperkt tot gevallen van piraterij; moedwillige inbreuk vereist. Kwade trouw bij inbreuk kan ontbreken vanwege jarenlangecontractuele relatie, die niet rechtsgeldig is opgezegd of in geval van geschil over vraag wie rechthebbende van het merkrecht was. Allerhande omstandigheden kunnen vervolgens in de weg staan aan toewijziging winstafdracht.

Lees het arrest hier.

IEF 5577

Bewijzen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-3434 (vonnis in vrijwaring), Heco Stekcultures B.V. tegen Van Zuilen.

Eerder gemeld, nog niet besproken. Heco is in de hoofdzaak veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 34.468,02, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmdede de proceskosten van Spek (EUR 1.989,32). De eigen proceskosten in de hoofdzaak (incl. vrijwaringsincident) van Heco zijn begroot op EUR 2.497,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door Heco aan derden geleverde stekken een inbreuk vormden op de communautaire kwekersrechten van Spek en dat Heco daarvoor een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding dient te betalen.

Heco stelt dat een deel van de betreffende stekken door Van Zuilen aan Heco is geleverd. Een ander deel is indirect van Van Zuilen afkomstig (Van Zuilen leverde aan Van Vliet, waarop Van Vliet doorleverde aan Heco). Heco stelt (o.a.) dat sprake is van wanprestatie, vanwege levering van kennelijk kwekersrechtelijk beschermd materiaal, althans dat Heco geredelijk ervan mocht uitgaan dat Van Zuilen over afdoende (sub)licentierechten zou beschikken.

Van Zuilen stelt dat hij voorafgaand aan de verkoop van de stekken (i) aan Heco mondeling heeft medegedeeld dat de stekken van beschermde rozenstruiken afkomstig waren, (ii) welke de daadwerkelijk rasnamen waren (Fairy Queen en Crystal Fairy) en (iii) dat Heco zelf afspraken moest maken met Spek over de kwekersrechtelijke bescherming. Heco zou voorts (mondeling) hebben verzocht dat Van Zuilen op de facturen de kleuren van de rozen (Rosa The Fairy Wit en Rosa The Fairy Rood) zou noemen en niet de werkelijke rasbenamingen.

De rechtbank draagt Van Zuilen op zijn bewijsaanbod te bewijzen en houdt iedere verde beslissing aan.

Lees het vonnis hier

IEF 5492

Niet buitensporig en daarom aanvaardbaar

rmc.gifGerechtshof Amsterdam, 13 december 2007, M-Media B.V. tegen Taminiau Televison B.V.(met dank aan Diederik Donk, Intellectueel Eigendom Advocaten).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Uitleg van een vaststellingsovereenkomst. Geen reden tot matiging boete. Slechts wanneer toepassing van een boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, mag de rechter van zijn bevoegdheid gebruik maken.

M-Media heeft een overeenkomst gesloten met Taminiau voor het leveren van audiovisuele producties ten behoeve van een closed circuit televisiekanaal bij McDonalds restaurants. M-Media heeft op enig moment de betaling van de facturen van Taminiau stopgezet. Met betrekking tot deze achterstallige betaling is vervolgens een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen partijen. Een aantal facturen wordt door M-Media betaald, inclusief een bedrag aan verbeurde boetes. Eén factuur laat M-Media echter onbetaald. Taminiau vordert in dit geschil betaling van die factuur opgehoogd met de overeengekomen boete. De rechtbank geeft Taminiau (grotendeels) gelijk.

In hoger beroep stelt M-Media zich op het standpunt dat een aantal facturen van vóór de datum van de vaststellingsovereenkomst, welke zijn betaald ná de datum van de vaststellingsovereenkomst, verrekend hadden moeten worden met de betalingsverplichting van M-Media zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst. Per saldo zou M-Media dus naar haar mening meer hebben betaald dan waartoe zij op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden was.

Het Hof gaat niet mee in de door M-Media voorgestane uitleg van de vaststellingsovereenkomst. Het Hof is van mening dat M-Media onvoldoende heeft gesteld dat met de betaling van het in de vaststellingsovereenkomst genoemde totaalbedrag ook de facturen van vóór de vaststellingsovereenkomst zijn voldaan. In de bijlage van de vaststellingsovereenkomst zijn immers uitdrukkelijk de facturen vermeld die M-Media onbetaald heeft gelaten. De facturen waar het nu om gaat waren daar niet in gemeld. Bovendien acht het Hof het onbegrijpelijk dat, als de stelling van M-Media juist is, M-Media de betreffende facturen onder de expliciete vermelding van de factuurdata en factuurnummers na de datum van de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan. Ook de overige omstandigheden die M-Media aanvoert leiden volgens het Hof niet tot een andere conclusie.

Het Hof ziet ook geen reden tot matiging van de door partijen overeengekomen boeteclausule.

“De in artikel 6:94 BW opgenomen maatstaf dat voor matiging slechts plaats kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het ebding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (NJ 2007, 262).”

Volgens het Hof heeft M-Media terecht aangevoerd dat de boete ten opzichte van het verschuldigde bedrag zeer hoog is. Desalniettemin ziet het Hof geen reden tot matiging nu beide partijen professioneel in de uitoefening van hun bedrijf hebben gehandeld en de afspraken expliciet in een vaststellingsovereenkomst hebben vastgelegd vanwege een bestaand geschil terzake door M-Media onbetaald gelaten facturen en de boetes het gevolg zijn van het wederom onbetaald laten van facturen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de omstandigheid dat er aan de boetes geen maximum is verbonden door M-Media had kunnen worden ondervangen door de nog openstaande factuur onderprotest te betalen, zoals zij al eerder had gedaan.

Lees het arrest hier.

IEF 5442

Ex parte sfeerhaarden

safhrd.gif(Ex Parte) beschikking van de Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, KG 08/0022, Safretti B.V. tegen Van der Meulen en Wolters

Wel gemeld, nog niet samengevat. Ex parte verzoek op basis van gemeenschapsmodel, toegewezen.

Safretti verhandelt onder meer stalen kleinmeubelen, waaronder diverse soorten sfeerhaarden. Zij heeft voor haar sfeerhaard(en) Riviere LE LG een gemeenschapsmodel gedeponeerd. Wolters en Van der Meulen zouden handelen volgens het verzoekschrift via E-bay en de website www.kaminton24.de in sfeerhaarden, waardoor sprake zou zijn van modelrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De onherstelbare schade van Safretti zou erin bestaan dat de inbreukmakende haarden nog altijd worden aangeboden en dat Van der Meulen en Wolters zouden hebben aangegeven voornemens te zijn de inbreukmakende haarden en de handel daarin te verplaatsen naar Duitsland, waardoor het risico bestaat dat de producten alsnog ergens in Europa in het verkeer worden gebracht en aan het zich van Safretti onttrokken worden. Tot op de dag van het verzoek is de website nog steeds actief en zijn op E-bay nog steeds inbreukmakende producten te koop.

De Rechtbank “beveelt Van der Meulen en Wolters, ieder afzonderlijk, onmiddellijk na betekening van deze beschikking ieder verkopen, aanbieden (waaronder begrepen via Internet), distribueren, exporteren of anderszins naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap (doen) vervoeren, importeren, marketen, of anderszins in het verkeer brengen van op Gemeenschapsmodel nummer 000646385-0001 inbreukmakende sfeerhaarden, te staken en gestaakt te houden”

Lees de beschikking hier.

IEF 5440

Proceskosten Amsterdam

Gerechtshof Amsterdam, 25 oktober 2007, LJN: BC1420, Dicom Art Invest B.V. c.s. IAG Group B.V. c.s.

Arrest over geschil tussen Dicom en IAG over betaling in het kader van door partijen overeengekomen intentieverklaring, akte van overdracht en addendum, met betrekking tot een softwarepakket.

“4.8. Het onderhavige geding betreft de nakoming van financiële verplichtingen die voortvloeien uit een transactie waarbij intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen. De intellectuele eigendomsrechten zelf staan niet ter discussie; het geding strekt dan ook niet tot handhaving daarvan. Dit brengt mee dat de Handhavingsrichtlijn en het bepaalde in artikel 1019h Rv niet van toepassing zijn. Het hof zal de hoogte van de proceskosten berekenen op basis van het gebruikelijke liquidatietarief.”

Lees het arrest hier.

Rechtbank Amsterdam, 10 januari 2008, KG ZA 07-2166 OdC/MV, ACS Filtertechniek tegen Group Air Cooling Services B.V.(met dank aan Annelies van Zoest, GoversVanZoest). 

Partijen, althans hun advocaten, hebben n.a.v. een handelsnaam- en merkenrechtelijk geschil (inmiddels op de Haarlemse slaaprol) over het teken ACS een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Eiser stelt dat gedaagde in strijd met deze overeenkomst heeft gehandeld, gedaagde betwist de geldigheid van de overeenkomst. De voorzieningenrechter acht het echter aannemelijk dat er sprake was van wilsovereenstemming en gaat uit van de geldigheid van de overeenkomst. Gedaagde heeft de overeenkomst geschonden en dient de volledige proceskosten van eiser te vergoeden:

“4.7 Group Air Cooling Services zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hierbij worden de volledige kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv toegewezen, aangezien hier sprake is van inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van ACS, Aan het verweer dat het hier een andersoortig geschil betreft, te weten een geschil over een vaststellingsovereenkomst, zal worden voorbijgegaan aangezien de kern van die overeenkomst bestaat uit bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van ACS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5432

Normale exploitatie

adhoc.gif(Ex Parte) Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, rolnummer: 07/1880.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Toewijzing ex parte verzoek in databankenzaak. Met een wellicht interessante procesrechtelijke passage, die aangeeft dat er ook bij ex parte toch nog wel enig weerwoord is, maar dan van de rechter : "De voorzieningenrechter heeft vervolgens telefonisch contact gehad met de raadsman van verzoeker. Hierbij is een nadere toelichting en een nadere onderbouwing verzocht. De raadsman heeft vervolgens zijn verzoekschrift aangepast en dit per per e-mail naar de voorzieningenrechter gezonden." 

Verzoekster Ad Hoc Data B.V. (AHD) beticht Kagenaar van inbreuk op aan haar toekomende rechten op een direct-marketing databank. AHD heeft geconstateerd dat op de website van Kagenaar gegevens staan vermeld die afkomstig zijn van de door AHD aangeboden databanken. AHD heeft dit kunnen vaststellen aan de hand van het op de site zoeken naar namen van niet-bestaande bedrijven  die zij aan haar databanken heeft toegevoegd (zogenaamde 'sleepers') om misbruik van de databank te kunnen opsporen. Kagenaar heeft toegegeven althans niet betwist dat zij van de databank gebruik maakt.

AHD stelt de handelswijze van Kagenaar in strijd komt met de normale exploitatie van de databank en dat aan de belangen van AHD ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht: "Het publiekelijk ter beschikking stellen van databankgegevens is geen normale exploitatie van de door AHD tegen betaling op de markt gebrachte databanken." (zie 12)

De rechter wijst de gevorderde voorziening toe.

Lees de beschikking hier.

IEF 5301

Verzamelde uitspraken

1- Vzr. Rechtbank Zwolle –Lelystad, 4 december 2007, KG ZA 07-499, Paard Natuurlijk V.O.F. c.s. tegen Nederlandse Uitgevers Combinatie(met dank aan Mark Krul, GMW advocaten).

“Paard Natuurlijk c.s. heeft de website www.paardnatuurlijk.nl met daarop informatie over paarden en de activiteiten van Paard Natuurlijk c s. Op deze website is onder meer te vinden het artikel ‘Natuurlijke voeding’ Aan het eind van dit artikel wordt via hyperlinks verwezen naar de webshop van Paard Natuurlijk c.s en het in eigen beheer uitgegeven boek ‘Paard Natuurlijk’, Dit boek wordt alleen via de website van Paard Natuurlijk c s verkocht. NUC  heeft de tekst van dit artikel zonder toestemming van Paard Natuurlijk c.s. geplaatst in het blad ‘HP Vakblad voor de complete paardenbranche (hierna: HP Vakblad)’ d.d. 24 augustus 2007, terwijl voormelde hyperlinks niet zijn overgenomen.”

Lees het vonnis hier.

2- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 13 december 2007, KG ZA 07-2288 OdC/MB, International Music Productions B.V.B.A. tegen Lower East Side Records B.V.(met dank aan Nadine van Bodegraven, De Vos & Partners).

“De redelijkheid en billijkheid brengen daarom in dit geval mee dat, nu het album niet door IMP wordt uitgebracht, LESR de desbetreffende nummers wel in het album moet kunnen opnemen. Vanzelfsprekend dient daarvoor aan IMP een licentievergoeding te worden betaald. Over de hoogte daarvan zullen partijen zich nader met elkaar dienen te verstaan. Nu LESR al tot het uitbrengen van het album is overgegaan, zonder dat over dit punt nog overeenstemming is bereikt, zal dit zich moeten oplossen in een door LESR aan IMP te betalen schadevergoeding, waarvan de hoogte nader bepaald zal moeten worden.”

Lees het vonnis hier

3- (Ex Parte) Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 200, rolnummer: 07/1880.

“Ongeacht of de hoeveelheid van AHD afkomstige gegevens op de site van Kagenaar, vormt de handelwijze van Kagenaar een inbreuk op het databankenrecht van AHD. Immers, zelfs als het maar om een beperkt aantal gegevens zou gaan, is nog immer sprake van het opvragen én hergebruiken van een (niet-substantieel) gedeelte van de inhoud, dat in strijd is met de normale exploitatie van deze databank en aan de belangen van AHD ongerechtvaardigde schade toebrengt. Het publiekelijk ter beschikking stellen van databankgegevens is geen normale exploitatie van de door AHD tegen betaling op de markt gebrachte databanken.”

Lees de beschikking hier.

4- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 december 2007, KG ZA 07-1346, Koninklijke Philips Electronics N.V.tegen Kers c.s.

“ 4.6. In dit geval is het verschil tussen merk en teken gelegen in de toevoeging van het beschrijvende ‘Design’ en het weglaten van de letter ‘s’. Naar voorlopig oordeel zal het publiek dat kennisneemt van het teken philip daar gegeven de onbetwiste bekendheid van het merk PHILIPS wel haast automatisch de letter ‘s’ bij denken en in elk geval tussen merk en teken verband veronderstellen. De toevoeging design doet daar niets aan af; versterkt de verwarring eerder omdat Philips ook met haar ‘ontwerpafdeling’ Philips Design een zekere bekendheid heeft verworven. De uitwisselbaarheid van Philips met of zonder ‘s’ blijkt ook uit het gedrag van Kers. In het logo van zijn onderneming voert hij nog steeds het teken Philips Design, met een ‘s’, daarnaast voerde hij eerst de domeinnaam philips-design.nl, waarna hij – na tot overdracht van die naam te zijn verplicht – de domeinnaam philip-design.nl in gebruik heeft genomen. De eerdere inbreuk op het merkrecht van Philips door gebruik van de domeinnaam het teken philips-design.nl vergroot het gevaar voor verwarring, dat in het bijzonder doordat Kers op zijn briefpapier nog het teken Philips Design is blijven gebruiken.”

Lees het vonnis hier.

5- Vzr. Rechtbank Amsterdam, 20 december 2007, KG ZA 07-2247 WT/PvV, Besseling & All Techniek B.V. tegen Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. (met dank aan Michiel Ellens, Teurlings & Ellens Advocaten).

“Gelet op het voorgaande is voorshands voldoende aannemelijk dat de kasdekreiniger van Brinkman c.s. een nabootsing is van de kasdekreiniger van Besseling. Te meer nu Brinkman c.s. niet heeft betwist dat zij bij toeleveranciers van Besseling heeft verzocht om soortgelijke onderdelen te leveren als die Besseling voor haar kasdekreiniger gebruikt. Daarnaast heeft Brinkman c.s. onvoldoende onderbouwd waarom zij op de elementen die de totaalindruk bepalen, zoals de frameconstructie waaraan de borstels zijn opgehangen geen andere weg heeft ingeslagen. Dat met het nalaten daarvan door Brinkman c.s. verwarring wordt gesticht hij het relevante publiek is voorshands voldoende aannemelijk, te meer nu Brinkman c.s. ter zitting heeft erkend dat zij hij de promotie van haar eigen kasdekreiniger foto’s heeft gebruikt van de kasdekreiniger van Besseling. Geoordeeld wordt daarom dat met de nabootsing door Brinkman c.s. van de kasdekreiniger van Besseling onrechtmatig handelen van Brinkman c.s. oplevert.”

Lees het vonnis hier.

6- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 december 2007, KG ZA 07-1306, IDMC tegen Bureau Voor Free Publicity c.s.

“4.8. Daarnaast is voorshands niet in te zien aan welke aan de auteursrechthebbende voorbehouden handeling Free Publicity zich schuldig zou maken. IDMC heeft hierover ter zitting desgevraagd verklaard dat Free Publicity haar titellijst gebruikt door ‘met één druk op de knop’ de publicaties aan dezelfde huis-aan-huisbladen aan te bieden. Dit is echter niet als openbaarmaking of verveelvoudiging van de titellijst aan te merken. Het gebruik dat IDMC wil beletten van de in de lijst opgenomen (afzonderlijke) gegevens kan niet op grond van het auteursrecht worden verboden terwijl IDMC niet stelt, en Free Publicity gemotiveerd heeft bestreden, dat de titellijst kan worden aangemerkt als een databank in de zin van de Databankenwet.”

Lees het vonnis hier.

7- Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 december 2007, KG ZA 07-1420, Burgzorg tegen Stichting Heden Den Haag

“4.4. Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat het trainingsprogramma aan deze maatstaf voldoet. Burgzorg heeft over de inhoud van het programma weinig meer toegelicht dan dat het programma zich richt op hoog opgeleiden met een ‘dubbel cultureel profiel’ en dat het programma zich kenmerkt door bezoeken aan kunstenaars, musea, veilinghuizen en dergelijke. Dit is voorshands onvoldoende om aanspraak te kunnen maken op auteursrechtelijke bescherming van het programma. De vorderingen zijn op deze grondslag niet toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5250

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, 13 december 2007, KG ZA 07-2202 P/PvV, Metro Cash & Carry Nederland B.V. tegen Levi Strauss & Co c.s. (met dank aan Dick Van Engelen, Ventoux).

Kort geding naar aanleiding van een ex parte bevel. “(…) dat Makro met de door haar overgelegde accountantsverklaring voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de spijkerbroeken met toestemming van Levi Strauss c.s., in de EER in het verkeer zijn gebracht en er voorshands geen sprake is van een dreigende inbreuk op het merkrecht van Levi Strauss c.s. (…) De omstandigheid dat Levi Strauss c.s. er een gerechtvaardigd belang bij heeft om te weten wie van haar distributeurs een onrechtmatige daad pleegt maakt dat niet anders.”
Lees het vonnis hier. Samenvatting op website Dick van Engelen (IEPT) hier.

IEF 5239

Beslissing omtrent de kosten

bial.gifGvEA, 11 december 2007, zaak T-10/06, Portela & Companhia tegen OHIM/ Juan Torrens Cuadrado et Josep Gilbert Sanz (geen Nederlandse versie beschikbaar).

Oppositieprocedure op grond van ouder Spaans nationaal merk BIAL tegen Gemeenschapsbeeldmerkaanvrage Bial. De oppositie is gedeeltelijk toegewezen, voor, kort gezegd, geneeskundige middelen. Verzoekster Portela stelt nu dat het OHIM artikel 8, lid 1, sub b, GMVO verkeerd heeft uitgelegd en bij de vaststelling van de bestreden beslissing wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden.

Het OHIM acht slechts één grief gegrond: De Kamer van Beroep had nu zij de oppositie gedeeltelijk heeft toegewezen, niet alle kosten voor rekening van verzoekster mogen laten komen. Vreedzame coëxistentie met een eerder Spaans merk van verzoekster Portela en het Spaanse merk van opposant zou theoretisch een argument in de discussie over verwarringsgevaar kunnen zijn, maar is i.c. te laat aangevoerd en onvoldoende onderbouwd.

Lees het arrest hier.

IEF 5174

Bij vernietiging of opeising van octrooien

2k.bmpKamerstuk 31286, nr. 3, 2e Kamer.  Aanpassing van diverse wetten m.b.t. burgerlijke rechtsvordering en de verkrijging van bewijs. Memorie van toelichting.

“In een vierde aan artikel 5 toegevoegd lid wordt de mogelijkheid gegeven dat, evenals in artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringswet EG-bewijsverordening, bij algemene maatregel van bestuur nadere regels met betrekking tot de bevoegdheid worden gesteld. In deze algemene maatregel van bestuur kan rekening gehouden worden met de aard van de zaak of het belang van de goede procesgang.

Zoals ook in de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet EG-bewijsverordening is aangegeven, kan wat betreft de bijzondere aard van de zaak gedacht worden aan het speciale technische karakter hiervan, waardoor het wenselijk kan worden geacht dat een verhoor wordt uitgevoerd door een gerecht dat in dergelijke zaken gespecialiseerd is, bijvoorbeeld bij vernietiging of opeising van octrooien de rechtbank te `s-Gravenhage. In de algemene maatregel bestuur kan de bijzondere bevoegdheid van gerechten als een (aanvullende) bevoegdheid van de gerechten worden opgenomen. Bij het belang van de goede procesorde kan gedacht worden aan de situatie dat door het gehele land heen woonachtige getuigen beter alleen door een daartoe aangewezen rechter in een centraal gelegen plaats kunnen worden gehoord.”

Lees het kamerstuk hier.