Procesrecht  

IEF 17233

Tussen professionele partijen overeengekomen proceskostenvergoeding hoeft niet te worden gematigd

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 sep 2017, IEF 17233; ECLI:NL:GHARL:2017:8231 (Next Stage Investment tegen BMC), https://delex.nl/artikelen/tussen-professionele-partijen-overeengekomen-proceskostenvergoeding-hoeft-niet-te-worden-gematigd

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 september 2017, IEF 17233; ECLI:NL:GHARL:2017:8231 (Next Stage Investment tegen BMC) Proceskostenveroordeling. De partijen BMC en Next Stage hebben een Master License Agreement gesloten waarin is bepaald dat in het geval van een rechtszaak de winnende partij de proceskosten mag verhalen op de verliezende partij. Next Stage is als de in het ongelijk gestelde partij in een geschil over een overeenkomst tot levering van software veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep en dient de volledige proceskosten van BMC te dragen, waaronder 82 duizend euro aan advocaatkosten. De afspraak tot vergoeding van de volledige proceskosten is gemaakt tussen professionele op commerciële basis met elkaar handelende partijen. Volledige vergoeding van alle redelijke kosten moet daarom uitgangspunt zijn. Het hof acht het begrijpelijk dat BMC zich ook in hoger beroep maximaal wenste te verweren. Dat de zaak is behandeld door twee advocaten is gelet op de complexiteit daarvan voorstelbaar. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om tot matiging van de advocaatkosten over te gaan. 

IEF 17193

HvJ EU: Geen afwijzing merkinbreukvordering vanwege te kwader trouw zonder de reconventionele nietigverklaring toe te wijzen

HvJ EU 19 okt 2017, IEF 17193; ECLI:EU:C:2017:776 (Hansruedi Raimund tegen Michaela Aigner), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-geen-afwijzing-merkinbreukvordering-vanwege-te-kwader-trouw-zonder-de-reconventionele-nietigv

HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17193; IEFbe 2386; ECLI:EU:C:2017:776; C-425/16 (Hansruedi Raimund tegen Michaela Aigner). Merkenrecht. Raimund is houder van het Uniewoordmerk 'Baucherlwärmer', een kruidenmengsel. Aigner stelt dat Raimund het merk in strijd met de goede zeden en te kwader trouw heeft verworven. De verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt vast dat kwade trouw bij aanvraag een absolute nietigheidsgrond is die in de inbreukprocedure alleen geldig kan worden aangevoerd wanneer verweerster op grond daarvan een reconventionele vordering instelt. De vraag rijst hoe de reconventionele vordering dient te worden behandeld. Conclusie AG: [IEF 16882].

Antwoord HvJ EU:

1)      Artikel 99, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat de krachtens artikel 96, onder a), van deze verordening bij een rechtbank voor het Uniemerk ingestelde vordering wegens inbreuk niet kan worden afgewezen op basis van een absolute nietigheidsgrond, zoals de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bepaalde grond, zonder dat deze rechtbank de reconventionele vordering tot nietigverklaring, die de gedaagde op deze vordering wegens inbreuk heeft ingesteld op basis van artikel 100, lid 1, van deze verordening, en die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, heeft toegewezen.
2)      De bepalingen van verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat de rechtbank voor het Uniemerk de vordering wegens inbreuk, in de zin van artikel 96, onder a), van deze verordening, kan afwijzen op basis van een absolute nietigheidsgrond, zoals de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bepaalde grond, zelfs al is de beslissing op de krachtens artikel 100, lid 1, van deze verordening ingestelde reconventionele vordering tot nietigverklaring, die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, niet definitief geworden.
 

IEF 17191

HvJ EU over 'dezelfde handelingen' en rechtsmacht wat betreft online merkgebruik

HvJ EU 19 okt 2017, IEF 17191; ECLI:EU:C:2017:771 (MERCK), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-over-dezelfde-handelingen-en-rechtsmacht-wat-betreft-online-merkgebruik

HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17191; IEFbe 2384; ECLI:EU:C:2017:771; C-231/16 (MERCK) Merkenrecht. Procesrecht. Rechtsmacht. Over de rechtsmacht over een aantal Britse en internationale woordmerken MERCK. Artikel 109 Richtlijn EUTM. Begrippen 'dezelfde partijen' en 'dezelfde handelingen', gebruik van Merck op websites en online platformen. Is er sprake van dezelfde handeling als het gaat om onderhoud en wereldwijd gebruik van identieke online internet presentie op dezelfde domeinnaam? Conclusie AG: [IEF 16757].

Antwoord HvJ EU: 

1)      Artikel 109, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat slechts is voldaan aan de aldaar gestelde voorwaarde inzake het bestaan van „dezelfde handelingen” wanneer voor rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen wegens inbreuk worden ingesteld die respectievelijk op een nationaal merk en een Uniemerk zijn gebaseerd, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op een vermeende inbreuk op een nationaal merk en een gelijk Uniemerk op het grondgebied van dezelfde lidstaten.

IEF 17189

HvJ EU: Dagvaarding voor schending persoonlijkheidsrechten rechtspersoon in de plaats waar centrum van belangen ligt

HvJ EU 17 okt 2017, IEF 17189; (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-dagvaarding-voor-schending-persoonlijkheidsrechten-rechtspersoon-in-de-plaats-waar-centrum-va

HvJ EU 17 oktober 2017, IEF 17189; IEFbe 2382; IT 2374; ECLI:EU:C:2017:766; C-194/16 (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel) Er is beroep ingesteld door Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel strekkende tot rechtzetting van onjuiste informatie, verwijdering van commentaren, vergoeding van materiële en immateriële schade. Bolagsupplysningen is door Svensk Handel op een 'zwarte lijst' op haar website geplaatst wegens vermeend bedrog en oplichterij. Gevolg hiervan is dat verzoeksters bedreigd zijn en hun activiteiten in Zweden nagenoeg stilliggen. Svensk Handel stelt dat er geen nauwe band is tussen het geding en de Estse rechter. Conclusie AG: [IEF 17190]. Antwoord HvJ EU: 

1)      Artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken dient aldus te worden uitgelegd dat een rechtspersoon die stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie op internet van onjuiste gegevens over hem en door het niet verwijderen van op hem betrekking hebbende reacties, een beroep kan instellen tot rectificatie van die gegevens, verwijdering van die reacties en vergoeding van alle geleden schade bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt.
Verricht de betrokken rechtspersoon het grootste deel van zijn activiteiten in een andere lidstaat dan die waar hij zijn statutaire zetel heeft, dan kan hij de vermeende veroorzaker van de aantasting in die andere lidstaat oproepen met een beroep op de plaats waar de schade is ingetreden.
2)      Artikel 7, punt 2, van verordening nr. 1215/2012 dient aldus te worden uitgelegd dat een persoon die stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie op internet van onjuiste gegevens over hem en door het niet verwijderen van op hem betrekking hebbende reacties niet bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan de op internet gepubliceerde informatie toegankelijk is of was, een beroep kan instellen tot rectificatie van die gegevens en verwijdering van die reacties.

IEF 17190

Conclusie AG: Volledige schade als gevolg van internetpublicatie mag verhaald worden in lidstaat waar zich het zwaartepunt van de beroepsactiviteit bevindt

HvJ EU 13 jul 2017, IEF 17190; ECLI:EU:C:2017:554 (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel), https://delex.nl/artikelen/conclusie-ag-volledige-schade-als-gevolg-van-internetpublicatie-mag-verhaald-worden-in-lidstaat-waar

Conclusie AG HvJ EU 13 juli 2017, IEF 17190; IEFbe 2383; IT 2375; ECLI:EU:C:2017:554 ; C-194/16 (Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel) EEX-Vo. Beroep is ingesteld door Bolagsupplysningen tegen Svensk Handel strekkende tot rechtzetting van onjuiste informatie, verwijdering van commentaren, vergoeding van materiële en immateriële schade. Bolagsupplysningen is door Svensk Handel op een 'zwarte lijst' op haar website geplaatst wegens vermeend bedrog en oplichterij. Gevolg hiervan is dat verzoeksters bedreigd zijn en hun activiteiten in Zweden nagenoeg stilliggen. Svensk Handel stelt dat er geen nauwe band is tussen het geding en de Estse rechter en er dan ook geen reden is af te wijken van artikel 4 van Vo. 1215/2012 en artikel 7, pt 2 toe te passen. Bolagsupplysningen stellen dat hun schade in Estland, waar zij het centrum van hun belangen hebben, is ingetreden. Conclusie AG:

–      Artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) moet aldus worden uitgelegd dat een rechtspersoon die beweert dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie van informatie op internet, zijn volledige schade kan verhalen voor de gerechten van de lidstaat waar het centrum van zijn belangen is gelegen.

–      Een rechtspersoon heeft het centrum van zijn belangen in de lidstaat waar zich het zwaartepunt van zijn beroepsactiviteiten bevindt, mits de beweerdelijk schadelijke informatie nadelige gevolgen kan hebben voor zijn beroepsactiviteiten in die lidstaat.

IEF 17109

Uitspraak ingezonden door Micheline Don, De Grave De Mönnink Spliet Advocaten
 

Eiser veroordeeld in de proceskosten wegens dag van te voren intrekken kort geding IE-geschil

Rechtbank Amsterdam 13 sep 2017, IEF 17109; (De Meeuw Oirschot tegen WASA Students Village), https://delex.nl/artikelen/eiser-veroordeeld-in-de-proceskosten-wegens-dag-van-te-voren-intrekken-kort-geding-ie-geschil

Vzr. Rechtbank Amsterdam 13 september 2017, IEF 17109 (De Meeuw Oirschot tegen WASA Students Village) Proceskostenveroordeling. Een dag voor de behandeling ter terechtzitting van 30 augustus 2017 heeft De Meeuw het kort geding ingetrokken. De voorzieningenrechter oordeelt dat De Meeuw in de werkelijke proceskosten van Wasa dient te worden veroordeeld, aangezien het geschil (overwegend) een intellectueel eigendomsrecht betreft. Er is geen aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, aangezien De Meeuw het kort geding zonder nadere motivering vlak voor de zitting heeft ingetrokken. De zaak wordt aangemerkt als een 'eenvoudig kort geding', waarvoor in het indicatietarief IE-zaken een bedrag van €6.000,00 als redelijk is begroot. 

IEF 17041

Oordeel dat de bewijzen van European Food niet in aanmerking mochten worden genomen is onjuist

Gerecht EU (voorheen GvEA) 28 sep 2016, IEF 17041; ECLI:EU:T:2016:568 (European Food tegen EUIPO), https://delex.nl/artikelen/oordeel-dat-de-bewijzen-van-european-food-niet-in-aanmerking-mochten-worden-genomen-is-onjuist

Gerecht EU 28 september 2016, ECLI:EU:T:2016:568; T-476/15; IEF 17041; IEFbe 2318 (European Food tegen EUIPO) Merkenrecht. Procesrecht. Nestlé heeft een inschrijvingsaanvraag gedaan betreft het woordteken 'FITNESS' waarna dit merk werd ingeschreven. European Food heeft een vordering tot nietigverklaring ingediend. Dit werd zowel door de oppositieafdeling als de beroepskamer van het EUIPO verworpen. De kamer van beroep heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de bewijzen die verzoekster voor het eerst voor de kamer had overgelegd, niet in aanmerking mochten worden genomen omdat deze te laat waren aangedragen. De beslissing van de beroepskamer wordt vernietigd.

IEF 16994

Uitspraak ingezonden door Jan Jacobi, Blenheim.

Vordering slaafse nabootsing afgewezen nu Holland Ticket Services geen spoedeisend belang heeft

Rechtbank Amsterdam 26 jul 2017, IEF 16994; ECLI:NL:RBAMS:2017:5240 ( Holland Ticket Services tegen Hello Amsterdam), https://delex.nl/artikelen/vordering-slaafse-nabootsing-afgewezen-nu-holland-ticket-services-geen-spoedeisend-belang-heeft

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 juli 2017, IEF 16994; ECLI:NL:RBAMS:2017:5240 (Holland Ticket Services tegen Hello Amsterdam) Slaafse nabootsing. HA geeft de 'Hello Amsterdam'-gids uit die zich richt op toeristen die Amsterdam bezoeken. HTS wil een soortgelijke gids gaan uitgeven onder de naam 'Amsterdam Welcome', gericht op bezoekers van de RAI en heeft hiervoor de aan HA gelieerde onderneming Amsterdam Media gevraagd. HA constateerde dat HTS tegen de afspraken in, haar gids ook buiten de RAI had verspreid. HA heeft daarop de voorkant van de nieuwe gids in dezelfde stijl laten maken als Amsterdam Welcome. HTS stelt dan ook dat de voorkant van de gids van HA een slaafse nabootsing is en dat door de gelijkenis verwarring ontstaat bij adverteerders. Partijen hebben onderhandeld maar hebben geen overeenstemming weten te bereiken over een tweede editie van Amsterdam Welcome. Nu het niet aannemelijk is dat deze er gaat komen, heeft HTS geen spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. Dit leidt in een kort geding reeds tot afwijzing van alle vorderingen.

IEF 16967

Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert, Leeway.

Document wordt niet aan Holonite vrijgegeven nu het woord 'kanttekening' niet in de zoektermen staat

Rechtbank Gelderland 26 jun 2017, IEF 16967; (Holonite tegen Composietsteen), https://delex.nl/artikelen/document-wordt-niet-aan-holonite-vrijgegeven-nu-het-woord-kanttekening-niet-in-de-zoektermen-staat

Vzr. Rechtbank Gelderland 26 juni 2017, IEF 16967 (Holonite tegen Composietsteen) Zie eerder [IEF 16779]. Procesrecht. Holonite is producent en distributeur van onder andere dorpels, waarvan de types MBI 51 en MBI 57 de best verkopende zijn. Composietsteen is een groothandel in bouwmaterialen en een specialist op het gebied van (gegoten) composietsteen. Zij heeft ook dorpels aan haar assortiment toegevoegd, onder de naam 'Ekosiet dorpel MBI 51 en MBI 57'. Holonite heeft Composietsteen gedagvaard in kort geding. In dat vonnis is aan Composietsteen een gebod opgelegd om toe te staan en te gedogen dat de deurwaarder inzage neemt in alle bescheiden. In dit geschil ligt de vraag voor of het document dat de deurwaarder na dataseparatie heeft geselecteerd al dan niet aan Holonite ter beschikking mag worden gesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat slechts als het woord 'tekening' letterlijk in een document voorkomt, i.c.m. woorden uit categorie A of B, het document voldoet aan de criteria voor vrijgave aan Holonite. Daarnaast heeft het woord 'tekening' een volstrekt andere betekenis dan het woord 'kanttekening'. Het document mag niet worden vrijgegeven.


Leestip r.o. 3.2.

IEF 16926

Schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW tot uitspraak hoger beroep over geldigheid octrooi

Rechtbank Den Haag 28 jun 2017, IEF 16926; ECLI:NL:RBDHA:2017:7109 (VWS tegen Ventraco), https://delex.nl/artikelen/schorsing-ex-artikel-83-lid-3-row-tot-uitspraak-hoger-beroep-over-geldigheid-octrooi

Rechtbank Den Haag 28 juni 2017, IEF 16926; ECLI:NL:RBDHA:2017:7109 (VWS tegen Ventraco) Octrooirecht. Incident. Zie eerder IEF 16155. In dat arrest is het Ventraco verboden indirect inbreuk te maken op het octrooi EP2389415B1 van VWS. Hier is hoger beroep tegen ingesteld. VWS stelt dat Ventraco in de procedure ten onrechte heeft aangevoerd dat RheoFalt HP-AM een vernieuwde samenstelling had. Gebleken is dat RheoFalt HP-AM wel degelijk gebaseerd is op CNSL en waarschijnlijk gelijk is aan RheoFalt HP-EM. Ventraco heeft daarmee de verboden indirecte inbreuk voortgezet. De door het hof te nemen beslissingen in hoger beroep over het octrooigeschil, zijn van belang voor de uitkomst van deze procedure. De beslissing over proceskosten in het incident wordt aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak o.g.v. artikel 83 lid 3 ROW.

Zie ook ECLI:NL:RBDHA:2017:7113.