DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 8931

Een uitwendige inspectie van het waargenomen werk

Monoblock TecairGerechtshof Leeuwarden, 22 juni 2010, IFE-Tebel Technologies B.V. tegen Tecair Holding B.V. (met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, Solv)

Auteursrecht. Deursystemen openbaar vervoer. Geschil dat stoelt op complex van bedrijfovergangen, voortzettingen naamswijzigingen, samenwerkingen, gezamenlijke eigendommen en  faillissementen. Heel kort gezegd stelt eiser IFE-Tebel dat de IE rechten en aanzien van “rolling stock business” aan haar toekomen en dat gedaagde daarop inbreuk maakt. Het hof bekrachtigt i.c. het (afwijzende) vonnis in eerste instantie (Rechtbank Leeuwarden, 11 juni 2008, IEF 6255). Geen auteursrecht wegens technische bepaaldheid, geen geschriftenbescherming (niet openbaar), artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht beschermd. Onvoldoende onderbouwing overige grieven.

Auteursrecht: 12. (…) Met Tecair is het hof van oordeel dat door middel van een uitwendige inspectie van het waargenomen werk moet worden vastgesteld of het voldoende subjectieve keuzen bevat om het tot een werk te stempelen. Anders dan IFE-Tcbel betoogt, is het bij de uitvoering van deze subjectiviteittest niet relevant of voor het waargenomen werk alternatieve ontwerpen mogelijk zijn.

13. Het hof is van oordeel dat de vormen van de bedoelde producten zoals deze bij pleidooi zijn getoond, te weten functionele onderdelen van een pneumatisch treindeursysteem in overwegende mate zijn ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de eigen intellectuele invulling van de auteur. Door 1FE-Tebel is niet voldoende gemotiveerd gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat door de ontwerper van de producten destijds een aantal keuzes zijn gemaakt ten aanzien van het uiterlijk van de producten. (…)

14. In het licht van het hiervoor overwogene is het hof voorts van oordeel dat de driedimensionale producten die in de tekeningen zijn afgebeeld (een permanente magneetrem en een spiraalkabel) zonder nadere toelichting terzake van mogelijke subjectieve keuzes, die evenwel ontbreekt, vanwege het veronderstelde technische karaker geen auteursrechtelijke bescherming genieten, De tekeningen kunnen nog auteursrechtelijk beschermd zijn voor zover daarin niet-functioneel bepaalde subbjectieve trekken voorkomen, Ook daarvoor is door IFE-Tebel, gelet op de gemotiveerde betwisting van Tecair, onvoldoende gesteld,

Geschriftenbescherming: 16. Het hof overweegt dat een geschrift zonder eigen of persoonlijk karakter slechts auteursrechtelijke bescherming toekomt indien dit is openbaar gemaakt of is bestemd om openbaar gemaakt te worden. Uit de uitlatingen van IFE-Tebel ten pleidooie heeft het hof vastgesteld dat de tekeningen aan derden ter beschikking worden gesteld in het kader van de aan hen verstrekte vertrouwelijke opdrachten. Het hof is van oordeel dat vanwege het vertrouwelijke karakter van de opdrachten, niet gezegd kan worden dat de tekeningen op deze wijze openbaar zijn gemaakt danwel bestemd zijn om openbaar te maken (vgl. HR 8 februari 2002, NJ 20021515). De tekeningen genieten dus geen bescherming op grond van geschriftenbescherming.

Slaafse nabootsing: 22. (…) Het feit dat IFE-Tebel de eerste was, is in dit verband niet relevant. Bij de vraag of de producten van IFE-Tebel zich onderscheiden van andere producten gaat het immers uitsluitend om de uiterlijke verschijningsvorm. (…)

23. Het hof overweegt dat IFE-Tebel, in het licht van de daartegenover gestelde betwisting van Tecair, onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze haar producten onderscheidend vermogen hebben. (…)

Artikelnummers. 35. Bij de beoordeling van grief V11 neemt het hof als uitgangspunt dat de artikelnummers niet op grond van enig intellectueel eigendomsrecht zijn beschermd. De stelling dat Tecair door het gebruik van identieke anikelnummers onrechtmatig jegens IE-Tebel handelt, wordt door IFE-Tebel onvoldoende onderbouwd nu het gebruik van identieke (onbeschermde) artikelnummer alleen niet onrechtmatig is, Door IFE-Tebel zijn geen,althans onvoldoende, bijkomende omstandigheden gesteld. In het bijzonder heeft IFE-Tebel niet onderbouwd waaruit de gestelde verwarring bestaat. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8893

Kale frames

Vzr. Rechtbank Alkmaar, 3 juni 2010, KG ZA 10-134, Jess Meubeldesign B.V. tegen gedaagde (met dank aan Michiel Rijsdijk, Arnold + Siedsma).

Slaafse nabootsing. Meubels. Geschil tussen voorheen samenwerkende familieleden over meubelmodellen. Vorderingen afgewezen. Geringe beschermingsomvang en voldoende afstand. Stoelen eiser hebben geen “zodanig eigen karakter dat gevaar voor verwarring spoedig kan worden aangenomen.” De aankleding van de aangekochte, niet ongebruikelijke, kale frames wijkt voldoende  af om gevaar voor verwarring alsnog aannemelijk te maken. Geen oneerlijke concurrentie. Afbeeldingen bij vonnis. 

4.2 Tussen partijen staat nier ter discussie dat het in de branche gebruikelijk is om de verschillende onderdelen van de onderhavige stoelen zoals de kale frames, de: rugleuning en de zitting in te kopen en daarmee zelf een stoel (model) samen te stellen. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat soortgelijke stoelmodellen als waar het in deze procedure om gaat, door verschillende bedrijven op de markt gebracht worden, waarbij het onderscheid telkens uitsluitend wordt gemaakt hetzij door de wijze van stofferen, hetzij door de vorm en/of lengte en/of de hoogte van de rugleuning, de armleuning of de zitting hetzij door de vorm van de stoelpoten. Om te beoordelen of de nabootsing van de stoelen onrechtmatig is, is in de eerste plaats noodzakelijk dat aannemelijk is dat de stoelmodellen van Jess een eigen plaats op de markt innemen en aldus voldoende onderscheidend vermogen bezitten ten opzichte van de andere stoelen die op diezelfde markt worden aangeboden om gevaar voor verwarring te kunnen veroorzaken. Nu ter zitting voldoende aannemelijk is gemaakt dat er nog een aantal andere bedrijven is dat nagenoeg dezelfde stoelmodellen op de markt brengt als waar het in deze zaak om gaat, wordt geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat de stoelmodellen van Jess een zodanig eigen karakter hebben dat gevaar voor verwarring spoedig kan worden aangenomen.

4,3 Aan de hand van de door gedaagden getoonde stoelmodellen, waarbij naast hun eigen model telkens het model van Jess en nog van een derde getoond werd, heeft de voorzieningenrechter het volgende kunnen vaststellen.

Cheetah/Luca: 4.3.1 (…) De diversiteit kan bij dit model voornamelijk worden aangebracht door de wijze van stofferen, de vorm, de lengte en de hoogte van de rugleuning en de vorm en lengte van de zitting. (…) Gelet op deze constateringen wordt geoordeeld dat gedaagden bij het vervaardigen van het door hen op de markt gebrachte stoelmodel voldoende zijn afgeweken van het model van eiseressen op de punten waar dat mogelijk was zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit van de stoel. Het stichten van gevaar voor verwarring acht de voorzieningenrechter dan ook, gelet op de geringe beschermingsomvang, niet aannemelijk.

Blokx/Bari: 4.3.2  (…) Ook voor dit stoeimodel geldt dat, gelet op de geconstateerde verschillen, gedaagden bij het vervaardigen van het door hen op de markt gebrachte stoelmodel voldoende van het model van eiseressen zijn afgeweken op de punten waar dat mogelijk was zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit van de stoel. Het stichten van gevaar voor verwarring acht de voorzieningenrechter ook bij deze stoelen, gelet op de geringe beschermingsomvang, niet aannemelijk.

Bari/Riva: 4.3.3 (…) Gelet op deze geconstateerde verschillen wordt ook ten aanzien van dit model geoordeeld dat gedaagden, waar mogelijk, voldoende zijn afgeweken van het model van eiseressen en dat van gevaar voor verwarring geen sprake is.

4.4 Uit het vorenstaande volgt dat er geoordeeld wordt dat er geen sprake is van slaafse nabootsing. (…) Dat er mogelijk verwarringgevaar bestaat doordat (…) onder zijn eigen naam zaken doet en (…) als zijn vertegenwoordiger/agent optreedt, maakt deze beoordeling niet anders, maar is een gevolg van de familiebanden die tussen partijen bestaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 8875

Zeer herkenbaar

Vzr Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-455, Stichting Landelijke Gedetineerdencommissie tegen Stichting Gedeco Nederland

Onrechtmatige daad. Handelsnaam. Domeinnaam. Eiser, die ook naar buiten treedt onder de afkorting Gedeco maakt bezwaar tegen de domeinnaam gedeconederland.nl van gedaagde. De vordering, die alleen is gegrond op de gestelde onrechtrechtmatige daad van gedaagde, wordt toegewezen. “Door te kiezen voor een overeenstemmende domeinnaam, met dat woorddeel, profiteert gedaagde van de bekendheid die eiseres met haar site heeft opgebouwd.” Geen 1019h proceskosten.

4.4. Naar voorlopig oordeel slaagt de vordering op grondslag van onrechtmatige daad. Eisers heeft aannemelijk gemaakt dat gedaagde de domeinnaam gedeconederland.nl gebruikt voor het trekken van bezoekers naar haar eigen, met die van eiseres, concurrerende website. Eiseres voerde haar domeinnaam gedeco.nl aanzienlijk eerder dan gedaagde. Daarnaast wijken de domeinnamen onderling slechts weinig van elkaar af. Beide domeinnamen worden gedomineerd door het woord(deel) gedeco. Dit woord staat voor “gedetineerdencommissie”. Aan het in de artikelen 74 en 75 van de Penitentiaire beginselenwet bedoelde overleg wordt in de praktijk vormgegeven door een overlegorgaan dat in de Nederlandse penitentiaire inrichtingen wordt aangeduid als de ‘gedeco’. Voor (ex)gedetineerden is het woord gedeco dan ook zeer herkenbaar. Door te kiezen voor een overeenstemmende domeinnaam, met dat woorddeel, profiteert gedaagde van de bekendheid die eiseres met haar site heeft opgebouwd. Dat deze keuze bewust is gedaan is door gedaagde niet weersproken.

4.5. Een gevaar voor verwarring is hiermee gegeven. Dit wordt onderschreven door de door eiseres overgelegde e-mails en correspondentie. Gedaagde trekt hierdoor een ongerechtvaardigd voordeel.

Lees het vonnis hier.

IEF 8867

Al door het kleurverschil

Rechtbank ’s-Gravenhage, 26 mei 2010, HA ZA 08-2766, BVBA VR Construct tegen Jurenco Equipment B.V.

Octrooirecht. Slaafse nabootsing. Onkruidborstels. Gedeeltelijke aanhouding m.b.t. geldigheid Belgisch octrooi en buitenlandse delen EP. Dagvaarding uitgebracht vóór verlening octrooi. Vernietiging NL deel EP. Door kleurverschil en technische eisen geen slaafse nabootsing.

Beide partijen zijn producent van (onder meer) onkruidborstels en actief op de markt in België en Nederland. Aan VR Construct is op 6 april 2004 Belgisch octrooi 1014801A3 verleend voor een ‘Borstel en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke borstel’. Aan VR Construct is voorts onder nummer EP 1 356 750 Europees octrooi verleend voor ‘Brush and method for manufacturing such a brush’. De verlening van het octrooi (verder te noemen: EP 750) is gepubliceerd op 31 december 2008 (dus na het uitbrengen van de dagvaarding).

VR Construct vordert een verbod op slaafse nabootsing van haar borstels door Jurenco, alsmede een verbod op inbreuk op BE 801 en een verbod op inbreuk op EP 750 voor alle landen waarvoor het octrooi gelding heeft, althans voor België en Nederland met nevenvorderingen. Jurenco voert onder meer het verweer dat EP 750 en BE 801 nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. Jurenco voert onder meer het verweer dat EP 750 en BE 801 nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en inventiviteit en vordert in reconventie de hoofdzaak vernietiging van het Nederlandse deel van EP 750.

Voor zover de vorderingen van VR Construct zien op de gestelde inbreuk op BE 801 en de buitenlandse delen van EP 750, dient de rechtbank de beoordeling in beginsel aan te houden omdat Jurenco zich beroept op ongeldigheid van de ingezette octrooien (GAT/LuK en Roche/Primus).

De door Jurenco gevorderde verklaring voor recht dat geen inbreuk op het octrooi wordt gemaakt omdat het octrooi nietig is bij gebrek aan inventiviteit ten opzichte van de stand van de techniek, kan de rechtbank alleen geven voor in Nederland verhandelde borstels omdat zij niet bevoegd is te oordelen over de geldigheid van de buitenlandse delen van EP 750 en van BE 801 (vergelijk Rechtbank Den Haag, 18 juni 2008, IEF 6298, Fort Vale / Pelican. Voor zover de gevorderde verklaring ziet op in het buitenland verhandelde borstels moet de beoordeling worden aangehouden totdat door de bevoegde buitenlandse rechter is beslist op de door Jurenco gestelde nietigheid van de buitenlandse delen van EP 750 en van BE 801 tenzij Jurenco zich tegen aanhouding verzet.

Jurenco meent verder dat de vorderingen in conventie, zover die zijn gebaseerd op EP 750, niet kunnen worden toegewezen omdat op het tijdstip van de dagvaarding het octrooi nog niet was verleend. Jurenco verwijst naar de uitleg die de voorzieningenrechter van deze rechtbank in zijn beslissing van 30 juni 1999, IER 1999, 39 (LJN AK4131) heeft gegeven aan H.R. 29 maart 1985, NJ 1986, 242 (LJN AG4989). De Hoge Raad oordeelde dat uit de wetsgeschiedenis van de Rijksoctrooiwet blijkt dat de aanvrager weliswaar bevoegd is tot het nemen van conservatoire maatregelen, maar dat hij pas bevoegd is een vordering in te stellen wanneer het octrooi verleend is. Volgens de rechtbank ziet het arrest van de Hoge Raad niet op een situatie, zoals de onderhavige, waarin na het instellen van de dagvaarding maar vóór het tijdstip van de beslissing het octrooi wordt verleend. Naar het oordeel van de rechtbank geldt ook voor een situatie als hier aan de orde dat voldoende is dat het recht waarop een partij zich beroept bestaat op het tijdstip van de beslissing.

Uitgaande van US 610 is het objectieve technische probleem (I) op welke wijze kan de kabel op eenvoudige wijze van bekleding worden voorzien en (II) welke alternatieve wijze van bevestiging van het kabelstuk leidt tot geringere vuilophoping tussen het kabelstuk en de houder? Naar het oordeel van de rechtbank is de wijze waarop het octrooi voor deze problemen een oplossing biedt niet als inventief aan te merken. Als de vakman al niet in US 610 zou meelezen dat de kabelstukken zijn afgesneden van een al beklede kabel, zou hij zonder inventieve arbeid tot deze maatregel komen.

Slaafse nabootsing

Al door het kleurverschil ontstaat een zodanig duidelijk onderscheid tussen het product van VR Construct en dat van Jurenco dat verwarring bij het publiek niet aannemelijk is. Voor zover er overeenkomsten bestaan, lijken die te worden gedicteerd door de aan de borstels te stellen technische eisen. Ook op deze grond kan VR Construct Jurenco dus niet verbieden haar borstels op de markt te brengen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8847

Een variant van geel

Rechtbank Rotterdam (mr. Chr. Hensen), 15 juli 2009, HA ZA 05-1717, Gouden GIDS b.v. tegen Media Nova B.V. ( met dank aan Marieke Westgeest, Markenizer ).

Update: vonnis in kleur.

Merkenrecht. Kleurmerk. Gouden Gids tegen Beneluxbusinessguide.com. Beschermingsomvang kleurmerk geel. Geschil na eerdere settlement agreement. Vorderingen afgewezen. “Niet aannemelijk is dat kleurmerk geel van Gouden Gids onderscheidend vermogen door inburgering heeft verkregen door gebruik van de kleur geel in een online directory.” Geen inbreuk omdat het door gedaagde gebruikte teken - een gedeeltelijke toepassing van een gele achtergrondkleur op de website - niet overeenstemt met het kleurmerk van Gouden Gids. “Die overeenstemming is afwezig omdat de kleur geel afwijkt van de gedeponeerde kleur en omdat het gebruik - een deel van het beeld van een homepage - afwijkt van het gebruik - de kleur van het papier - waardoor het kleurmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen.” Geen associatiegevaar, geen onrechtmatige daad. Geen nawerking.

4.9. De houder van een kleurmerk zal zijn concurrenten als regel niet zonder meer kunnen verbieden om die kleur als zodanig te gebruiken, ook niet indien het teken de identieke kleur (de kleur met dezelfde international erkende kleurcode) zou omvatten. Er is ook aanleiding de bescherming te beperken tot strikt die waren of diensten waarvoor het kleurmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen door inburgering.

4.10. Bij vergelijking tussen het keurmerk Gouden Gids en het teken van Media Nova (de homepage) valt in het oog dat het geel van de homepage bepaald anders is dan het geel van het kleurmerk. Dit is uiteraard een waarneming die wordt beïnvloed door de wijze waarop de kleuren door partijen aan de rechter zijn gepresenteerd. Niettemin, zoals hierboven geconstateerd, ook tussen partijen is er geen debat over het bestaan van kleurverschil. Daar komt bij dat op de homepage de kleur geel slechts voor een deel als achtergrondkleur wordt gebruikt. Naar oordeel van de rechtbank kan de gedeeltelijke lichtgele achtergrond niet worden aangemerkt als de dominerende kleur van de website. De hoeveelheid blauw is minstens zo groot.

(…)

Inburgering: 4.12. Niet aannemelijk is dat kleurmerk geel van Gouden Gids onderscheidend vermogen door inburgering heeft verkregen door gebruik van de kleur geel in een online directory. Gouden Gids geeft zelf op dat de gele kleur van het kleurmerk met nummer 732253 wordt gebruikt als de achtergrondkleur van de binnenpagina's van haar papieren telefoongids.

Sub b: 4.13. Het gebruik van de kleur geel op de homepage van Media Nova is naar oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Omdat het door Media Nova gebruikte teken - een gedeeltelijke toepassing van een gele achtergrondkleur op de website - niet overeenstemt met het kleurmerk van Gouden Gids. Die overeenstemming is afwezig omdat de kleur geel afwijkt van de gedeponeerde kleur en omdat het gebruik - een deel van het beeld van een homepage - afwijkt van het gebruik - de kleur van het papier - waardoor het kleurmerk onderscheidend vermogen heeft verkregen.

Sub c: 4.14. Naar oordeel van de rechtbank is er evenmin sprake van inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE. Aangenomen dat het kleurmerk geel van Gouden Gids een bekend merk is heeft Gouden Gids recht op de ruimere bescherming tegen verwatering. Die bescherming dient zich dan wel te beperken tot de wijze van gebruik waarmee het kleurmerk bekend is geworden. Zoals hierboven is overwogen is het gebruik door Media Nova van geheel andere aard omdat zij een andere tint geel gebruikt, deze kleur niet op papier doch op een homepage toepast en doordat de kleur slechts voor een deel van het beeld als achtergrondkleur gebruikt.

Onrechtmatige daad: 4.15. Gouden Gids doet voorts een zelfstandig beroep op onrechtmatige daad ex artikel 6:162. Zij stelt dat Media Nova verre van het gebruik van enige kleur geel had moeten blijven. Door dat niet te doen heeft Media Nova aangehaakt bij de bekendheid van de merken van Gouden gids en heeft zij bewerkstelligd dat aan het onderscheidend vermogen en reputatie van het merk van Gouden Gids afbreuk wordt gedaan. Gouden Gids wordt tegen haar wil geassocieerd met de dienstverlening van Media Nova, hetgeen als een onrechtmatige daad kan worden gekwalificeerd.

4.16. Naar de kern stelt Gouden Gids dat zij door de bewuste keuze door Media Nova voor de kleur geel wordt geassocieerd met Media Nova en dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van haar merk. Hierboven is overwogen dat het gebruik van een geeltint door Media Nova onvoldoende is om te leiden tot verwarring. Naar oordeel van de rechtbank is de overeenstemming zonder meer ook onvoldoende om associatiegevaar te veronderstellen. Wat Media Nova heeft gedaan is dat zij naast andere kleuren een variant van geel heeft toegepast in haar webdesign. De rechtbank ziet niet in hoe dit gebruik, ook indien verstaan als gebruik anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, door het publiek toch als een verwijzing naar Gouden Gids kan worden verstaan. Een geeltint gebruikt buiten de omstandigheden waarmee een specifieke kleur geel door specifiek gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen heeft geen onderscheidend vermogen en schiet als herkomstverwijzing zonder meer tekort. Aan onderscheidend vermogen van het kleurmerk kan het dan geen afbreuk doen.

Nawerking: 4.17. Ten slotte heeft Gouden Gids beroep gedaan op nawerking. Met dit argument doelt zij op de gebeurtenissen in 2003 welke aanleiding waren voor de Settlement Agreement. Naar oordeel van de rechtbank ziet Gouden Gids evenwel over het hoofd dat de Settlement Agreement niet op de eerste plaats is ingegeven door een merkinbreuk doch veeleer door een factuurfraude door met gebruik van het teken Business Gouden Gids facturen te verzenden in een vorm welke overeenkomt met die van Gouden Gids. In die periode heek Gouden Gids gebruik gemaakt van een website maar die zou niet langer dan twee dagen in de lucht zijn geweest. Hoe die website er uit zag is voor de rechtbank onbekend gebleven. Met name heeft Gouden Gids niet gesteld dat ook op die website van 2003 door Media Nova tekens werden gebruikt welke overeenkomen met enig merk van Gouden Gids.

4.18. De conclusie is dan ook dat geen van de aangevoerde grondslagen kan leiden tot toewijzing van een der vorderingen van Gouden Gids. De vorderingen zuilen dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Media Nova behoeven geen bespreking.

Lees het vonnis hier.

IEF 8846

Zodat nieuwe lampen kunnen worden gecreëerd

Rechtbank Amsterdam, 19 mei 2010, KG ZA 10-677 NB/PvV, Van Vliet en Sevv B.V. tegen AY Illuminate c.s. (met dank aan Yonie Scheijde, Ribbert Advocaten).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Lampenkappen. Stukgelopen samenwerking. Eiser heeft enkele jaren geleden gedaagde benadert voor het vervaardigen van prototypes (afbeelding) van gevlochten lampenkappen en stelt dat de lampen die gedaagde aanbiedt in haar catalogus en op haar website inbreuk zouden maken op de aan eiser toekomende auteurs- en modelrechten. Vorderingen toegewezen. Inbreuk auteursrecht aangenomen. Slaafse nabootsing eveneens aangenomen.

Auteursrecht: 4.4. Geoordeeld wordt dat de persoonlijke, oorspronkelijke, creatieve keuze van de maker van de "Wickervork Lampen" met name te vinden is in de verwisselbaarheid van de helften van de lampen zodat nieuwe lampen kunnen worden gecreëerd, het idee om de twee helften van verschillend vlechtwerk te maken, de tussenruimte tussen de helften om licht door te laten, de houten ring waarmee de helften zijn afgewerkt, waaraan drie, houten of keramische, knopen zijn bevestigd, en het door middel van een koordje aan de knopen bijeenhouden van de twee helften van de lampen. Gelet op deze kenmerken, die niet zijn terug te vinden in de door Ay Illuminate c.s. overgelegde afbeeldingen van reeds op de markt zijnde lampen, is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de "Wickerwork Lampen" een oorspronkelijk werk zijn en derhalve voor auteursrechtelijk bescherming in aanmerking komen.

4.6. Overwogen wordt dat voor dit kort geding voldoende aannemelijk is, zoals door SEVV  c.s. gesteld, dat het ontwerp van de Wickerwork Lampen het resultaat is van het ontwerpproces van Van Vliet en SEVV gezamenlijk. Van Vliet is immers ontwerper van beroep en indirect bestuurder van SEVV. Daarnaast is de naam SEVV grotendeels een afkorting van de voor en achternaam van Van Vliet. Voldoende aannemelijk is dan ook dat Van Vliet een zware stempel drukt op de ontwerpen die door SEVV worden vervaardigd. (…) Voor dit kort geding zal derhalve worden uitgegaan van SEVV c.s. als rechthebbende op het auteursrecht op de Wickenvork Lampen.

4.7. (…) Het valt echter op dat de Bamboo Lampen van Ay Illuminate c.s. met andere voorshands auteursrechtelijk beschermde kenmerken van de Wickerwork lampen in grote mate overeenstemmen. Zo zijn de twee helften van de Bamboo lampen van Ay Illuminate c.s. ook afgewerkt met een houten ring, zijn op deze houten ring ook drie knopen bevestigd en worden de helften door middel van een koordje aan de knopen bijeen gehouden. Door de aanwezigheid van deze voorshands auteursrechtelijk beschermde kenmerken van de Wickerwork lampen op de Bamboo lampen van Ay Illurninate  c.s., is er grote mate van overeenstemming tussen het tweedimensionale ontwerp van de Wickerwork lampen met de driedimensionale Bamboo lampen van Ay flluminate  c.s., waardoor de totaalindruk tussen deze lampen nagenoeg gelijk is. Ay Illuminate c.s. heeft als inspiratie voor haar Bamboo lampen een lamp van Paola Navone genoemd, maar die lamp bevat niet de hiervoor vermelde overeenstemmende kenmerken met de Wickerwork lampen. Ook op de manden die volgens Ay Illuminate  c.s. als inspiratiebron zouden hebben gediend en waarvan foto's zijn overgelegd, zijn die kenmerken niet aanwezig. Nu Ay Illuminate c.s. daarnaast geen enkele ontwerptekening van haar Bamboo lampen heeft kunnen overleggen, heeft zij het vermoeden dat zij het ontwerp van deze lampen heeft ontleend aan het tweedimensionale ontwerp van de Wickenwork lampen in dit kort geding niet kunnen ontzenuwen, te meer daar de bolvormige lamp van Ay Illuminate c.s. ook grote overeenstemming vertoont met het driedimensionale prototypes die zij voor SEW op basis van het tweedimensionale ontwerp heeft gemaakt (zie 2.6). Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Ay Illuminate c.s. met haar lampen "Bamboo Ball smal1 and large with pendant" en "Bamboo Egg with pendant" een inbreuk maakt op het auteursrecht van SEVV c.s. op Wickerwork lampen.

Slaafse nabootsing: 4.8. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat sprake is van een 'slaafse nabootsing' door Ay Illuminate c.s. met de Bamboo lampen. Van belang daarvoor is allereerst dat Ay Illuminate  c.s. niet heeft aangetoond dat zij, voordat zij van SEVV het ontwerp van de Wickerwork lampen ontving, reeds een ontwerp voor de Bamboo lampen had gemaakt. Voldoende aannemelijk is dan ook dat het ontwerp van de Wickenvork lampen er eerder was dan een ontwerp van de Bamboo lampen. Daarnaast is, anders dan door Ay Illuminate c.s. betoogd, voldoende aannemelijk dat de Wickerwork lampen een eigen plaats in de markt innemen. Uit geen van de foto's die Ay Illuminate c.s. heeft overgelegd blijkt dat er al lampen op de markt zijn die overeenstemmen met het ontwerp van SEVV  c.s., met name niet dat er reeds twee uit losse helften bestaande lampen bestaan die bijeen worden gehouden door een lus of touw om knopen op een houten ring. Door SEVV c.s. is voorshands dan ook genoegzaam aangetoond dat het ontwerp van de Wickerwork lampen zich door deze herkenbare elementen onderscheidt van de rest van de markt. Dat SEVV  c.s. het ontwerp nog niet in productie heeft gebracht maakt dat voorshands niet anders.

4.9. (…) Gesteld noch gebleken is dat het voor de deugdelijkheid en de bruikbaarheid van de Bamboo lampen noodzakelijk was om voor dezelfde wijze van bijeenhouden van de lampen, voor hetzelfde bamboe vlechtwerk en voor de zelfde vorm en maat te kiezen. Naar voorlopig oordeel stemt de totale indruk van de Bamboo lampen daardoor dusdanig overeen met die van de Wickerwork lampen dat dit voor de gemiddeld geïnformeerde en weinig oplettende consument verwarring zal opleveren omtrent de herkomst van de lampen. Dat in de Bamboo lampen niet alle kenmerken van de Wickerwork lampen zijn overgenomen, doet daar niet aan af. Voor de gemiddeld geïnformeerde en weinig oplettende consument zal dat niet opvallen.

4.10. De onrechtmatigheid wordt voorts vergroot doordat Ay Illuminate c.s. geen enkele schets die aan het ontstaan van de Bamboo lampen ten grondslag heeft gelegen, over heeft kunnen leggen. Daarnaast wijkt ook de lamp van Paola Navone, die als inspiratie zou hebben gediend, in belangrijke mate van de Bamboo lampen af. Gelet hierop is op dit moment voldoende aannemelijk dat de Bamboolampen een kopie zijn van het ontwerp dat SEVV aan Ay Illuminate  c.s. ter beschikking heeft gesteld voor het maken van een prototype van de Wickerwork lampen (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 8840

De wens dat de machine kan staan

Rechtbank Assen, 14 april 2010, LJN: BM1412, Max co. Ltd. Tegen gedaagde.

Auteursrecht. Geen auteursrechtelijke bescherming van bundelmachine (omwikkelen en bundelen van ijzeren wapeningen). Technisch bepaald. Geen slaafse nabootsing. De vormgeving is gericht op bepaald functioneel resultaat en niet ‘eigen’ en ‘oorspronkelijk’. Groot aantal andere gereedschappen met zelfde vormgeving. Geen eigen plaats in de markt en geen verwarringsgevaar. Verschillen in beide modellen. Relevante markt bestaat uit eindgebruikers in professionele vakhandel.

Auteursrecht: 4.3.  De rechtbank is van oordeel dat de belangrijkste kenmerken van de uiterlijke vormgeving van de Re-Bar-Tier van Max zijn bepaald door technische eisen. De gekozen vormgeving is onmiskenbaar gericht op het bereiken van een bepaald functioneel resultaat. Het kunnen staan van de machine en de plaatsing van de batterijen onderin heeft bijvoorbeeld te maken met de wens dat de machine kan staan ter voorkoming van schade, alsmede het in balans in de hand liggen van de machine. Voorts kan de totaalindruk van de vormgeving van de Re-Bar-Tier niet worden gekwalificeerd als "eigen" en "oorspronkelijk". Er is immers een groot aantal andere gereedschappen (ook andere dan bundelmachines) in de handel die een zelfde vormgeving hebben, het zogenaamde staande model, met de batterij/accu onderin en een 'trekker' aan het handvat, alsmede met dezelfde kleur, te weten groen. Wat er aan de bundelmachine afwijkt ten opzichte van andersoortige gereedschappen heeft te maken met de specifieke functie van de bundelmachine. Zo zijn de vorm van de kop (waar het betreft de aanwezigheid van grijpers) en de plek voor de draadspoel functioneel bepaald.

Geoordeeld wordt dan ook dat de Re-Bar-Tier niet kan worden beschouwd als een werk dat een (voldoende) eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Max kan zich dan ook niet op auteursrechtelijke bescherming van haar bundelmachine beroepen.

Slaafse nabootsing:  4.5.  De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan deze vereisten. Zo heeft Max onvoldoende onderbouwd dat de Re-Bar-Tier een eigen plaats in de markt heeft. Ook acht de rechtbank geen verwarringsgevaar aanwezig. De beide modellen vertonen weliswaar overeenkomsten, maar er zijn ook verschillen, onder meer in de vorm van de grijpers en in het model, het kleurgebruik en de vorm van de bestickering, belettering en benaming. Daarnaast heeft de Bundel Pro Gold twee knopjes bovenop het apparaat, waar de Re-Bar-Tier er een heeft. Dit in verband met instelmogelijkheden van de Bundel Pro voor de draadspanning. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank in dit verband van belang dat de relevante markt voor deze producten wordt gevormd door eindgebruikers in de professionele vakhandel, zoals bouwbedrijven en installateurs. Die markt stelt andere eisen aan gereedschappen als de onderhavige en zal minder snel in verwarring worden gebracht als een niet-professioneel gebruiker/consumentkoper. Er is derhalve geen sprake van slaafse nabootsing, zodat ook op deze grond de vorderingen niet toewijsbaar zijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 8775

Een meubelstuk en dus een gebruiksvoorwerp

VBNB: Zijlstra, KlotzVzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 20 april 2010, KG ZA 10-153, Zijlstra B.V. tegen Klotz (met dank aan Quirijn Meijnen, Van der Steenhoven).

Auteursrecht. Dressoirs. Vorm en afmetingen van een meubelstuk worden in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument bepaald. Dressoir eiser (afbeelding boven) voldoet slechts “in beperkte mate” aan het werkcriterium, het “voert vooralsnog te ver om te concluderen dat de Zijlstra 5023 helemaal geen auteursrechtelijke bescherming geniet, maar een inbreuk op het auteursrecht kan niet snel worden aangenomen.” Totaalindrukken dressoirs eisers en gedaagden zijn te verschillend. Geen inbreuk. Geen slaafse nabootsing, verwarringsgevaar is o.a. gezien het prijsverschil  niet aannemelijk. Verklaringen van detailhandelaren overtuigen niet.

Auteursrecht: 4.3. Van een eigen, oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker is ten aanzien van de Zijlstra 5023 naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter slechts in beperkte mate sprake. De voorzieningenrechter stelt daarbij voorop dat het voorwerp waar het in dit kort geding om gaat, een meubelstuk en dus een gebruiksvoorwerp is, waarvan de vorm en afmeting in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument worden bepaald. Het is daarom alleszins denkbaar dat een derde, onafhankelijk van Zijlstra, bij het maken van een modern dressoir tot nagenoeg hetzelfde resultaat als de Zijlstra 5023 komt. De vormgeving is immers in belangrijke mate het resultaat van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenechter voert het vooralsnog te ver om te concluderen dat de Zijlstra 5023 helemaal geen auteursrechtelijke bescherming geniet, maar kan een inbreuk op het auteursrecht, niet snel worden aangenomen.  

Slaafse nabootsing: 4.8. (…) Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.6. en 4.7. is overwogen, slaagt een beroep op slaafse nabootsing evenmin. Verder wordt door Klotz c.s. op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van hun dressoir als zijnde afkomstig van Zijlstra. Zij benadrukken juist dat de Klotz 4687 is geïnspireerd op een tv-meubel dat zij reeds verkochten en bieden deze twee meubelstukken tezamen met een door hen ontworpen salontafel aan als zijnde één productlijn. Bovendien is er sprake van een aanzienlijk prijsverschil tussen de Zijlstra 5023 (€500,00 - €750,00) en de Klotz 4687 (€ 1.100,00). Onder deze omstandigheden valt verwarringsgevaar niet gauw te vrezen. De door Zijlstra overgelegde verklaringen van detailhandelaren, inhoudende dat zij bij het zien van de Klotz 4687 menen dat deze afkomstig is van Zijlstra, overtuigen - los van de gerechtvaardigde vraag of het relevante publiek uit detailhandelaren bestaat - niet en leiden dus niet tot een ander oordeel.  

Lees het vonnis hier.

IEF 8739

De vormgeving van een chatsite

Rechtbank Amsterdam, 31 maart 2010, HA ZA 09-473, Gay Group B.V. tegen [V] (met dank aan Koen Konings, Dorhout Advocaten).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Chat-webite voor homoseksuelen, gaychat.nl, stelt dat andere chat-website voor homoseksuelen, bullchat.nl, inbreuk maakt op het auteursrecht m.b.t. tot de vormgeving van de website. Vorderingen afgewezen. Geen auteursrecht, oorspronkelijkheid onvoldoende aangetoond, geen slaafse nabootsing en geen aansprakelijkheid voor bepaalde verwijzende berichten op de website van eiser (“Well, on bullchat.nl it is free”) . Onbetwiste 1019h proceskosten. 

Auteursrecht: 4.5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Gay Group, in het licht van de gemotiveerde betwisting door V., onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat gaychat.nl een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt en dat de vormgeving van gaychat.nl destijds dus niet is ontleend aan andere, reeds bestaande chat-websites zoals chatboy.nl. Daar dit wel op haar weg had gelegen, concludeert de rechtbank dat niet is vast komen te staan dat gaychat.nl een werk is dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, zodat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van auteursrechtinbreuk door V.

Slaafse nabootsing: 4.9. De rechtbank overweegt dat van het door Gay Group gestelde onrechtmatig handelen door V. in de vorm van slaafse nabootsing alleen sprake kan zijn, indien het gaat om nabootsing van een product met voldoende onderscheidend vermogen, en hij die nabootsing zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid, evengoed een andere weg had kunnen worden ingeslagen terwijl door dit na te laten verwarring wordt gesticht. Voor onderscheidend vermogen is vereist dat het product zich uiterlijk van de andere in de handel zijnde producten onderscheidt, zodat het product een eigen plaats in de markt inneemt. Gelet op de grote mate van overeenstemming tussen gaychat.nl en de hiervoor genoemde andere chat-websites voldoet gaychat.nl hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan. Niet gebleken is dat gaychat.nl voldoende onderscheidend vermogen heeft en een eigen plaats in de markt inneemt zodat het beroep van Gay Group op slaafse nabootsing reeds om die reden wordt verworpen.

Aansprakelijkheid berichten: 4.13. De rechtbank is van oordeel dat Gay Group, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door V., onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat V. aansprakelijk is voor het (gestelde) onrechtmatig handelen van K.. Blijkens het door Gay Group overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel van bullchat.nl is bullchat eenmanszaak die wordt gedreven voor rekeing van V. Dat K. in het verleden bij bullchat.nl betrokken is geweest en V. bij zijn werkzaamheden heeft geholpen (bijvoorbeeld met het regelen van een advertentie), maakt niet dat geconcludeerd kan worden dat sprake is van een vennootschap waarin zowel V. als K. deelnemen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet kaan worden aangenomen dat V. invloed heeft op de berichten die K. (en anderen) op gaychat.nl plaatsen. De vordering van Gay Group om een verklaring voor recht dat V. aansprakelijk is voor het (gestelde) onrechtmatig handelen van K. zal dan ook worden afgewezen. De vordering om V. te veroordelen om geen spamberichten te (doen) sturen naar (gebruikers van) gaychat.nl is gelet op het voorgaande evenmin toewijsbaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 8738

De goede naam en reputatie van My Little Pony

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 30 maart 2010, KG ZA 10-125, Hasbro inc. c.s. tegen Simba Toys GmbH c.s. (met dank aan Alexandra van Beelen, Trip Advocaten & Notarissen).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. My Little Pony. Voorshands geen Nederlands auteursrecht op My Little Pony op op grond van artikel 2 lid 7 Berner Conventie. “Dat in aan deze procedure voorafgaande vergelijkbare procedures wel van auteursrechtelijke bescherming aan de zijde van Hasbro c.s. is uitgegaan, doet aan het voorgaande niet af. ”Slaafse nabootsing wordt wèl toegewezen. Geen grond voor toewijzing van de 1019h proceskosten, nu er geen sprake is van (inbreuk op) een intellectueel eigendomsrecht. 
 
Auteursrecht: 4.5.2 Uit de reciprociteitsregel van artikel 2 lid 7 van de Bmer Conventie volgt dat werken die in het land van oorsprong alleen als model zijn beschermd en dus geen auteursrechtelijke bescherming in het land van oorsprong genieten, ook in Nederland geen (verdergaande) auteursrechtelijke bescherming genieten; dat geldt ook als het, zoals in dit geval, een werk betreft dat op zichzelf naar Nederlands recht wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Hasbro C.S. heeft niet aannemelijk k gemaakt waarom zij desondanks, in weerwil van artikel 2 lid 7 Berner Conventie, toch auteursrechtelijke bescherming in Nederland zou genieten. Daarbij is in aanmerking genomen dat, als de modelrechtelijke bescherming inmiddels in de Verenigde Staten is uitgewerkt, met het systeem van de reciprociteit van artikel 2 lid 7 en het beginsel van artikel 18 van de Berner Conventie, niet goed te verenigen lijkt dat dan wel auteursrechtelijke bescherming geldt. In deze procedure wordt voorshands dan ook aangenomen dat de auteursrechtelijke bescherming waarop Hasbro c.s. haar vordering (primair) heeft gebaseerd, ontbreekt. Dat in aan deze procedure voorafgaande vergelijkbare procedures wel van auteursrechtelijke bescherming aan de zijde van Hasbro c.s. is uitgegaan, doet aan het voorgaande niet af, nu het verweer ter zake van het ontbreken van auteursrechtelijke bescherming op grond van de Berner Conventie in die procedures niet is gevoerd, zodat op dat punt niet eerder is beslist. Dat Hasbro c.s. bescherming toekomt op basis van de Nederlandse wetgeving aangaande modelbescherming heeft Hasbro c.s. niet gesteld, is ook niet gebleken en vormt ook niet de basis van haar vordering, zodat die mogelijkheid (nog daargelaten de bevoegdheid van deze voorzieningenrechter) wordt daargelaten.

4.6 Het voorgaande betekent dat, ook al kan naar Nederlands (auteurs)recht ten aanzien van My Little Pony op zichzelf worden aangenomen dat de My Little Pony's een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen, het beroep van Hasbro C.S. op auteursrechtelijke bescherming toch niet kan slagen. Het onder 1. gevorderde zal derhalve om die reden worden afgewezen.  

Slaafse nabootsing: 4.9 Voldoende gebleken is dat de My Little Pony-producten door hun kambare haren, specifieke pastelkleuren, gezichtsuitdrukking, niet natuurgetrouwe proporties, specifieke houding en bijbehorende accessoires, onderscheidend vermogen hebben. Hetgeen in het kader van het auteursrecht in het vonnis van 2007 omtrent de My Little Pony's is overwogen, geldt mutatis mutandis in dit verband nog steeds en evenzeer. De gerestylde Simba Pony's zijn voor wat betreft de algemene indruk zeer sterk gelijkend aan de My Littie Pony-pony's. Gebleken is dat beide pony-producten qua vorm, afmeting, constructie, kleur en toepassing vrijwel geheel overeenstemmen. De (geringe) verschillen zijn zichtbaar bij de ogen, oogopslag en bij Simba Pony's ingekleurde, naar achteren geplaatste oren. Deze verschillen zijn echter van ondergeschikt belang en kunnen er niet aan af doen dat de totaalindruk van beide pony's dezelfde is. Deze totaalindruk is niet anders doordat de pony van Simba in combinatie met onder meer een poppetje in één doos wordt verkocht, nu de pony niet ondergeschikt is aan het poppetje en de pony een zelfstandig speelgoedartikel vormt dat, nadat het na aankoop uit de verpak- is gehaald, ook los van het poppetje geschikt is om mee te spelen. Gelet op de grote gelijkenis tussen de pony's en de onderlinge uitwisselbaarheid van de pony's bij het gemiddelde publiek, waarvan te verwachten is dat zij de producten slechts oppervlakkig waarneemt, is verwarring tussen de pony's en de herkomst van de pony's te duchten. Dat geldt te meer nu gebleken is dat Simba haar gerestylde pony verkoopt, althans in het zeer recente verleden heeft verkocht, in een verpakking die is voorzien van een afbeelding van de door de voorzieningenrechter reeds op 30 juli 2007 wegens de grote gelijkenis met My Little Pony verboden "Little Fairy Pony”-variant. Dat deze omstandigheid het gevolg zou zijn van een fout die inmiddels al zou zijn hersteld, is onvoldoende duidelijk geworden en maakt het oordeel overigens niet anders.

4.9.2 Bij voormeld oordeel is meegewogen dat Simba andere keuzes had kunnen maken zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid van haar pony's. Ter zitting zijn verscheidene speelpony's/paarden getoond waarbij geen gevaar voor verwarring te duchten valt, zonder dat naar het zich liet aanzien aan de deugdelijkheid, en bruikbaarheid van het product als speelgoed voor (voorname1ijk) kleine meisjes, afbreuk is gedaan. Voorshands wordt dan ook aangenomen dat Sirnba de mogelijkheid heeft om een andere dan de onderhavige Little Fairy Pony te produceren zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van haar product. Nu Simba zulks heeft nagelaten, is voldoende aannemelijk dat er sprake is van ongeoorloofd slaafse nabootsing vanwege het stichten van nodeloze verwarring tussen de My Little Pony-pony’ s en de Simba Pony's; Simba maakt &dij op ongeoorloofde wijze mede gebruik van de goede naam en reputatie van My Little Pony en daarmee indirect van de marketinginspanningen m Hasbro C.S. Zodoende wordt dan ook aangenomen dat Simba en Toy Team door het faciliteren van de import en daarmee het verhandelen van de Simba Pony's onrechtmatig jegens My Little Pony heeft/hebben gehandeld. Dat dit schade oplevert als door Hasbro c.s. gesteld, is voorshands aanmerkelijk. Overigens speelt in het vorenstaande geen rol de suggestie van Hasbro C.S., die zij in het geheel niet heeft onderbouwd, dat de Little Fairy Pony's niet veilig zouden zijn.

Lees het vonnis hier.