Alle rechtspraak  

IEF 4579

Fietsende bargasten

fietscafe.bmpRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

In afwijking van een eerder kort-geding oordeelt de rechtbank dat het Fietscafé niet auteursrechtelijk is beschermd. Geen (verzoek tot) volledige proceskostenveroordeling.

Het Fietscafé exploiteert sinds 2000 het gelijknamige vervoermiddel annex bar. Rijpkema heeft in 2004 eveneens een bar vervaardigd, voortbewogen door fietsende bargasten, genaamd de Trapbar. Het Fietscafé vordert onder meer de exploitatie van de Trapbar te staken, daar Rijpkema inbreuk maakt op het auteursrecht dat zij heeft op de bar die wordt voortbewogen door een aantal fietsende bargasten. Eerder oordeelde de rechtbank Leeuwarden in kort geding (lees het vonnis hier) dat nabootsing van het Fietscafé door de ‘trapbar’ inbreuk zou maken op de (auteurs)rechten van de ontwerpers van het Fietscafé.

De rechtbank begrijpt de vordering van het Fietscafé aldus dat het concept Fietscafé onder de bescherming van het auteursrecht dient te vallen en niet één specifieke incarnatie van dit concept. Nu het Fietscafé het concept naar het oordeel van de rechtbank niet op zodanig eenduidige wijze heeft uitgewerkt dat kan worden gesteld dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, komt het concept voor auteursrechtelijke bescherming niet in aanmerking. Bij dit oordeel speelt tevens een rol dat de technische aspecten van de fietsbar niet auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn.

Aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum van de Handhavingsrichtlijn is er geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe gedaan.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4565

Bijna verschenen

amibw.gifBijna verschenen: AMI nummer 5, september/oktober 2007:

Hooggeschat publiek, J.H. Spoor.  Auteursrechtelijk deel afscheidsrede, gewijd aan de rol van het publiek in de verschillende intellectuele eigendomsrechten.

 

Hof Amsterdam 27 juli 2006 (Stam/Volkskrant) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Om het eens gechargeerd te zeggen: het eigengereide handelen van een exploitant heeft nu een gereguleerde markt opgeroepen. Het is mogelijk dat het Amsterdamse Hof de marktwaarde van de licenties, die het als richtsnoer wilde aanhouden, goed ‘gereconstrueerd’ heeft, maar zekerheid daarover bestaat niet. Het is ook mogelijk dat, gerelateerd aan wat de markt in werkelijkheid had willen bieden, Huibert Stam nu jarenlang onderbetaald wordt – met even zoveel lotgenoten – óf dat De Volkskrant en eventueel andere media bloeden aan vergoedingen die naar een vrij marktmechanisme nooit zo hoog hadden kunnen zijn.”

Vzr. Rb. Alkmaar 7 augustus 2007 (Stichting Baas in eigen huis/Plazacasa) m.nt. K.J. Koelman

“De enige die een duidelijk belang heeft bij de vorderingen en het vonnis is de NVM, wiens overzichtswebsite nu de enige blijft die de volledige omschrijving en meerdere foto’s van aangeboden huizen kan weergeven. De makelaarsvereniging is echter geen rechthebbende ten aanzien van het materiaal waarvan de intellectueel eigendomsrechtelijke bescherming werd ingeroepen. Het lijkt niet moeilijk verdedigbaar dat het auteursrecht niet is bedoeld om een partij die géén rechten kan laten gelden op het onderliggende materiaal, in staat te stellen een concurrentievoordeel te behouden. Daarmee wordt ook de stelling houdbaar dat er sprake is van misbruik van recht.”

Vzr. Rb. Den Bosch 23 januari 2007 (Wilberg Karnaval/WG Europe) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Deze carnavalscasus spot met het auteursrecht. Aan een enkel idee komt geen bescherming toe, zegt de rechtbank – geheel in overeenstemming met de heersende leer en met art. 2 WCT en art. 9, lid 2 TRIPs. Maar wanneer dat idee in een concrete uiting is uitgewerkt, geniet die betreffende uiting (mogelijk) bescherming als werk. Een heldere vuistregel. Maar de juridische praktijk kan weerbarstig zijn.”

IEF 4555

Eerst even voor jezelf lezen

trbr.gifRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

"Eisers claimen auteursrecht op een concept en niet op één bepaalde uitwerking daarvan". Nadat de voorzieningenrechter Leeuwarden eerder de vorderingen tot onmiddellijk verbod toewees (IEF 1151), beslist de rechtbank nu volstrekt anders in het voordeel van de vermeend inbreukmaker.  Geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum Richtlijn.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 augustus 2007, HA ZA 06-2131. Ajinomoto Co. Inc. c.s. tegen Global Bio-Chem Technology Group Company Ltd c.s.

Het verkopen van de betreffende L-lysine maakt inbreuk op de octrooirechten in Nederland van de Japanse vennootschap Ajinomoto Co. Inc. en die van haar exclusieve Europese licentiehouder.

Lees het vonnis hier.

IEF 4554

Een eigen zelfstandigheid

skpw.gifRechtbank Breda, 22 augustus 2007, HA ZA 06-1433, Cadac Europe B.V. tegen Coleman Benelux B.V. (Met dank aan Micheline Don, NautaDutilh).

Een “feitelijk en juridisch niet zeer ingewikkelde zaak” over auteursrecht en wokpannen. Toevoeging aan de proceskostenjurisprudentie: Extra kosten bij buitenlandse cliënten komen voor eigen rekening en voor een eenvoudige IE zaak staat in Breda 30.000 euro. 

Eiser Cadac brengt sinds 1992 in Nederland een gasbarbecue op de markt onder de naam Skottel Braai (afbeelding links). Gedaagde Coleman verkoopt in Nederland een gasbarbecue van het merk Campingaz onder de naam Party Wok (afbeelding rechts). Volgens Cadac maakt Coleman met deze gasbarbecue inbreuk op haar auteursrecht. Volgens de rechter zijn de gasbarbecues (een soort wokpannen) grotendeels technisch bepaald en is er noch sprake van inbreuk, noch van slaafse nabootsing.

“3.7 Uit het vorenstaande blijkt dat nagenoeg alle overeenstemmende elementen niet auteursrechtelijk zijn beschermd. Daar waar persoonlijke keuzes zijn gemaakt, brengen de verschillen mee dat de Party Wok een andere totaalindruk maakt dan de Skottel Braai. Het verschil in uitvoering en het leggen van andere accenten verlenen aan de Party Wok een eigen zelfstandigheid. Er is dan ook geen sprake van inbreuk.”

De eisende partij wordt veroordeeld in de volledige proceskosten. De geëiste €61.297,45 worden echter wel gematigd.

“3.15 Met Cadac is de rechtbank van oordeel dat het niet redelijk is dat de kosten die verband houden met de omstandigheid dat de verantwoordelijke contactpersonen van Coleman in het buitenland verblijven en onbekend zijn met het Nederlandse rechtssysteem, waardoor communicatie meer tijd kost en alle stukken steeds in het Engels moeten worden vertaald, ten laste van Cadac komen nu Coleman procedeert tegen een Nederlandse partij.

Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de onderhavige zaak binnen het IE-veld feitelijk en juridisch niet ingewikkeld is en door een in dit soort zaken gespecialiseerd advocatenkantoor moet kunnen behandeld voor geringere kosten. Ter zake de proceskosten zal een bedrag van in totaal € 30.000,= worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4548

Een goede naam komt te voet, maar gaat te paard

plh.gifRechtbank ’s-Gravenhage 21 augustus 2007, KG 07/827, Longbranch Corporation tegen Benga B.V.

Beëindiging licentieovereenkomst. Inbreuk op IE-rechten. Langhout en Benga hebben een licentieovereenkomst gesloten ter zake van onder meer het klantenbestand, de intellectuele eigendomsrechten, de software, kennis en gegevens omtrent productiemethoden en knowhow met betrekking tot en verbandhoudende met de ‘Peter Langhout’ naam en de daarmee te voeren reisondernemingen.

Langhout heeft de licentieovereenkomst opgezegd, wegens het niet op tijd voldoen van de
royalty’s en de negatieve publiciteit die de naam “Peter Langhout Reizen” door Benga heeft gekregen. Langhout heeft de intellectuele eigendomsrechten verkocht aan Longbranch. Benga is namens Longbranch onder meer gesommeerd om het gebruik van de onderhavige intellectuele eigendomsrechten te staken.

Longbranch vordert thans een inbreukverbod en afgifte van het klantenbestand, de software, knowhow en overige gegevens die in het kader van de licentieovereenkomst aan Benga ter beschikking zijn gesteld, met nevenvorderingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de publicaties voldoende ernstige grond voor ontbinding, althans onmiddellijke opzegging om dringende reden, opleveren.

 “Het is immers aan Benga om de aan haar gelicentieerde rechten als een goed licentienemer te behandelen, waaronder begrepen dergelijke negatieve publiciteit te voorkomen. Hierbij geldt het adagium dat een goede naam “te voet komt maar te paard gaat”. Hieraan kan worden toegevoegd dat Benga ook niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom deze grond niet de ontbinding of opzegging zou rechtvaardigen.”

Nu de ontbinding/beëindiging gerechtvaardigd is te achten, kan Benga zich niet op een aan haar verleende licentie beroepen.

Gezien de voormalige relatie tussen partijen, het gerede belang van Benga om enige tijd te krijgen een nieuw merk te adopteren en het feit dat Longbranch ter zitting heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben, wordt een toekomstig verbod uitgesproken (per 1 december 2007), mits Benga:
a. maandelijks bij vooruitbetaling een kennelijk door partijen in beginsel als redelijk geoordeelde licentievergoeding van € 12.500,-- (exclusief BTW) zal betalen aan Longbranch, zonder enig beroep op verrekening, nu in dit kort geding niet gesteld en ook niet anderszins aannemelijk is geworden dat Benga jegens Longbranch bevoegd is om zich op enige verrekening te beroepen;
b. alles zal doen dat redelijkerwijs in haar macht ligt om te voorkomen dat de naam ‘Peter Langhout’ opnieuw negatief in de publiciteit zal komen.

De nevenvorderingen worden (deels) toegewezen en Benga wordt veroordeeld in volledige proceskosten. Benga heeft in dit verband nog gesteld dat de overgelegde declaratie van de advocaat van Longbranch à € 15.601,88 inclusief BTW “absurd hoog” is, maar niet aangegeven op welke punten die declaratie te hoog zou zijn (bijvoorbeeld door gemotiveerd aan te geven dat de hoeveelheid bestede uren te groot is of het gehanteerde uurtarief te hoog) terwijl dit voorshands evenmin op andere wijze valt in te zien.

Lees het vonnis hier.

IEF 4530

Flodder in faillissement

f3.JPGRechtbank Amsterdam 16 augustus 2007, KG ZA 07-1261 AB/RV mr. Schaink q.q. tegen CNR Music B.V. (Met dank aan Vincent Rutgers, Fruytier & Van Bremen). 

Kort geding uitspraak inzake de auteursrechten op de film Flodder III in faillissement, inclusief volledige proceskostenveroordeling.

Er hebben een aantal overdrachten op het filmwerk Flodder plaatsgevonden, van Flodder Televisie B.V. naar Almerica Film B.V. naar First Floor Features B.V. Vóór de eerste overdracht heeft Flodder Televisie B.V. een licentieovereenkomst gesloten met CNR, waarin zij aan (de rechtsvoorganger van) CNR het reproductie- en exploitatierecht, alsmede het recht tot verlening van sublicentie, heeft verleend. Eveneens vóór de eerste overdracht is het faillissement van FFF uitgesproken. Op 1 juni 2007 heeft de curator met verwijzing naar het Nebula-arrest (IEF 2951) CNR gesommeerd het gebruik van de haar verleende licentie te staken en gestaakt te houden, hetgeen thans van CNR in rechte wordt gevorderd.

De curator stelt dat uit het Nebula-arrest volgt dat de curator ook bij verbintenissen waar hij niet verplicht is iets te doen, niet gehouden is de overeenkomst na te komen. Hij is dus ook niet gehouden de licentieovereenkomst nog langer na te komen. Zou hij dat wel doen, dan zou dat CNR een voordelige positie ten opzichte van de gezamenlijke crediteuren verschaffen. Zonder last van de licentie kan de curator beschikken over de auteursrechten op Flodder III, hetgeen meer geld voor de boedel zal opleveren, aldus de curator. Er hebben zich gegadigden voor de auteursrechten op de film gemeld, maar die willen de rechten alleen onbezwaard overnemen.

CNR stelt daarentegen dat de curator niet meer kan vorderen dan dat zij de exploitatie van de licentie gedurende het faillissement staakt, hetgeen zij al heeft toegezegd. Wat er na faillissement gebeurt hangt af van het al dan niet overdragen van de rechten door de curator.

De Rechtbank stelt CNR in het gelijk. “Op zichzelf kan de curator de rechten thans aan een derde overdragen. Daar heeft hij noch de medewerking van CNR Music noch een voorziening als gevorderd voor nodig.” De curator heeft aldus geen belang bij het gevorderde.

De Rechtbank oordeelt vervolgens: “Een voorziening voor langere duur gaat het kader van dit kort geding te buiten, aangezien nu niet met voldoende zekerheid valt te zeggen of de rechten inderdaad tijdig aan een derde zullen zijn verkocht en of CNR Music de exploitatie in dat geval desondanks weer ter hand zal gaan nemen. Mocht dat zo zijn, dan is het maar de vraag wat die derde heeft aan een veroordeling ten gunste van de curator in het dan inmiddels opgeheven faillissement. De curator lijkt een veroordelend vonnis te willen gebruiken om aan potentiële kopers te laten zien en zo een hogere koopprijs te kunnen bedingen. Daarmee wordt het echter een verkapte verklaring voor recht en die is in kort geding niet mogelijk.”

Artikel 1019h Rv, de volledige proceskostenveroordeling, is van toepassing: “Blijkens artikel 1019 Rv strekt het toepassingsgebied zich uit over handaving van (onder meer) rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet 1912, dus ook over licentierechten op auteursrechten, en is toepassing niet beperkt tot bodemprocedures”

Lees het vonnis hier.

IEF 4524

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, LJN: BB1707, Eiseres tegen Gedaagde.

Centraal staat de vraag of het gebruik van de aanduidingen TEXTID en/of TEXT-ID door gedaagde in al haar verschijningsvormen jegens eiseres onrechtmatig is. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend.

Lees het vonnis hier.

- Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 3 juli 2007, LJN: BB1688, Appelante tegen Geïntimeerde.

Auteursrecht. “Appellanten baseren onderdeel 2. van hun gewijzigde vorderingen kennelijk op de stelling dat de siliconen-mal van 'de nachtwacht' is vervaardigd door de dochter ten behoeve van de vof en met materiaal van de vof.”

Lees het arrest hier.

IEF 4513

Alternatieve stands

sky.bmpRechtbank 's-Gravenhage, 10 augustus 2007, KG ZA 07-924. Sky-Lite Holland B.V. tegen Audipack Verkoop B.V. (Met dank aan Ricardo Dijkstra en Rogier de Vrey, Van Doorne)

Auteursrechtelijk executiegeschil. Dreigende executie. Reikwijdte van een in algemene termen vervat verbod.

Zowel Audipack als Sky-Lite verhandelen statieven ("stands") voor het ophangen van platte televisieschermen of presentatieschermen. Op 7 juni 2007 oordeelde de voorzieningenrechter te Dordrecht dat de stand van Sky-Lite inbreuk maakt op de auteursrechten van Audipack. Sky-Lite heeft tegen dit vonnis spoedappèl ingesteld.

Hangende het spoedappèl start Sky-Lite een executiegeschil. In dit executiegeschil vordert Sky-Lite primair Audipack te verbieden tot executie van het eerdere vonnis over te gaan ten aanzien van de alternatieve stand I, en subsidiair ten aanzien van de alternatieve stand II, beide op straffe van een dwangsom. Tevens vordert zij na eiswijziging een volledige proceskostenveroordeling. Audipack stelt dat de verhandeling van de alternatieve stands die Sky-Lite heeft voorgesteld onder het verbod van het vonnis zou vallen. Sky-Lite betwist dit, omdat zij met alternatieve stand I maar zeker met stand II voldoende afstand neemt.

 

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de bepaling van de reikwijdte van een in algemene termen vervat verbod, zoals het onderhavige, een redelijke uitleg met zich brengt dat de draagwijdte ervan niet beperkt behoeft te zijn tot de herhaling van de handelingen die aanleiding vormden voor de eerdere procedure, maar zich ook kan uitstrekken tot toekomstige handelingen, met dien verstande dat voor zover het toekomstige handelingen betreft, als maatstaf geldt dat de draagwijdte van het verbod beperkt is te achten tot handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, inbreuken, als door de rechter verboden, opleveren.

Deze maatstaf toepassend, oordeelt de voorzieningenrechter dat de verhandeling van alternatieve standaard I geen overtreding van het verbod oplevert. Op een aantal punten, dat de voorzieningenrechter te Dordrecht voor de inbreukvraag van belang achtte, heeft Sky-Lite onmiskenbare veranderingen aangebracht. Gelet voorts op de relatief beperkte speelruimte vanwege technische eisen, kan volgens de voorzieningenrechter zelfs serieus de vraag worden gesteld of deze nieuwe standaard I (nog) inbreuk maakt op de auteursrechten van Audipack. Dit geldt te sterker nu in eerste instantie nadrukkelijk het aanvankelijk in nog algemenere termen geformuleerde verbod is afgewezen.

Het betoog van Audipack dat in de beslissing tevens Sky-Lite wordt verboden onderdelen van de verboden standaard te verhandelen en dat in standaard I nog een aantal onderdelen is verwerkt die ook in de oude standaard zat, zodat deze om die reden door het verbod zouden worden bestreken, gaat niet op. De voorzieningenrechter acht het duidelijk dat het verbod eerst en vooral ziet op de standaard als geheel, nu de voorzieningenrechter te Dordrecht de totaalindrukken daarvan gelijkend heeft geoordeeld en ook slechts de auteursrechtelijke beschermbaarheid van de gehele staander van Audipack heeft beoordeeld.

Hoewel Audipack nog niet heeft geprobeerd dwangsommen te innen met betrekking tot eventuele verkopen van de alternatieve standaard I, acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang gegeven, aangezien het voor Sky-Lite van belang is te weten of zij met de verhandeling van deze standaard dwangsommen verbeurt, terwijl Audipack desverzocht niet heeft willen aangeven daarop geen aanspraak te zullen doen en het vonnis betekend is.

Audipack wordt in de redelijke en evenredige proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter overweegt dat ook de proceskosten gerezen in verband met de executie van een vonnis dat als voorwerp heeft de handhaving van rechten van intellectuele eigendom, conform artikel 14 Handhavingsrichtlijn/artikel 1019h jo. 1019 Rv worden vastgesteld, nu de executie is te beschouwen als een verlengstuk van deze handhaving.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4494

Caramba!

Rechtbank Utrecht, 8 augustus 2007, HA ZA 06-2471. Caramba Webdesign v.o.f. tegen Vastgoed Direct.nl B.V. (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Inbreuk op softwareauteursrecht. Kostenveroordeling niet gematigd op grond van het feit dat deze een niet onaanzienlijk deel van de hoofdvordering zullen betreffen.

Caramba heeft voor beleggingspanden.nl software voor hun website ontwikkeld, die bestaat uit een databasestructuur en de programmacode om de database te gebruiken, waarbij gebruik is gemaakt van reeds bestaande software. De op deze overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden bevatten onder meer de voorwaarden dat de software niet mag worden bewerkt of verwerkt in andere websites dan waarvoor het oorspronkelijk is gemaakt, en dat de rechten of plichten uit de overeenkomst niet mogen worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming. Caramba constateerde op een later moment dat de software wordt gebruikt op de website vastgoeddirect.nl.

Met het verweer van Vastgoed Direct dat er geen sprake is van een werk en er dus geen auteursrechtinbreuk is, miskent Vastgoed Direct dat software die er op gericht is om andere, reeds bestaande, software met elkaar te laten samenwerken op zichzelf een nieuw werk in de zin van de Auteurswet kan opleveren. Nu het verweer tegen de stelling dat de software auteursrechtelijk beschermd is enkel berust op deze miskenning en zij niet verder feitelijk onderbouwd is, verwerpt de rechtbank dit.

 

De rechtbank stelt vast dat de software is verveelvoudigd. Dat de maker toestemming heeft gegeven is gesteld noch gebleken. Nu Vastgoed Direct inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Caramba, is zij gehouden de geleden schade te vergoeden. Caramba vordert zowel de geleden schadevergoeding van misgelopen licentie-inkomsten alsmede veroordeling tot het afleggen van rekening van verantwoording met betrekking tot de tengevolge van de inbreuk gerealiseerde winst. De rechtbank oordeelt dat slechts de vordering die het hoogste bedrag oplevert, kan worden toegewezen. Voor de vaststelling van de schadevergoeding gaat de rechtbank uit van de datum waarop de software voor het eerst is gebruikt en niet de datum waarop de website waarin de software is opgenomen voor het eerst in gebruik is genomen.

Ten aanzien van de kostenveroordeling komt de rechtbank onder meer tot de conclusie dat het enkele feit dat de proceskosten een niet onaanzienlijk deel van de hoofdveroordeling zullen betreffen, niet tot de conclusie moet leiden dat deze kosten daarom slechts gematigd kunnen worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4493

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank Rotterdam, Sector kanton locatie Rotterdam, 1 augustus 2007, VERZ 04-3665. Duozorg Verpleegkundige maatschap tegen DuoZorg Uitzendbureau B.V.

Afwijzing verzoek tot wijzigen handelsnaam. De beschikking van de kantonrechter heeft wegens “mislegging van het dossier” drie jaar op zich laten wachten.

Lees de beschikking hier.

2- Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 6 augustus 2007, LJN:BB1252. Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen Total Backup B.V. c.s.

Inhoudsindicatie op rechtspraak.nl: “Artikel 1019h Rv. Merkinbreuk. Volledige proceskostenveroordeling. Vaststelling in kort geding bij wege van voorschot. Wenselijkheid deskundige beoordeling, bijvoorbeeld Raden van Toezicht.”

Lees het vonnis hier.

3- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, C0401187/RO. Euro-Tyre B.V. tegen Eurotyre S.A. c.s. (Met dank aan Michiel Odink, Allen & Overy)

Arrest over het onderscheidend vermogen van het merk EUROTYRES en de vraag of Eurotyre S.A. haar merk EUROTYRES te kwader trouw heeft gedeponeerd.

Lees het arrest hier. Lees het tussenarrest van 21 maart 2006 hier.

4- Rechtbank Utrecht, 8 augustus 2007, HA ZA 06-2471. Caramba Vastgoed V.O.F. tegen Vastgoed Direct.nl B.V. (Met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten)

Inbreuk op auteursrechtelijk beschermde software. Lees het vonnis hier.