Alle rechtspraak  

IEF 4623

Het wezenskenmerk van het internet

Rechtbank Haarlem, sector kanton, 5 september 2007, LJN: BB3144, Eiseres tegen Gedaagde.

Auteursrecht, heel kort kantonvonnis over “deeplinken”. Opnemen van een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk binnen de context van de website. “Dat het werk van eiseres in technisch opzicht niet wordt verveelvoudigd nu het werk op de oorspronkelijke server blijft staan, doet er niet aan af dat van een auteursrechtelijk relevante handeling sprake is.”

Op de website www.voeljeniksvan.nl, van welke website gedaagde beheerder is, tot drie maal toe en steeds zonder toestemming van eiseres een afbeelding te zien geweest is van door haar gemaakte kunstwerken.  Gedaagde stelt dat hij enkel “gelinkt” heeft, het “wezenskenmerk van het internet”. Volgens gedaagde is van een auteursrechtelijke schending geen sprake, omdat eiseres de “afbeeldingen zelf openbaar heeft gemaakt door haar website in de lucht te houden”.  De rechtbank oordeelt anders.

“4. Gezien het door gedaagde gevoerde verweer is er kennelijk sprake van een vorm van “deeplinken” waarbij het niet gaat om een voetnoot of een verwijzing naar informatie die zich elders bevindt, maar om het opnemen van een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk van eiseres binnen de context van de website van gedaagde. Dat het werk van eiseres in technisch opzicht niet wordt verveelvoudigd nu het werk op de oorspronkelijke server blijft staan, doet er niet aan af dat van een auteursrechtelijk relevante handeling sprake is. Het werk is immers als onderdeel van een ander werk weergegeven en als zodanig opnieuw (en zonder toestemming van eiseres) geopenbaard.

Naar het oordeel van de kantonrechter levert een en ander schending op van het auteursrecht van eiseres, op grond waarvan gedaagde aan eiseres een vergoeding verschuldigd is. De kantonrechter stelt de vergoeding op € 675,--."

Geen richtlijnconforme proceskostenveroordeling, wel:  “Gelet op de werkzaamheden die er aan de kant van eiseres verricht zijn om voldoening buiten rechte te verkrijgen kan eiseres ook aanspraak maken op buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt die kosten vast op € 150,--.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4615

Scheidingswand

abvl.gifRechtbank Breda, 29 augustus 2007, LJN: BB2743,  Sprl Ateliers Bodart & Valter,
tegen 3D Tradelink B.V.

Auteursrecht op scheidingswand. Verklaring voor recht toegewezen. In casu normale toerekenbaarheid en berekening winstafdracht ex 27a AW volgens normale bedrijfseconomische benadering van het winstbegrip, d.w.z. de algemene kosten worden meegerekend. 

Eiser Bodart vordert samengevat - veroordeling van Tradelink en een verklaring voor recht dat Tradelink inbreuk heeft gemaakt op een auteursrechtelijk beschermde scheidingswand van Bodart, alsmede winstafdracht terzake ad euro 36.810,00, vermeerderd met rente en kosten.

“3.1. Bodart heeft haar stellingname omtrent het auteursrecht op de scheidingswand (…) op minimaal genoegzame wijze gedocumenteerd. (…) Tradelink heeft hier tegenover een ongemotiveerde ontkenning van de inbreuk gesteld, hetgeen ontoereikend is. Dit verweer wordt daarom gepasseerd en de inbreuk op het auteursrecht rechtens als vaststaand aangemerkt.”

De verklaring voor recht wordt toegewezen. Met betrekking tot de winstafdracht stelt de rechtbank:

“ 3. 3. De rechtbank oordeelt aannemelijk dat Bodart minst genomen enige schade heeft ondervonden van het op de markt komen van het inbreukmakende product, zodat aan dit vereiste om op de voet van artikel 27 a Auteurswet schadevergoeding te verkrijgen, begroot op het bedrag van de door de inbreukmaker met de inbreuk behaalde winst, is voldaan.”

“3. 4. Voor een verplichting tot winstafdracht wegens auteursrechtinbreuk geldt het toerekenbaarheidsvereiste van artikel 6: 162 BW. De inbreuk is toerekenbaar indien zij aan schuld te wijten is, of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de inbreukmaker komt. Onbetwist staat vast dat aan dit vereiste is voldaan.”

De conclusie van gedaagde Tradelink is echter dat er sprake was van een verlies en geen winst gemaakt is. Eiser Bodart stelt dat de aftrek van de door Tradelink genoemde kosten niet acceptabel is, in het algemeen niet, en zeker nu niet, niet omdat sprake is geweest van moedwillig gedane inbreukmakende handelingen, wat ook uit buitenlandse procedures over de scheidingswand zou blijken.  Voor de onderbouwing van kwade trouw schiet deze documentatie volgens de rechtbank echter tekort en bij de beoordeling van de behaalde winst geldt daarom het uitgangspunt dat slechts de normale toerekenbaarheid aanwezig was.

“3.9. Bij dit laatste past dan in de winstberekening een benadering op normale bedrijfseconomische grondslagen. De rechtbank oordeelt daarom redelijk het verdisconteren van alle door Tradelink aangevoerde bedragen, met uitzondering van de advocaat en vonniskosten. Veronderstellenderwijs aannemende dat dit kosten zijn betreffende de voorafgaande procedure in kort geding geldt dat conform het toen geldende regime ten aanzien van proceskostenveroordeling geen vergoeding van integrale kosten plaatsvond. (…)
Op basis van deze berekening resteert een winstbedrag van , afgerond, euro 869,00.”

(…) Het is aannemelijk dat de schade van Bodart, op andere wijze dan winstafdracht benaderd, tot voor haar betere resultaat zou hebben geleid. Gelet hierop zal de rechtbank naar billijkheid de proceskosten aldus liquideren dat ieder de eigen kosten blijft dragen. De rechtbank veroordeelt gedaagde om € 869,00 aan eiseres te betalen.”

Lees het vonnis hier

IEF 4591

Zodanig verbonden

Rechtbank Almelo, 29 augustus 2007, LJN: BB2560. Peeters tegen B&W gemeente Dinkelland.

Bestuursrecht met heel klein beetje auteursrecht. Is een gedenkteken zodanig verbonden met een rijksmonument dat deze de status van monument verkrijgt waardoor een sloopvergunning moet worden geweigerd?
 
“Dat verzoeker op grond van artikel 25 van de Auteurswet het recht heeft zich te verzetten tegen elke wijziging in het werk levert evenmin een omstandigheid op die noopt tot weigering van de vergunning, wat overigens het eventuele recht van verzoeker als bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet onverlet laat.”

Lees het vonnis hier. Afbeelding op website kunstenaar.

IEF 4579

Fietsende bargasten

fietscafe.bmpRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

In afwijking van een eerder kort-geding oordeelt de rechtbank dat het Fietscafé niet auteursrechtelijk is beschermd. Geen (verzoek tot) volledige proceskostenveroordeling.

Het Fietscafé exploiteert sinds 2000 het gelijknamige vervoermiddel annex bar. Rijpkema heeft in 2004 eveneens een bar vervaardigd, voortbewogen door fietsende bargasten, genaamd de Trapbar. Het Fietscafé vordert onder meer de exploitatie van de Trapbar te staken, daar Rijpkema inbreuk maakt op het auteursrecht dat zij heeft op de bar die wordt voortbewogen door een aantal fietsende bargasten. Eerder oordeelde de rechtbank Leeuwarden in kort geding (lees het vonnis hier) dat nabootsing van het Fietscafé door de ‘trapbar’ inbreuk zou maken op de (auteurs)rechten van de ontwerpers van het Fietscafé.

De rechtbank begrijpt de vordering van het Fietscafé aldus dat het concept Fietscafé onder de bescherming van het auteursrecht dient te vallen en niet één specifieke incarnatie van dit concept. Nu het Fietscafé het concept naar het oordeel van de rechtbank niet op zodanig eenduidige wijze heeft uitgewerkt dat kan worden gesteld dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, komt het concept voor auteursrechtelijke bescherming niet in aanmerking. Bij dit oordeel speelt tevens een rol dat de technische aspecten van de fietsbar niet auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn.

Aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum van de Handhavingsrichtlijn is er geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe gedaan.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 4565

Bijna verschenen

amibw.gifBijna verschenen: AMI nummer 5, september/oktober 2007:

Hooggeschat publiek, J.H. Spoor.  Auteursrechtelijk deel afscheidsrede, gewijd aan de rol van het publiek in de verschillende intellectuele eigendomsrechten.

 

Hof Amsterdam 27 juli 2006 (Stam/Volkskrant) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Om het eens gechargeerd te zeggen: het eigengereide handelen van een exploitant heeft nu een gereguleerde markt opgeroepen. Het is mogelijk dat het Amsterdamse Hof de marktwaarde van de licenties, die het als richtsnoer wilde aanhouden, goed ‘gereconstrueerd’ heeft, maar zekerheid daarover bestaat niet. Het is ook mogelijk dat, gerelateerd aan wat de markt in werkelijkheid had willen bieden, Huibert Stam nu jarenlang onderbetaald wordt – met even zoveel lotgenoten – óf dat De Volkskrant en eventueel andere media bloeden aan vergoedingen die naar een vrij marktmechanisme nooit zo hoog hadden kunnen zijn.”

Vzr. Rb. Alkmaar 7 augustus 2007 (Stichting Baas in eigen huis/Plazacasa) m.nt. K.J. Koelman

“De enige die een duidelijk belang heeft bij de vorderingen en het vonnis is de NVM, wiens overzichtswebsite nu de enige blijft die de volledige omschrijving en meerdere foto’s van aangeboden huizen kan weergeven. De makelaarsvereniging is echter geen rechthebbende ten aanzien van het materiaal waarvan de intellectueel eigendomsrechtelijke bescherming werd ingeroepen. Het lijkt niet moeilijk verdedigbaar dat het auteursrecht niet is bedoeld om een partij die géén rechten kan laten gelden op het onderliggende materiaal, in staat te stellen een concurrentievoordeel te behouden. Daarmee wordt ook de stelling houdbaar dat er sprake is van misbruik van recht.”

Vzr. Rb. Den Bosch 23 januari 2007 (Wilberg Karnaval/WG Europe) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Deze carnavalscasus spot met het auteursrecht. Aan een enkel idee komt geen bescherming toe, zegt de rechtbank – geheel in overeenstemming met de heersende leer en met art. 2 WCT en art. 9, lid 2 TRIPs. Maar wanneer dat idee in een concrete uiting is uitgewerkt, geniet die betreffende uiting (mogelijk) bescherming als werk. Een heldere vuistregel. Maar de juridische praktijk kan weerbarstig zijn.”

IEF 4555

Eerst even voor jezelf lezen

trbr.gifRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

"Eisers claimen auteursrecht op een concept en niet op één bepaalde uitwerking daarvan". Nadat de voorzieningenrechter Leeuwarden eerder de vorderingen tot onmiddellijk verbod toewees (IEF 1151), beslist de rechtbank nu volstrekt anders in het voordeel van de vermeend inbreukmaker.  Geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum Richtlijn.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 augustus 2007, HA ZA 06-2131. Ajinomoto Co. Inc. c.s. tegen Global Bio-Chem Technology Group Company Ltd c.s.

Het verkopen van de betreffende L-lysine maakt inbreuk op de octrooirechten in Nederland van de Japanse vennootschap Ajinomoto Co. Inc. en die van haar exclusieve Europese licentiehouder.

Lees het vonnis hier.

IEF 4554

Een eigen zelfstandigheid

skpw.gifRechtbank Breda, 22 augustus 2007, HA ZA 06-1433, Cadac Europe B.V. tegen Coleman Benelux B.V. (Met dank aan Micheline Don, NautaDutilh).

Een “feitelijk en juridisch niet zeer ingewikkelde zaak” over auteursrecht en wokpannen. Toevoeging aan de proceskostenjurisprudentie: Extra kosten bij buitenlandse cliënten komen voor eigen rekening en voor een eenvoudige IE zaak staat in Breda 30.000 euro. 

Eiser Cadac brengt sinds 1992 in Nederland een gasbarbecue op de markt onder de naam Skottel Braai (afbeelding links). Gedaagde Coleman verkoopt in Nederland een gasbarbecue van het merk Campingaz onder de naam Party Wok (afbeelding rechts). Volgens Cadac maakt Coleman met deze gasbarbecue inbreuk op haar auteursrecht. Volgens de rechter zijn de gasbarbecues (een soort wokpannen) grotendeels technisch bepaald en is er noch sprake van inbreuk, noch van slaafse nabootsing.

“3.7 Uit het vorenstaande blijkt dat nagenoeg alle overeenstemmende elementen niet auteursrechtelijk zijn beschermd. Daar waar persoonlijke keuzes zijn gemaakt, brengen de verschillen mee dat de Party Wok een andere totaalindruk maakt dan de Skottel Braai. Het verschil in uitvoering en het leggen van andere accenten verlenen aan de Party Wok een eigen zelfstandigheid. Er is dan ook geen sprake van inbreuk.”

De eisende partij wordt veroordeeld in de volledige proceskosten. De geëiste €61.297,45 worden echter wel gematigd.

“3.15 Met Cadac is de rechtbank van oordeel dat het niet redelijk is dat de kosten die verband houden met de omstandigheid dat de verantwoordelijke contactpersonen van Coleman in het buitenland verblijven en onbekend zijn met het Nederlandse rechtssysteem, waardoor communicatie meer tijd kost en alle stukken steeds in het Engels moeten worden vertaald, ten laste van Cadac komen nu Coleman procedeert tegen een Nederlandse partij.

Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de onderhavige zaak binnen het IE-veld feitelijk en juridisch niet ingewikkeld is en door een in dit soort zaken gespecialiseerd advocatenkantoor moet kunnen behandeld voor geringere kosten. Ter zake de proceskosten zal een bedrag van in totaal € 30.000,= worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4548

Een goede naam komt te voet, maar gaat te paard

plh.gifRechtbank ’s-Gravenhage 21 augustus 2007, KG 07/827, Longbranch Corporation tegen Benga B.V.

Beëindiging licentieovereenkomst. Inbreuk op IE-rechten. Langhout en Benga hebben een licentieovereenkomst gesloten ter zake van onder meer het klantenbestand, de intellectuele eigendomsrechten, de software, kennis en gegevens omtrent productiemethoden en knowhow met betrekking tot en verbandhoudende met de ‘Peter Langhout’ naam en de daarmee te voeren reisondernemingen.

Langhout heeft de licentieovereenkomst opgezegd, wegens het niet op tijd voldoen van de
royalty’s en de negatieve publiciteit die de naam “Peter Langhout Reizen” door Benga heeft gekregen. Langhout heeft de intellectuele eigendomsrechten verkocht aan Longbranch. Benga is namens Longbranch onder meer gesommeerd om het gebruik van de onderhavige intellectuele eigendomsrechten te staken.

Longbranch vordert thans een inbreukverbod en afgifte van het klantenbestand, de software, knowhow en overige gegevens die in het kader van de licentieovereenkomst aan Benga ter beschikking zijn gesteld, met nevenvorderingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de publicaties voldoende ernstige grond voor ontbinding, althans onmiddellijke opzegging om dringende reden, opleveren.

 “Het is immers aan Benga om de aan haar gelicentieerde rechten als een goed licentienemer te behandelen, waaronder begrepen dergelijke negatieve publiciteit te voorkomen. Hierbij geldt het adagium dat een goede naam “te voet komt maar te paard gaat”. Hieraan kan worden toegevoegd dat Benga ook niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom deze grond niet de ontbinding of opzegging zou rechtvaardigen.”

Nu de ontbinding/beëindiging gerechtvaardigd is te achten, kan Benga zich niet op een aan haar verleende licentie beroepen.

Gezien de voormalige relatie tussen partijen, het gerede belang van Benga om enige tijd te krijgen een nieuw merk te adopteren en het feit dat Longbranch ter zitting heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben, wordt een toekomstig verbod uitgesproken (per 1 december 2007), mits Benga:
a. maandelijks bij vooruitbetaling een kennelijk door partijen in beginsel als redelijk geoordeelde licentievergoeding van € 12.500,-- (exclusief BTW) zal betalen aan Longbranch, zonder enig beroep op verrekening, nu in dit kort geding niet gesteld en ook niet anderszins aannemelijk is geworden dat Benga jegens Longbranch bevoegd is om zich op enige verrekening te beroepen;
b. alles zal doen dat redelijkerwijs in haar macht ligt om te voorkomen dat de naam ‘Peter Langhout’ opnieuw negatief in de publiciteit zal komen.

De nevenvorderingen worden (deels) toegewezen en Benga wordt veroordeeld in volledige proceskosten. Benga heeft in dit verband nog gesteld dat de overgelegde declaratie van de advocaat van Longbranch à € 15.601,88 inclusief BTW “absurd hoog” is, maar niet aangegeven op welke punten die declaratie te hoog zou zijn (bijvoorbeeld door gemotiveerd aan te geven dat de hoeveelheid bestede uren te groot is of het gehanteerde uurtarief te hoog) terwijl dit voorshands evenmin op andere wijze valt in te zien.

Lees het vonnis hier.

IEF 4530

Flodder in faillissement

f3.JPGRechtbank Amsterdam 16 augustus 2007, KG ZA 07-1261 AB/RV mr. Schaink q.q. tegen CNR Music B.V. (Met dank aan Vincent Rutgers, Fruytier & Van Bremen). 

Kort geding uitspraak inzake de auteursrechten op de film Flodder III in faillissement, inclusief volledige proceskostenveroordeling.

Er hebben een aantal overdrachten op het filmwerk Flodder plaatsgevonden, van Flodder Televisie B.V. naar Almerica Film B.V. naar First Floor Features B.V. Vóór de eerste overdracht heeft Flodder Televisie B.V. een licentieovereenkomst gesloten met CNR, waarin zij aan (de rechtsvoorganger van) CNR het reproductie- en exploitatierecht, alsmede het recht tot verlening van sublicentie, heeft verleend. Eveneens vóór de eerste overdracht is het faillissement van FFF uitgesproken. Op 1 juni 2007 heeft de curator met verwijzing naar het Nebula-arrest (IEF 2951) CNR gesommeerd het gebruik van de haar verleende licentie te staken en gestaakt te houden, hetgeen thans van CNR in rechte wordt gevorderd.

De curator stelt dat uit het Nebula-arrest volgt dat de curator ook bij verbintenissen waar hij niet verplicht is iets te doen, niet gehouden is de overeenkomst na te komen. Hij is dus ook niet gehouden de licentieovereenkomst nog langer na te komen. Zou hij dat wel doen, dan zou dat CNR een voordelige positie ten opzichte van de gezamenlijke crediteuren verschaffen. Zonder last van de licentie kan de curator beschikken over de auteursrechten op Flodder III, hetgeen meer geld voor de boedel zal opleveren, aldus de curator. Er hebben zich gegadigden voor de auteursrechten op de film gemeld, maar die willen de rechten alleen onbezwaard overnemen.

CNR stelt daarentegen dat de curator niet meer kan vorderen dan dat zij de exploitatie van de licentie gedurende het faillissement staakt, hetgeen zij al heeft toegezegd. Wat er na faillissement gebeurt hangt af van het al dan niet overdragen van de rechten door de curator.

De Rechtbank stelt CNR in het gelijk. “Op zichzelf kan de curator de rechten thans aan een derde overdragen. Daar heeft hij noch de medewerking van CNR Music noch een voorziening als gevorderd voor nodig.” De curator heeft aldus geen belang bij het gevorderde.

De Rechtbank oordeelt vervolgens: “Een voorziening voor langere duur gaat het kader van dit kort geding te buiten, aangezien nu niet met voldoende zekerheid valt te zeggen of de rechten inderdaad tijdig aan een derde zullen zijn verkocht en of CNR Music de exploitatie in dat geval desondanks weer ter hand zal gaan nemen. Mocht dat zo zijn, dan is het maar de vraag wat die derde heeft aan een veroordeling ten gunste van de curator in het dan inmiddels opgeheven faillissement. De curator lijkt een veroordelend vonnis te willen gebruiken om aan potentiële kopers te laten zien en zo een hogere koopprijs te kunnen bedingen. Daarmee wordt het echter een verkapte verklaring voor recht en die is in kort geding niet mogelijk.”

Artikel 1019h Rv, de volledige proceskostenveroordeling, is van toepassing: “Blijkens artikel 1019 Rv strekt het toepassingsgebied zich uit over handaving van (onder meer) rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet 1912, dus ook over licentierechten op auteursrechten, en is toepassing niet beperkt tot bodemprocedures”

Lees het vonnis hier.

IEF 4524

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 augustus 2007, LJN: BB1707, Eiseres tegen Gedaagde.

Centraal staat de vraag of het gebruik van de aanduidingen TEXTID en/of TEXT-ID door gedaagde in al haar verschijningsvormen jegens eiseres onrechtmatig is. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend.

Lees het vonnis hier.

- Gerechtshof 's-Hertogenbosch , 3 juli 2007, LJN: BB1688, Appelante tegen Geïntimeerde.

Auteursrecht. “Appellanten baseren onderdeel 2. van hun gewijzigde vorderingen kennelijk op de stelling dat de siliconen-mal van 'de nachtwacht' is vervaardigd door de dochter ten behoeve van de vof en met materiaal van de vof.”

Lees het arrest hier.