Alle rechtspraak  

IEF 2328

Opgestraald

Gerechtshof Amsterdam, 29 juni 2006, rolnunmer 482/05.Vereniging Buma, Stichting Stea tegen Chellomedia Programming B.V. (voorheen genaamd: UPC Programming B.V.).

Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis. De handelwijze van Chello geldt niet als een (afzonderlijke) openbaarmaking van (verveelvoudigingen van) auteursrechtelijk beschermde werken.

Chello produceert en exploiteert diverse televisieprogramma’s waaronder een aantal thema- en special interest-kanalen. De Chello-programma’s bevatten onder neer auteursrechtelijk beschermd materiaal waarvan Buma voor wat betreft de muziekauteursrechten op muziekwerken uit het zogenaamde Bumarepertoire en Stemra voor wat betreft de mechanische reproduktierechten op muziekwerken uit het zogenaamde Stemrarepertoire de uitsluitende exploitatierechten uitoefenen en beheren.

De programmasignalen worden door Chello in gecodeerde vorm naar de distributiesatelliet Telstar 12 opgestraald (uplink) en vandaar teruggezonden naar kabelkopstations en DTH (Direct-To-Home) -platforms (downlink). De gecodeerde Chelloprogrammasignalen kunnen niet door het publiek worden opgevangen maar uitsluitend door de ontvangende kabelkopstations en/of de DTH-platforms. Deze programmasignalen worden door de exploitanten van deze kabelkopstations en/of DTH platforms ten behoeve van (opnieuw gecodeerde) doorgifte aan het, publiek, gedecodeerd door middel van door Chello ter beschikking gestelde professioneler d.w.z. niet voor  de consument beschikbare, decodeerapparatuur.

De exploitanten van de kabelkopstations dan wel van de DTH- platforms zenden de door hen opnieuw gecodeerde programmasignalen door via de kabel respectievelijk naar DTH-satellieten. Het publiek kan deze opnieuw gecodeerde signalen opvangen met behulp van de door genoemde exploitanten ter beschikking gestelde decodeerapparatuur.

Kernvraag in deze procedure is of de handelwijze van Chello, derhalve het uplinken en downlinken in gecodeerde vorm van de Chello-programmasignalen naar de exploitanten van kabelkopstations en DTH-platforms (en het in staat stellen van deze exploitanten om deze signalen te decoderen) is aan te merken als een mededeling aan het publiek per satelliet en derhalve als een (afzonderlijke) openbaarmaking van de in deze Chello-programma’s geïncorporeerde auteursrechtelijk beschermde werken uit het Buma- en Stemra-repertoire  als bedoeld in artikel 12 lid 1 aanhef en onder 5 en lid 7 Auteurswet.

De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord en geoordeeld dat deze handelwijze van Chello niet kan worden beschouwd als een mededeling aan het publiek per satelliet en heeft de vorderingen afgewezen.

In de recente arresten Lagardère en Mediakabel van het HvJ EG) is de nodige aandacht besteed aan de betekenis van de term ‘publiek’. In het in punt 31 en 35: van Lagardère stelt het HvJ: “Tenslotte moet worden vastgesteld dat een beperkte kring van personen die van de satelliet afkomstige signalen alleen met een professionele uitrusting kunnen ontvangen, niet als een publiek kan worden beschouwd, aangezien dit uit een onbepaald aantal potentiële luisteraars of kijkers moet zijn samengesteld (…).”
 
He staat vast dat de door Chell.o naar de satelliet opgestraalde gecodeerde prograrnmasignalen niet kunnen worden ontvangen door het “publiek” als bedoeld in door het HvJ EG, maar alleen door de beperkte kring van exploitanten van kabelkopstations en DTH-platforms  en dat deze ontvangst alleen mogelijk is met gebruikmaking van door Chello ter beschikking gestelde professionele decodeerapparatuur.

De Chello-programmasignalen worden door chello als het ware bij die exploitanten “gestald (fase 1). Daaruit kan een sterke aanwijzing worden geput dat het bier niet om een mededeling aan het publiek gaat. Eerst nadat deze signalen door die exploitanten zijn gedecodeerd en vervolgens door hen opnieuw zijn gecodeerd en verzonden via de kabel of opgestraald naar een DTH-satelliet (fase 2) kunnen deze progrannuasigrialen worden ontvangen door het publiek, mits dit over de juiste decodeerapparatuur beschikt.

De programmasignalen bereiken het (kijkers)publiek niet rechtstreeks; maar in twee afzonderlijke fasen, zoals hiervoor uiteengezet. Er is dus geen sprake van een ononderbroken mededelingenketen. De programmasignalen die door Chello in fase 1 worden opgestraald naar de satelliet zijn niet bestemd voor ontvangst door het publiek, maar uitsluitend voor ontvangst door die exploitanten van kabelkopstations en DTH-patforms, die beschikken over door Chello ter beschikking gestelde professionele decodeer apparatuur.

Nu Chello slechts betrokken is bij fase 1 het ‘stallen’ van niet door het kijkerspubliek te ontvangen programrnasignalen bij de exploitanten van kabelkopstations en DTH-platforms kan de handelwijze van Chello niet worden aangemerkt als het doen van een mededeling aan het publiek per satelliet.

Niet betwist is door Buma/Stemra dat in artikel 12 lid 7 Auteurswet, artikel 1 lid 2 onder a t/rn c van de Satelliet-richtlijn is geïmplementeerd. Uit de tekst van deze bepalingen van de Auteurswet, noch uit de parlementairte geschiedenis van de implementatie van de Satellietrichtlijn, is af te leiden dat de wetgever in deze bepalingen van de Auteurswet een ruimer begrip openbaarmaking heeft beoogd dan gehanteerd in de Satelliet-richtlijn

Nu de handelwijze van Chello niet geldt als een (afzonderlijke) openbaarmaking van (verveelvoudigingen van) auteursrechtelijk beschermde werken is er ook geen ruimte voor toepassing van de z.g. drie-stappen-toets zoals door Burna/Stemra betoogd.

Alle grieven falen Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Buma/Stemra, als in het ongelijk gestelde partijen, dienen te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep Het hof: bekrachtigt het bestreden vonnis.

Lees het vonnis hier.

IEF 2317

Een bij het modewerk behorende teken

Beslissing Rechtbank Haarlem, 4 juli 2006, LJN: AY0315 H. Van V. tegen Verzoekster.

In het kort: bij schulden die zijn ontstaan uit onrechtmatige daad, bestaand uit het - niet te goeder trouw - inbreuk maken op merk- en auteursrechten zal een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling worden afgewezen.

Iets langer: Verzoekster is, op vordering van Fashion Box S.P.A., de merk- en auteursrechthouder van de Replay-tekens, veroordeeld tot het verstrekken van financiële gegevens ter vaststelling van schade, na merk- en auteursrecht inbreuk door verzoekster, op straffe van een dwangsom van maximaal € 25.000. Verzoekster doet een beroep op de schuldsaneringsregeling, omdat zij vanwege betalingsonmacht niet aan de veroordeling kan voldoen.
 
Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard dat het ontstaan van de vordering van Fashion Box haar niet kan worden verweten, omdat zij ten tijde van de inkoop van de kleding onbekend was met het merk Replay, en El Vita feitelijk werd gedreven door haar voormalige partner. De rechtbank wijst dat echter van de hand. Gelet op de algemene bekendheid van het merk Replay is niet aannemelijk dat verzoekster - toendertijd ondernemer in de modebranche - het merkteken van Replay niet kende. Nu de eenmanszaak voor rekening van verzoekster werd gedreven en bovendien ter terechtzitting is gebleken dat behoudens haar ex-partner, ook verzoekster kleding showde en verkocht aan klanten, moet zij aansprakelijk worden geacht voor de handel in imitatiekleding.
 
De rechtbank concludeert derhalve dat verzoekster aanzienlijke schulden heeft die zijn ontstaan uit onrechtmatige daad en dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan daarvan niet te goeder trouw is geweest. Deze schulden zijn ontstaan binnen de in de jurisprudentie gehanteerde termijn van vijf jaar. Gelet daarop dient het verzoek thans te worden afgewezen.

Lees de beschikking hier.

IEF 2315

Die op haar rusten

HvJ EG, 6 juli 2006, zaak C-53/05,  Commissie EG tegen Portugal.

Niet-nakoming Richtlijn Verhuurrecht en uitleenrecht, niet-uitvoering binnen gestelde termijn. Portugal springt te makkelijk om met het de rechten van auteurs.

“Door alle categorieën instellingen voor openbare uitlening te hebben vrijgesteld van de verplichting tot betaling van een wegens openbare uitlening aan de auteurs verschuldigde vergoeding, is de Portugese Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 1 en 5 van richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom.”

Lees het arrest hier.

IEF 2313

Heet van de naald (3)

Rechtbank Amsterdam 29 juni 2006, LJN:AY1081, H. Schiffmacher en Boomerang Nederland B.V. tegen Herb Industries B.V. & 10Feet B.V.

Over 'schijnkunst' en de vraag of bewerking van een schilderij een werk is en of er sprake is van inbreuk.

Schiffmacher heeft een reproductie van een schilderij, dat behoort te het publieke domein in de categorie 'kitsch', beschilderd en een nieuw oorspronkelijk werk gecreëerd. Boomerang heeft met toestemming van Schiffmacher  ansichtkaarten met zijn werk op de markt gebracht en een boek uitgebracht met een afbeelding van het werk. Op beide is Schiffmacher als maker vermeld.
Bij toeval komt Schiffmacher er achter dat 10Feet een T-shirt op de markt heeft gebracht met (een bewerking van) de afbeelding.

Herb c.s. (de moedermaatschappij van 10Feet) heeft erkend de afbeelding van de ansichtkaart te hebben gebruikt als opdruk voor door haar verkochte kleding. Zij heeft verklaard de afbeelding te hebben ontleend aan een zogenoemd “moodboard”, dat was samengesteld door een studente die Herb c.s. heeft ingeschakeld bij het maken van ontwerpen. Alleen (een kopie van) de voorkant van de kaart was op het moodboard geplakt, zodat Herb c.s. niet konden zien dat op achterzijde © Schiffmacher was vermeld. "Dit neemt niet weg dat het op de weg van Herb c.s. had gelegen om, nu bij het maken van de “moodboards” collages worden gemaakt van ansichten, reproducties, “tags” en dergelijke, na te gaan of mogelijk inbreuk gemaakt zou kunnen worden op intellectuele eigendomsrechten van derden. Herb c.s. heeft zo’n onderzoek naar de herkomst van de afbeelding kennelijk niet ingesteld. Indien dan blijkt dat een derde auteursrecht op een afbeelding claimt, komt dat voor rekening en risico van Herb c.s."

De bewerkte afbeelding kan volgens de rechtbank aangemekrt worden als een werk dat auteursrechtelijke bescherming geniet:
"Los van de vraag of de toegevoegde bestanddelen - de “tatoeages” - ook zelfstandig als een dergelijk werk kunnen worden betiteld, kan aan de bewerking van de oorspronkelijke afbeelding (door Schiffmacher overigens betiteld als “kitsch” en door Herb c.s. als “vlaggendrager van de schijnkunst”) een zekere mate van originaliteit niet worden ontzegd. De daarop aangebrachte, weinig voor de hand liggende, nieuwe elementen maken de uitstraling van de aanvankelijke afbeelding immers wezenlijk anders, mede vanwege de opvallende kleur blauw waarin zij zijn aangebracht. Aldus kan de bewerking worden beschouwd als een nieuw oorspronkelijk werk met de persoonlijke signatuur van de maker."

Het enkele aanbrengen van de zogenoemde “copyright-notice” is onvoldoende om het makerschap te kunnen bewijzen, echter Schiffmacher heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de maker van het werk is. Het gevorderde verbod wordt toegewezen, de geldvordering afgewezen.
Lees hier het vonnis.

IEF 2312

Staatssteun voor traphekjes

Gerechtshof te Amsterdam, 29 juni 2006, 289/05. Baby Dan A/S tegen Het Werkvoorzieningschap Weer en Omstreken, Het Werkvoorzieningschap De Kanaalstreek, Bruca Producten & De Sluis Groep. (Met dank aan Olaf van Haperen Lawton Advocaten & Belastingadviseurs)

Over een traphekje kan veel geprocedeerd worden. Na een opheffing kort geding, appèl opheffing kort geding, cassatie in kort geding en een bodemprocedure is nu het Hof aan de beurt.

Het Hof buigt zich over de vraag of gedaagden inbreuk maken op de auteursrechten op het traphekje van Baby Dan, maar komt niet toe aan een  inhoudelijke beoordeling. Volgens het Hof heeft Baby Dan haar niet in staat gesteld om zich een oordeel te kunnen vormen over de oorspronkelijkheid van het traphekje. Het Hof kan zich om die reden ook niet vaststellen of er sprake is van slaafse nabootsing. Het arrest is vooral lezenswaardig voor degenen die geïnteresseerd zijn in (onterechte) staatssteun en concurrentievervalsing.

Baby Dan is de procedures gestart tegen gedaagden omdat hun gelijkende traphekjes onder de naam ‘Lotus’ inbreuk zouden maken op het traphekje Danamic.

 “Baby Dan heeft niet kunnen aanwijzen over welk van die hekjes in deze procedure gestreden wordt. Het geding zou gaan over het hekje dat stamt uit 1994.(…) Evenmin heeft Baby Dan zorggedragen voor een nauwkeurige omschrijving van het omstreden traphekje die het Hof in staat stelt haar kritiek op het vonnis van de rechtbank te onderzoeken. Bovendien ontbreekt een adequate afbeelding van het omstreden traphekje bij de gedingstukken.”

Baby Dan slaagt ook niet in haar grief inzake concurrentievervalsing. WeDeKa en De Risse hebben niet onrechtmatig gehandeld vanwege de ontvangen staatssteun.

Baby Dan heeft daartoe onder meer gesteld dat gedaagden de staatssteun hadden moeten melden. Het Hof verwerpt dit betoog. “Voor zover Baby Dan betoogt dat WeDeKa en De Risse onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld omdat de staatssteun niet bij de Europese Commissie is gemeld en om die reden schadeplichtig zijn jegens haar, Baby Dan, ziet zij eraan voorbij dat verplichting tot melding rust op de verschaffer van de staatssteun en niet op de ontvanger daarvan.”

Bovendien stelt het Hof vast dat het niet-melden nog geen schade tot gevolg hoeft te hebben. “Daarnaast heeft te gelden dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat aannemelijk is dat Baby Dan schade heeft geleden als gevolg van enkel het feit dat is nagelaten de staatssteun bij de Europese Commissie aan te melden.”

Volgens het Hof is het aan de Europese Commissie om te beoordelen of een staatssteun onrechtmatig is of niet. Nu de staatssteun nooit is gemeld bij de Europese Commissie heeft deze ook nimmer een oordeel over deze steun kunnen vellen. “Zou dit wel het geval zijn geweest en zou de Europese Commissie tot de conclusie komen dat sprake is van geboden staatssteun, dan kan dit onder omstandigheden meebrengen dat (ook) WeDeKa en De Risse – op grond van het nationale recht  –  onrechtmatig handelen jegens Baby Dan door het in ontvangst nemen van deze steun.” Het Hof acht daarbij onder meer van belang of WeDeKa en De Risse hebben moeten begrijpen dat er gerede kans bestond dat zij deze steun ten onrechte ontvingen; daarover heeft Baby Dan niets aangevoerd.

Het Hof benadrukt dat ook in het hypothetische geval dat zij het wel hadden moeten begrijpen het niet tot toewijzing van de vordering leidt. Het is niet vast te stellen hoe de Europese Commissie de staatssteun zal beoordelen, nu Baby Dan niets anders aanvoert dan dat de verschafte steun “de minimis” limiet aanzienlijk overtreft. Bovendien speelt daarbij een rol dat de Europese Commissie een discretionaire bevoegdheid heeft met betrekking tot de vraag of er concrete steunmaatregel in strijd is met het EG recht.

Ook de grief van Baby Dan dat de rechtbank een onderzoek had moeten doen naar het onrechtmatig karakter van de staatssteun, faalt. Het uiteindelijke oordeel over de toelaatbaarheid van de staatssteun komt toe aan de Europese Commissie en niet aan de nationale rechter. Wel is voor de nationale rechter een bijzondere taak weggelegd in geval van schending van de in het EG verdrag vervatte verplichting van een lidstaat voorgenomen steunmaatregelen te melden. Een lidstaat is niet toegestaan een maatregel tot uitvoering te brengen totdat de Europese Commissie over de maatregel heeft beslist. De nationale rechter heeft de bevoegdheid de uitvoering van de steunmaatregelen te schorsen totdat de Europese Commissie zich over de toelaatbaarheid heeft uitgelaten. Hiervan is in casu volgens het Hof geen sprake. Het gaat niet om de toelaatbaarheid van de steunmaatregel, maar om een schadevergoedingsactie. Het is niet aan de rechter op het oordeel van de Europese Commissie voor uit te lopen.

Ook de grieven van Baby Dan tegen de vaststelling van de rechtbank dat er geen sprake is van concurrentievervalsing naar nationaal recht falen. Het Hof stelt vast dat Baby Dan heeft nagelaten gegevens te overleggen waarop de deskundige in de bodemprocedure had kunnen beoordelen of er sprake was van concurrentievervalsing.

Het Hof acht het op grond van de beschikbare informatie niet mogelijk om tot het oordeel te komen dat er sprake is van onrechtmatige concurrentievervalsing. “Met het in kaart brengen van de voor- en nadelen die WeDeKa en De Risse hebben ondervonden als gevolg van de overheidssteun is immers nog niet gezegd dat sprake is van (onrechtmatig) concurrentievervalsing.” Het Hof bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep.

Lees het vonnis hier.

IEF 2311

Le fragrances de Mme X

Europees Auteursrecht: Drie dagen voor HR 16 juni 2006 (Kecofa/Lancôme) blijkt het Franse Cour de Cassation ook een uitspraak gedaan te hebben over auteursrecht op een "fragrance".

Helaas voor eiseres Mme X. was de fragrance en question echter onvoldoende oorspronkelijk.


 
Arrêt n° 1006 du 13 juin 2006, Cour de cassation - Première chambre civile . Mme Nejla X.. tegen  société Haarmann et Reimer.

Attendu que Mme X... fait grief à l’arrêt attaqué (Versailles, 5 mars 2002) de l’avoir déboutée de sa demande en indemnisation formée à l’encontre de la société Haarman et Reimer au titre des parfums qu’elle a créés pour cette société, en retenant que de telles créations ne relevaient pas de la protection par le droit d’auteur, alors, selon le moyen, que les dispositions du code de la propriété intellectuelle protègent les droits des auteurs sur toutes les oeuvres de l’esprit, quels qu’en soit le genre, la forme d’expression, le mérite ou la destination ; que le même code prévoit une liste non exhaustive de ce qu’il considère notamment comme des oeuvres de l’esprit ; que la fragrance d’un parfum, création intellectuelle, peut donc, sous réserve d’être originale, être considérée comme une oeuvre de l’esprit protégée par le droit d’auteur ; qu’à ce titre Mme X... a demandé une gratification sur les parfums qu’elle a créés, en application de la protection des oeuvres de l’esprit prévue par le code de la propriété intellectuelle ; qu’en décidant que la création de parfums ne relevait pas de la protection du droit d’auteur, la cour d’appel a violé les articles L. 112-1 et L. 112-2 du code de la propriété intellectuelle ;

Mais attendu que la fragrance d’un parfum, qui procède de la simple mise en oeuvre d’un savoir-faire, ne constitue pas au sens des textes précités, la création d’une forme d’expression pouvant bénéficier de la protection des oeuvres de l'esprit par le droit d’auteur ; d’où il suit que le moyen n’est pas fondé ;

Lees hier iets meer (met dank aan mr. N. van Lingen)

IEF 2309

Evenknieën

Rechtbank te ’s-Hertogenbosch, 14 juni 2006, HA ZA 04-2623. Montis en Montis Design tegen Jess Meubeldesign, By Jaski en Fred Jaski Meubelagenturen.

In een interessant vonnis over auteursrecht, verwatering van auteursrecht, rechtsverwerking en schadevergoeding na niet-optreden, stelt de rechtbank dat de meubelmodellen Windy, Poker, Sting, Charly en Chaplin van Montis auteursrechtelijke bescherming genieten en dat de evenknieën, respectievelijk de modellen Manta, Noa, Spider, Jacky en Lloyd van Jess daarop inbreuk maken.

De rechtbank passeert het verweer van Jess dat de vormgeving van de meubelmodellen van Montis deel zou uit maken van een bepaalde stijl, trend en mode. Volgens de rechtbank is genoegzaam vast komen te staan dat Montis steeds heeft beoogd oorspronkelijke, exclusieve stoelen te ontwikkelen en niet het oogmerk heeft gehad nieuwe mode, stijl of trend te introduceren. Volgens de rechtbank kent de auteurswet het begrip “verwatering” niet.

Het door Jess gedane beroep op rechtsverwerking faalt. De rechtbank stelt vast dat in casu evenwel niet gesteld of gebleken is van bijkomende omstandigheden en/of feiten die een beroep op rechtsverwerking rechtvaardigen. “Met Montis is de rechtbank van oordeel dat Jess uit het enkele feiten dat de ontwerper van Montis, Gijs Papavoine, medio 1991 heeft medegedeeld dat het eerste op de stoelen van Montis geïnspireerde model van Jess, de stoel Ypsilon, geen inbreuk maakte op de modellen van Montis niet mocht afleiden dat ook haar latere modellen geen inbreuk zouden maken op de modellen van Montis, of dat Montis haar rechten om zich jegens Jess te beroepen op haar auteurs- modelrechten prijs gaf ”.

Volgens de rechtbank heeft het stilzitten van Montis wel tot gevolg dat Montis over de periode waarin zij willens en wetens heeft nagelaten op te treden tegen het inbreukmakend handelen van Jess in redelijkheid en billijkheid geen schadevergoeding en de gebruikelijke opgave kan vorderen. Dit is anders voor de periode na de eerste sommatiebrief van 25 maart 2004. Jess moet de na 25 maart 2004 door Montis geleden schade vergoeden.

De rechtbank begroot de geleden schade op 25% van de gemiddelde winst van Montis op het betreffende type model vermenigvuldigd met het aantal door Jess en By Jaski na 25 maart 2004 geproduceerde en verkochte ongeoorloofde nabootsingen.

De rechtbank wijst de vorderingen van Montis jegens Fred Jaski af, aangezien volgens de rechtbank niet genoegzaam is gebleken dat Fred Jaski zich bezig heeft gehouden met de verkoop van de modellen van Jess.

Lees het vonnis hier.

IEF 2306

Eerst even voor jezelf lezen

- Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 23 juni 2006,  LJN: AY1410. Makelaarsland B.V. tegen gedaagde.
 
“Executiegeschil n.a.v. dit vonnis: Het door Makelaarsland gevorderde bevel om de executie van het vonnis van 16 mei 2006 te staken wordt afgewezen. De aangepaste commercial valt binnen het bereik van het dictum van dat vonnis, omdat Makelaarsland onvoldoende afstand neemt van de oorspronkelijke commercial. Bovendien komt in de gewijzigde voice-over het beperkte karakter van de door Makelaarsland aangeboden diensten, in het licht van de gekozen formulering en gebruikte bewoording in die voice-over, onvoldoende duidelijk naar voren.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 29 juni 2006, LJN: AY1081 H. Schiffmacher en Boomerang Nederland B.V. tegen Herb Industries B.V. & 10Feet B.V.
 
Vonnis in deze eerder besproken zaak. “Eiser heeft in 1996 een reproductie van een schilderij beschilderd. Op het oorspronkelijke werk, waarvan de auteur onbekend is, dat behoort tot het “publieke domein” en kan worden ingedeeld in de categorie “kitsch” is een schaars geklede Mexicaanse vrouw te zien. Eiser heeft de vrouw voorzien van tatoeages op armen, nek en rug, in een opvallende kleur blauw en heeft aldus een nieuw, oorspronkelijk werk gecreëerd, met onmiskenbaar zijn persoonlijke signatuur. Bovendien zijn de tatoeages te beschouwen als op zichzelf staande kunstwerken. Boomerang heeft met toestemming van eiser ansichtkaarten met zijn werk op de markt gebracht. Zowel op de ansicht als in het boek over 10 jaar Boomerang is duidelijk vermeld dat eiser de maker is. Eiser kwam in 2005 in de Kalverstraat een meisje tegen met een T-shirt aan waarop zijn werk te zien was. Eiser heeft daartoe nimmer toestemming verleend. Hij heeft via Artist Affairs getracht aan deze inbreuk een einde te maken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2295

Tergend en roekeloos geding

Het belang van Limburg bericht dat “Zanger Plastic Bertrand wel degelijk de uitvoerende artiest is van de mythische hit "Ca plane pour moi". Dat heeft het Brusselse hof van beroep bevestigd.

Producent en componist Lou De Prijck eiste dat hij ook als uitvoerend artiest erkend zou worden, maar hij kon hiervan geen bewijs leveren en werd veroordeeld tot een geldboete van 10.000 euro wegens tergend en roekeloos geding.”

 

Lees hier meer.

IEF 2269

Exceptio Obscuri Libelli

Hof van Beroep Antwerpen 19 juni 2006, zaaknr. 2005/AR/1145, Mirror & Glass Manufacturing Group BVBA/Brijs - Distri-Mark BVBA/Plieger (Met dank aan Gino van Roeyen van Banning Advocaten en Bart van de Venster van LVV Advocaten)
 
In eerste aanleg. Benelux Auteursrecht. Zeldzaam procesrechtelijke verweer, de 'obscuur libel' in Belgische auteursrechtelijke kwestie, die daardoor niet inhoudelijk behandeld wordt.

 

Mirror & Glass stellen dat Distri-Mark in België en Plieger in Nederland een spiegel verhandelen, die een inbreuk vormt op de auteursrechten van Mirror&Glass. Distri-Mark c.s. voert daarop aan dat Mirror&Glass heeft nagelaten in de inleidende dagvaarding aan te geven waarop de vermeende inbreuk betrekking heeft. Er zou geen aanduiding zijn door welke handelingen Distri-Mark c.s. deze inbreuken zouden hebben gepleegd. Daardoor zouden zij niet in staat zijn verweer te voeren. Distri-Mark c.s. verzoeken de nietigheid van de inleidende dagvaarding uit te spreken.

De Rechtbank van Turnhout willigt dit verzoek in eerste aanleg in; zij constateert dat Mirror&Glass heeft nagelaten de middelen te vermelden waarop haar vordering rust. In haar dagvaarding heeft Mirror&Glass enkel een aantal foto's van haar eigen spiegels overlegd en een catalogus van Karwei, waarvan zij stelde dat deze de inbreukmakende spiegels van Distri-Mark c.s. bevatten. Distri-mark c.s. hebben deze spiegels echter niet aan Karwei geleverd. Mirror&Glass heeft ook geen catalogi etc. van Distri-Mark c.s. overgelegd waarin de vermeende inbreukmakende spiegels zouden staan.
 
Het Hof van Beroep Antwerpen stelt dat onder "middelen van de vordering" moet worden verstaan, de feitelijke elementen die aan de vordering ten grondslag liggen en niet de rechtsgrond waarop de vordering gesteund is. Door de opgave van de middelen van de vordering moet de verweerder  de mogelijkheid krijgen zijn verweer te organiseren en moet de rechter in de gelegenheid worden gesteld, met de eerbiediging van de rechten van de verdediging , op de regelmatig voorgedragen feiten, onder het voorwerp en de oorzaak van de vordering te wijzigen, de rechtsregels toe te passen op grond waarvan hij de vordering zal inwilligen of afwijzen.
 
Het onderwerp van de inleidende dagvaarding betreft de staking van elke mogelijke namaak, zonder dat omschreven wordt waaruit die namaak bestaat en evenmin wordt omschreven wat het vermeende nagemaakte object zou zijn. Er wordt louter verwezen naar catalogi, niet naar een concreet werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt geëist. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechbank Turnhout.
 
Lees vonnis hier en arrest hier.