DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 8951

Voor alle deelnemers was duidelijk wat het ‘concept’ inhield

Rechtbank Rotterdam, 30 juni 2010, HA ZA 09-1052, Kamer van Koophandel Nederland tegen Kantoor voor Klanten BVBA c.s. (met dank aan Olaf van Haperen, Lawton Advocaten en Nanda Ruyters, AKD Prinsen van Wijmen).

Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad. Uitgebreid tussenvonnis, 29 pagina's, in de bodemzaak tussen Kamer van Koophandel en Kantoor voor Klanten, betreffende de acquisitiefraude van december 2008 (zie vanaf IEF 7804). Een zoals de rechtbank overweegt ‘zowel feitelijk als juridisch grootschalige zaak’ waarin uiteindelijk tot het oordeel wordt gekomen dat inbreuk is gemaakt op zo goed als alle IE- rechten van de KvK (zelfs “Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" maken inbreuk op de merkrechten van Kamer van Koophandel waarin het woord "KvK" of "Kamer van Koophandel voorkomt) en,  heel interessant, dat er aanleiding is om de natuurlijke personen achter de rechtspersonen aansprakelijk te stellen ingevolge de groepsaansprakelijkheid van art 6:166 BW en hoofdelijk te veroordelen tot de schade (ca. €400.000) en de (o.a. 1019h) proceskosten (ca. €75.000). Mogelijk verbeurde dwangsommen na KG vonnis: €950.000 p.p.). Kort in citaten:

Merkenrecht: 5.6 Hoewel er tussen het beeld van merk en laatstbedoeld logo ook diverse verschillen zijn, vertonen zij als totaalindruk een duidelijke en overwegende visuele gelijkenis. Aan te nemen valt dat bij het in aanmerking komende publiek, bestaande uit Nederlandse ondernemers die merk en logo veelal niet naast elkaar zien, verwarring kan ontstaan. (…)  De conclusie moet zijn dat het gebruik van het logo inbreuk maakt op het merkrecht van Kamer van Koophandel (met name het woord-beeldmerk met inschrijvingnummer 0801253) als bedoeld in art. 2.20 lid 1 aanhef en onder b BVIE.

5.7 In de aanbiedingsbrief en op de website www.kvkhandelsregister.nl wordt (meermalen) het woord "KvKhandelsregister.nl" en het woord "www.kvkhandelsregister.nl" gebruikt. "KvK" respectievelijk "kvk" is een belangrijk onderdeel van het betreffende woord en dit element is gelijk aan of sterk overeenstemmend met het woordmerk "KvK" van Kamer van Koophandel, waardoor tussen beide woorden en het merk een grote gelijkenis bestaat. (…) Het gebruik van deze woorden maakt derhalve inbreuk op het bedoelde merk van Kamer van Koophandel.

5.8 Mede gelet op de wijze waarop de aanduiding "Kantoor voor Klanten" door Kantoor voor Klanten c.s. is gebruikt, acht de rechtbank de - voluit geschreven - aanduidingen "Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" eveneens inbreukmakend op de merkrechten van Kamer van Koophandel waarin het woord "KvK" of "Kamer van Koophandel" voorkomt, doordat deze zodanig overeenstemmen dat verwarring bij het publiek te duchten is.

Auteursrecht: 5.9 Vaststaat dat Kamer van Koophandel het auteursrecht bezit op het logo dat ook door haar als merk is gedeponeerd. Voorts kan worden gezegd dat de vormgeving van zowel haar factuur voor de jaarlijkse bijdrage als die van haar website www.kvk.nl een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. (…)

5.11 (…) Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van ontlening aan en nabootsing van de werken van Kamer van Koophandel - in het bijzonder van de auteursrechtelijk kenmerkende elementen daarvan - en zijn de bijdragebrief en de website www. kvkhandelsregister.nl te beschouwen als verveelvoudiging van die werken. Dat betekent dat daarmee inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van Kamer van Koophandel.

Handelsnaamrecht: 5.13 Ten aanzien van het gebruik van de namen "Kantoor voor Klanten" en "Kantoor voor Klantenservice" moet, gelet ook op de wijze waarop Kantoor voor Klanten c.s. de eerstgenoemde naam hebben gebruikt (met de bedoeling om 'aan te sluiten' bij Kamer van Koophandel) en de aard van de betrokken ondernemingen, eveneens worden geoordeeld dat deze namen zo weinig afwijken van de handelsnaam "KvK" van Kamer van Koophandel dat gevaar voor verwarring bij het publiek bestaat.

Aansprakelijkheid: 5.48 Op grond van hetgeen hiervoor is vermeld onder 5.25 tot en met 5.47, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen in groepsverband, waaraan de verschillende deelnemers, te weten Kantoor voor Klanten, […], […],[…],[…],[…] en Kantoor voor Klantenservice, eik bewust hebben bijgedragen. Er was een plan gemaakt ("concept"), waarvoor een groot aantal onderling op elkaar afgestemde activiteiten nodig was (zie onder 5.23) en samenwerking vereist was. Het schadeveroorzakend onrechtmatig handelen gebeurde in naam van de daartoe opgerichte rechtspersoon Kantoor voor Klanten, de natuurlijke personen hadden elk één of meer taken op zich genomen en ook Kantoor voor Klantenservice had een rol. Voor alle deelnemers - ten aanzien van de twee rechtspersonen: hun bestuurders - was duidelijk wat het "concept" inhield en moet ook duidelijk zijn geweest dat de uitvoering ervan tot aanmerkelijke schade zou kunnen leiden, zowel voor de zeer omvangrijke groep van geadresseerde ondernemingen als voor Kamer van Koophandel. Dit heeft hen echter niet ervan weerhouden om bij te dragen aan de voorbereiding en uitvoering van het "concept". Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan het deelnemen niet aan ieder van de deelnemers zou kunnen worden toegerekend. Niet is bestreden dat het onrechtmatig handelen tot schade heeft geleid. Dat betekent dat Kantoor voor Klanten c.s. daarvoor hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 8904

Van inbreuk is niet langer sprake

Rechtbank Rotterdam, 8 juni 2010, KG ZA 10-371, Sportdesign B.V. tegen E-Sportdesign V.O.F. (met dank aan Mark Krul, GMW Advocaten).

Handelsnaamrecht. Stukgelopen samenwerking. Opzegging agentuurovereenkomst. Sportdesign tegen E-Sportdesign. Bevoegdheid voorzieningenrechter ondanks arbitragebeding. Geen handelsnaaminbreuk, omdat inbreukmakende handelsnaam niet meer wordt gebruikt. Geen auteursrecht algemene voorwaarden.

Handelsnaam: 4.3. (…) Gelet op de aard van de bedrijfsvoering (…) alsmede hun beoogde (soortgelijke) afnemers en de nabijheid van de plaatsen waar zij gevestigd zijn, is bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten. (…) Het is voor E-SportDesign c.s. in de gegeven omstandigheden dan ook verboden de handelsnaam ‘E-SportDesign’ te voeren. Het voorgaande leidt echter niet tot toewijzing van het onder sub la. gevorderde. Hiervoor is het navolgende van belang.

4.4 (…) Nu E-SportDesign haar handelsnaam heeft gewijzigd en haar bedrijfsvoering daaraan heeft aangepast, is aannemelijk dat E-SportDesign c.s. thans geen enkel (commercieel) belang meer heeft bij het gebruik van de handelsnaam ‘E-SportDesign’. (…) Sportdesign heeft ter zitting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de nieuwe handelsnaam "…", een naam die volgens de voorzieningenrechter en partijen voldoende afwijkt van "Sportdesign". Van een inbreuk op het handelsnaamrecht van Sportdesign is dan ook niet langer sprake. Weliswaar heeft Heutink aangegeven nog wel eigenaar van de domeinnaam "ESportDesign" te zijn, maar niet aannemelijk is dat deze domeinnaam nog actief (…) wordt gebruikt. Bovendien heeft E-SportDesign zich ter zitting uiteindelijk bereid verklaard tot overdracht van deze domeinnaam aan Sportdesign. Het uitsluitend in eigendom hebben van deze domeinnaam leidt voorshands dan ook niet tot het oordeel dat Sportdesign thans toch nog inbreuk maakt op het handelsnaarnrecht van Sportdesign. Het onder sub l a. gevorderde zal derhalve bij gebreke van voldoende belang worden afgewezen.

Auteursrecht: 4.5 (…) Algemene voorwaarden kunnen in beginsel auteursrechtelijke bescherming genieten, wanneer het gaat om uniek geformuleerde voorwaarden die specifiek gericht zijn op de bedrijfsvoering van de gebruiker van de algemene voorwaarden. De door Sportdesign gehanteerde algemene voorwaarden voldoen naar voorlopig oordeel niet aan dit vereiste, nu deze algemene voorwaarden hoofdzakelijk standaardbepalingen bevatten die door menigeen veelvuldig worden gehanteerd en gekopieerd. Voor auteursrechtelijke bescherming is in dit geval dan ook voorshands geen plaats. De door Sportdesign gestelde inbreuk op het nonconcurrentiebeding door E-SportDesign c.s. maakt dat niet anders, nu zulks geen verruiming van de auteursrechtelijke bescherming oplevert. Het onder sub Ib. gevorderde zal derhalve eveneens worden afgewezen.

Bevoegdheid: Artikel 13 van de agentuurovereenkomst bevat een arbitragebeding inhoudende dat het scheidsgerecht van de Kamer van Koophandel (…) bij uitsluiting bevoegd is verklaard om geschillen tussen Sportdesign en Heutink te beslechten. Ter zake van het geschil tussen Sportdesign en Heutink zal van onbevoegdheid slechts sprake kunnen zijn als het aangewezen scheidsgerecht in kort geding spoedig uitspraak zal kunnen doen. Daarnaast is relevant of de expertise van deskundigen in het scheidsgerecht kan worden gemist. Partijen zijn bij de desbetreffende Kamer van Koophandel niet nagegaan of deze ook een spoedarbitrageprocedure kent, zodat op dit moment niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of er bij die Kamer van Koophandel een reële mogelijkheid bestaat dat het geschil op korte termijn kan worden beslecht. Niet gebleken is dat voor de beoordeling van het onderhavige geschil specifieke deskundigheid van een arbiter van de Kamer van Koophandel noodzakelijk is. De voorzieningenrechter acht onder die omstandigheden geen termen aanwezig om zich onbevoegd te verklaren.

Lees het vonnis hier.

IEF 8888

Hoge eisen aan verwarringsgevaar

Vzr. Rechtbank Utrecht,  2 juni 2010, KG ZA 10-378, Harbour Horeca B.V. tegen De Utrechtse Haven B.V. (met dank aan Mark Krul, GMW Advocaten)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Restaurant Harbour Club in Scheveningen tegen restaurant  Harbour Club in Utrecht. Geen rechtsverwerking (enige tijd stil zitten alleen is onvoldoende). Geen inbreuk op beeldmerk eiser (woordbestanddeel Harbour Club is in hoge mate beschrijvend).

Wel inbreuk handelsnaamrecht. Nog weer oudere handelsnaam van een derde niet van belang. Geringe beschermingsomvang: “De bescherming van de handelsnaam The Harbour Club’ is in zoverre zwak dat hoge eisen moeten worden gesteld aan het hierna te bespreken verwarringsgevaar.” Verwarringsgevaar wel aangenomen: de bekendheid van het restaurant in Scheveningen strekt zich uit tot Utrecht, “van louter plaatselijk gebruik van de handelsnaam is geen sprake.” Uitbreidingsplannen eiser m.b.t. nieuw restaurant in Amsterdam vergroten de bekendheid nog verder. Domeinnamen gedaagde worden i.c. als handelsnamen aangezien. Lees het vonnis hier.

4.13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verwarringsgevaar voorshands voldoende aannemelijk is geworden. Daarbij heeft de voorzieningenrechter allereerst in aanmerking genomen dat de aard van beide ondernemingen hetzelfde is. Harbour Horeca en De Utrechtse Haven exploiteren immers beide (een) in een haven gelegen restaurant(s) met moderne uitstraling. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de door De Utrechtse Haven gevoerde handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt van de in geding zijnde handelsnaam van Harbour Horeca. De handelsnamen zijn immers, op het ondergeschikte woord "The" na, identiek. Voor het op normale wijze oplettend en onderscheidend publiek (de bezoeker van een restaurant) kan dit verwarrend zijn, in die zin dat de indruk wordt gewekt dat enig verband bestaat tussen de beide restaurants. Anders gezegd: er is sprake van verwarringsgevaar. De restaurants van partijen zijn weliswaar niet in dezelfde stad gevestigd, maar daar staat tegenover dat Harbour Horeca voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar bekendheid zich ook uitstrekt tot Utrecht. Harbour Horeca heeft diverse publicaties en print-outs van websites overgelegd waaruit blijkt dat zij zich niet alleen via haar website landelijk profileert maar dat ook door de landelijke media aandacht wordt besteed aan haar restaurants in Scheveningen en Rotterdam. Van een louter plaatselijk gebruik van de handelsnaam is derhalve geen sprake. Onweersproken is ook dat Harbour Horeca voornemens is een derde restaurant onder de naam "The Harbour Club" te openen in Amsterdam. Hierdoor zal de bekendheid van de handelsnaam van Harbour Horeca - in ieder geval in de randstad - nog verder vergroten.

4.14. De voorzieningenrechter is op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden - in onderling samenhang bezien - van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van een inbreuk op de handelsnaam van Harbour Horeca.

Lees het vonnis hier.

IEF 8887

Gebruik als merk is geen handelsnaam

Rechtbank Alkmaar, 7 april 2010, HA ZA 09-360, Varen op vleugels B.V. tegen Hotel restaurant “De Zandhorst” B.V. (met dank aan Vincent Audiffred, Duijn Bloem Voss Advocaten)

Merkenrecht. handelsnaamrecht. Eiser, merkhouder van de woordmerk Jules Verne voor horecadiensten, dat wordt gebruikt voor de partycruiser Jules Verne, maakt bezwaar tegen het gebruik door gedaagde van de naam Restaurant Jules Verne. Merken- en handelsnaamrechtelijke vorderingen afgewezen.

Merk Jules Verne is niet nietig, niet verworden tot soortnaam, niet misleidend (gestelde relatie met de auteur) en voldoende onderscheidend, maar van merkinbreuk door gedaagde is geen sprake: Geen inbreuk sub a/sub b, omdat gedaagde de ingeschreven handelsnaam Restaurant Jules Verne niet gebruikt als merk, maar zich bedient van de naam (Hotel Restaurant) Jules. Geen inbreuk sub d, omdat, mede vanwege de geringe beschermingsomvang van het veel gebruikte teken Jules Verne, geen sprake lijkt van “aantasting van de aantrekkingskracht (…) of van het gebruikopwekkend vermogen van de merken.”

Ook van handelsnaaminbreuk is geen sprake. De concernvennootschappen van eiser handelen niet feitelijk onder de naam Jules Verne. “Gebruik als merk is geen handelsnaam, Evenmin blijkt (…) dat de naam Jules Verne als handelsnaam wordt gebruikt. terecht heeft de Zandhorst erop gewezen dat op deze informatie is vermeld dat dit een activiteit betreft van Heyman Shipping (…) dient er veeleer van uit te worden gegaan dat feitelijk wordt gehandeld onder de handelsnaam Constant in Beweging dan wel voorheen onder de naam Heyman Shipping. Reeds hierom faalt het beroep op artikel 5 Hnw. Ook geen inbreuk ex artikel 5a Hnw (handelsnaam die een merk bevat): Geen verwarringsgevaar bij het relevante publiek (hogere marktsegment, meer oplettend, welbewuste keuze tussen varend schip en vaste locatie).

1019h proceskosten in conventie voor eiser, in reconventie voor gedaagde (afwijzen nietigheidsvordering).

Lees het vonnis hier.

IEF 8873

Dat acht de voorzieningenrechter niet zonder meer aannemelijk

Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 mei 2010, KG ZA 10-562, Progeria Thuiszorg B.V. tegen Cheval Homme VOF (met dank aan Rik Geurts, QuestIE).

Handelsnaamrecht. Kraamzorg. Handelsnaam BABYCARE is enigszins beschrijvend, maar heeft ook enig onderscheidend vermogen. Handelsnaam Private Baby Care van gedaagde maakt inbreuk op handelsnaam Babycare van eiser.

4.7. Het betoog van Cheval Home c.s. dat de handelsnaam BABYCARE beschrijvend zou zijn en daarom onderscheidingskracht zou missen, kan niet leiden tot een ander oordeel. Cheval Homme c.s. heeft in dit verband aangevoerd dat het woord "babycare" in de Nederlandse taal een "niet ongebruikelijke aanduiding" zou zijn om aan te geven dat een bedrijf zich met kraamzorgdiensten bezig houdt. Dat acht de voorzieningenrechter niet zonder meer aannemelijk en wordt door Progeria ook uitdrukkelijk weersproken. Daarbij heeft Progeria erop gewezen dat zij juist de enige onderneming in Nederland is, afgezien van Cheval Homme c.s., die een kraamzorgbureau exploiteert met gebruikmaking van de tem "babycare" in haar handelsnaam. Gelet daarop moet worden aangenomen dat de handelsnaam BABYCARE in ieder geval enig onderscheidend vermogen heeft, wat nog zal zijn versterkt door het jarenlange gebruik ervan door Progeria. In het licht van een en ander weegt het enigszins beschrijvende karakter van de naam niet op tegen de hiervoor genoemde factoren die wel duiden op verwarringsgevaar.

Lees het vonnis hier.

IEF 8865

In feite staat wel vast

Vzr. Rechtbank Leeuwarden, 26 mei 2010, KG ZA 10-101, Vehosg B.V. tegen Van der Velde Makelaardij c.s. (met dank aan Alexandra van Beelen, Trip)

Handelsnaamrecht. Stukgelopen samenwerking. Rechtmatig voeren handelsnaam. Bijzonder uitgebreid vonnis in geschil over het verdere gebruik van het element ´Van der Velde’ in de handelsnaam van gedaagde. Feitelijke verwarring. Inbreuk. Vorderingen toegewezen.

4.14. Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat Vehosg BV rechtmatig de handelsnaam Makelaars- en Assurantiekantoor Van der Velde en Hoen kan voeren. Vehosg BV heeft deze handelsnaam en de onderneming via de vennootschap Makelaars- en Assurantiekantoor Van der Velde en Hoen BV verkregen van de VOF, die de handelsnaam niet in strijd met de wet heeft gevoerd. Gedaagden kunnen niet ageren tegen het gebruik door Vehosg BV van deze handelsnaam.

4.15. Terecht wijzen gedaagden erop dat Vehosg BV nu de handelsnaam Van der Velde & Hoen Makelaardij o.z. voert en niet de handelsnaam Makelaars- en Assurantiekantoor Van der Velde en Hoen, die van de VOF afkomstig is. (…) Uit een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 december 1993, gepubliceerd in het BIE 1995, 82 volgt dat het recht om een handelsnaam te voeren (…)  in die zin dynamisch dat de rechthebbende de bevoegdheid toekomt die naam te gebruiken op een wijze die geëist wordt door de ontwikkelingen op het gebied van bedrijfsvoering, van communicatie en van het commerciële gebruik van namen, en dat gebruik blijft binnen de strekking van het verkregen recht en niet in strijd komt met de belangen van degene van wie de persoonsnaam afkomstig is. (…) Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt het (huidige) gebruik van de handelsnaam Van der Velde & Hoen Makelaardij o.z. binnen deze bevoegdheid. (…)

 4.21. Ter beoordeling ligt nu voor of door de geringe mate waarin de handelsnaam Van der Velde (Verzekeringen en Makelaardij) afwijkt van Van der Velde en Hoen Makelaardij o.z. verwarring bij het publiek tussen de onderneming van Vehosg BV en die van gedaagden te duchten is. (…)

4.22. In feite staat wel vast dat door het gebruik van deze praktisch dezelfde handelsnamen verwarring te duchten is omdat al verwarring is ontstaan. De makelaardijen bevinden zich op 500 meter van elkaar in Surhuisterveen en richten zich op dezelfde regio. In hiet interview van gedaagden, zoals dat in De Feanster van 9 februari 2010 is gepubliceerd, wordt erkend dat de handelsnamen van de ondernemingen zodanig op elkaar lijken dat er mensen zijn die denken dat de ondernemingen bij elkaar horen. Het indirect verwarringsgevaar is daarmee gegeven. Daarnaast hebben eiseressen producties overgelegd waaruit directe verwarring blijkt. Zo heeft de gemeente Achtkarspelen haar bericht voor gedaagden aan  Vehosg BV gestuurd. Verder hebben eiseressen e-mailberichten van hun personeel in het geding  gebracht waarin zij onder meer melding maken van personen die bij Vehosg BV hun belangstelling tonen voor woningen die bij de makelaardij van gedaagden in de verkoop blijken te zijn.

4.23. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat gedaagden met het voeren van de handelsnaam Van der Velde Verzekeringen en Makelaardij dan wel enige andere handelsnaam met het element Van der Velde voor hun makelaardij het verbod van art. 5 Hnw overtreden. Het verbod zoals dat zal worden toegewezen wordt beperkt tot de makelaardij zoals die thans door gedaagden wordt gevoerd, en niet op de (woning)makelaardij in het algemeen, omdat daar immers ook de situatie onder zou vallen dat gedaagden in bijvoorbeeld Limburg een makelaardij zouden beginnen. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8858

Gevolgen voor de urgentie

Rechtbank Zutphen, 25 mei 2010, KG ZA 10-95, V. tegen Beleggings en exploitatiemaatschappij ’t Haveke B.V. (met dank aan Femke Vos, Louwers IP|Technology Advocaten)

Handelsnaamrecht. Wel inbreuk door B.V. in leegstaand bedrijfspand op de handelsnaam van landgoed ‘t Haveke, maar geen spoedeisend belang.  Rechtbank Zutphen leest in  passage van een e-mail van de advocaat van gedaagde een toezegging die de urgentie van de gevorderde voorzieningen wegneemt. De 1019h proceskosten worden gecompenseerd, “nu elk van partijen als op enig punt in het ongelijk is gesteld.”

2.10. Bij e-mailbericht van 31 maart 2010 heeft de advocaat van de B.V. de advocaat van V. onder meer medegedeeld:  "De directie denkt er in de gegeven omstandigheden over om de vennootschap op te heffen zodra het enige vastgoed van de vennootschap is verkocht. Dat vergt nog enig geduld, maar het voorkomt een proces waarvan de uitkomst voor uw cliënte bepaald niet zeker is. Mijn voorstel is derhalve de zaak in der minne te regelen overeenkomstig (deze) suggestie."

4.2. Onbestreden is dat het hoofdbestanddeel van de handelsnamen van partijen "'t Haveke" betreft. Gelet hierop alsmede gezien de omstandigheid dat de bedrijfsactiviteiten van partijen raakvlakken vertonen - beide partijen houden zich bezig met de exploitatie van onroerend goed - en de ondernemingen van partijen zich op geringe afstand van elkaar bevinden, is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van verwarringsgevaar. Dat verwarring tussen de beide ondernemingen reeds heeft plaatsgevonden blijkt wel uit de omstandigheid dat de gas- en de elektriciteitsleverancier evenals de medewerker van de politie Twente, na onder de naam 't Haveke" op het internet te hebben gezocht naar een telefoonnummer van de B.V., telefonisch contact hebben opgenomen met V. voor aangelegenheden die de B.V. betroffen. Op grond van het vorenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter -later oordelend - tot de conclusie zal komen dat de B.V. door bet gebruik van de handelsnaam inbreuk maakt op de oudere handelsnaam van V.

4.3. De B.V. heeft in haar onder 2.10 geciteerde brief van 31 maart 2010 de toezegging gedaan dat zij na de verkoop van het pand in Almelo de vennootschap zal opheffen, zodat ook de handelsnaam zal komen te vervallen. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 23 februari 1990, LJN AD1043 beslist dat de enkele omstandigheid dat een toezegging is gedaan een bepaalde handeling niet meer te zullen plegen, de rechter niet belet bij wege van voorlopige voorziening een verbod tot het plegen van zodanige handeling op te leggen. Of ondanks een toezegging een verbod dient te worden opgelegd hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de ernst van de gepleegde overtreding, het gedrag van de aangesprokene naar aanleiding van een eerdere waarschuwing, zijn standpunt met betrekking tot de ongeoorloofdheid van zijn handelen en de wijze waarop en het verband waarin de toezegging is gedaan. Nu onbestreden is dat de B.V. afgezien van het te koop gezette bedrijfspand in Almelo
- geen economische activiteiten verricht onder haar handelsnaam,
- voornemens is, te stoppen met de exploitatie van onroerende zaken en
- zich ook niet publiekelijk bekend maakt onder die naam en
- voorts na de toegezegde opheffing van de vennootschap geen gebruik meer zal maken van de handelsnaam, waaraan zij ook niet zegt te hechten en in de bekendheid waarvan zij nooit geïnvesteerd heeft,
acht de voorzieningenrechter al met al het opleggen van een met dwangsommen versterkt verbod op het gebruik van de handelsnaam - ondanks de voorshands aannemelijk geworden inbreuk op de handelsnaam van V. - niet opportuun. Dit heeft ook gevolgen voor de urgentie van de gevorderde voorzieningen, die dan ook zullen worden afgewezen.

4.4. Nu de inbreuk voorshands aannemelijk is geworden, maar gezien het voorgaande de vorderingen niet toewijsbaar zijn, is elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld te beschouwen, als gevolg waarvan de proceskosten zullen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.   

Lees het vonnis hier.

IEF 8854

Op z’n Russisch als “Njivaa”

Gerechtshof Amsterdam, 27 april 2010, zaaknummer 200.041.019/01 KG, [Eiser 1] & De Drie Dagen B.V. tegen Amsterdam Village Company B.V. & Hermitage Café Amsterdam (met dank aan Meena Kashyap, De Koning Vergouwen Advocaten)

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Seriemerk. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 18 juni 2009,  IEF 8033) . Het in de Hermitage Amsterdam gevestigde café-restaurant NEVA maakt geen inbreuk op het merk- of handelsnaamrecht van het Amsterdams visrestaurant NEVY (respectievelijk de woordmerken Envy en Vyne). Verwarring valt voorshands niet te vrezen. Geen aanwijzingen voor kielzogvaren. Goed geïnformeerd restaurantpubliek: “Daarbij moet worden aangenomen dat zij wel degelijk onderscheid zullen weten te maken tussen een restaurant gevestigd in een museum aan de Amstel en een visrestaurant gevestigd nabij het IJ in Amsterdam.”

Ten aanzien van het merkenrechtelijke vraagstuk houdt het Hof rekening met de wijze waarop de restaurants zich (auditief) profileren (“doordat de naam op z’n Russisch als “Njivaa” wordt uitgesproken en het restaurant zich onder die (uitspraak van de) naam profileert.”) en het onderscheidend vermogen van het seriemerk:

Merkenrecht: 3.6. Aan [eiser 1] c.s. moet worden toegegeven dat sprake is van een zekere mate van visuele overeenstemming tussen het merk (NEVY) en het teken (NEVA) omdat deze uit woorden bestaan die slechts met één (de vierde, laatste) letter van elkaar verschillen. Hoewel er om dezelfde reden het bestaan van een zekere mate van auditieve overeenstemming valt aan te nemen, hebben AVC c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat deze in de praktijk nog wordt beperkt doordat NEVA, de naam van een door Sint Petersburg stromende rivier, in het kader van de exploitatie van het restaurant op z’n Russisch als “Njivaa” wordt uitgesproken en het restaurant zich onder die (uitspraak van de) naam profileert. Voorts wijkt het teken NEVA begripsmatig af van het merk NEVY, niet alleen omdat NEVA, zoals gezegd, refereert aan de door Sint Petersburg stromende rivier, doch tevens omdat NEVY veelal wordt geassocieerd met het Engelse begrip “navy”, in de betekenis van marine. Uit de door [eiser 1] C.S. in het geding gebrachte perspublicaties blijkt ook van een referte aan dat begrip: "In the Nevy" en "Join the Nevy". Een en ander leidt tot de gevolgtrekking dat weliswaar sprake is van een zekere mate van visuele en in beperkte mate ook van auditieve overeenstemming, maar dat de totaalindruk die respectievelijk door het merk NEVY en het teken NEVA wordt opgeroepen in voldoende mate van elkaar verschilt.
Daar komt nog bij dat NEVY en VYNE anagramman zijn van ENVY en, naar [eiser 1] c.s. betogen, door het in aanmerking komend publiek als zodanig worden herkend en als seriemerk fungeren. In het licht hiervan, acht het Hof voorshands niet aannemelijk dat het teken NEVA, dat deze eigenschap niet heeft, zal worden geassocieerd met het merk NEVY laat staan dat het zal worden aangemerkt als, zoals [eiser 1] c.s. het formuleren, het bastaard neefje va de ENVY zusjes dat afkomstig is uit of gelieerd is aan de onderneming van [eiser 1] c.s.

Handelsnaamrecht: (…) 3.10 Voor zover al geoordeeld zou kunnen worden dat sprake is van een geringe afwijking tussen beide handelsnamen in de zin van bedoeld artikel, dient het volgende in aanmerking te worden genomen. Beide ondernemingen exploiteren een restaurant dat behoort tot het duurdere segment in Amsterdam. Daarbij profileert NEVY zich met name als een exclusief visrestaurant terwijl NEVA naar buiten treedt als restaurant waar het menu is samengesteld met Russische invloeden. Mede gelet op de huisvesting van restaurant NEVA in het Hermitage Museum is voldoende aannemelijk dat, zoals AVC c.s. aanvoeren, NEVA zich primair richt op museumbezoekers. Voor beide restaurants geldt dat het hier in aanmerking te nemen publiek bestaat uit bezoekers van de betere restaurants en dat dezen over het algemeen goed geïnformeerd zullen zijn over het te bezoeken restaurant. Daarbij moet worden aangenomen dat zij wel degelijk onderscheid zullen weten te maken tussen een restaurant gevestigd in een museum aan de Amstel en een visrestaurant gevestigd nabij het IJ in Amsterdam. In het licht hiervan is onvoldoende aannemelijk dat er verwarringsgevaar bi j het relevante publiek bestaat. Ook zijn er onvoldoende aanwijzingen dat als al verwarring zou kunnen ontstaan bij telefoondiensten en taxichauffeurs zoals [eiser 1] C.S. nog betogen in (de toelichting op) grief X, dit in die mate te duchten valt dat dit een verbod zoals gevorderd zou kunnen rechtvaardigen.
 
Lees het vonnis hier.

IEF 8851

Op hetzelfde landgoed gedreven

Vzr. Rechtbank Groningen,  21 mei 2010, KG ZA 10-154, Kasteel Nienoord B.V. tegen Pannenkoekenkasteel Nienoord (met dank aan Patrick Koerts, Trip).

Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Intralandgoedelijk geschil. Restaurant Kasteel Nienoord tegen het enkele honderden meters verderop, op het zelfde landgoed, gevestigde Pannenkoekenkasteel Nienoord. Vorderingen toegewezen. Geen verwarring met Zwemkasteel Nienoord. Gedaagden dienen merkdepot onvoorwaardelijk in te trekken.

4.3. (…) Het moge zo zijn dat zij zich richten op verschillende doelgroepen (het restaurant van eiser verwelkomt gasten in het hogere marktsegment die culinaire kwaliteit voorop stellen, het restaurant  van gedaagden ontvangt gezinnen waarbij entertainment voor de kinderen centraal staat), dat neemt niet weg dat er een zekere overlap is van potentiële klanten, wat de mogelijkheid van directe verwarring geeft (daargelaten het hierna genoemde indirecte verwarringsgevaar).
De plaats van vestiging draagt bij aan het verwarringsgevaar waar beide ondernemingen op geringe afstand van elkaar, op hetzelfde landgoed worden gedreven. Nu de wet door bet gebruik van het  woord 'gevaar' aangeeft dat de enkele reële mogelijkheid van verwarring al relevant is, moet de conclusie luiden dat er direct verwarringsgevaar bestaat in die zin dat personen die het restaurant van eiseres willen bezoeken, terecht komen bij het restaurant dat gedaagden exploiteren. Voorts is er indirect verwarringsgevaar in die zin dat het publiek zal kunnen menen dat er een economische en/of juridische band bestaat tussen beide ondernemingen, met het risico dat eiseres wordt aangesproken op de prestaties van (bet restaurant van) gedaagden.

Lees het vonnis hier.

IEF 8850

Als (mede)handelsnaam

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 12 mei 2010, LJN: BM5222, Boco Chemie B.V. tegen  CWS-Boco Nederland B.V. & CWS-Boco Deutschland GmbH

Handelsnaamrecht. Vordering tot staking van handelsnaam waarin het woord "boco" voorkomt toegewezen.  Niet alleen gebruik als merk, maar ook als (mede)handelsnaam. Zie ook: Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 23 januari 2009, IEF 7630 (Ne bis in idem).

4.4. De rechtbank zal eerst onderzoeken of het gebruik door CWS-boco van de aanduiding “CWS-boco” moet worden gezien als het voeren van een handelsnaam dan wel als louter gebruik van haar merken. Voor beantwoording van de vraag of een bepaalde aanduiding moet worden gezien als “het voeren van een handelsnaam” is bepalend onder welke naam de onderneming feitelijk wordt gedreven, niet de handelsregisterinschrijving. Daarbij geldt dat aan de mate van intensiteit van het feitelijk gebruik waardoor sprake is van inbreukmakend gebruik lage eisen worden gesteld. Als regel is daadwerkelijk voor derden kenbaar gebruik voldoende. Ook het gebruik van een domeinnaam kan worden beschouwd als gebruik als handelsnaam. Gelet op het feit dat CWS-boco de domeinnaam www.cws-boco.nl gebruikt, dat op alle busjes van CWS-boco de combinatie “CWS” en “boco” voorkomt, zonder de toevoeging “Nederland B.V.” en dat CWS-boco in publicaties veelal de combinatie van “CWS” en “boco” gebruikt, zonder de toevoeging “Nederland B.V.”, moet het gebruik van de aanduiding “CWS-boco” worden beschouwd als het voeren van een (mede)handelsnaam en niet als louter gebruik van de merken van CWS-boco. Het publiek (hierna onder 4.13 zal de rechtbank nader ingaan op de vraag welk publiek relevant is) dat deze aanduiding waarneemt zal immers niet steeds op de hoogte zijn van het feit dat CWS-boco de merken “CWS” en “boco” heeft geregistreerd en daarom deze aanduiding eerder beschouwen als handelsnaam.

4.5. Naar het oordeel van de rechtbank moet ook het gebruik van de aanduidingen “Boco” en “Boco B.V.” door Boco Chemie worden gezien als het voeren van (mede)handelsnamen. (…0

4.6. De conclusie is dat niet alleen de statutaire handelsnamen met elkaar vergeleken moeten worden, maar ook de (mede)handelsnamen “CWS-boco” enerzijds en “Boco b.v.” en “Boco” anderzijds. (…)

4.15. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat er een reëel gevaar voor verwarring bestaat, in die zin dat door het publiek ten onrechte een economische of juridische band tussen Boco Chemie en CWS-boco wordt verondersteld, zodat Boco Chemie terecht de bescherming van haar handelsnaam en medehandelsnamen inroept. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen, evenals het gebod elk gebruik van de handelsnaam CWS-boco en/of enige handelsnaam waarin het woord “boco” voorkomt te staken en gestaakt te houden, met dien verstande dat aan CWS-boco, zoals zij ter comparitie heeft verzocht, een termijn zal worden gegund om de nodige aanpassingen uit te voeren. De dwangsom wordt toegewezen zoals gevorderd. Ook zal CWS-boco op de voet van artikel 6c lid 2 Hnw worden veroordeeld tot het plaatsen van de in de dagvaarding genoemde tekst, zoals gevorderd, waarbij de rechtbank begrijpt dat met “rechtbank Utrecht” bedoeld zal zijn “rechtbank ’s-Hertogenbosch”. De rechtbank zal, gelet op de aan CWS-boco te gunnen termijn, de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad toewijzen.

Lees het vonnis hier.