DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 9374

Het gebruik van een familienaam

Vzr. Rechtbank Arnhem, 28 januari 2011, KG ZA 10-807, Horeca Groothandel Ebo van de Bor Nijkerk B.V. tegen Horecagroothandel Van den Bor B.V. (met dank aan Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten).

Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Merkenrecht. Familiegeschil. Aanverwant en voormalig aandeelhouder van het eisende familiebedrijf begint in dezelfde regio een soortgelijke groothandel onder dezelfde familienaam. Twist over het gebruik van de handelsnaam Van den Bor,  het (bijna merkenrechtelijke) auteursrecht op het logo en het voor-voorgebruikte merk. Vorderingen toegewezen, gedaagde handelt in strijd met artikel 5 Hnw, artikel 13 Aw (met betrekking tot beide logo’s)  en artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Aflopen non-concurrentiebeding betekent nog niet dat de intellectuele eigendomsrechten op de familienaam ook gebruikt mogen worden.

Handelsnaamrecht: 4.1 1. De door Van den Bor BV gebruikte variaties van de handelsnaam waarin de naam Van den Bor voorkomt, wijken, voor zover ze niet identiek zijn, maar in geringe mate af van de door Ebo van den Bor BV gebruikte handelsnamen. (…) Ze zijn dus actief op dezelfde markt en handelen nagenoeg in dezelfde producten en zijn als zodanig ook directe concurrenten van elkaar. Daarnaast hebben beide ondernemingen dezelfde statutaire vestigingsplaats (Nijkerkerveen) en houden beide ondernemingen dicht bij elkaar in dezelfde gemeente (Nijkerk) kantoor.

4.12. (…)  Het relevante publiek kan gemakkelijk in de veronderstelling komen dat er een bedrijfsmatige band bestaat tussen Ebo van den Bor BV en Van den Bor BV. In het kader van dit kort geding is door Ebo van den Bor BV door overlegging van diverse producties voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat het gevaar voor verwarring zich ook daadwerkelijk herhaaldelijk heeft gerealiseerd. Dit leidt tot  de conclusie dat Van den Bor BV haar handelsnaam/handelsnamen waarin de naam Van de 1 Bor voorkomt, voert in strijd met het bepaalde in artikel 5 Hnw. Daaraan doet niet af dat Van den Bor de geslachtsnaam is van de natuurlijke personen achter Van den Bor BV. I 1

Auteursrecht: 4.14. (…) Van den Bor BV erkent juist dat het Ebo-logo auteursrechtelijke bescherming geniet, maar betwist dat Ebo van den Bor BV de auteursrechthebbende is. Van den Bor BV stelt dat de maker van dat logo Eddy van den Bor is, die ten tijde van het ontwerpen daarvan niet heeft gehandeld voor Ebo van den Bor BV, zodat het auteursrecht op dat logo hem toekomt en niet Ebo van den Bor BV. Ebo van den Bor BV kan dus geen auteursrechtelijke bescherming inroepen met betrekking tot dat logo, aldus Van den Bor BV.

4.16. Dat Ebo van den Bor BV het Ebo-logo naar buiten toe heeft gebruikt voor haar waren en diensten en tot op zekere hoogte nog gebruikt, is niet betwist. Daarmee heeft Ebo van den Bor BV het logo openbaar gemaakt. Nu gesteld noch aannemelijk is geworden dat die openbaarmaking zonder vermelding van een natuurlijk persoon als maker van het logo onrechtmatig is, dient voorshands Van den Bor BV als de maker van en dus auteursrechthebbende op dat logo te worden aangemerkt. Dit betekent dat het uitsluitend recht om het Ebo-logo openbaar te maken en te verveelvoudigen toekomt aan Ebo van den Bor BV.

4.17. Ebo van den Bor BV stelt dat Van den Bor BV gebruik maakt van twee logo's, het onder 2.10 getoonde Van den Bor-logo en het onder 2.13 getoonde Asiatico logo, die inbreuk maken op haar auteursrecht op het Ebo-logo, omdat die logo's een ongeoorloofde bewerking of nabootsing van het Ebo-logo zijn.

4.21. De creatieve keuzes en dus de auteursrechtelijk beschermde elementen in het Ebo-logo zijn naar het oordeel van de voorzieningenechter de geel-groene kleurstelling van het logo, bestaande uit een gele bol met witte uitsparingen van plantenmotieven met daar doorheen in grote groene letters de ondernemingsnaam, en daaronder een golvende groene "bannier" met daarop in het wit de plaats van vestiging. Deze auteursrechtelijk beschermde elementen in het Ebo-logo zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de beide logo's van Van den Bor BV terug te vinden, waardoor de totaalindruk van die logo's sterk overeenstemt met die van het Ebo-logo, zodat de beide logo's een ongeoorloofde bewerking of nabootsing zijn, die niet als een nieuw oorspronkelijk werk kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 13 Aw. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.25. (…) Ook in dit Asiatico-logo is de kleurstelling, het lettertype, de afmetingen en onderlinge verhoudingen van diverse onderdelen, met uitzondering van de (hande1s)naam van de onderneming die door de gele bol heen is geschreven, nagenoeg identiek aan die van het Ebo-logo. Bij de vergelijking van alle elementen van het hierboven afgebeelde Asiatico-logo met het hierboven afgebeelde Ebo-logo is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een overeenstemmende totaalindruk, ondanks het verschil in de door de gele bol heen gedrukte (hande1s)naam. Dit betekent dat ook dit Asiatico-logo van Van den Bor BV inbreuk maakt op het auteursrecht van Ebo van den Bor BV op het Ebo-logo. 

Merkenrecht: 4.32. (…) Nu daarnaast Ebo van den Bor BV ook onbetwist heeft gesteld dat zij in Nederland marktleider is op het gebied van oriëntaalse en mediterrane horecaproducten, een grote en gerenommeerde onderneming is en een groot klantenbestand heeft in Nederland en België, is voorshands aannemelijk dat de woordmerken Van den Bor en Ebo van den Bor een voldoende onderscheidend vermogen hebben ter onderscheiding van de waren en diensten (…).

4.35. (…) Ook al zou Van den Bor BV voorgebruiker zijn van het teken Van den Bor als merk, dus ter onderscheiding van soortgelijke waren of diensten, dan nog is er geen sprake van een depot te kwader trouw door Ebo van den Bor BV, omdat thans voldoende vast staat dat Ebo van den Bor BV al vóór Van den Bor BV gebruik maakte van de tekens Van den Bor en Ebo van den Bor ter onderscheiding van haar waren of diensten, als merk dus, en daardoor dus aangemerkt kan worden als "voor-voorgebruiker". Indien de deposant (in casu Ebo van den Bor BV) in verhouding tot de voorgebruiker (in casu Van den Bor BV) als de eerste gebruiker van het merk (de voor-voorgebruiker) kan worden aangemerkt, maakt deze geen misbruik door het merk alsnog te deponeren. In dat geval is er voor de voorgebruiker geen grond om zich te beroepen op aanwezigheid van kwade trouw bij de deposant/voor-voorgebruiker (zie BenGH 25 juni 2004, IER 2004, p. 342, "Winner Taco/El Taco").

Domeinnaam: 4.43. Voor de volledigheid merkt de voorzieningenrechter op dat ook het gebruik van de domeinnaam www.vandenbor.eu door Van den Bor BV een inbreuk maakt op de woordmerken van Ebo van den Bor BV, omdat in de domeinnaam het teken Van den Bor is om de website in het economisch verkeer te gebruiken ten einde informatie te verstrekken over de door haar aangeboden soortgelijke oriëntaalse en mediterrane horecaproducten en dus ter onderscheiding van de door haar geleverde waren of diensten. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.41 en 4.42 is overwogen moet worden geoordeeld dat bij het gebruik van deze domeinnaam bij het publiek verwarring kan ontstaan.

4.44. Uit het voorgaande volgt genoegzaam dat Van den Bor BV in strijd handelt met artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE (…).

Non-concurrentiebeding: 4.46. Allereerst wordt opgemerkt dat Van den Bor BV geen partij is bij het non-concurrentiebeding. Het non-concurrentiebeding betreft een overeenkomst tussen een aantal natuurlijke personen van de familie Van den Bor en Ebo van den Bor BV. Van den Bor BV kan daar niet zonder meer aanspraken aan ontlenen. Afgezien daarvan blijkt uit de tekst van het non-concurrentiebeding niet dat Ebo van den Bor BV na de ommekomst van de driejaarsperiode haar bescherming op grond van het handelsnaamrecht, auteursrecht en merkenrecht heeft prijsgegeven. Enige verwijzing naar deze intellectuele eigendomsrechtenbescherming is niet te vinden in het non-concurrentiebeding. Dat in het non-concurrentiebeding zou moeten worden ingelezen dat Ebo van den Bor BV na de termijn van drie jaar elke bescherming heeft opgegeven, en dus ook de bescherming die haar toekomt op grond van de intellectuele eigendomsrechten, heeft Van den Bor BV niet concreet onderbouwd en is onvoldoende aannemelijk geworden. Bovendien heeft Ebo van den Bor BV ter zitting verklaard dat met het non-concurrentiebeding niet de bedoeling was om afstand te doen van de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten, maar dat het juist de bedoeling was gedurende drie jaar een verdergaande bescherming te krijgen dan alleen de bescherming op grond van de intellectuele eigendomsrechten, in de zin dat een algemeen verbod zou gelden voor ondergetekenden voor elk gebruik van de naam Van den Bor in combinatie met bepaalde activiteiten. Van den Bor BV heeft deze uitleg van Ebo van den Bor BV niet gemotiveerd weersproken. Het hiervoor genoemde verweer van Van den Bor BV faalt derhalve.

Lees het vonnis hier.

IEF 9371

Ook al is dat de eigen naam

Vzr. Rechtbank Groningen, 28 januari 2011, KG ZA 10-472,  Koops tegen Nieuwenhuis (met dank aan Vivienne Verlinden-Masson, Plas Bossinade).

Handelsnaamrecht. Eiser  koopt na faillissement de handelsnamen, logo’s domeinnamen et cetera van verhuisbedrijf Nieuwenhuis en registreert zelf het woord/beeldmerk. Na bezwaar van eiser tegen het gebruik van de naam Nieuwenhuis door de voormalige directeur en naamgever van de gefailleerde verhuizer, die onder de naam Verhuisbedrijf B[...] Nieuwenhuis een nieuw verhuisbedrijf was begonnen, komen partijen overeen dat gedaagde verder zal gaan onder een nieuwe naam In casu stelt eiser dat gedaagde in strijd handelt met de onthoudingsverklaring door bij de nieuwe handelsnaam ook de eigennaam Nieuwenhuis te gebruiken. De vorderingen worden toegewezen. Het eventuele beschrijvende, verwijzende karakter van de domeinnaam Nieuwenhuis voor verhuizingen komt niet ter sprake.

4.6. De werking van artikel 5 Hnw kan meebrengen dat een ondernemer niet zijn eigennaam mag gebruiken als handelsnaam voor zijn onderneming. Een ondernemer die een kruideniersbedrijf wil beginnen onder de naam "Albert Heijn" is dat op grond van artikel 5 Hnw niet toegestaan, ook al is dat de eigen naam van de ondernemer. Wel toegestaan is het normale gebruik van de eigen naam ter identificatie van de persoon die de onderneming drijft. Zo zal bijvoorbeeld toegestaan zijn briefpapier waarop is vermeld de handelsnaam "Supermarkt ... ..." en de naam van de "eigenaar: Albert Heijn". In een dergelijk geval dient de eigen naam overigens niet zo prominent te worden vermeld dat deze het meest in het oog springt.

(…)

4.8. Hoewel de in geding zijnde handelsnamen, te weten 'Nieuwenhuis Verhuizingen' enerzijds en ' Verhuisbedrijf Allround B[…] NIEUWENHUIS en ' VERHUISBEDRIJF B[…] NIEUWENHUIS'' anderzijds, niet geheel identiek zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij in een zodanig geringe mate van elkaar afwijken, dat bij het relevante publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat beide ondernemingen op dezelfde markt - te weten het verhuisbedrijf - en in dezelfde regio werkzaam zijn en zich richten tot hetzelfde publiek.

4.9. De voorzieningenrechter is in de gegeven omstandigheden van oordeel dat het gebruik van de handelsnamen ' Verhuisbedrijf Allround B[…]  NIEUWENHUIS' en 'VERHUISBEDRIJF B[…]  NIEUWENHUIS' - in het algemeen de combinatie van de naam "Nieuwenhuis met "verhuisbedrijf”of "verhuizingen” of iets dergelijks een schending van artikel 5 Hnw oplevert.

4.10. Het vorenoverwogene brengt ten aanzien van het door Nieuwenhuis in zijn tuin geplaatste bord - waarop de combinatie "Allround Verhuizingen" en "Berend Nieuwenhuis" is vermeld - óf de naam "B[…] Nieuwenhuis" blijft staan en "Allround Verhuizingen" verwijderd wordt óf de naam "Allround Verhuizingen" blijft staan en " B[…]  Nieuwenhuis" wordt verwijderd. In het eerste geval moet ook een eventuele vlag - in de nabijheid van bedoeld bord - met de aanduiding "erkende verhuizers" "Top movers" of enige andere vermelding van verhuizingen of iets dergelijks worden verwijderd.

Lees het vonnis hier.

IEF 9356

Het woord Glashelder (sec)

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 24 januari 2011, KG ZA 10-1131, Achmea Holding N.V. & Interpolis Schade c.s. tegen Glashelder B.V. & Mobile Communications (Moco) B.V. (met dank aan Neeltje Beens en Nathalie van de Berg, Lawton advocaten).

Merkenrecht. Interpolis maakt op grond van haar woord- en beeldmerken ‘Interpolis. Glashelder’ bezwaar tegen het gebruik door gedaagden van het woord ‘Glashelder’ (voor glasvezeldiensten). Vorderingen afgewezen. Geen soortgelijke waren of diensten  Inburgering woordelement Glashelder als zelfstandig en onderscheidend merk is voorshands onvoldoende  aannemelijk gemaakt door marktonderzoek. Dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen het gehele merk "Interpolis, Glashelder" en het teken Glashelder van gedaagde is eveneens onvoldoende aannemelijk gemaakt.

4.10. Indien en voor zover Interpolis derhalve de door haar gestelde inbreuk op een merkrecht ex artikel 2.20 lid l sub c BVIE heeft gebaseerd op de omstandigheid dat 'Glashelder" als zelfstandig merk is ingeburgerd, zal deze vordering worden afgewezen, nu in weerwil van de daar Interpolis voorgestane conclusies die door haar aan de resultaten van het marktonderzoek verbonden worden en mede in aanmerking genomen de door Moco geuite kritiek op de onderzoeken, onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het element "Glashelder" als onderdeel van het woordmerk "Interpolis. Glashelder" zodanig bekend is bij het Nederlandse publiek dat "Glashelder" als zelfstandig en onderscheidend merk is ingeburgerd.

4.11. De omstandigheid dat Interpolis jarenlang kostbare en succesvolle rnarketingcampagnes heeft gevoerd ten einde het woordmerk en de slogan "Interpolis. Glashelder" te promoten, doet daar niet aan af. Immers zelfs als moet worden aangenomen dat “Interpolis. Glashelder”een hoge mate van bekendheid geniet (al dan niet als gevolg van de intensieve en kostbare marketingcampagnes van Interpolis), is daarmee nog niet aangetoond at deze mate van bekendheid zich eveneens uitstrekt tot het woord Glashelder (sec).

4.12. indien en voor zover Interpolis beoogd heeft aan te voeren dat haar bescherming op grond van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE toekomt als gevolg van het gedeponeerde samengestelde woordmerk "Interpolis. Glashelder", heeft te gelden dat evenmin voldoende aannemelijk is gemaakt, dat er door het gebruik van het teken "Glashelder" door Moco een verband wordt gelegd door het relevante publiek tussen het merk "Interpolis. Glashelder" en liet teken van Moco. (…)

4.14. Het teken "Glashelder" zoals dat door Moco wordt gebruikt en het merk "Interpolis. Glashelder", stemmen slechts voor wat betreft het -naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dominante- bestanddeel 'Glashelder" in enige mate overeen en dan hoofdzakelijk op het auditieve en in zekere mate op het conceptuele vlak. Visueel zijn er echter tevens in het oog springende verschillen, waarbij met name gewezen wordt op de door elkaar gevlochten glasvezelkabels, die voorafgaan aan het woord "Glashelder" in het teken van Moco. Voorts is in weerwil van hetgeen door Interpolis is aangevoerd, geen sprake van soortgelijke waren en diensten, waartoe wordt verwezen naar hetgeen in mv. 4.5 reeds is overwogen. Tot slot wordt overwogen dat door Interpolis onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het relevante publiek een verband legt tussen het teken van Moco en het merk "Interpolis, Glashelder". Het door Interpolis verrichte marktonderzoek naar de associatie van het teken "Glashelder" van Moco met het merk 'Interpolis. Glashelder" overtuigt op dit punt onvoldoende van de juistheid van haar standpunt in deze.

Lees het vonnis hier.

IEF 9324

Om op verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken

Gerechtshof Amsterdam, 4 januari 2011, zaaknr. 200.042.049/01 KG, Just-Eat Benelux B.V. tegen Thuisbezorgd.nl B.V. (met dank aan Annelies van Zoest, GoversVanZoest)
 
Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Geen handelsnaamgebruik, wel onrechtmatig handelen. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Amsterdam, 16 juli 2009, IEF 8069). Eiser thuisbezorgd.nl maakt bezwaar tegen de registratie van gedaagde Just-Eat en een Deense zustermaatschappij van een aantal domeinnamen die eindigen op thuisbezorgd.nl, zoals bijvoorbeeld www.amsterdam-thuisbezorgd.nl en www.sushi-thuisbezorgd.nl. Deze domeinnamen linken door naar www.just-eat.nl.

Het doorlinken i.c. ‘tendeert naar handelsnaamgebruik’, maar is uiteindelijk geen handelsnaamgebruik (bij het bepalen waarvan rekening moet worden gehouden met ‘de perceptie van het publiek’), omdat het logo van Just-Eat domineert op de middels de handelsnamen opgeroepen webpagina’s, waardoor ‘niet gezegd kan worden dat Just-Eat onder de domeinnamen op commerciële wijze deelneemt aan het handelsverkeer’ en het relevante publiek de domeinnamen niet zal opvatten als een aanduiding van de onderneming van Just-Eat.

Maar, de handelswijze van gedaagde m.b.t. tot de domeinnamen is wèl onrechtmatig, omdat het aannemelijk is dat het publiek in verwarring wordt gebracht:“Bij het normaal oplettende publiek kan immers de indruk ontstaan dat het van doen heeft met een onderdeel van (de onderneming van) Thuisbezorgd.nl dat meer specifieke mogelijkheden biedt met betrekking tot de steden en/of menukeuzes waarin zij bemiddelt. Mede gelet op de door Thuisbezorgd.nl aangevoerde en door Just- Eat niet weersproken bekendheid van de handelsnaam Thuisbezorg.nl zal het publiek doorgaans niet verwachten dat de door Just-Eat gebezigde domeinnamen naar een andere onderneming verwijzen dan naar Thuisbezorgd.nl. Veeleer dringt zich de indruk op dat Just-Eat doelbewust op de domeinnaam/handelsnaam van Thuisbezorgd-n1 gelijkende domeinnamen heeft geregistreerd om daarin mee op voor het publiek verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken bij het succes en de naamsbekendheid van Thuisbezorgd.nl.”

Overdracht domeinnamen strekt niet te ver, nu deze ‘een reële bedreiging vormen voor de commerciële functies van de handelsnaam/domeinnaam Thuisbezorgd.nl.’ Geen 1019h proceskostenveroordeling omdat de vorderingen worden toegewezen op grond van artikel 6:162 BW.

Handelsnaamgebruik: 3.6.1. Het hof stelt voorop dat voor beantwoording van de vraag of de domeinnamen van Just-Eat tevens als handelsnaam zijn aan te merken, bepalend is of, rekening houdend met de perceptie van het publiek, Just-Eat onder de benaming van de gebruikte domeinnamen via de daaronder gekoppelde websites op commerciële wijze deelneemt aan het handelsverkeer.

3.6.2. Uit de als producties overgelegde website pagina's is gebleken dat bij het intikken van de verschillende domeinnamen in eerste instantie een website met daarop het logo van Just-Eat en de onder 3.6 genoemde tekst (afhankelijk van de ingevoerde domeinnaam met corresponderende plaatsnaam of menu) verschijnt . Nu dit logo domineert kan voorshands niet gezegd worden dat Just-Eat onder de domeinnamen op commerciële wijze deelneemt aan het handelsverkeer. Ook het relevante publiek zal de domeinnamen niet opvat ten als een aanduiding van de onderneming van Just - Eat. Dit neemt niet weg dat de door Just-Eat gebruikte websites, gelet op de aangeboden diensten, de doorklikmogelijkheid en de reclame die Just-Eat met gebruik van het logo voor haar onderneming maakt, op zichzelf een bedrijfsmatig karakter toekomen. Voorts is mogelijk dat in de aankondiging "Binnenkort kunt u via deze website online eten bestellen en laten bezorgen" een aanwijzing gelezen kan worden dat eerdaags op deze website onder de desbetreffende domeinnaam diensten zullen worden aangeboden. d erge lijk gebruik tendeert naar handelsnaamgebruik maar is dat nog niet. Vooralsnog is ook onvoldoende duidelijk over de ontwikkeling van de website om in dit stadium reeds van dreigend handelsnaam gebruik te kunnen spreken. De incidentele grieven falen.

Onrechtmatig handelen: 3.7.2. Het hof neemt met de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet indien dit nadeel toebrengt aan die ander. Waar het gaat om het profiteren van het onderscheidingsmiddel van een ander mag dit er niet toe leiden dat het publiek op onrechtmatige wij ze in verwarring wordt gebracht. Het hof neemt in aanmerking dat de door Just-Eat gebruikte domeinnamen, ondanks de toevoeging van een plaatsnaam of menu in combinatie met een koppelteken, niet meer dan in geringe mate afwijken van de handelsnaam (en de domeinnaam) van Thuisbezorgd.nl. Gelet op de gelijkenis tussen de handels- en domeinnaam van Thuisbezorgd.nl en de door Just-Eat gebruikte domeinnamen, de overeenkomende bedrijfsactiviteiten alsmede op de omstandigheid dat partijen beiden op het internet actief zijn, is het hof voorshands met de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij het publiek verwarring kan ontstaan. Bij het normaal oplettende publiek kan immers de indruk ontstaan dat het van doen heeft met een onderdeel van (de onderneming van) Thuisbezorgd.nl dat meer specifieke mogelijkheden biedt met betrekking tot de steden en/of menukeuzes waarin zij bemiddelt. Mede gelet op de door Thuisbezorgd.nl aangevoerde en door Just- Eat niet weersproken bekendheid van de handelsnaam Thuisbezorg.nl zal het publiek doorgaans niet verwachten dat de door Just-Eat gebezigde domeinnamen naar een andere onderneming verwijzen dan naar Thuisbezorgd.nl. Veeleer dringt zich de indruk op dat Just-Eat doelbewust op de domeinnaam/handelsnaam van Thuisbezorgd.nl gelijkende domeinnamen heeft geregistreerd om daarin mee op voor het publiek verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken bij het succes en de naamsbekendheid van Thuisbezorgd.nl. Het voorgaande brengt mee dat de wijze waarop Just-Eat de op de handelsnaam van Thuisbezorgd-n1 gelijkende domeinnamen gebruikt, naar het voorlopig oordeel van het hof, op onrechtmatige wijze tot verwarring leidt en daarmee de grenzen van eerlijke mededinging overschrijdt.

3.7.3. Just-Eat heeft nog naar voren gebracht dat zij een geldige reden heeft voor het gebruik van de naam thuisbezorgd.nl, althans de woord/lettercombinatie, omdat dit een beschrijvende en gangbare aanduiding is en zij deze nodig heeft voor het beschrijven van haar activiteiten. Het verweer van Just-Eat kan - gelet op de onder 3.7.2 beschreven verwarring en de wijze waarop deze door Just-Eat wordt veroorzaakt - niet leiden tot een ander oordeel. Daarbij komt dat de woord/lettercombinatie 'thuisbezorgd.nl niet in die mate beschrijvend is voor de activiteiten van Just-Eat dat hierin een rechtvaardiging voor het gebruik kan zijn gelegen.

Overdracht domeinnamen: 3.9. Met grief 4 stelt Just-Eat zich in principaal appel op het standpunt dat overdracht van de domeinnamen te ver strekt en niet noodzakelijk is. Het hof stelt voorop dat voldoende aannemelijk is geworden dat Just-Eat onrechtmatig tegenover Thuisbezorgd.nl heeft gehandeld. Thuisbezorgd.nl heeft aangevoerd dat Just-Eat zelf geen rechtens te respecteren belang heeft bij de domeinnamen en dat de domeinnamen een reële bedreiging vormen voor de commerciële functies van de handelsnaam/domeinnaam Thuisbezorgd.nl. Het hof acht in het licht hiervan toewijzizing van de vordering tot overdracht gerechtvaardigd. Dit leidt ertoe dat de grief faalt.

Lees het arrest hier.

IEF 9315

Internationaal baggeren

Rechtbank Zutphen, 22 december 2010, LJN BP0053, HA ZA 10-1325 (Dredging International N.V, tegen Dredging International Gendringen B.V.)

Met dank aan Evert van Gelderen en Elise Menkhorst , De Gier | Stam.

Handelsnaamrecht. Belgische baggeraar Dredging International tegen baggermaterieelleverancier Dredging International Gendringen. Vorderingen afgwezen, geen gevaar voor verwarring. De handelsnaam ‘Dredging International’ bestaat uit een vervoeging van to dredge en International: omdat de betreffende onderneming zich bezighoudt met baggeractiviteiten in een internationale context, is de rechtbank van mening dat de handelsnaam Dredging International beschrijvend is. De combinatie is bovendien tamelijk gangbaar in de (specialistische) branche en de toevoeging ‘Gendringen’ vermindert daarnaast nog eens de kans op verwarring.

Lees het vonnis hier.

IEF 9314

Refereren aan de aard

Gerechtshof Amsterdam, 28 december 2010, zaaknr. 200.043.249/01, Cruise Travel Nederland B.V. tegen Cruise Factory B.V c.s. (met dank aan Daniël Corbeek, IJsseldijk Corbeek advocaten).

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Adwords. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep ( Rechtbank Amsterdam, 10 juni 2009, IEF 8395). Gedaagde Cruise Factory adverteerde bij Google op de Adwords  'cruise' en 'travel'. Eiseres Cruise Travel maakte op grond van haar (beeld)merk en handelsnaam bezwaar.

In eerste instantie werden de vorderingen afgewezen, omdat de rechtbank artikel 2.23 lid 1 aanhef en sub b BVIE (gebruik van aanduidingen inzake soort of andere kenmerken van de dienst) van toepassing achtte. In hoger beroep oordeelt het Hof dat aan dit argument niet wordt toegekomen, nu de tekstelementen "cruise travel" uit het beeldmerk eenvoudigweg beschrijvend zijn voor de diensten (cruisereizen).  In de reisbranche is het Engels immers een “veel gebruikte taal, ook in de Benelux”. De vorderingen gebaseerd op de Handelsnaamwet sneuvelen eveneens, nu niet gebleken is dat Cruise Factory de aanduiding 'cruise travel' als handelsnaam voert.

Merkenrecht: 4.3.1. Cruise Factory heeft aangevoerd dat het gebruik van het tekstuele elementen van het (beeld)merk van Cruise Travel geen merkinbreuk oplevert omdat de woorden 'cruise' en 'travel' (ook in combinatie) beschrijvend zijn voor de diensten waarop het merk betrekking heeft en in de reiswereld ook veel gebruikt worden. Dit verweer slaagt. Evenals de losse woorden 'cruise' en 'travel' moet ook de (aaneengeschreven) combinatie daarvan als beschrijvend worden aangemerkt voor de diensten die door Cruise Travel onder het reeds genoemde beeldmerk worden aangeboden (Reizen met cruiseschepen, of, zoals Cruise Travel het zelf omschrijvt - vgl. inleidende dagvaarding onder 1 en 11 - "cruise reizen"). Dit brengt mee dat het woordelement 'cruisetravel' op zichzelf - dit wil zeggen zonder een daaraan toegevoegd beeldelement - niet geschikt is om de desbetreffende diensten te onderscheiden en dat het gebruik van dat woordelement door een derde geen inbreuk maakt op het beeldmerk waarin het is verwerkt. Dat het een combinatie van twee Engelse woorden betreft maakt dit niet anders; in de doorgaans internationaal georiënteerde reisbranche is immers het Engels een veel gebruikte taal, ook in de Benelux.

Handelsnaamrecht: 4.4. (…) Dat als gevolg van het intype van het woord 'cruise' gevolgd door 'travel' op de desbetreffende internetpagina(s) een advertentie verschijnt van Cruise Factory is niet reeds aan te merken als handelsnaamgebruik: voldoende duidelijk is immers dat de zoekwoorden  niet aan een onderneming doch aan de aard van de door Cruise Factory aangeboden diensten refereren.
In hoeverre met betrekking tot het gebruik van de handelsnaam anders geoordeeld moet worden waar het de aanvankelijk door Cruise Factory geplaatste advertentie betreft (die in beeld verscheen met erboven, als vetgedrukte hyperlink, de zoekwoorden ‘cruise’ en ‘travel’ [na sommatie meteen verwijderd –IEF]) kan in het midden blijven. Cruise Travel heeft onvoldoende feitelijk toegelicht dat door deze specifieke vermelding van de zoekwoorden de consument in verwarring is gebracht ten aanzien van de onderneming die de desbetreffende diensten aanbood.(…)

Cruise Travel wordt veroordeeld in de proceskosten van appèl (E 6506,34, 1019h Rv) maar niet die van de eerste aanleg, omdat Cruise Factory tegen hun afwijzing van de desbetreffende vordering geen incidenteel appel zou hebben ingesteld.

Lees het arrest hier.

IEF 9303

Dat men dan maar beter had moeten opletten

Gerechtshof Amsterdam, 7 september 2010, zaaknr. 200.022.774/01 KG, De Projectenfabriek B.V. tegen X. h.o.d.n. Projectfabriek.com (met dank aan Robert Span, De Clerq).

Handelsnaamrecht. Eindarrest + tussenarrest + vonnis in executiegeschil. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Vzr. Rechtbank Amsterdam, 11 december 2008, IEF 7602). Het korte eindarrest ziet slechts op de 1019h proceskosten, het tussenarrest op het materiële geschil. Verwarringsgevaar en daadwerkelijke verwarring. “daadwerkelijk opgetreden vergissingen met betrekking tot beide ondernemingen kunnen niet worden weggeredeneerd met de stelling dat men dan maar beter had moeten opletten.” Geen ontslag van instantie na faillissement eiser.

4.8. Dit brengt mee dat er door de gelijkenis tussen beide handelsnamen verwarring is te duchten bij het relevante publiek, ook indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat het onderscheidend vermogen van de door gebezigde handelsnamen niet erg groot is. Daadwerkelijke verwarring bij het gemiddelde publiek is ook gebleken in door in eerste aanleg opgesomde gevallen. Vooralsnog deelt het hof niet de mening van De Projectenfabriek B.V. dat het daarbij niet om verwarring maar om stommiteiten zou gaan, nog daargelaten dat daadwerkelijk opgetreden vergissingen met betrekking tot beide ondernemingen niet kunnen worden weggeredeneerd met de enkele stelling dat men dan maar beter had moeten opletten. Grief 5 faalt daarom ook.

4.9. De slotsom is dan ook dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat De Projectenfabriek B.V. inbreuk maakt op de door - gevoerde handelsnaam Projectfabriek.com, door een handelsnaam te voeren die daarvan slechts in geringe mate afwijkt, waardoor bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Dit verwarringsgevaar wordt niet weggenomen door het toegevoegde lidwoord "de" en evenmin door de als logo op visitekaartje en briefpapier toegevoegde letters "PP" en de woorden "investment development". Het met de handelsnaam overeenstemmende merkdepot van is van latere datum dan het eerste handelsnaamgebruik door en geeft De Projectenfabriek B.V. geen beter recht. Grief 6 kan daarom evenmin slagen.

Lees het eindarrest hier, het tussenarrest hier en het vonnis in het eerdere executiegeschil hier.

IEF 9295

Dit euvel heeft dus slechts kort bestaan

Vzr. Rechtbank Maastricht, 20 september 2010, LJN: BO7649, Combi Taxicentrale Maastricht tegen Gedaagde

Handelsnaamrecht. Combi Taxicentrale Maastricht vs Gerards. Zaak over VOF-contract, non-concurrentiebeding met kleine handelsnaamcomponent door het gebruik door gedaagde van de domeinnaam www.combitaxicentralemaastricht.tk. Geen spoedeisend belang, volgens de voorzieningenrechter.

3.2.8. Het gebod om de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres gestaakt te houden. Met gedaagde is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiseres geen (spoedeisend) belang heeft bij deze vordering, nu gedaagde direct nadat eiseres hem op de website gewezen heeft een wijziging heeft aangebracht, dit euvel heeft dus slechts kort bestaan. Bovendien volgt de voorzieningenrechter gedaagde in zijn standpunt dat er blijkens productie 11, door gedaagde in het geding gebracht, geen enkele overeenstemming (meer) is tussen de website van gedaagde en de website van eiseres.

Lees het vonnis hier.

IEF 9293

Voortaan alleen naast de Aldi

Vzr. Rechtbank Maastricht, 9 december 2010, LJN: BO7648, Fotostudio A.B. BV tegen Gedaagden.

Handelsnaamrecht. Geschil na overdracht fotostudio en handelsnaam Fotostudio A.B. aan eiser. “Sedert de overdracht hebben partijen diverse procedures gevoerd.” (zie o.a. vzr. Rechtbank Maastricht, 6 maart 2009, IEF 7725). Eiser stelt dat gedaagden (naar wie Fotostudio A.B. genoemd) in strijd met het eerder opgelegde verbod en een vaststellingsovereenkomst handelen door op hun website en in advertenties te refereren aan Fotostudio A.B. Het gaat daarbij o.a. om uitingen als “zit voortaan alléén naast de Aldi en nergens anders meer, ook niet meer aan de Cauberg” en “je kunt niet op twee plaatsen tegelijk fotograferen.” Vorderingen toegewezen:

3.13. [gedaagde1] verweert zich door te stellen dat hij zich genoodzaakt ziet om zijn huidige verblijfplaats te koppelen aan zijn vorige vestigingsplaats, nu eiseres zijn klanten, dat wil zeggen klanten die bewust kiezen voor [[X]] [gedaagde1], die zich bij haar melden, niet naar hem doorverwijst. Partijen staan in deze lijnrecht tegenover elkaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het [gedaagde1] vrijstaat op zijn website aan te geven waar hij gevestigd is en dat hij niet in Brunssum zit en ook niet in Maastricht, daarmee des te duidelijker makend dat hij een ander is dan (onder meer) Fotostudio A.B. (die een vestiging heeft in Brunssum). Bovendien mag hij zijn nieuwe naam: “Fotostudio Valkenburg” introduceren; de vaststellingsovereenkomst staat hem dat uitdrukkelijk toe. Echter, vanwege de suggestie dat er sprake zou van een verhuizing van Fotostudio A.B. naar de locatie van Fotostudio Valkenburg, dient [gedaagde1] uitlatingen als in 3.12 achterwege te laten.

3.14. De voorzieningenrechter zal [gedaagde1] dan ook verbieden op de website de naam: “A[gedaagde1]” te voeren. Tevens zullen de, onder 3.12 genoemde, verwijzingen worden verboden en zal [gedaagde1] worden verboden teksten van dezelfde aard en strekking op zijn website te bezigen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,-- per verbod en per tekstregel per dag dat [gedaagde1] daarmee doorgaat, ingaande twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis, waarbij de dwangsommen zullen worden gemaximeerd, zoals hierna in het dictum is bepaald.

Lees het vonnis hier.

IEF 9279

Een lokaal verzorgingsgebied

Rechtbank Utrecht, 8 december 2010, KG ZA 10-1003, BDRM tegen De Minibar B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Handelsnaamrecht. Bevoegdheid. Eiser BDRM exploiteert in Amsterdam café/restaurant MiNiBAR (A bar where you never have to wait for service again because you serve yourself) en maakt bezwaar tegen de Eindhovense horecagelegenheid De Minibar. De rechtbank Utrecht verklaart zich i.c. onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen, aangezien de gestelde inbreukmakende handelingen niet in het arrondissement Utrecht plaatsvinden, en verwijst de zaak naar de rechtbank Den Bosch. De Eindhovense Minibar heeft een lokaal verzorgingsgebied en website en gebruik van sociale media doen daar niet aan af.

4.4. (…) De vraag is derhalve of zich in het arrondissement Utrecht schadebrengende feiten hebben voorgedaan. Daarvan zal in het onderhavige geval sprake zijn als de handelsnaam van BDRM in Utrecht voldoende beschermingswaardige bekendheid geniet en bovendien kan worden aangenomen dat ook het gebruik van de handelsnaam van de Minibar BV zich uitstrekt tot Utrecht en aldus inbreukmakende handelingen in dit arrondissement plaatsvinden.

4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen de stellingen van BDRM over het voeren van de handelsnaam door de Minibar BV niet tot dit oordeel leiden. De Minibar BV heeft gemotiveerd gesteld dat het café aan de Kleine Berg te Eindhoven van de Minibar BV een lokaal verzorgingsgebied heeft. Het tegendeel is door BDRM niet gesteld Met name heeft zij niet, gemotiveerd, gesteld dat het verzorgingsgebied van dit café zich uitstrekt tot het arrondissement Utrecht. in het licht hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende gesteld of gebleken dat de inhoud van de website van de Minibar BV. die ondersteunend is aan de exploitatie van het café en niet is aan te merken als een zelfstandige economische activiteit, gericht is op het verwerven van klanten in onder meer Utrecht en/of wezenlijk bijdraagt aan de bekendheid van haar handelsnaam in deze regio. Daarnaast maakt de enkele omstandigheid dat personen in Utrecht gebruik maken van de sociale media waarop de Minibar BV een profiel heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat kan worden aangenomen dat de handelsnaam van de Minibar BV buiten Eindhoven en directe omgeving wordt gevoerd op een wijze die handelsnaamrechtelijk relevant is. Dit geldt evenzeer voor het genomineerd worden voor een landelijke award.

4.6. De conclusie is dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd acht om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. De voorzieningenrechter zal de laak verwijzen naar zijn collega in 's-Hertogenbosch.

Lees het vonnis hier.