Gerecht EU 5 juli 2023, ECLI:EU:T:2023:377, IEF 21556 (Wajos tegen EUIPO) Op 7 december 2015 heeft verzoekster bij het EUIPO een aanvraag tot inschrijving van een EU-merk ingediend. Bij beslissing van 28 juni 2016 is de aanvraag tot inschrijving van dat merk afgewezen wegens het ontbreken van elk onderscheidend vermogen. Bij beslissing van 15 februari 2017 heeft de eerste kamer van beroep van het EUIPO de weigering in stand gelaten (hierna: de eerste beslissing). Op 22 mei 2017 heeft Wajos bij het Gerecht beroep ingesteld tegen de eerste beslissing. Het Gerecht heeft het beroep bij arrest van 3 oktober 2018 (niet gepubliceerd), gegrond verklaard en de eerste beslissing vernietigd. Na het arrest van 12 december 2019, EUIPO/Wajos (ook niet gepubliceerd), heeft de tweede kamer van beroep de bestreden beslissing vastgesteld. Hierin is geoordeeld dat de inschrijving van het aangevraagde merk voldoet aan de in art. 7 lid 1 sub e UMV bedoelde weigeringsgrond. Wajos verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing wegens schending van kracht van gewijsde van het arrest van 3 oktober 2018, dan wel het ontbreken van de weigeringsgrond uit art. 7 lid 1 sub e UMV.