Merkenrecht  

IEF 3120

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank 's-Gravenhage 22 december 2006, Interflora c.s. tegen Interieur Flora c.s.

"Op grond van het in 4.6 – 4.8. overwogene bestaan naar voorlopig oordeel zodanig sterke aanwijzingen dat Interieur Flora merkinbreuk heeft gepleegd (in ieder geval voor wat de in de Beneluxmerken betreft op grond van art. 2.20 lid 1 sub d BVIE) of daar toerekenbaar bij betrokken is geweest of gebleven, terwijl zij ook gedurende schorsingen tijdens de mondelinge behandeling niet tot overeenstemming met Interflora c.s. is kunnen komen over het alsnog tekenen van een onthoudingsverklaring en overdracht van de domeinnaam, dat voldoende aanleiding wordt gezien tot toewijzing van een merkinbreukverbod en overdrachtsbevel ook aan Interieur Flora. Eveneens wordt voldoende grond gezien tot toewijzing van de gevorderde in de plaatsstelling ex art. 3:300 BW, een en ander als geformuleerd in het dictum."

Lees hier het vonnis.

 

IEF 3111

Droog commentaar

do.bmpKort commentaar Dirk Visser bij Rechtbank 's Gravenhage, 20 december 2006, KG ZA 06-1347, Watts Industries Netherlands tegen Nieuwenhuis Handelsonderneming B.V. (Douchekolom Ocean).

In zijn vonnis van 20 december 2006 in de zaak Watts/Nieuwenhuis overweegt de rechtbank over de vraag of het gebruik van het woord Ocean op onderstaande wijze inbreuk maakt op het woordmerk Ocean van eiseres:

“4.16. Naar voorlopig oordeel is er aanleiding om te veronderstellen dat Nieuwenhuis het teken Ocean gebruikt als een aanduiding inzake soort, bestemming of andere kenmerken van de douchekolom, met name doordat zij het teken Ocean hanteert als een modelaanduiding van een van de douchekolommen die zij onder het merk SANISCAPE in het verkeer brengt. Met het teken Ocean benadrukt zij de overvloedig ‘waterige’ bestemming van de waar.

4.17. Voorshands dient het gebruik van een aanduiding als Ocean als modelaanduiding van een douchekolom ook als een eerlijk gebruik in de handel, in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE te worden aangemerkt. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat het merk OCEAN, als het al normaal gebruikt wordt, in elk geval geen bekend merk is en dat er geen enkele aanleiding is te veronderstellen dat door het gebruik van de modelaanduiding Ocean bij het publiek verwarring zal ontstaan met producten afkomstig van Watts Industries of dat het publiek zal gaan denken dat dit product, dat door Nieuwenhuis onder het merk SANISCAPE in het verkeer wordt gebracht, van Watts Industries of aan haar verbonden ondernemingen afkomstig is. Aan de eerlijkheid van het gebruik wordt ook bijgedragen doordat de aanduiding Ocean een gevoel oproept – het gevoel van een bruisende overvloed aan water - dat passend is bij een douchekolom”.

Commentaar:


De redenering is dat het gebruik van het woord ‘Ocean’ als ‘modelaanduiding’ geen merkinbreuk zou opleveren, omdat gedaagde “het teken Ocean gebruikt als een aanduiding inzake soort, bestemming of andere kenmerken van de douchekolom”. “Met het teken Ocean benadrukt zij de overvloedig ‘waterige’ bestemming van de waar”. Er is tevens sprake van “een eerlijk gebruik in de handel, in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE”. “Aan de eerlijkheid van het gebruik wordt ook bijgedragen doordat de aanduiding Ocean een gevoel oproept – het gevoel van een bruisende overvloed aan water - dat passend is bij een douchekolom”.


De door de rechtbank gevolgde redenering lijkt mij onjuist. Tenzij gesteld en gebleken zou zijn dat ‘Ocean’ een in de handel gebruikelijke aanduiding is voor een bepaald type douchekolom, is artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE in dit geval naar mijn mening niet van toepassing.


Noch het benadrukken van “de overvloedig ‘waterige’ bestemming van de waar”, noch het oproepen van “het gevoel van een bruisende overvloed aan water - dat passend is bij een douchekolom” valt m.i. onder de reikwijdte van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE


DV


Lees het vonnis hier.

IEF 3110

Een zilte douche

Rechtbank 's Gravenhage, 20 december 2006, KG ZA 06-1347, Watts Industries Netherlands tegen Nieuwenhuis Handelsonderneming B.V.

Merkenrecht. Ocean heeft weinig onderscheidend vermogen voor waterige producten als douchekolommen.

Watts is een producent van onder meer waterappendages in alle maten, aansluitingen en uitvoeringen, zoals keerkleppen, appendages voor CV en warmwater installaties en vlinderkleppen voor industriële toepassingen. Watts is de houder van de twee Benelux woordmerken OCEAN voor verschillende klassen, het Benelux beeldmerk OCEAN en het Benelux beeldmerk WATTS OCEAN.

Nieuwenhuis houdt zich als groothandel bezig met de im- en export van huishoudelijke artikelen en doe-het-zelfartikelen. Nieuwenhuis is houdster van het merk Saniscape dat zij gebruikt voor, kort gezegd, sanitaire producten.

In de zogeheten KARWEI-krant van de gelijknamige marktketen Karwei werd een door Nieuwenhuis geleverde douchekolom aangeboden onder de naam “Douchekolom Ocean”. Rechtsboven in de advertentie stond ook het logo van Saniscape afgebeeld. Op de douchekolom zelf zijn geen merk- of modelaanduidingen aangebracht. De aanduiding Ocean was wel aangebracht op de verpakking.

Watts heeft Nieuwenhuis gesommeerd de veronderstelde merkinbreuk te staken. Nieuwenhuis is naar eigen zeggen zonder dat zij daartoe gehouden was grotendeels aan de eisen van Watts tegemoetgekomen. Watts acht de toezeggingen van Nieuwenhuis niet voldoende en start een kort geding.


Watts stelt hieraan ten grondslag de inbreuk op de merkrechten van Watts, de weigering van Nieuwenhuis om aan te geven of en zo ja, hoeveel inbreukmakende producten zich nog bij Karwei en eventuele overige afnemers bevinden, het feit dat Nieuwenhuis niet ingaat op de eis om de inbreukmakende producten onmiddellijk om te stickeren, tezamen met de weigering van Nieuwenhuis om te verklaren dat inbreuk is gemaakt op aan Watts toekomende merkrechten. 


De Voorzieningenrechter stelt vast dat aannemelijk is dat de douchekolommen met de aanduiding Ocean van de markt zijn verdwenen. Gegeven echter de plaatsing van de advertentie in de Karweikrant en de verkopen van het product, leidt de toezegging van Nieuwenhuis en de uitvoering daarvan, zonder dat daar een boetebeding aan is verbonden, er niet toe dat de merkhouder zijn spoedeisende belang bij een gerechtelijk verbod en dwangsom verliest.


De Voorzieningenrechter stelt voorop dat het merk OCEAN voor de waren zoals Watts produceert of levert enig (producten die in het watermanagement worden toegepast), maar niet veel onderscheidend vermogen heeft. Dat ligt anders bij het merk WATTS OCEAN vanwege het onderscheidende deel WATTS. Een en ander voert tot het voorlopig oordeel dat het teken Ocean niet overeenstemt met het merk WATTS OCEAN. In dat merk overheerst het deel Watts. Het enkele teken Ocean, dat eerder beschrijvend dan onderscheidend is, stemt daar dan ook onvoldoende mee overeen. Hierbij is ook relevant dat de waren van partijen niet of nauwelijks soortgelijk zijn. Ten slotte richten beide partijen zich ook nog eens op een verschillend publiek.


Ten aanzien van de stelling van Nieuwenhuis dat Watts haar merken WATTS OCEAN en OCEAN niet normaal gebruikt heeft overweegt de Voorzieningenrechter als volgt.


Normaal gebruik van het merk WATTS OCEAN wordt voorshands aangenomen vanwege het gegeven dat de vennootschap tot voor enige tijd nog Watts Ocean was geheten en dat zij daarmee ook naar buiten trad, ook bij de presentatie van haar producten, hetgeen een aanwijzing oplevert voor normaal gebruik. Het normaal gebruik van de beeldmerken OCEAN wordt niet aangenomen. Ten aanzien van het woordmerk OCEAN oordeelt de Voorzieningenrechter voorshands dat er geen sprake is van merkgebruik bij het gebruik van de aanduiding “patent ocean” op keerkleppen. Deze aanduiding is in feite een verwijzing naar het inmiddels vervallen octrooi van een thans niet meer bestaande octrooihouder met de handelsnaam Ocean. Het is niet een teken dat de waar identificeert. Het publiek zal het teken Ocean opvatten als een handelsnaam van de houder van het “patent”, niet als een merkaanduiding.


De Voorzieningenrechter overweegt – voor het geval dat het normaal gebruik van het woordmerk OCEAN op een later moment blijkt – dat Nieuwenhuis het teken Ocean gebruikt als modelaanduiding van een van de douchekolommen die zij onder het merk SANISCAPE op de markt brengt, hetgeen als een eerlijk gebruik in de handel in de zin van artikel 2.23 lid 1 sub b BVIE kwalificeert.


De vorderingen van Watts worden afgewezen.


Lees het vonnis hier.

IEF 3108

Zonnig vonnis

sunday.bmpRechtbank Amsterdam, 8 maart 2006, rolnr. H 05.2459. Sunday's Nederland tegen Suncentre the Sunflower, Eljaafari en De Leng (Met dank aan Charles Gielen, NautaDutilh)

Sunday exploiteert een keten van 54 zonnestudio's en is eigenaar van de beneluxbeeldmerken "Sunday's" voor diensten van zonnestudio's, "professioneel zonnen" voor onder meer diensten van zonnestudio's. Tevens heeft Sundays een gemeenschapsmerk. Sunday's beticht Suncentre The Sunflower van inbreuk op aan haar toekomende merkrechten door gebruik te maken van het logo "the sunflower" op de gevel aan een vestiging van The Sunflower en op van haar afkomstige brochures en van onrechtmatige daad. De rechter wijst de vordering op grond van art. 13A lid 1 sub b BMW toe.

The Sunflower voert aan dat het merk van Sunday's zowel met betrekking tot de tekst, de betekenis, de vormgeving als de kleurstelling zodanig afwijkt van het door The Sunflower gebruikte logo dat van merkinbreuk geen sprake is. 

Omdat Sunday's geen beroep op haar Gemeenschapsmerk heeft gedaan laat de rechter dit buiten beschouwing en worden alleen de beneluxmerken in aanmerking genomen. In dit geval gaat het om dezelfde diensten, hieraan doet niet af of de wijze waarop die diensten worden aangeboden wel of niet verschillen.

 

De rechter acht geen inbreuk op grond van 13A lid 1 sub a BMW aanwezig omdat het logo "the sunflower" zich onderscheidt van het merk van Sunday's. Er is wel inbreuk op grond van artikel 13A lid 1 sub b BMW:

"naar het oordeel van de rechtbank is met name door het gebruik bij merk én teken van hetzelfde lettertype, van de letters SUN, en van een langgerekte ovaal met aan één zijde een kleine uitstulping met lettertekens, sprake van een zodanige mate van overeenstemming dat de gemiddelde oplettende consument in verwarring kan geraken, met name over de vraag of de gebruiker van het logo "the sunflower" behoort tot dezelfde organisatie a;s de merkhouder en dus of de diensten dezelfde herkomst hebben"

De verschillen zijn niet voldoende om de totaalindruk die het logo "the sunflower" maakt voldoende te doen verschillen van het merk, om het gevaar voor verwarring tegen te gaan.

Lees hier het arrest.

 

IEF 3104

Gebruikte portakabins

portakabin.bmpGerechtshof Amterdam, 14 december 2006, rolnr. 1050/06 KG (bij vervroeging). Portakabin Limited en Portakabin B.V. tegen Primakabin B.V. (Met dank aan Olav Schmutzer, NautaDutilh)

Gebruik van merknaam in ‘adwords’.

Zowel eisers Portakabin als gedaagde Primakabin zijn producent en leverancier van mobiele bouwsystemen. Portakabin is rechthebbende op het woordmerk PORTAKABIN in de Benelux en de EU. Primakabin verkoopt naast haar eigen producten tevens tweedehands units van Portakabin. Primakabin maakt hierbij onder meer gebruik van adwords als ‘portakabin’, ‘portacabin’, ‘portokabin’ en ‘portocabin’. De advertentie die verschijnt na het intikken van één van de adwords luidt: “gebruikte portakabins’. Eisers maken bezwaar tegen deze handelswijze op grond van de artikelen 2.20 lid 1 onder a, b, c en d BVIE.

Het Hof evenals de voorzieningenrechter zijn van mening dat het gebruik van de naam ‘portakabin’ door Primakabin niet kan worden aangemerkt als ‘gebruik ter onderscheiding van waren of diensten’, waardoor een beroep op artikel 2.20 lid 1 onder a, b en c niet op gaat. Het beroep op artikel 2.20 lid 1 onder d gaat volgens het Hof ook niet op, aangezien Primakabin geen ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het gebruik van de merknaam. Hierbij is van belang dat Primakabin meer dan 50% van haar omzet haalt uit de verkoop van tweedehands units van het merk PORTAKABIN.

Het gebruik van het merk PORTAKABIN is echter enkel gerechtvaardigd, voor zover het wordt gebruikt voor de desbetreffende waren en derhalve enkel voor het direct doorleiden naar de subpagina waarop Primakabin tweedehands units van Portakabin aanbiedt.

Tenslotte dient Primakabin zich te onthouden van het gebruik van de tekst “gebruikte portakabins” in haar advertentie, aangezien Portakabin niet hoeft te accepteren dat haar merk als soortnaam wordt gebruikt.

Lees hier het volledige arrest.

 

IEF 3101

Nepsultanas

sultana.bmpKoekjesfabrikant Van Delft haalt zijn Provita yoghurt biscuits uit de handel. Dit gebeurt na aandringen van voedingsmiddelenconcern Verkade, dat vond dat het koekje te veel op de Sultana YoFruit leek. Verkade dreigde daarom met een kort geding.

Verkade had Van Delft in november gesommeerd te stoppen met de verkoop. Nu Verkade zijn doel heeft bereikt, zijn verdere juridische stappen vooralsnog van de baan, aldus de onderneming maandag.

Van Delft gaat de yoghurtbiscuits aanpassen zodat ze wat minder op Sultana YoFruit lijken. De 'nieuwe' koeken moeten in het voorjaar in de winkel liggen.

Lees hier meer (Elsevier Voedingsmiddellen industrie). Eerder bericht hier.

 

IEF 3099

Gerechtelijke vakantie

Zowel het hof als het gerecht hebben van 18 december 2006 tot en met 7 januari 2007 een gerechtelijke vakantie. Eerstvolgende IE-arresten in het nieuwe jaar zijn de volgende:

- Donderdag 11 januari 2007:  HvJ EG, arrest C-175/05 Commissie / Ierland

Over  "uitlening" en de reikwijdte van de vrijstelling uit artikel 5, lid 3 van de richtlijn. Aangevoerd wordt dat deze vrijstelling zo ruim is dat alle openbare onderwijs- en academische instellingen die voor het publiek toegankelijk zijn, openbaar mogen uitlenen, met als gevolg dat alle instellingen voor openbare uitlening van uitleenrechten zijn vrijgesteld en dus geen vergoeding hoeven te betalen.

"De Commissie voert aan dat deze situatie kennelijk verder gaat dan op grond van de uitzonderingen van artikel 5, lid 3, van de richtlijn is toegestaan en dat Ierland daarom zijn verplichtingen op grond van de artikelen 1 en 5 van de richtlijn niet is nagekomen."

- Dinsdag 16 januari 2007:  GvEA, arrest T-53/05 Calavo Growers / OHMI - Calvo Sanz (Calvo)

"De kamer van beroep was van oordeel dat de oppositieafdeling niet bevoegd was om uitspraak te doen op de oppositie, omdat verzoeksters argumenten met betrekking tot de grond van de zaak niet-ontvankelijk waren bij gebreke van vertaling in de procestaal.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster schending van de artikelen 42, lid 3, en 74, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk juncto regel 20, lid 3, van de uitvoeringsverordening aan."

Zie voor de agenda van het hof en het gerecht hier.

IEF 3091

Kecofa / Lancôme

Annotatie bij HR 16 juni 2006 (Kecofa / Lancôme). Gepubliceerd op de website van het IVIR, eerder verschenen in Ars Aequi 2006-11, p. 821-824 door P.B. Hugenholtz.

Gepubliceerd op de website van het IVIR, eerder verschenen in Ars Aequi 2006-11, p. 821-824. Lees hier verder.

IEF 3074

Met het oog op de toekomst

hsn.bmpHvJEG 14 december 2006, zaak C 316/05, Nokia Corp. tegen Joacim Wärdell

Prejudiciële beslissing op Zweeds verzoek een over eventuele geldige (nationale) redenen om een geen verbod met dwangsom voor mogelijk toekomstige inbreuk op een gemeenschapsmerk op te leggen. Gemeenschapmerk is geen nationaal merk en mag dus niet als zodanig behandeld worden. De gemeenschapsmerkrechter dient toekomstige inbreuk, wanneer die inbreuk niet volledig uitgesloten is, altijd te voorkomen.

Wärdell importeerde stickers voor draagbare telefoons. De stickers bevatten een lichtdiode die knippert wanneer de telefoon rinkelt.  Op een deel van deze „flash stickers” was het merk Nokia afgedrukt. .

Aangezien Wärdell zich in het verleden niet aan merkinbreuk schuldig had gemaakt en hem alleen nalatigheid kon worden verweten, oordeelde de Zweedse rechter dat hem geen verbod met dwangsom diende te worden opgelegd. Daarop heeft Nokia beroep ingesteld en gesteld dat alleen al het feit dat Wärdell een objectieve inbreuk op haar merkrecht heeft gemaakt volstaat om hem een verbod met dwangsom op te leggen, om toekomstige inbreuk te voorkomen.


In haar antwoord op de vier prejudiciële vragen bevestigt het HvJ  het standpunt van Nokia.


- Het feit alleen dat het risico van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk niet duidelijk aanwezig is of anderszins beperkt is, vormt voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.


- De omstandigheid dat het nationale recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid, is voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden vormt om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.


De rechtbank moet, zodra zij voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk heeft verboden, van de in de wettelijke regeling van deze lidstaat voorziene maatregelen nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd.


- Een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, is verplicht om overeenkomstig het nationale recht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs indien dat recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid.


Door de rechtbanken voor het gemeenschapsmerk een algemene verplichting op te leggen om dergelijke maatregelen te nemen wanneer zij voortzetting van inbreuk of dreigende inbreuk verbieden, heeft de gemeenschapswetgever evenwel uitgesloten dat volgens het nationale recht van een lidstaat dergelijke maatregelen slechts kunnen worden genomen indien is voldaan aan bijkomende voorwaarden.


- Een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, is verplicht om van de in het nationale recht voorziene maatregelen die te nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs wanneer deze maatregelen krachtens dat recht niet kunnen worden genomen bij een overeenkomstige inbreuk op een nationaal merk.


Lees het arrest hier.