Octrooirecht  

IEF 8641

Nieuwe examengelden octrooigemachtigden

Staatscourant, Jaargang 201, Nr. 2983, dinsdag 2 maart 2010. Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 februari 2010, nr. WJZ / 10021076, houdende vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 27c, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

“In deze regeling worden nieuwe examengelden vastgesteld die verschuldigd zijn voor deelname aan een examen of proeve van bekwaamheid octrooigemachtigde of een gedeelte daarvan. Deze bedragen zijn sinds 2004 niet meer gewijzigd. Uitgangspunt is, dat de bedragen zodanig worden berekend dat daarmee de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van de examencommissie worden gedekt (artikel 27c, tweede lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995).

Lees de regeling hier.

IEF 8630

De houder van een geldig basisoctrooi

HvJ EG, 25 februari 2010, Conclusie A-G Bot in zaak C-66/09, Kirin Amgen, Inc. tegen Lietuvos Respublikos valstybinis patentų biuras (Prejudiciële vragen Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen))

Octrooirecht. Geneesmiddelen. Aanvullend beschermingscertificaat. Overgangsregeling inzake toetreding Litouwen tot de EU. “In de onderhavige zaak wordt deze rechtspraak dus geconfronteerd met het bijzondere geval waarin een geneesmiddel, gelet op de overgangsmaatregelen die in het kader van de onderhandelingen voor toetreding tot de Unie nadrukkelijk zijn vastgesteld, in beginsel niet in aanmerking kan komen voor aanvullende bescherming in een nieuwe lidstaat. Met zijn prejudiciële verwijzing verzoekt de Litouwse rechter het Hof om uitlegging van de overgangsmaatregelen die ten behoeve van de Republiek Litouwen zijn vastgesteld en tracht hij daarmee te bepalen welke regeling op een situatie als aan de orde in het hoofdgeding moet worden toegepast.”

95. Gelet op een en ander, geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas als volgt te beantwoorden:

1)  Artikel 19 bis, sub e, van verordening (EEG) nr. 1768/92 (…) moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een geldig basisoctrooi voor een geneesmiddel de bevoegde Litouwse autoriteiten op basis hiervan niet kan verzoeken om de afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat indien voor het geneesmiddel, vóór de toetreding van deze staat tot de Unie, wel een communautaire vergunning voor het in de handel brengen was afgegeven door de Commissie overeenkomstig artikel 3 van verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, maar geen nationale vergunning voor het in de handel brengen.

2) De vergunning voor het in de handel brengen die overeenkomstig artikel 3 van verordening nr. 2309/93 door de Commissie is afgegeven voor het geneesmiddel Aranesp, is op 1 mei 2004 uitgebreid tot de Republiek Litouwen. Deze datum kan niet gelijk worden gesteld aan de datum van verkrijging van deze vergunning in de zin van artikel 3, sub b, van verordening nr. 1768/92, zoals gewijzigd.”

Lees de conclusie hier.

IEF 8611

Opmerkingen bij meanderpatronen

Walter Hart, EP&C:  Opmerkingen bij Medinol - Abott inzake EP1181902 (Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 december 2009, IEF 8483

“Op IEForum verscheen op 23 december 2009 een vonnis van de rechtbank Den Haag in bovengenoemde zaak. Dit betreft een inbreukzaak, waarbij de geldigheid van het octrooi alleen voorwaardelijk betwist wordt. Er valt nogal wat aan te merken op de manier waarop dit vonnis de octrooiconclusie uitlegt. Er worden vier beperkingen meegelezen in de claim op een manier die op gespannen voet staat met artikel 69 uit het Europees Octrooiverdrag en het bijbehorende protocol.

(…)  20. Een vonnis met een inbreukanalyse maar zonder geldigheidsanalyse zou begrijpelijker zijn indien eerst de uitvinding besproken wordt. Deze bespreking zou moeten omvatten: 1) de meest nabije stand der techniek, 2) het objectieve technische probleem, 3) de wijze waarop de uitvinding zoals gedefinieerd in de claim het probleem oplost. Dat is in dit vonnis helaas niet gebeurd. Als aan het begin van dit vonnis was besproken welk voordeel de uitvinding heeft ten opzichte van Lau, i.e. meer flexibiliteit, dan was er wellicht een begrijpelijker vonnis uitgekomen, met wellicht een ander oordeel.

21. De octrooihouder heeft octrooi op een uitvinding, niet op een voordeel. Andere stand der techniek dan in het octrooi genoemd is kan andere nadelen hebben dan het nadeel dat in het octrooi genoemd is. Dezelfde uitvinding kan dan – plotsklaps- een ander voordeel hebben. Een beweerdelijk inbreukmakend product kan alle kenmerken van een claim hebben, maar desondanks niet passen binnen het stramien van de in het octrooi genoemde problem-solution approach. In dat geval is het belangrijk om te onderzoeken of de uitvinding wellicht nog andere voordelen heeft ten opzichte van de stand der techniek, en of het beweerdelijk inbreukmakend product datzelfde voordeel ook heeft ten opzichte van diezelfde stand der techniek.

22. Er loopt een dunne scheidslijn tussen het interpreteren van de claims in het licht van de beschrijving en het beperken van de claims in het licht van de beschrijving. Het eerste is in het octrooirecht de bedoeling, het tweede niet. In dit vonnis lijken ten minste vier verkeerde keuzes gemaakt te zijn, die bovendien onvoldoende gemotiveerd worden. De octrooihouder wordt hiermee onredelijk benadeeld. Ook de octrooihouder heeft aanspraak op rechtszekerheid. Het lijkt erop dat de rechtbank zich - mede omwille van de rechtszekerheid - strakker aan Art. 69 EPC had kunnen houden. Deze zaak wordt hopelijk vervolgd.”

Lees het gehele commentaar hier

IEF 8548

Vloeiende bewegingen

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, Ex part beschikking van 8 januari 2010,  KG RK 10-02,  Street Surfing LLC tegen X

Octrooirecht. Zeldzame octrooirechtelijke ex-parte. Inbreukmakende waveboards.

"2.2. De voorzieningenrechter oordeelt dat voorshands voldoende aannemelijk is gemaakt dat [X] diverse, in het lichaam van het verzoekschrift en hierna aangeduid als waveboards, in Nederland aanbiedt, waarmee inbreuk wordt gemaakt op de conclusies 1, 2, 3, 6 en 9 van EP 1 511 541. Immers, uit de als productie 10 overgelegde foto’s volgt dat het gaat om technisch gelijke producten als de producten die onderwerp waren in een procedure die heeft geresulteerd in het in het verzoekschrift onder 32 genoemde vonnis van 2 december 2009 [IEF 8401-IEF]. In dat kort geding vonnis is geoordeeld dat de conclusies 1, 2, 3, 6 en 9 van genoemd octrooi naar voorlopig oordeel geldig zijn, terwijl voorshands voorts is geoordeeld dat de door de in dat geding betreffende gedaagde partij verhandelde producten op die conclusies van het octrooi inbreuk maken. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift onder 33 is aangevoerd is tevens voldoende aannemelijk dat uitstel ten gevolge van de behandeling van de zaak op tegenspraak onherstelbare schade voor Street Surfing zal veroorzaken. Het verzoek zal gelet op het vorenstaande worden toegewezen en wel op de wijze zoals hierna is verwoord."

Lees het vonnis hier.

IEF 8533

Een richtingwijzigend orgaan

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 13 januari 2010, KG ZA 09-1580, Metaco Inc. tegen Schelfhaut N.V.

Octrooirecht. Kort geding. EP Vouwschermtoestel (vouwdeur, plissé hordeur et cetera), "met het kenmerk, dat de schuivende staaf een aantal richtingswijzigende organen heeft voor spannende delen."  Vorderingen afgewezen. Belgische gedaagde Schelfhaut is niet gehouden aan onthoudingsverklaring Nederlandse dochter van gedaagde. Geen inbreuk  door export hordeuren uit België naar Nederland, ook niet bij wege van equivalentie. “Desgevraagd bleek geen van partijen in staat informatie te verschaffen omtrent de landen waar het octrooi nog van kracht is.” (Afbeelding: schets van de hand van de voorzieningenrechter).

4.4. Schelfhaut NV wordt ook niet verweten dat zij bevorderd of bewerkstelligd zou hebben dat Azon zich niet naar de onthoudingsverklaring heeft gedragen. Metaco stelt dat Schelfhaut NV inbreuk maakt op haar octrooi. Als dat zo is, dan is dat een specifieke onrechtmatige daad van Schelfhaut NV. Komt de inbreuk op het octrooi niet vast te staan, dan staat het Schelfhaut NV vrij haar product in Nederland aan te bieden. Het is niet zo dat zij alsdan – op straffe van plegen van een onrechtmatige daad – gebonden is aan de onthoudingsverklaring die Azon voor haar rekening heeft genomen. De relatie tussen Azon en Schelfhout NV doet daar niet aan af.

(…)

4.19. De zwarte koorden en de rupskettingen kruisen elkaar niet in de sliding bar. De Rebu hordeur kent dus geen elkaar kruisende spandelen in de sliding bar, zodat van inbreuk op het octrooi geen sprake is. 4.20. Metaco heeft nog verdedigd dat het groene koord een equivalent spandeel is waarvan (afzonderlijke) delen elkaar kruisen in de sliding bar. 4.21. Het gaat er dan dus om of het groene koord dezelfde functie op in wezen dezelfde wijze vervult met in wezen hetzelfde resultaat. In hetgeen hierboven is overwogen ligt besloten dat in de Rebu hordeur het systeem wordt gestabiliseerd door het samenspel van de zwarte koorden en de rupskettingen. Het groene koord stabiliseert het scherm niet en draagt ook niet direct bij aan het voorkomen van schranken van de sliding bar. Het groene koord heeft daarom een andere functie. De stabilisatie vindt door samenspel van de kettingen en de zwarte koorden ook op andere wijze plaats. Ten slotte wordt ook niet eenzelfde resultaat bereikt; feitelijk een beter resultaat omdat de geheel andere wijze van opspannen tot gevolg heeft dat het systeem bij gebruik als deur geen struikeldraad heeft. 4.22. Naar voorlopig oordeel is er dan ook geen sprake van inbreuk bij wege van equivalentie. 4.23. Er is ook geen sprake van inbreuk op conclusie 2 omdat deze conclusie afhankelijk is van conclusie 1 en dus ook het bestaan van elkaar kruisende spandelen veronderstelt. 4.24. Dit voert tot de slotsom dat Schelfhaut door het aanbieden van de Rebu hordeur in Nederland geen inbreuk maakt op EP 209. De vorderingen van Metaco zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.


 

IEF 8520

Iedere vorm hebben die voldoet

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 januari 2010, HA ZA 09-1505, WDS Luxe B.V. tegen Spanjes & Plamenco
 
Octrooirecht. VSO. Rechtbank vernietigt Nederlandse deel EP m.b.t. spanplafond. Hulpverzoeken niet toelaatbaar.

Spanjers is houder van het Europees octrooi met nummer EP 0900308 betreffende A ceiling system and also a lath suitable for such a ceiling system. Plameco exploiteert het octrooi onder licentie van Spanjers en sluit daartoe franchise-overeenkomsten af met derden. Tussen WDS en Plameco zijn eerder twee franchise-overeenkomsten van kracht geweest. WDS levert echter nog steeds plafondsystemen van het type ‘spanplafond’.

WDS vordert, kort gezegd, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vernietiging van het Nederlandse deel van EP 308. WDS verwijst onder meer naar octrooiaanvrage NL 7208834, hierna Tombu. Spanjers betwist met name dat het element 2 in figuur 12 bij Tombu is aan te merken als een strip 23 in de zin van kenmerk 5. De rechtbank oordeelt dat uiteindelijk uit het octrooischrift zelf dient te worden afgeleid wat bedoeld wordt met het begrip strip. De conclusie is  dat EP 308 geen eisen stelt aan de vorm van de strip 23. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook kenmerk 5 direct en ondubbelzinnig in Tombu beschreven. Nu dit ook voor alle andere kenmerken geldt, dient conclusie 1 van EP 308 als niet nieuw ten opzichte van Tombu te worden beschouwd.

Het primaire (voorwaardelijke) hulpverzoek (toegezonden voorafgaand aan het pleidooi)  introduceert een extra kenmerk in conclusie 1, kort gezegd het kenmerk dat slot 16 en strip 23 vlakke zijden (straight sides) moeten hebben. De vraag is dan of dit principe voor de vastklemming van het doek een grondslag heeft directly and unambiguously in de aanvrage.
Naar oordeel van de rechtbank kan voor het extra kenmerk straight sides geen basis worden gevonden in de oorspronkelijke aanvrage. Dit zelfde geldt voor een element met straight sides extending parallel to each other, waar het subsidiaire hulpverzoek op ziet, nog daargelaten dat het subsidiaire hulpverzoek pas ter zitting is geformuleerd en van WDS niet verwacht mag worden daarop adequaat te kunnen reageren. De conclusie is dan ook dat het hulpverzoek en ook het subsidiaire hulpverzoek niet toelaatbaar zijn. Ook de overige conclusies zijn nietig. Vordering in reconventie (inbreuk) afgewezen.

Proceskosten € 33.725,10 in conventie en reconventie (na enige discussie over de hoogte van de kosten van de octrooigemachtigde).

Lees het vonnis hier.

IEF 8501

Geen onderscheid tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedures

Gerechtshof ’s-Gravenhage, beschikking van 22 december 2009, zaaknr. 200.039.432/01, H. Lundbeck A/S tegen Alfred E. Tiefenbacher GmbH c.s. (met dank aan Marleen van den Horst, BarentsKrans)

Octrooirecht. 1019h proceskosten: omzettingswet is ook van toepassing op verzoekschriftprocedures. Het hof bepaalt dat ook een proceskostenveroordeling ex art. 1019h op zijn plaats is in een verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor resp. deskundigenbericht in een octrooizaak.

4. Richtlijn nr. 2004/48lEG van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195) (de Handhavingsrichtlijn) maakt wat artikel 14 betreft geen onderscheid tussen dagvaardingsprocedures en verzoekschriftprocedures. Uit artikel IX van de Wet van 8 maart 2007, Stb. 2007,108, tot aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (. . .) ter uitvoering van voormelde richtlijn (de omzettingswet) volgt dat deze wet ook van toepassing is op verzoekschriftprocedures. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift was de uiterste implementatiedatum van de richtlijn verstreken en was de omzettingswet in werking getreden. Het verzoek van Lundbeck. dat betrekking heeft op (rechtsoverwegingen van en feiten uit) een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 april 2009 betreffende een octrooi, tegen welk vonnis bij dagvaarding van 22 april 2009 hoger beroep is ingesteld en dat bij het hof aanhangig is, heeft, anders dan zij betoogt, betrekking op de handhaving van een IE-recht als bedoeld in de richtlijn. Mitsdien is in deze procedure geen plaats voor toepassing van artikel 289 Rv; overigens kan de daarin neergelegde bevoegdheid ook ambtshalve worden toegepast.

Lees de beschikking hier.

IEF 8484

De tenaamstelling

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 december 2009, KG ZA 09-1500, e-Traction Europe B.V. tegen N.V. Nederlandsch Octrooibureau

Octrooirecht. e-Traction Europe stelt dat NOB jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door, in strijd met wat haar als zorgvuldig beroepsuitoefenaar betaamt, haar medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van octrooien zonder dat zij zich er voldoende van vergewist heeft of de daarvoor vereiste beschikkingsbevoegd wel bestond. Vorderingen toegewezen. Eerst even voor jezelf lezen.

4.5. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel de overdracht van een octrooi(aanvrage) geschiedt bij akte en vermelding in nationale of internationale octrooiregisters geen constitutief vereiste is, in de praktijk prima facie wordt verondersteld dat degene die als “applicant” op een octrooischrift staat vermeld ook de rechthebbende is. Ook NOB lijkt ervan uit te gaan dat het wijzigen van de tenaamstelling leidt tot de overdracht van octrooirechten, getuige het feit dat zij – overigens nadat de wijziging van de tenaamstelling was doorgevoerd – het Amerikaanse advocatenkantoor MorrisonCohen om een Legal Opinion heeft gevraagd over onder meer de volgende vraag:

“Was it, and is it, permissible to register the transfer of the patent applications to Freerider?”

In haar antwoord laat MorrisonCohen blijken dat ook zij begrijpt dat de ‘transfer’ ziet op ‘ownership’:

“All Rights of Ownership of IP Have Been Transferred to Freerider. The APA and the TASA clearly and unambiguously sell and transfer each and every right, power and privilege of ownership with respect to the subject patents and all other intellectual property of EEU.” (Productie 8 van NOB, p. 1, aanhef van de laatste alinea. Onderstrepingen zijn overgenomen van het originele document.)

4.6. Nu ingevolge de APA de ‘ownership’ met betrekking tot de octrooien bij e-Traction Europe is gebleven, komt Freerider niet de bevoegdheid toe zonder medewerking van e-Traction Europe daarin wijzigingen aan te brengen. Hoewel een wijziging in de tenaamstelling geen overdracht van eigendom impliceert, heeft Freerider ingevolge de APA ook niet de bevoegdheid zonder medewerking van e-Traction Europe een andere “applicant” – dat wil zeggen: rechthebbende – te doen vermelden.

4.7. De voorzieningenrechter stelt vast dat NOB – in opdracht van Freerider – en zonder toestemming van e-Traction Europe de tenaamstelling van ten minste twee octrooiaanvragen heeft gewijzigd.

(...)

4.11. Op grond van het vorenoverwogene zal de vordering NOB te verbieden medewerking te verleend aan de wijziging in de tenaamstelling van octrooien of octrooiaanvragen worden toegewezen. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8483

Meanderpatronen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 december 2009, HA ZA 09-418, Medinol Limited tegen Abbott B.V. (met dank aan Mariken van Loopik, De Brauw Blackstone Westbroek).

Octrooirecht. Stent-zaak. Geen inbreuk op EP Medinol m.b.t. een ‘buigzame uitzetbare stent.  1019h proceskosten. €387.264,00. Eerst even voor jezelf lezen.

4.8. Om de onder 4.5 tot en met 4.7 genoemde redenen wordt niet voldaan aan kenmerk (v) van conclusie 1 van EP 902 en is van 'letterlijke inbreuk' geen sprake.

4.9. Medinol heeft nog gesteld dat de stents van Abbott in ieder geval bij wege van equivalentie onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen, doch heeft verzuimd die stelling concreet te onderbouwen, zodat de rechtbank die stelling reeds hierom zal passeren. Ten overvloede wordt opgemerkt dat ook niet valt in te zien hoe de stents van Abbott op equivalente wijze inbreuk zouden maken op EP 902. Daartoe geldt dat het doel van de uitvinding bestaat in het verschaffen van een stent die "foreshortening" (waarmee bedoeld wordt inkrimping in de longitudinale richting bij expansie van de stent) probeert tegen te gaan (vgl. paragraaf 7 van de beschrijving ). Dit probleem doet zich in het bijzonder voor bij een uit-fase stent ontwerp en, vanwege het andere ontwerp, niet of nauwelijks bij op Lau gebaseerde infase stents met piek-tot-piek verbindigselementen, zoals de gewraakte stents van Abbott. Gelet daarop bestaat er ook geen noodzaak de eerste en tweede meanderpaltronen te laten samenwerken op een zodanige -volgens EP 902 voorgeschreven - wijze dat zij compensatie bieden voor "foreshortening" in de hierboven bedoelde zin. Octrooirechtelijk betekent dit dat in ieder geval de functie die de 'tweede meanderpatronen' in de gewraakte stents vervullen een andere is dan die in EP 902. zodat die stents niet via de equivalentieleer onder de beschermingsomvang van het octrooi kunnen worden gebracht.

4.10. Nu van inbreuk op conclusie 1 geen sprake is, geldt zulks evenzeer voor de daarvan afhankelijke conclusies 2,3,6,9, 10, 11 en 12.

4.12. Medinol zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Abbott zijn door haar begroot op € 387.264,00 voor de procedure zowel in conventie als in reconventie. Medinol heeft de redelijkheid en evenredigheid van die kosten bestreden, stellende dat deze exorbitant zijn, aanzienlijk hoger dan haar eigen kosten ter grootte van circa € 200.000. Abbott heeft op haar beurt aangevoerd dat haar kosten hoger zijn dan die van Medinol, omdat Medinol als 'repeatplayer' eerder in zaken betreffende EP 902 en aanverwante octrooien heeft geprocedeerd en stukken heeft kunnen 'recyclen'. Abbott heeft op dit verweer van Medinol bovendien aangegeven dat en waarom zij in concreto extra veel werk heeft moeten verrichten, waarop zijdens Medinol vervolgens niet is gereageerd, hetgeen wel van haar had mogen worden verwacht. Gelet op een en ander ziet de rechtbank geen aanleiding en, gezien het niet onderbouwen van het bezwaar van Medinol, ook overigens geen aanknopingspunt de kosten van Abbott te matigen op grond van de dubbele redelijkheidstoets, zodat Medinol zal worden veroordeeld het door Abbott begrote bedrag, waarvan de rechtbank de helft toerekent aan het geschil in conventie, aan haar te voldoen.

 Lees het vonnis hier

IEF 8473

En de procedure slechts kan vertragen.

Gerechthof ’s-Gravenhage, 22 september 2009 en 8 december 2009, zaaknr. 105.003.971/01, Diamed A.G. c.s. tegen Stichting Sanquin Bloedvoorziening c.s  (met dank aan Theo Blomme, Freshfields Bruckhaus Deringer).

Octrooirecht. Tussenarrest en eenzijdig verzoek aan het hof om tussentijds in cassatie te mogen gaan. Hoger beroep tegen Rechtbank 's-Gravenhage, 13 juli 2005, IEF 754. Voorshands (tussenarrest 22 september) geen sprake van inbreuk, maar nadere voorlichting door deskundige en nadere proeven worden nodig geacht. Geen (arrest 8 september)  tussentijds beroep in cassatie tegen het tussenarrest.

10. Het hof is voorshands van oordeel dat, inden wordt uitgegeaan van de veronderstelling dat Cellbind werkt volgens het affiniteitsprincipe zoals door Sanquin c.s. wordt gesteld, er geen sprake is van directe inbreuk op het octrooi EP 0.194.212 B2, noch letterlijk noch op equivalente wijze. Wat de vermeende inbreuk op equivalente wijze betreft wordt, uitgaande van voromelde veronderstelling, nog het volgende overwogen. Het is gangbaar om bij het oordeel of sprake is van equivalente inbreuk gebruik temaken van de "function-way-result" test en/of  de bij het onderhavige vakgebied van de hematologie wellicht wat beter passende e "substantiality of the differences" test. In de eerste test is dan naar het voorlopige oordeel van het hof niet voldaan aan de eis dat het resultaat op wezenlijk dezelfde wijze wordt bereikt: het binden van met IgG of IgM gesensibiliseerde, niet samengeklonterde rode bloedcellen aan (actieve) geldeeltjes door middel van resp. proteïne G- en anti-IgM-liganden is een wezenlijk andere techniek dan het vormen van samenklonteringen van dergelijke gesensibiliseerde bloedcellen en het vervolgens zeven (op grootte) door (inactieve) geldeeltjes. Bij toepassing van de tweede test kan gelet op het voorgaande niet gesproken worden van een aanmerkelijk verschil, reeds omdat voor de techniek van het binden doormiddel van affiniteit een octrooi  (EP 0.594.506) is verleend.

11 (…) Naar het voorlopige oodeel van het hof waarbij het voorshands ervan uitgaat dat geen directe inbreuk wordt gemaakt op de werkwijze volgens EP 0.194.212 B2, maken Sanquin c.s. met Cellbind ook geen (letterlijke dan wel equivalente) directe inbreuk op EP 0.305.337 B1.

(…)

15.2 Aangaande de vraag of, dan wel in hoeverre er voor de gebruiker van Cellbind enige ruimte aanwezig is in de te kiezen parameters (zoals testcellen, typeringsreagentie) bij het uitvoeren van proefnemingen volgens dit protocol acht het hof nadere voorlichting door een onpartijdige deskundige noodzakelijk.(…)

16.3 Gezien het hierboven onder 14.1-16.2 overwogene acht het hof vorolichtingdoor een deskundige omtrent het hierboven onder 15.2 overwogene gewenst en zijntevens nadere proeven nodig waarbij het protocol  het protod No. 26E 2702704 (nauwkeurig)wordt gevolgd. Partijen wordt verzocht zich bij akte uit te laten omtrent de tebenoemen deskundige, de te stellen vragen en de waarborgen waaronder deproefnemingen dienen plaats te vinden.

Lees het tussenarrest hier.


Tussentijds beroep in cassatie:

4. Het hof handhaaft zijn oordeel dat in deze zaak een deskundigenbericht nodig is, zodat thans moet worden beslist op het verzoek. Het hof za1 het verzoek afwijzen. Deze afwijzing behoeft niet te worden gemotiveerd (zie HR 23 januari 2004, NJ 2005, 510). Niettemin overweegt het hof  dat, gelet op de inhoud van  het tussenarrest waarbij deskundigenbericht in het vooruitzicht wordt gesteld, een tussentijds cassatieberoep thans weinig zinvol is en de procedure slechts kan vertragen. Voor zover het verzoek betrekkingheeft op het open stellen van tussentijds cassatieberoep tegen een nog niet gewezen, eerstvolgend tussenarrest is het verzoek evenmin voor toewijzing vatbaar.

Lees het arrest hier.