Octrooirecht  

IEF 14017

Tien kennisclips IE

Recent heeft Dirk Visser tien kennisclips intellectuele eigendom gemaakt. Het zijn korte filmpjes van tussen de acht en de tien minuten. Ze zijn bedoeld als inleiding en aanvulling op het onderwijs voor de eerstejaars rechtenstudenten in Leiden. Deze ‘kennisclips IE’ kunnen ook dienen als eerste kennismaking met de verschillende deelgebieden van het recht van de intellectuele eigendom voor studenten aan andere universiteiten of hbo-instellingen en voor andere belangstellenden. Voorkennis is niet nodig. De kennisclips zijn hieronder te vinden: Het is - zoals bekend uit het Svensson-arrest [IEF 13540] - toegestaan naar deze kennisclips te linken of deze te embedden, bij voorkeur met bron- en naamsvermelding:

De kennisclips IE hebben de volgende onderwerpen:
1. Handelsnaamrecht, ‘Uit een beeldscherm komt geen bier’.
2. Merkinschrijving, ‘Have a break’.
3. Merkinbreuk, ‘Een borrel met een zeepsmaak’.
4. Modellenrecht, ‘Not as cool’.
5. Auteursrechtelijk werk, ‘Ze heeft de zwarte band winkelen’.
6. Muziekauteursrecht, ‘De Turijnse tandarts’.
7. Octrooiinschrijving, ‘Pingpongballetjes in de Donald Duck’.
8. Uitleg van een octrooi, ‘De kromlijnige beweging’.
9. Onstoffelijkheid, ‘Het best bewaarde geheim’.
10. Slaafse nabootsing, ‘Imitation is the life blood of competition’.
De kennisclips hoeven niet in deze volgorde te worden bekeken en kunnen eventueel gebruikt worden in combinatie met het boekje ‘Hoofdstukken intellectuele eigendom’.

Sommige verwijzingen zijn mogelijk al weer iets verouderd, zoals die naar het Marco del Corso-arrest [IEF 11045] (dat sinds het OSA-arrest [IEF 13584] mogelijk niet meer voor auteursrechtrecht geldt) en het Apple/Samsung-arrest [IEF 12714] (dat sinds het Karen Millen-arrest [IEF 13959] mogelijk deels is achterhaald, maar voor een eerste kennismaking met het rechtsgebied lijkt dit geen al te groot probleem).

De kennisclips zijn gemaakt bij het Centre for Innovation van de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden door Thomas Hurkxkens met hulp van Leidse studenten voor wie dit onderdeel uitmaakte van het Honours College Law programma, te weten Anne-Marie Beens, Nesli Cubukcu, Joanne van Eenennaam, Mesut Korkmaz, Anna Nijmeijer en Kumar Roepnarain.

IEF 13989

Geen octrooi, noch aanvrage op eisers naam

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 juni 2014, IEF 13989 (X tegen Slamdam)
Octrooirecht. Stukgelopen samenwerking. X is betrokken geweest bij testen van prototypes van een "damstructuur voor overstromingsbeveiliging" waarvoor een octrooiaanvrage was gedaan. Slamdam legt X een royaltyovereenkomst voor, deze wordt niet ondertekend. Er is echter nog geen sprake van een octrooi (70 lid 2 ROW), slechts een aanvrage en deze aanvrage staat niet op naam van X. Dat er op een essentieel onderdeel van de materie is bijgedragen, staat niet vast zolang het octrooi niet met succes is opgeëist (78 ROW). Er is geen verbod op gebruik van know how gevorderd. De vordering wordt afgewezen.

4.3. Om de volgende redenen moeten de vorderingen worden afgewezen. Ten eerste kunnen de octrooirechtelijke vorderingen van [X] niet worden toewezen op basis van een aanvrage die (nog) niet heeft geleid tot een verleend octrooi, zoals de octrooiaanvrage waarop [X] zich beroept. Dat volgt al uit de tekst van artikel 70 ROW, dat consequent spreekt over “octrooi” en “octrooihouder” en de tekst van artikel 71 ROW, dat bepaalt dat een redelijke vergoeding is verschuldigd “voor zover de octrooihouder […] uitsluitende rechten heeft verkregen”.

4.4. Het voorgaande oordeel wordt bevestigd door het vereiste van artikel 70 lid 2 ROW (...)

4.5. Ten tweede is in dit verband van belang dat de octrooiaanvrage waarop [X] zich beroept, op dit moment niet op naam van [X] staat. Ook als er wel al een octrooi op die aanvrage zou zijn verleend, zou [X] dus niet gerechtigd zijn om dat octrooi te handhaven. De vorderingen in de zin van artikel 70 en 71 ROW komen naar voorlopig oordeel namelijk uitsluitend toe aan de houder van het octrooi (en onder bepaalde voorwaarden: licentienemers of pandhouders).
4.6. De stelling van [X] dat een essentieel onderdeel van de materie van het aangevraagde octrooi is ontleend aan zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de tijdelijke waterkering, kan niet leiden tot een ander oordeel. De stelling brengt hooguit mee dat [X] het (te verlenen) octrooi krachtens artikel 78 ROW kan opeisen. Zolang het octrooi niet met succes is opgeëist, kunnen naar voorlopig oordeel geen vorderingen van [X] op grond van octrooi-inbreuk worden toegewezen. Voor zover er uitzonderingen op de laatstgenoemde regel mogelijk zijn, komt deze zaak daar naar voorlopig oordeel in ieder geval niet voor in aanmerking. [X] heeft namelijk onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij aanspraak kan maken op verlening van het octrooi. Desgevraagd heeft [X] ter zitting erkend dat uit de in dit geding beschikbare tekst van de octrooiaanvrage niet blijkt dat zijn gestelde bijdrage is opgenomen in die aanvrage.
4.7. Voor zover [X] aan zijn vorderingen ten grondslag heeft willen leggen dat Slamdam op onrechtmatige wijze gebruik maakt van zijn knowhow, zoals uit hetgeen ter zitting is besproken kan worden opgemaakt, geldt dat zijn vorderingen hierop niet zijn toegesneden. [X] heeft immers geen verbod op gebruik van know how gevorderd, maar slechts het hiervoor in rechtsoverweging 3.1 geciteerde verbod op octrooi-inbreuk met nevenvorderingen.
IEF 13973

UPC implementing the Patent Package, Second progress report

Unified Patent Court 'Implementing the Patent Package: Second progress report', 6 june 2014.
Since the last information provided to the Competitiveness Council at its meeting of December 2013, the Select Committee has:
- completed the second reading of the draft Rules relating to the Unitary Patent Protection;
- adopted the Rules for the compensation scheme for reimbursing translation costs for applicants having obtained a European patent with unitary effect;
- had several exchanges of views on the measures to be taken at national level to accompany the Unitary Patent Protection;
- adopted the timeline of its work for 2014.

During the next meetings to be held until the end of this year, the Select Committee will concentrate its work on the financial and budgetary aspects of the implementation of the Unitary Patent Protection in particular on projections of scenarios for the level of renewal fees and estimations of costs for the administration of the Unitary Patent Protection.

(...) Read the Second progress report

IEF 13957

HvJ EU: Beschermstof kan product zijn in de zin van de ABC-Verordening

HvJ EU 19 juni 2014, IEF 13957, zaak C-11/13 (Bayer CropScience) - dossier
Zie prejudicieel verzoek IEF 12410. Uitlegging van de begrippen "product" en "werkzame stof" in de artikelen 1, punten 3 en 8, alsook 3, lid 1, van ABC-verordening nr. 1610/96. Isoxadifen eventueel daaronder begrepen. Het HvJ EU verklaart voor recht:

Het begrip „product” in artikel 1, punt 8, en artikel 3, lid 1, van [ABC-verordening], en het begrip „werkzame stoffen” in artikel 1, punt 3, van deze verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat een stof die bestemd is voor gebruik als beschermstof daaronder kan vallen, mits deze stof een eigen toxische, fytotoxische of gewasbeschermende werking heeft.

Gestelde vraag:

Moeten de begrippen product in artikel 3, lid 1, en artikel 1, punt 8, en werkzame stof in artikel 1, punt 3, van verordening nr. 1610/96 aldus worden uitgelegd dat ook een beschermstof daaronder valt?
IEF 13955

Geen octrooiinbreuk versnellingssysteem met verzamelingen van pallen

Rechtbank Den Haag 18 juni 2014, IEF 13955 (MBI tegen Shimano c.s.)
Octrooirecht. MBI is een bedrijf dat naafversnellingssystemen ontwikkelt en is houdster van het EP 1 240 074, waarbij het gaat om een inrichting voor het wijzigen van de snelheid van fietsen. Shimano houdt zich bezig met het vervaardigen van onder meer fietsonderdelen en -benodigheden, waaronder versnellingsnaven en is houdster van het EP 1 323 627. MBI vordert een inbreukverbod tegen Shimano en ieder onrechtmatig handelen jegens haar te staken. De rechtbank wijst de vorderingen af, omdat Shimano geen inbreuk maakt. De beschermingsomvang van EP 074 op de eerste datum is beperkt tot inrichtingen met ‘tenminste twee verzamelingen pallen’, inhoudende dat iedere verzameling moet bestaan uit ten minste twee pallen en die bescherming niet mede omvat ‘tenminste twee verzamelingen van één of meer pallen’.

4.23. Uit het vorenstaande volgt dat de beschermingsomvang van EP 074 op de eerste datum beperkt is tot inrichtingen met ‘tenminste twee verzamelingen pallen’, inhoudende dat iedere verzameling moet bestaan uit ten minste twee pallen en die bescherming niet mede omvat ‘tenminste twee verzamelingen van één of meer pallen’. Uitgaande van deze beschermingsomvang vallen de versnellingssystemen van Shimano c.s. daar buiten. Nu het in deze zaak gaat om een op de eerste datum kenbaar equivalent welke reeds bij de contextgebonden uitleg is betrokken, ziet de rechtbank geen aanleiding om nadien opgekomen kennis bij de vakman bij het vaststellen van de beschermingsomvang te betrekken, nog daargelaten dat MBI over een op de eerste datum niet voorzienbaar equivalent ook niets heeft gesteld.

Slotsom
4.26. De slotsom luidt dat naar het oordeel van de rechtbank Shimano c.s. met haar 8- speed en 11-speed versnellingssystemen geen (directe) inbreuk maakt op conclusie 1 van het octrooi. Datzelfde geldt dan voor de gestelde inbreuk op de van conclusie 1 afhankelijke conclusies 6 en 12. Het gevorderde verbod op (betrokkenheid bij) indirecte inbreuk wordt reeds afgewezen nu MBI daarover niets heeft gesteld. MBI heeft evenmin gemotiveerd gesteld dat en waarom Shimano c.s. onrechtmatig jegens haar zou handelen, zodat het gevorderde bevel en de verklaring voor recht ter zake ook worden afgewezen. Daarmee valt het doek voor alle vorderingen van MBI in conventie.
IEF 13941

Geen overdracht octrooiaanvragen vanwege duidelijke IE-clausule

Rechtbank Den Haag 4 juni 2014, IEF 13941 (Ruma Rubber tegen Shell)
Octrooirecht. Contractenrecht. Shell werkt samen met Ruma Rubber voor diverse rubbere compounds en heeft een Europese en internationale octrooiaanvrage gedaan. Ruma vordert overdracht octrooi(aanvrag)en; de technische informatie van de compounds behoort toe aan haar. De samenwerkingsclausule is duidelijk over de verdeling van rechten en Ruma heeft deze rechten prijsgegeven.

4.21. Nu ‘Clause 6 – Intellectual Property Rights’ helder is over de verdeling van rechten en uit niets blijkt dat de reeds tot stand gekomen samenwerking tussen Ruma en SIEP voorafgaand aan de ‘Effective date’ met inwerkingtreding van de DA opnieuw zou beginnen, terwijl wel alles erop wijst dat het reeds aangevangen werk na 29 mei 2002 zou worden voortgezet en ook in lijn daarmee uitvoering is gegeven aan de DA, gaat de rechtbank ervan uit dat Ruma met de DA ook de intellectuele eigendomsrechten op het gebruik van rubber compounds 900-70-1211 en 900-70-1236 voor toepassing als zwellend lichaam op een metalen substraat in olie en gasputten aan SIEP heeft prijs gegeven. Dit brengt mee dat de vorderingen van Ruma dienen te worden afgewezen.
IEF 13923

Voldoende aanwijzing dat vakman quetiapine zou gebruiken

Hof Den Haag 10 juni 2014, IEF 13923 (Accord tegen AstraZeneca) en (Sandoz tegen AstraZeneca)
Uitspraak ingezonden door Nadine Wiersma, Brinkhof. Octrooirecht. Het probleem dat de vakman moet oplossen is een oraal toe te dienen formulering van quetiapine maken die een stabiel en gewenst plasma niveau bewerkstelligt bij minder frequente toediening. De vakman was gemotiveerd om dit te ontwikkelen, nu er op de prioriteitsdatum voldoende aanwijzingen waren dat quetiapine effectief zou zijn, terwijl er geen aannemelijke risico’s waren dat de vakman daarvan zou afzien. Het hof vernietigt de eerdere beslissing [IEF 11011]. Het Nederlands deel van het octrooi EP 0907364 wordt vernietigd, omdat het octrooi niet inventief is [vgl. IEFbe 776].

24. Het hof is van oordeel dat het stellen van deze motivatievragen zich niet verdraagt met de CPA en de probleemstelling, waarvan naar het oordeel van het hof moet worden uitgegaan. Het probleem dat de vakman moet oplossen is immers een (oraal toe te dienen) formulering van quetiapine te ontwikkelen die een stabiel en gewenst plasma niveau bewerkstelligt met een minder freqtiente toediening. Bij de beantwoording van deze vraag kan niet betrokken worden 6f de vakman gemotiveerd was een formulering van quetiapine te ontwikkelen en 6f wel behoefte was aan een minder frequente toediening. Dat motivatie een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of de vakman een bepaalde weg in zou slaan bij het zoeken naar een oplossing van het voorgelegde probleem is iets anders dan de vraag of de vakman überhaupt gemotiveerd was het aan hem voorgelegde probleem op te lossen. In zoverre slagen grieven 1 tot en met 4.

25. Het hof is overigens van oordeel dat de vakman wel gemotiveerd was een formulering van quetiapine te ontwikkelen, nu er op de prioriteitsdatum voldoende aanwijzingen waren, op grond waarvan te verwachten was dat quetiapine effectief was (zou zijn), terwijl er geen reden was om aan te nemen dat er zodanige risico’s waren dat de vakman daarvan om die reden zou afzien. Zulks op grond van de positieve rapportage over de werkzaamheid in onder meer S.R. Hirsch e.a. ICI 204,636: A New Atypical Antipsychotic Drug, British Jotirnal of Psychiatry (A22) van mei 1996 (aldus punt 32 van de in zoverre niet betwiste uitspraak van de High Court of Justice van 22 maart 2012) en met name de persberichten van AZ en Eurand America mc. van oktober 1995.

Lees de uitspraak hier:
IEF 13923 (Accord tegen AstraZeneca): pdf/link
Sandoz tegen AstraZeneca: pdf/link

 

IEF 13910

Geen tijdige eis binnen 31 dagen in hoofdzaak ingesteld

Verklaring aan griffie Rechtbank Amsterdam ex art. 1019i Rv, 22 mei 2014, IEF 13910 (St. Won Akademie tegen St. Wetenschapsoriëntatie Nederland)
Brief ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten. Procesrecht. Artikel 1019i Rv. Door de Voorzieningenrechter is vonnis bepaald [IEF 13523] Uit de verklaring: De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient d.w.z. 31 dagen na 7 februari 2014. De voorzieningenrechter heeft geen termijn als bedoeld in art. 1019i lid 1 Rv gesteld, zodat de voorlopige voorzieningen hun werking verliezen door de hierbij gegeven verklaring als bedoeld in het art. 1019i lid 1 Rv, nu na de in art 1019i lid 2 Rv gestelde termijn is gebleken dat er geen eis in de hoofdzaak is ingesteld door eiseres.

5. Gelet op art. 1019 i lid 3 Rv wordt een afschrift van het Vonnis hierbij overgelegd (bijlage) alsmede verklaar ik namens cliënten dat namens hen tegen dit vonnis appèl is ingesteld welke appèldagvaarding, nog niet bij het gerechtshof is aangebracht.
IEF 13908

Verslag algemeen overleg biotechnologie en kwekersrecht

Verslag AO biotechnologie, Kamerstukken II, 2013-2014, 27 428, nr. 281
Kwekersrecht. Biotechnologie. Bio-octrooirichtlijn. De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben op 10 april 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over biotechnologie en kwekersrecht. Op korte termijn wordt er een VAO gepland over biotechnologie en kwekersrecht, aangevraagd door de heer Van Gerven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): (...) Ik ga eerst in op het kwekersrecht. De Partij voor de Dieren is fel gekant tegen patenten op leven. Wij zijn er dan ook blij mee dat de Staatssecretaris zich inzet voor de brede veredelingsvrijstelling. Dat is een Kamerbrede wens. Wij hebben met elkaar besloten om het wetsvoorstel dat daarvoor is ingediend, als hamerstuk af te doen opdat wij geen tijd zouden verliezen, en dat wij eventuele opmerkingen in het algemeen overleg van vandaag zouden maken. Ik ben blij dat wij daar in elk geval in de Kamer eensgezind over zijn.
Het is erg belangrijk om de vrije veredeling van gewassen te bevorderen en te voorkomen dat een handjevol bedrijven de controle over ons voedsel krijgt. De Staatssecretaris heeft tijd gewonnen doordat zij niet met ons in debat hoeft. Ik hoop dat is geïnvesteerd in het realiseren van een brede vrijstelling op Europees niveau. Duitsland en Frankrijk zien de noodzaak hiervoor. Als het aan de Partij voor de Dieren ligt, moet de Staatssecretaris aan de slag om te bekijken of zij in een brede coalitie samen met deze landen kan optrekken om de bio-octrooirichtlijn aan te passen. Heeft zij al stappen gezet in die richting of kunnen wij die verwachten? Ik moedig haar daar graag toe aan.
Er zijn zeker zorgen. Uit antwoorden op mijn Kamervragen over een patent van Monsanto blijkt dat de brede veredelingsvrijstelling niet genoeg is om de monopolisering van de productie van ons voedsel tegen te gaan. De technieken voor het vinden van gewenste eigenschappen worden ook gepatenteerd en ook dit zal andere veredelaars belemmeren in hun werk. Onderschrijft de Staatssecretaris die analyse en wat gaat zij daaraan doen?
We hebben gezien dat in Duitsland een wet is ingevoerd die het patenteren van eigenschappen van planten en dieren inperkt. Dat lijkt ons een goede zaak. Is de Staatssecretaris bereid om dat ook hier in te voeren? Kan zij misschien faciliteren dat het wetsvoorstel dat in Duitsland is aangenomen, naar de Kamer wordt gestuurd? Misschien kan het zelfs worden vertaald, want mijn Duits is niet al te best. Dan kunnen wij er allemaal kennis van nemen en bekijken wat wij daarvan kunnen leren. Als wij die wens toch met z'n allen hebben, lijkt mij dat wel zo constructief.
Nederlandse kabinetten hebben biotechnologie tot nu toe benaderd vanuit de belofte dat daarmee mondiale vraagstukken zoals het vraagstuk van de voedselzekerheid zullen worden opgelost, en ook dit kabinet begint zijn langverwachte visie op biotechnologie daarmee. Wij horen dat al ruim 30 jaar, maar in de praktijk is er niet veel van waar geworden. Gentechgewassen op het veld zijn of resistent gemaakt tegen gif of produceren zelf een gifstof. Daardoor wordt juist meer landbouwgif gebruikt op akkers met gentechmais of soja en kampen veel landen juist met een hoge resistentie tegen landbouwgif, waardoor er weer meer oude en giftiger stoffen worden gebruikt. Het werkt monoculturen in de hand, waardoor je geen veerkrachtige landbouw overhoudt die juist zelf makkelijker ziektes en plagen kan weerstaan.
Ik vind het jammer en opmerkelijk dat de discussie over de sociaal-economische gevolgen van genetische manipulatie zo lang duurt. Het valt mij ook op dat het kabinet in de brief alleen een korte schets geeft van het Europees proces hierover en niet ingaat op de eigen rol, wensen en verwachtingen hierbij. Wij zijn daar heel benieuwd naar. Juist in een landbouwland als Nederland heeft een eventuele introductie van de commerciële teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen grote sociaal-economische consequenties. Wij kunnen nu al zien dat de gewone gangbare landbouw onder druk staat vanwege het grote gifgebruik en de enorme fraude met mest. Biologische boeren in ons land staan met hun manier van teelt onder druk. Een biologische teler met een buurman die zijn grond heeft verpacht aan een lelieteler, loopt groot gevaar zijn oogst niet meer als biologisch af te kunnen zetten omdat het landbouwgif van zijn buurman ook op de biologische gewassen terechtkomt. De biologische aardappelteler wiens buurman gentechaardappels gaat telen, loopt ook het risico dat hij zijn gewassen niet meer als biologisch kan verkopen vanwege de gevaren van vermenging.
De co-existentieregels zijn nog absoluut onvoldoende om dit risico te beheersen, omdat de COGEM (Commissie Genetische Modificatie) kennelijk nog nooit bloeiende aardappelplanten heeft gezien en denkt dat na de oogst werkelijk geen enkele aardappel in de grond achterblijft. Zij raden immers een isolatieafstand van vijf meter aan. Dat is dus onvoldoende. Hoe wil het kabinet de Nederlandse biologische en bovendien gangbare boeren beschermen tegen vermenging met ggo's en hoe wil het de keuzevrijheid garanderen?

De heer Geurts (CDA): (...) Ik ga in op de veredelingsvrijstelling en de octrooiproblematiek. Eind vorig jaar heeft de Kamer het wetsvoorstel voor de beperkte kwekersvrijstelling als hamerstuk afgedaan. Dat gebeurde niet omdat wij het Kamerbreed niet belangrijk vonden om daar nog eens plenair over te praten. Nee, de wet moest gewoon snel worden ingevoerd. Het CDA ziet dat wetsvoorstel als een gevolg van de Kamerbrede steun voor de noodzaak om het octrooirecht en het kwekersrecht met elkaar in balans te brengen.
De CDA-fractie was verheugd over de benoeming van de heer Trojan tot onafhankelijk voorzitter van het overleg tussen partijen die alle grote belangen hebben bij dit onderwerp. De uitkomsten van dit overleg liggen vandaag ook voor. Hij acht een nadere afbakening van de octrooibaarheid van plantgerelateerde uitvindingen meer voor de hand liggen dan een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Uit internationale sonderingen blijkt dat een mogelijk compromisvoorstel van Nederland nog veel zendingswerk in de Europese Unie behoeft. Aan welk tijdpad denkt de regering nu de heer Trojan zijn eindverslag heeft gepresenteerd en het in de Kamer voorligt? Het CDA is voorstander van een Europese aanpak van de kwekersvrijstelling en hoopt dat de Staatssecretaris dit voorspoedig gaat oppakken. Staatssecretaris Dijksma heeft al gezegd in Europa te gaan strijden voor de volledige kwekersvrijstelling. Er zijn ontwikkelingen in Europa om het octrooieren van planten te beperken, maar wat is nou de laatste stand van zaken? Hoe kan het kabinet in samenwerking met de Kamer het proces verder bespoedigen?

De heer Klaver (GroenLinks): (...) Ik wil nog even stilstaan bij het kwekersrecht en de bio-octrooirichtlijn. In februari is in Nederland een beperkte kwekersvrijstelling ingevoerd. Dat betekent dat er wel verder gekruist mag worden met producten waarop een octrooi rust, maar dat die kruisingen niet gecommercialiseerd mogen worden. Wij zijn blij met dit deel van de uitvoering van de motie-Koopmans, maar in diezelfde motie is ook het verzoek opgenomen om op Europees niveau actief politieke steun te verwerven voor een kritische evaluatie van de bio-octrooirichtlijn, met als doel de balans te herstellen tussen het kwekersrecht en het octrooirecht. De Staatssecretaris heeft al eerder gezegd zich hiervoor in Brussel te willen inzetten. Hoe staat het daarmee? De disbalans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht is in de ogen van mijn fractie namelijk een probleem, want in tegenstelling tot het kwekersrecht zijn octrooien niet laagdrempelig, lastig aan te vragen en erg duur. Daarom zijn ze in de praktijk niet toegankelijk voor kleine of middelgrote bedrijven. Een select groepje grote bedrijven bepaalt op deze manier wat wij op ons bord krijgen. Daarmee zijn we niet langer meer baas op eigen bord, en dat is ook de link naar de eventuele monopolisering, waar ik het zojuist over had.
In artikel 4 van de Europese richtlijn 98/44/EG staat dat er geen octrooi op plantenrassen gegeven mag worden. Door een octrooi te geven op eigenschappen gebeurt dat via een omweg toch. Het Europees Octrooibureau, het EPO, heeft vorig jaar bijvoorbeeld het octrooirecht verleend aan Syngenta, dat de eigendomsrechten heeft van alle zaden voor paprika en pepers en paprikaplanten en -vruchten die resistent zijn tegen het insect witte vlieg. Het is een resistentie die ook al in de natuur voorkomt. Andere paprikatelers kunnen daardoor geen paprikarassen meer telen die resistent zijn tegen deze vlieg. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit een onwenselijke situatie is, en blijft zij zich inzetten voor de herziening van de bio-octrooirichtlijn?

Staatssecretaris Dijksma
: (...) veredelen met octrooirechtelijk beschermd materiaal. Commercialisatie van de daarmee bereikte kweekproducten vergt nog wel een octrooilicentie zolang de uitvinding wordt gebruikt. Wij hebben vastgesteld dat wij samen graag toe willen naar een uitgebreide kwekersvrijstelling.
Als wij daarbij succes willen boeken, wat ik net als de heer De Liefde graag wil, dan is het nodig dat wij ook een goed beeld kunnen schetsen van wat dat in de praktijk betekent. Kwekersbelangenverenigingen, de European Seed Association en de International Seed Federation beklemtonen immers het belang van het kwekersrecht maar ook van het octrooirecht in de plantenveredeling. Veertien van de negentien organisaties die hierbij betrokken zijn in Nederland leverden onlangs constructieve en bruikbare bijdragen aan mogelijke afbakeningen van de uitgebreide veredelingsvrijstelling, want die moet je dan precies formuleren.
Wat wij nu doen, is al die gegevens analyseren, met oog voor de belangen van zowel de veredelingssector alsook de biotechindustrie en met inachtneming van waar wij naartoe willen, namelijk herstel van de balans in de krachtsverhouding tussen kwekersrecht en octrooirecht, want die balans is op dit moment niet goed. De verwachting is dat wij binnen enkele weken het scenario klaar hebben voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling in de praktijk. Dat wil ik gebruiken als showcase, ook in de gesprekken met de andere bewindslieden in Europa, om te laten zien dat het kan en hoe het eruit ziet. Wij hopen dat wij daarmee ook de steun voor deze aanpak kunnen vergroten.
Het tijdpad hangt ook af van de expertgroep van de Europese Commissie. Op dit moment hebben wij natuurlijk al het een en ander aan werk verricht. We hebben gesproken met verschillende lidstaten. Landen als Duitsland en Frankrijk zijn net als Nederland heel kritisch over de octrooieerbaarheid van plantaardig materiaal, alleen kiezen zij voor een andere oplossingsrichting. Dat is wel van belang om hier te zeggen. Nederland gaat met steun van de Kamer voor een uitgebreide vrijstelling van het kwekersrecht, terwijl de Duitse en Franse positie gericht is op het beperken van de octrooieerbaarheid. Materieel kom je dan aan het eind van de rit wel min of meer op dezelfde positie uit, maar de aanvliegroute is een andere.
IEF 13893

Om te lezen: The Cross-Referenced Patent Cooperation Treaty

C. Mulder, The Cross-Referenced Patent Cooperation Treaty, editie 2014.
Cees Mulder heeft de twaalfde editie van zijn boek “The Cross-Referenced Patent Cooperation Treaty” gepubliceerd (uitgegeven door Helze BV). Het boek omvat 330 pagina’s (A4-formaat) en geeft de wetstekst van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (ook wel “Octrooisamenwerkingsverdrag” genoemd; Engels: “Patent Cooperation Treaty”; afkorting: PCT).

Het grote aantal onderlinge verwijzingen in de wetsteksten maakt het PCT moeilijk te lezen. Ook is door frequente aanpassingen in het uitvoeringsreglement (“Regulations under the PCT”) de tekst van de PCT regels in de loop der jaren steeds meer uit de pas gaan lopen met de oorspronkelijke bedoeling van de PCT artikelen. “The Cross-Referenced PCT” beoogt door het toevoegen van een veelheid van kruisverwijzingen aan zowel de artikelen als aan de regels, de lezer een beter overzicht van de structuur van het PCT te geven waardoor hij gemakkelijker de juiste wetstekst kan identificeren. Daarnaast wordt verwezen naar de “PCT Applicant’s Guide – International Phase” en de “PCT Applicant’s Guide – National Phase” met steeds een korte samenvatting van de inhoud van de betreffende referentie, zodat de lezer nog meer informatie tot zijn beschikking heeft.

Het boek is als volgt gestructureerd: de volledige tekst van de PCT artikelen en van het PCT uitvoeringsreglement wordt gegeven. Verwijzingen naar de artikelen en regels zijn opgenomen in een kolom naast de wetstekst. Om te laten zien naar welk wetsartikel of regel wordt verwezen, is dat een deel van de zin vet gedrukt.

GHet merendeel van de verwijzingen in “The Cross-Referenced PCT” is naar het PCT. Echter, omdat het Europees Octrooibureau (EOB) kan optreden als internationale autoriteit onder het PCT als Ontvangend Bureau (= Receiving Office), als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek (= International Searching Authority), als instantie voor de Internationale Voorlopige Beoordeling (= International Preliminary Examining Authority) in de internationale fase, en ook als een Aangewezen Bureau (= Designated Office) en als Gekozen Bureau (= Elected Office) in de regionale fase, zijn ook verwijzingen naar de relevante bepalingen van het Europees Octrooiverdrag (EOV) opgenomen. In het bijzonder, wordt verwezen naar de "Guidelines for Examination in the European Patent Office” (voor zover relevant voor het PCT).

De 2014 editie van de “The Cross-Referenced PCT” is bijgewerkt rekening houdend met het PCT Uitvoeringsreglement dat op 1 juli 2014 van kracht wordt. Ook is de set van bijlagen bijgewerkt, waarin allerlei relevante aspecten van het PCT worden belicht.

“The Cross-Referenced PCT” wordt met name gebruikt door octrooigemachtigden en door octrooigemachtigden in opleiding die zich voorbereiden op het Examen Europees octrooigemachtigde.

Weblinks
Octrooisamenwerkingsverdrag
PCT Resources
PCT Treaty
PCT Applicant’s Guide
EPO Guidelines
Samples van het boek kunnen worden gedownload