Overige  

IEF 5742

Voldoende belang

wgl.gifVzr.  Rechtbank Haarlem, 25 januari 2008, LJN: BC3298, Eiser tegen Gedaagde (winegallery.nl).

Wel gemeld, maar nog niet samengevat. Merkhouder komt met succes op tegen het gebruik van de domeinnaam winegallery.nl. Echter, gedaagde hoeft de domeinnaam niet aan de merkhouder over te dragen. “ Gedaagde zou de domeinnaam wel aan eiser kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiser gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam.”

Eiser is rechthebbende op het woord- en beeldmerk Wine Gallery en heeft in het kader van een doorstart de handelsnamen Wine Gallery en Wine Gallerij van de curator van de gefailleerde onderneming DBL verworven. Gedaagde meent dat de domeinnaam aan haar toekomt. Volgens gedaagde waren op de datum van het faillissement de facturen door DBL niet betaald, waardoor op grond van de algemene voorwaarden de rechten zouden terugvallen aan gedaagde. Bovendien stelt gedaagde dat zij de domeinnaam al aan een derde heeft verkocht.

De voorzieningenrechter overweegt dat het voeren van een website onder een domeinnaam die identiek is aan het merk, is aan te merken als gebruik van het merk. Dat ongerechtvaardigd voordeel getrokken kan worden uit het merk WINE GALLERY, blijkt volgens de voorzieningenrechter uit het volgende e-mailbericht: “Als mensen mij bellen om wijn te bestellen, wat uiteraard ook gebeurd, dan verwijs ik ze uiteraard naar mijn schoonvader. De rechter leidt hieruit af dat de kans aanwezig is dat (potentiële) klanten bij het zoeken op internet terechtkomen bij de website van gedaagde.

In dit kort geding is alleen niet komen vast te staan dat de domeinnaam door gedaagde aan een derde is overgedragen en aan wie van de partijen de domeinnaam toekomt. De algemene voorwaarden acht de KG rechter niet van toepassing.

In het geding is volgens de voorzieningenrechter niet (voldoende) komen vast te staan dat de facturen aan het gefailleerde DBL zijn verzonden, ontvangen en onbetaald gelaten. Daarbij speelt onder meer een rol dat volgens opgave van de curator van DBL gedaagde zich niet met een vordering in het faillissement heeft gemeld.

Opmerkelijk is wellicht dat het belang dat gedaagde de domeinnaam aan eiser kan verkopen de voorzieningenrechter ervan weerhoudt om de vordering tot overdracht toe te wijzen.
“4.13 (…) Hoewel gedaagde, gezien genoemd merkenrecht van eiser, de domeinnaam niet zal kunnen gebruiken - dat zal alleen eiser kunnen -, zou gedaagde de domeinnaam wel aan eiser kunnen verkopen. Dat geeft gedaagde, indien hij de rechthebbende op de domeinnaam is, voldoende belang bij zijn verweer tegen de door eiser gevorderde overdracht (om niet) van de domeinnaam. De voorzieningenrechter tekent hierbij aan dat gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake is van domeinnaamkaping, welke handelwijze tot een ander oordeel kan leiden. De vordering, zoals vermeld onder 3.1 onder B., zal dan ook worden afgewezen.”
De voorzieningenrechter wijst de merkinbreuk toe en de overdracht van de domeinnaam af met compensatie van de proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 5741

Faits Divers

SIDN opheffen. “ De SP wil de uitgave van internetadressen, nu nog geregeld door een stichting, per direct in overheidshanden brengen. Ook moet de numerieke landrush ongeldig worden verklaard. De Socialistische Partij windt zich op over de controversieel verlopen landrush-procedure van numerieke domeinnamen eind vorige week. Kamerlid Arda Gerkens vindt de gang van zaken rondom de introductie 'belachelijk' en eist dat de procedure opnieuw en anders wordt gedaan.”

Lees hier meer (Webwereld).

Jackpagne. “Jack Poels van Rowwen Hèze heeft mot met whiskymerk Jack Daniel's: de champagne van de Limburger met de naam Jackpagne lijkt teveel op JackPayne, een mixdrankje van de fabrikant. "Dat moet ik nog maar eens zien. Jack Daniel's heeft deze naam nooit laten registreren, of er verder iets officieels mee gedaan", zegt Jack Poels. "Wij daarentegen hebben Jackpagne geregistreerd voor de hele Benelux. En tot nu toe heeft niemand officieel bezwaar daar tegen aangetekend. Ik snap ook niet waar ze zich zo druk over maken. 'Jackpayne' is inderdaad in de volksmond de naam van een mixdrankje in Amerika. Het is niet zo op zichzelf te koop, zover ik weet. Vergelijk het met Bacardi-cola of zoiets." 
Lees hier meer (Telegraaf).

Niet lezen. “Hans kan niet lezen! IE-Advocaat Hans Bousie reageert in zijn column op de site van vakblad Entertainment Business op een voorstel van BREIN ten aanzien van een 'graduated response systeem'. Dat voorstel van BREIN heeft hij niet goed gelezen en de wet ook niet. Hans roept er daarom dingen over in zijn columns die niet kloppen. Dat draagt niet bij tot het ‘slimme publieke debat’ dat hij naar eigen zeggen voor staat. De feiten Hans, die zijn belangrijk. Dat zou een jurist toch moeten weten. ‘Roept u maar’, roept Hans. Maar Hans zelf lijkt zomaar wat te roepen.”

Lees hier meer (Tim Kuik, Stichting BREIN).

Beeldrecht. “Eigen doelpunt van Marco van Basten", kopte de Gazzetta dello Sport vanochtend. De ex-speler van AC Milan moet 7,2 miljoen euro betalen aan de Italiaanse fiscus. (…) Volgens de Corriere della Sera betreft het inkomsten uit beeldrecht die Van Basten in de periode 1996-1997 zou hebben ontvangen. Dit geld ontving hij op buitenlandse rekeningen. Van Basten voetbalde toen niet meer, maar woonde nog in Italië en had daar dus belasting over moeten betalen.

Lees hier meer (NRC). 

Pleezer. “Bacardi verwijt het politiekorps Zuid-Holland-Zuid inbreuk op haar merkrecht. De drankfabrikant vindt dat de blikjes alcoholvrije frisdrank ‘Pleezer’ die het politiekorps uitreikt, te veel doen denken aan haar alcoholmixdrankje Breezer. In de regio Dordrecht deelt de politie al geruime tijd blikjes Pleezer uit in het kader van een alcohol-preventieproject gericht op jongeren.”

Lees hier meer (Distrifood). 

Lingerie. “Zakenvrouw van het jaar Marlies Dekkers krabbelt terug in de vete met concurrent Sapph. Het ulltimatum waarmee winkeliers deze week werden geconfronteerd - of Sapph er uit, of wij er uit - is voorlopig van de baan.  Omdat Sapph ondergoed zou maken dat te veel lijkt op dat van Dekkers, begon die laatste begin deze week een merkwaardig offensief. Winkeliers die beide merken verkopen kregen een telefoontje van Dekkers' medewerkers: "Dit is onze politiek, je kunt kiezen: óf je stopt onmiddellijk de samenwerking met Sapph, óf wij stoppen onmiddellijk de levering."

Lees hier meer (Sprout).

Downloaden. De voorlichting van Digibewust, een samenwerking van overheid en bedrijfsleven, over veilig internetten is in strijd met de wet. Ook stimuleert het angst voor ruilprogramma's, terwijl die juist als de toekomst van het internet worden gezien.

’Onthoud dat het downloaden van muziek en films vanaf het internet meestal illegaal is’. Het Gezinsboekje bedwing het web! dat Digibewust sinds kort verspreidt om kinderen te leren veilig te surfen, laat er geen misverstand over bestaan. Volgens Digibewust zijn ’de meeste muziek en films op internet illegale kopieën’ en ’wemelt het op de websites waar mensen muziek en films delen meestal van de virussen en spyware’. De visie van Digibewust, dat deels door de overheid wordt gefinancierd, strookt niet met de wet.”

Lees hier meer (Trouw).

Kaas. “Westland Kaas heeft onder andere in Bunschoten beslag laten leggen op diverse namaak kazen van het merk Old Amsterdam. Er komt een onderzoek naar de herkomst van de partij en Westland zal zowel tegen makers, tussenhandel als verkopers een aanklacht indienen, zo meldt Charles Gielen van advocatenkantoor NautaDutilh.”

Lees hier meer (Gooi- en Eemlander).

Aantal. “Het verwijt klinkt steeds vaker: Nederland innoveert onvoldoende, waardoor het niet tegen de globalisering is opgewassen. Nu blijkt het aantal patentaanvragen vanuit ons land flink gedaald te zijn. Terwijl in 2007 wereldwijd een recordaantal van 156.100 patenten is aangevraagd - een stijging van 4,7 procent - daalde het Nederlandse aandeel met 7,6 procent. Dat maakt de World Intellectual Property Organization (WIPO) bekend.”

Lees hier meer (Nu.nl).

Onderzoek. “Het consortium P2P-Next, een samenwerking van diverse Europese bedrijven en instellingen, kan onderzoek gaan doen naar de internet-televisie van de toekomst. De Europese Unie stopt negentien miljoen euro in een vier jaar durend onderzoek. (…) Het onderzoek gaat vier jaar duren, en zal zich niet alleen richten op de technische aspecten. Ook zaken als auteursrecht en problemen rond beveiliging en commerciële belangen zullen worden onderzocht.”

Lees hier meer (Planet).

Portretrecht. “Radio 538 moet Edwin de Roy van Zuydewijn een schadevergoeding van 25 duizend euro betalen. Een rechter oordeelde dat het radiostation in een advertentie onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van een foto. (…) Zenderdirecteur Jan Willem Brüggenwirth is woedend over de uitspraak van de rechter. "De Roy van Zuydewijn doet dit alleen maar om geld binnen te harken", brieste hij woensdag in RTL Boulevard. "Terecht spreekt hij ons aan op de inbreuk in zijn portretrecht, maar hij doet het alleen om zijn schulden mee te betalen."

Lees hier meer (Trouw). 

In beroep. “Openbareverkopen.nl maakte dit weekend bekend in hoger beroep met spoedappel te gaan bij het Gerechtshof in Arnhem. Op 11 februari verloor Openbareverkopen.nl voor de rechter in Almelo een zaak die was aangespannen door concurrent Veilingnotaris.nl. Die site beschuldigde Openbareverkopen.nl ervan zonder toestemming gegevens te kopiëren over veilingen van huizen.”

Lees hier meer (Emerce.nl).

Politielogo. “Zijn T-shirts met daarop parodieën op het politielogo beledigend voor agenten? Die vraag is kennelijk zo lastig, dat de Rotterdamse politierechter hem niet durft te beantwoorden.  Hij verwees de strafzaak tegen ondernemer Marco Tomassen, die vorig jaar dat soort T-shirts te koop aanbood, door naar de meervoudige kamer. Daar zullen drie rechters zich over de zaak buigen.”

Lees hier meer (AD).

IEF 5738

(Redelijk) verse rechtspraak

tsh1st.gif1- Rechtbank Rotterdam, 4 maart 2008, KG ZA 07-1121, A.M. Zegers Beveiligingssystemen tegen Zegers B.V.(met dank aan Huib Berendschot, AKD Prinsen Van Wijmen).

Handelsnaam/domeinnaamgeschil. “ 4.2.2. (…) Het gebruik door Zegers B.V. van de - algemeen beschrijvende en gangbare – aanduiding "beveiliging" in de domeinnaam www.zegersbeveiliging.nl, terwijl tussen partijen vaststaat dat aan hen bedien het gebruik van de naam 'Zegers" is toegestaan. is. mede gelet op het hiervoor overwogene, onvoldoende om (ook) te spreken van een gcbruik door Zegers B.V. van de aanduiding “Zegers beveiliging" alshandelsnaam. De domeinnaam www.zegersbeveiliging.nl geeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het "adres" van Zegers B.V. weer. Dit geldt temeer nu, zoals reeds is gebleken, op de website met als domeinnaam www.zegersbeveiliging.nl geen informatie wordt verstrekt: bezoekers worden onmiddellijk  doorgeleid naar de website van Zeges B.V. met als domeinnaam wwv-zegers-iss.nl, terwijl laatstgenoemde website qua lay-out, logo en tekst ook niet identiek is aan de website van Zegers Beveiligingssytemen.”

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, Bettacare Ltd. tegen H3 Products B.V. en Wedeka B.V.

Octrooirecht. Tussenvonnis in versnelde bodemprocedure.  “4.3. De rechtbank is blijkens deze uitspraak niet alleen bevoegd van de grensoverschrijdende inbreukvorderingen kennis te nemen, de uitspraak brengt tevens mee dat de rechtbank zich ervan dient te vergewissen of Bettacare de inbreukprocedure, voor zover zij een grensoverschrijdend verbod vordert, wenst aan te houden in afwachting van een door H3 en/of Wedeka uit te lokken oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter. Bettacare heeft verzocht toepassing te geven aan een door het Handelsgericht Zürich gehanteerde oplossing, welke aansluit bij de thans door de Hoge Raad uitgezette koers, maar de rechtbank ziet hierin geen aanleiding om ervan uit te gaan dat Bettacare aanhouding wenst. Volgens deze Zwitserse methode krijgt de partij die zich beroept op de nietigheid van het buitenlandse deel van een Europees octrooi zes weken de gelegenheid om een nietigheidsvordering aanhangig te maken. Maakt zij daarvan gebruik, dan wordt de procedure voor wat betreft de grensoverschrijdende inbreukvordering geschorst.

Belangrijk verschil met de door de Hoge Raad aan GAT/Luk gegeven uitleg is dat, indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid een nietigheidsvordering aanhangig te maken, de rechtbank volgens de Zwitserse methode bevoegd is en de vordering inhoudelijk beoordeelt. Volgens de Hoge Raad is de rechtbank in dat geval weliswaar bevoegd, maar moet zij het gevorderde grensoverschrijdende inbreukverbod afwijzen. Gelet hierop zal de rechtbank in conventie nog geen eindvonnis wijzen, maar Bettacare de gelegenheid geven zich bij akte op de rol van 26 maart 2008 uit te laten over de vraag of zij aanhouding wenst in afwachting van een oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter.”

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 maart 2008, KG ZA 08-4, Consejo Regulador Del Tequila A.C. c.s. tegen Toorank B.V. c.s

Merkenrecht. “4.12. De impliciete toestemming tot het gebruik van het merk SOMBRERO NEGRO ontleent Toorank aan de faxbrief van 1 maart 2000 waarin de Overeenkomst werd opgezegd. In die brief wordt Toorank er expliciet op gewezen dat zij als gevolg van die opzegging niet langer gerechtigd is gebruik te blijven maken van de company name Tequilas del Señor en het registratienummer NOM-1124 van TDS. Volgens Toorank mocht zij hieruit af leiden dat het gebruik van het Tequila Sombrero Negro etiket en het teken Tequila Sombrero Negro haar impliciet was toegestaan. De voorzieningenrechter kan deze gedachtegang niet volgen.”

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 maart 2008, KG ZA 08-8, Lachmansingh tegen Sital.

Merkenrecht. “4.5. Lachmansingh heeft uitdrukkelijk betwist de goederen zelf te hebben besteld of ooit eerder samen met Sital goederen geïmporteerd te hebben. Sital heeft een verklaring van de leverancier overgelegd waarin wordt bevestigd dat de goederen zijn besteld door Lachmansingh en zijn meegezonden met de zending van Sital. Deze verklaring is echter niet voldoende om in deze procedure aannemelijk te achten dat Sital met de invoer van de goederen niets van doen heeft. In dit verband is van belang dat uit niets blijkt dat, zoals Sital aanvoert, partijen eerder op deze wijze goederen geïmporteerd zouden hebben. Vooralsnog moet er daarom van uit gegaan worden dat Sital inbreuk op het Kamalmerk heeft gemaakt. 4.6. Gezien het voorgaande wordt het gevorderde verbod toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 maart 2008, KG ZA 08-69, Enanef Limited c.s tegen Eurosolar B.V.

Merkenrecht. “4.6. De voorzieningenrechter begrijpt dat Enanef in het modelrecht een plaats zou willen geven aan de zogenoemde resultaatgerichte leer. Het modelrecht is evenwel nog minder dan het merkenrecht aangewezen voor toepassing van deze leer (vergelijk voor het merkenrecht HvJ EG 18 juni 2002, Philips- Remington). De resultaatgerichte leer zou immers met zich meebrengen dat techniek welke principieel vrij is – het apparaat van Enanef wordt niet beschermd door enig in Nederland geldig octrooi – en ook equivalenten van diezelfde techniek, langs de weg van het modelrecht alsnog uitsluitend voor Enanef beschikbaar zou zijn.”

Lees het vonnis hier.

6- Rechtbank Haarlem, 29 februari 2008, Ampy Metering Ltd c.s. tegen Range King B.V.(met dank aan Hester Overbeek, Van Diepen Van der Kroef).

Auteursrecht. “5.4. De voorzieningenrechter oordeelt dienaangaande als volgt. De deskundige Slijk heeft zijn oordeel blijkens zijn rapport gebaseerd op argumenten die op liet eerste gezicht valide lijken. De voorzieningenrechter mist zelf de deskundigheid om te kunnen beoordelen of de magneetkaarten en de gegevens die daarop staan voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen omdat feitelijk niet goed valt vast te stellen hoe de informatie op de magneetkaarten dient te worden gekwalificeerd. Vooralsnog is daarom, gelet op de betwistingen door Range King, geenszins komen vast te staan dat de magneetkaarten van Ampy c.s. software of anderszins instructies bevatten die te kwalificeren zijn als een werk in de zin van artikel 10 lid 1 onder 12 Auteurswet. Daartoe is derhalve nader onderzoek door deskundigen vereist. Dientengevolge kan niet worden toegekomen aan de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht. Nu de procedure in kort geding zich daarvoor niet leent, zal dit in een bodemprocedure aan de orde dienen te komen.”

Lees het vonnis hier.

7- Rechtbank Arnhem, 20 februari 2008, KG ZA 08-54, Smeba Brandbeveiliging B.V. tegen Life Safety Products B.V.

Executiegeschil. “4.13 (…) Deze vraag is bevestigend beantwoord in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 november 1985, KG 1986, 11. Met inachtneming van dit arrest ziet de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak ook aanleiding het maximumbedrag aan dwangsommen te verhogen. Gebleken is immers dat Smeba de opgelegde geboden op verschillende punten niet, dan wel niet tijdig is nagekomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5732

In verwarring achterblijft

glasnl.gifVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 maart 2008, KG ZA 08-175, Glasrenovatie Nederland B.V. tegen Slingerland Glastechniek.

Handelsnaam/domeinnaamgeschil. Van een onderneming die dezelfde woorden in de handelsnaam gaat voeren mag worden verwacht dat deze ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van die woorden in de eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand houdt van de handelsnaam van de eerdere gebruiker. Proceskostenveroordeling met BTW-motivering.

Eiser Glasrenovatie Nederland, alyhans haar rechtsvoorganger  voert sinds 1994 de handelsnaam Glasrenovatie Nederland. Een aandeelhouder van een aandeelhouder van eiser heeft in 1995 het Benelux woordmerk GLASRENOVATIE NEDERLAND gedeponeerd. Gedaagde Slingerland Glastechniek heeft in september 1996 de domeinnaam glasrenovatienederland.nl geregistreerd en is deze domeinnaam eind 2006 daadwerkelijk gaan gebruiken. De domeinnaam voert rechtstreeks naar de website van Slingerland Glastechniek.

Niet in geding is dat het gebruik van de domeinnaam glasrenovatienederland.nl als het voeren van een handelsnaam is aan te merken. Nu Slingerland Glasrenovatie die handelsnaam pas in 2006 is gaan voeren, komt Glasrenovatie Nederland een ouder handelsnaamrecht toe. De vorderingen van Glasrenovatie Nederland komen er op neer Slingerland Glastechniek te verbieden de domeinnaam glasrenovatienederland.nl te gebruiken en te gebieden deze domeinnaam aan Glasrenovatie Nederland over te dragen. Glasrenovatie Nederland beroept zich enerzijds op haar merkenrecht en anderzijds op haar handelsnaamrecht. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het verbod kan worden toegewezen op basis van artikel 5 van de Handelsnaamwet en laat de merkenrechtelijke grondslag daarom buiten beschouwing.

“4.7. Naar voorlopig oordeel is door het voeren van de jongere domeinnaam/ handelsnaam bij het publiek verwarring tussen de beide ondernemingen te duchten. De diensten die partijen aanbieden zijn gelijk. Zij doen dit (mede) via het internet en bestrijken daarmee allebei heel Nederland. Daar komt bij dat het publiek na het intypen van de domeinnaam glasrenovatienederland.nl zal verwachten op de website van Glasrenovatie Nederland terecht te komen. De enkele omstandigheid dat op de website van Slingerland Glastechniek, waarnaar wordt gelinkt, de handelsnaam Slingerland Glastechniek verschijnt en geen link wordt gelegd met Glasrenovatie Nederland, doet aan het verwarringsgevaar niet af.

Juist doordat de handelsnaam van Slingerland Glastechniek verschijnt, waar men verwacht op de site van Glasrenovatie Nederland terecht te komen, is verwarring tussen beide ondernemingen te duchten. Dat er op de website van Slingerland Glastechniek verder geen link wordt gelegd met Glasrenovatie Nederland zal er niet toe leiden dat het verwarringsgevaar wordt weggenomen, maar zal er hooguit toe leiden dat het publiek, nadat het verwarringsgevaar zich heeft verwezenlijkt, in verwarring achterblijft.

4.8. Voor zover Slingerland Glastechniek betoogt dat de woorden ‘glastechniek’ en ‘Nederland’ beschrijvend zijn en Glasrenovatie Nederland zich om die reden niet tegen de jongere domeinnaam/handelsnaam van Slingerland Glastechniek kan verzetten, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In de jurisprudentie zijn weliswaar aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat beschrijvende woorden niet mogen worden gemonopoliseerd, maar dat wil niet zeggen dat Glasrenovatie Nederland aan haar handelsnaam, welke bestaat uit de combinatie van de woorden ‘Glasrenovatie’ en ‘Nederland’, in het geheel geen bescherming kan ontlenen. Van een onderneming die dezelfde woorden in de handelsnaam gaat voeren mag worden verwacht dat deze ter voorkoming van verwarring bij het gebruik van die woorden in de eigen handelsnaam zoveel mogelijk afstand houdt van de handelsnaam van de eerdere gebruiker. Dat heeft Slingerland Glastechniek, door deze woorden (net als in de handelsnaam van Glasrenovatie Nederland) eenvoudigweg achter elkaar te zetten, niet gedaan.”

Conclusie van het voorgaande is dat de vordering Slingerland Glasrenovatie te verbieden de domeinnaam glasrenovatienederland.nl te gebruiken kan worden toegewezen. In het verlengde daarvan zal, nu daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, ook de vordering de domeinnaam aan Glasrenovatie Nederland over te dragen, worden toegewezen.

“4.12. Slingerland Glastechniek zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Glasrenovatie Nederland heeft de volledige proceskosten ex art. 1019h Rv gevorderd. Zij heeft in verband hiermee kosten opgegeven en gespecificeerd van in totaal tot de behandeling ter zitting € 3.865,69 exclusief BTW. Uit de kostenspecificatie blijkt dat dit bedrag inclusief € 71,80 aan deurwaarderskosten, maar exclusief het verschuldigde griffierecht (€ 254,00) is. Ter zitting heeft Glasrenovatie Nederland haar eis vermeerderd met € 1.500,00. Dit zijn de kosten die betrekking hebben op de aan de zitting gerelateerde tijdsbesteding. Omdat is gesteld dat deze kosten betrekking hebben op een tijdsbesteding van 6 uren en gelet op het gehanteerde uurtarief, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat dit bedrag inclusief BTW is. Nu Glasrenovatie Nederland de BTW zal kunnen verrekenen, gaat de voorzieningenrechter ook hier uit van een bedrag exclusief BTW (zijnde € 1.260,50). Het totale bedrag aan proceskosten komt dan uit op € 3.865,69 + € 250,00 + € 1.260,50 = € 5.376,19 exclusief BTW. Nu de proceskosten niet -althans onvoldoende gemotiveerd- zijn betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5730

Afbreuk aan BOB

parm.gifHvJ EG, 26 februari 2008, zaak C-132/05, Commissie tegen Bondsrepubliek Duitsland.

Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen. Gebruik van benaming ‚parmesan’ in Duitsland. Niet nakoming van verplichtingen Duitsland niet bewezen.

De Europese Commissie stelt i.c. dat de Bondsrepubliek Duitsland krachtens de artikelen 10 en 13 van verordening nr. 2081/92 verplicht is, ambtshalve de nodig maatregelen te nemen om gedragingen die afbreuk doen aan BOB’s te bestraffen. Volgens de Commissie omvat het ingrijpen van de lidstaten maatregelen op administratief en strafrechtelijk vlak waarmee de doelstellingen van deze verordening op het gebied van de bescherming van oorsprongsbenamingen kunnen worden verwezenlijkt. Producten die niet in overeenstemming zijn met de eisen van de verordening mogen niet in de handel worden gebracht. Volgens het Hof heeft de Commissie echter niet bewezen dat Duitsland haar verplichtingen niet is nagekomen, en het Hof wijst de vorderingen van de Commissie derhalve af.

“78 De controlestructuren waarop de verplichting rust om de naleving van het productdossier te garanderen, zijn derhalve de structuren van de lidstaat waaruit de desbetreffende BOB afkomstig is. De controle op de naleving van het productdossier bij het gebruik van de BOB „Parmigiano Reggiano” is dus niet aan de Duitse controle-instanties.

79 Wel stelt artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92 bescherming van geregistreerde benamingen verplicht tegen „elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ‚soort’, ‚type’, ‚methode’, ‚op de wijze van’, ‚imitatie’, en dergelijke”.

80  Dit neemt echter niet weg dat de Commissie in de eerste plaats niet heeft aangetoond dat de Bondsrepubliek Duitsland in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen uit verordening nr. 2081/92, en in de tweede plaats geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat maatregelen als de in punt 63 van dit arrest genoemde niet zijn genomen, dan wel dat deze geen bescherming boden van de BOB „Parmigiano Reggiano”.

81 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat de Commissie niet heeft bewezen dat de Bondsrepubliek Duitsland, door formeel te weigeren op te treden tegen het gebruik op haar grondgebied van de benaming „parmesan” op het etiket van producten die niet voldoen aan de eisen van het productdossier van de BOB „Parmigiano Reggiano”, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92.”

Lees het arrest hier.

IEF 5726

Kleurenportretten

Rechtbank Zutphen, 22 februari 2008, LJN: BC4944, strafzaak.

Strafrecht. De politierechter in Zutphen veroordeeld een 29-jarige man tot een hoge straf voor het verspreiden van naaktfoto’s van zijn ex-vriendin. Naast een forse geldboete moet de man ook de door zijn ex-vriendin geleden schade vergoeden. 

Aantasting goede naam o.g.v. artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht en strijd met artikel 35 lid 1 Auteurswet 1912 omdat verdachte zonder daartoe gerechtigd te zijn (een) (kleuren)portret(ten), te weten [expliciete beschrijving foto’s]  (telkens) in het openbaar ten toon heeft gesteld of op andere wijze openbaar heeft gemaakt (te weten (telkens) via internet en/of chatten).

Lees het vonnis hier.

IEF 5722

De hardcore-restrictie

Gerechtshof Arnhem, 18 december 2007, LJN: BC5311, M.F. Design B.V. tegen Eastborn Slaapsystemen B.V.

Mededingingsrecht. Stukgelopen samenwerking. Opzegging van een voor onbepaalde tijd gesloten dealerovereenkomst. Opzegging op grond van inbreuk op IE rechten niet waarschijnlijk. De werkelijke reden is ondermijning door MF van Eastborns dealerorganisatie. Deze opzegging is in strijd met de Mededingingswet en derhalve nietig.

Gedurende 11 jaar heeft Eastborn, fabrikant van matrassen, boxsprings en slaapkamermeubelen,  regelmatig Eastborn-producten verkocht aan woninginrichtingbedrijf MF. Eastborn heeft in 2005 aan MF bericht de contractuele relatie met MF Design op te zeggen met ingang en aan MF Design geen Eastborn-producten meer te leveren. Daartegen heeft MF geprotesteerd en tevergeefs in twee instanties een kort geding gevoerd. In dit arrest in de bodem oordeelt het hof uiteindelijk anders.

Schendig van IE-rechten is i.c. volgens het hof geen aannemelijke grond voor opzegging.

“4.7  Met betrekking tot de tweede reden heeft de rechtbank in haar vonnis overwogen dat het gebruik door MF op haar website van de woord- en beeldmerken van Eastborn niet in strijd is met het recht en dat de hyperlink en deeplink op die website niet onrechtmatig zijn. Daartegen richt Eastborn haar grieven 2 en 3 in het incidenteel appel.

4.9  Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit slechts dat Eastborn MF heeft aangesproken op, kort gezegd, ongeoorloofd kopiëren op haar website en dat MF haar site telkens dienovereenkomstig heeft aangepast. Eastborn heeft haar beroep op schending van auteurs- en merkenrecht pas na de opzeggingsbrief van 19 april 2005 voor het eerst schriftelijk aan MF kenbaar gemaakt in de brief van haar advocaat van 28 juli 2005. Zoals hiervoor onder rov. 3.8 vermeld, heeft Eastborn per e-mail van 17 maart 2005 aan een over de 20% korting klagende dealer bericht dat zij om andere redenen (dan die korting) zou trachten de relatie met MF te elimineren. Tegen deze achtergrond is niet aannemelijk dat deze tweede reden daadwerkelijk aan de opzegging ten grondslag heeft gelegen en behoefde MF dat bij ontvangst van de opzeggingsbrief ook niet redelijkerwijs te begrijpen. De grieven 2 en 3 in het incidenteel appel behoeven daarom verder geen bespreking.

De kern van het geschil is ondermijning door MF van Eastborns dealerorganisatie.

“4.14  Zoals Eastborn heeft erkend zette een groot aantal andere dealers direct na de lancering van MF’s website vanwege hun omzetverliezen Eastborn met dreiging van opzeggingen onder druk om de handelwijze van MF op haar website te beëindigen. Uit al die producties blijkt onmiskenbaar dat die andere dealers bezwaar maakten tegen de door MF toegezegde internetkortingen van 20%.

4.18  Uit een en ander, mede in samenhang met de e-mail van Eastborn van 17 maart 2005 bezien, concludeert het hof dat Eastborn onder druk van haar andere dealers bij brief van 19 april 2005 het dealerschap aan MF slechts heeft opgezegd om de marge van die dealers via (het systeem van) de consumentenadviesprijzen te handhaven, in feite als sanctie op de niet-naleving van de consumentenadviesprijzen. De handhaving daarvan onder druk van de dealers en de effectuering daarvan door Eastborns opzegging aan MF vormen onderling afgestemde feitelijke gedragingen (gecoördineerd marktgedrag) van de daarbij betrokken ondernemingen (fabrikant en dealers) die de economische vrijheid van deze ondernemingen beperken.

Het komt er immers op neer dat de ondernemer die zich structureel niet aan de adviesprijzen houdt, wordt buitengesloten. Gelet op de verboden strekking daarvan (het mededingingsbeperkend doel) ligt het voor de hand dat deze verticale prijsbinding een beperking van de (intra-brand) prijsconcurrentie in Eastbornproducten beoogt en realiseert (vergelijk de door de Commissie bekend gemaakte Richtsnoeren inzake verticale beperkingen, Publicatieblad 2000/C 291, randnr. 111), waardoor de beïnvloeding van de handel in Eastbornproducten merkbaar is. MF kan de Eastbornproducten ook niet van een van de andere bij de dealerorganisatie aangesloten dealers betrekken tegen lagere prijzen dan de consumentenadviesprijzen. Ten aanzien van het intrabrand-effect heeft Eastborn geen argumenten voor het tegendeel aangevoerd.

Partijen zijn het er over eens dat deze mededingingsbeperkende onderling afgestemde feitelijke gedragingen niet de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. Daarom is niet artikel 81 EG maar artikel 6 lid 1 Mw van toepassing.

4.22 (…) Volgens artikel 4, aanhef en onder a) van deze verordening [(EG) nr. 2790/1999] is de in artikel 2 voorziene vrijstelling onder meer niet van toepassing op verticale overeenkomsten die, op zich of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, direct of indirect, tot doel hebben: a) de beperking van de mogelijkheden van de afnemer tot het vaststellen van zijn verkoopprijs, onverlet de mogelijkheid voor de leverancier om een maximumprijs op te leggen of een verkoopprijs aan te raden mits deze prijzen niet ten gevolge van door een van de partijen uitgeoefende druk of gegeven prikkels hetzelfde effect hebben als een vaste prijs of minimumprijs. Deze hardcore-restrictie doet zich in dit geval voor. De onderling afgestemde feitelijke gedragingen van Eastborn en haar dealers hadden immers ten doel MF te beperken in haar mogelijkheden tot het vaststellen van haar verkoopprijzen. Voor vrijstelling komt Eastborn dus niet in aanmerking.

4.23  Op grond van het voorgaande is de op handhaving van de wederverkoopprijzen gerichte opzegging van de dealerovereenkomst ingevolge artikel 6 Mw verboden en nietig en tevens jegens MF onrechtmatig. Andere opzeggingsgronden blijken niet aanwezig.”

Lees het arrest hier.

IEF 5692

(e)

netline.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 29 februari 2008, KG ZA 08-88. Netline Systems B.V. tegen V.O.F. Netlin.

Handelsnaam- en domeinnaamkwestie. Bevel tot staken inbreuk op handelsnaam; overdracht domeinnaam; volledige proceskostenveroordeling.

NETLIN.gifVonnis met mooie ‘screen prints’. De handelsnaam Netlin van gedaagde is van jonger datum dan de handelsnaam Netline van eiseres. Partijen begeven zich op dezelfde markt, te weten de verkoop van IT-producten aan het midden- en kleinbedrijf. Gedaagde voert aan dat eiseres de handelsnaam Netline Systems voert, aangezien die naam staat ingeschreven in het KvK-handelsregister. De rechtbank oordeelt daarentegen dat voor de toepassing van de Handelsnaamwet niet de inschrijving in het handelsregister, maar het feitelijk gebruik van een handelsnaam beslissend is. Eiseres voert de naam Netline onder meer op visitekaartjes en facturen en zij beheert onder die domeinnaam een website waarop zij onder de naam Netline haar producten en diensten verkoopt. Door het handelsnaamgebruik van Netlin is verwarring te duchten bij het publiek tussen de ondernemingen van partijen. De handelsnaam Netlin wijkt immers slechts in geringe mate af van de handelsnaam Netline; het betreft de laatste letter “e”.

Gedaagde voert nog aan dat eiseres niet optreedt tegen derden die – volgens Netlin – handelsnamen gebruiken die evenzeer overeenstemmen met Netline. Dit leidt volgens de rechter niet tot een andere conclusie; het staat eiseres vrij om zelf te beoordelen of en wanneer zij ook die derden wil aanspreken.

Lees het vonnis hier

IEF 5687

De (hoofd)regels van bewijslastverdeling

alaparfurmerie.gifHoge Raad, 22 februari 2008, rolnr. C07/044HR, conclusie A-G Verkade. Lancaster Group GmbH c.s. tegen Uijtdewillegen (met dank aan Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Conclusie van AG Verkade met veel passages uit het arrest Van Doren/Lifestyle. “Het arrest van het HvJ van 8 april 2003 laat zich m.i. mede lezen als een professoraal college of een conclusie van een advocaat-generaal. Ik zal zwaar op dit arrest leunen.”

“1.2. De zaak betreft door Uijtdewillegen parallel geïmporteerde en verhandelde cosmetica. Dat is, ingevolge vaste rechtspraak van het HvJ EG, Uijtdewillegen toegestaan als die producten door of met toestemming van Lancaster binnen de EER in de handel zijn gebracht, maar niet als dat daarbuiten geschiedde. In cassatie staat centraal de vraag of Lancaster zou moeten bewijzen dat de producten buiten de EER in het verkeer zijn gebracht (aldus het hof), dan wel Uijtdewillegen zou moeten bewijzen dat zij door of met toestemming van de betrokken merkhouder in de EER in het verkeer zijn gebracht (aldus het cassatiemiddel).

1.3. Deze zaak begon in het jaar 2000. Aan de hand van nadere rechtspraak sindsdien (met name: HvJ EG 8 april 2003, Van Doren/Lifestyle) moet geconcludeerd worden dat het middel slaagt.”

Lees de conclusie hier en - voor de fijnproevers - het cassatiemiddel hier. Eerder bericht (arrest van het hof Den Bosch) IEF 2915.

IEF 5653

Bacardi/Anker, Jugiaans/De Jager, Excell / Brakel, Luba/Hannay, X/De Staat

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008, HA ZA 07-180, Bacardi and Company Ltd. Tegene Anker Dranker B.V.(met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Drank & uitputting. “4.16 De omstandigheid dat, zoals Anker heeft aangevoerd, aan sommige etiketten op Bacardi-producten niet te zien is dat ze bestemd zijn voor de markt buiten de EER, betekent niet dan Anker hieruit mag concluderen dat Bacardi c.s. toestemming heeft gegeven voor verhandeling binnen de EER. Ook de aanwezigheid van het flessenbak-logo rechtvaardigt, zoals Bacardi c.s. terecht heeft gesteld, niet de conclusie dat Bacardi c.s. toestemming zou hebben verleend voor verhandeling binnen de EER.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Alkmaar, 14 februari 2008, KG ZA 07-411, Holding Jungiaans Instituut B.V. tegen De Jager (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx).

Auteursrecht. “4.4. Ten aanzien van het CADT-spel is voldoende aannemelijk dat, zoals De Jager c.s. betoogt, de elementen van het spel zich in beginsel lenen voor afzonderlijke auteursrechtelijke beoordeling. Zo kunnen de kaarten en het bord afzonderlijk van elkaar worden getoetst. Ook kunnen de verschillende onderdelen van het bord zelf van elkaar worden gescheiden, in die zin dat zij afzonderlijk beoordeeld zouden kunnen worden op hun auteursrechtelijke merites. Zo valt niet uit te sluiten dat bijvoorbeeld de afbeeldingen van mensfiguren afzonderlijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen. Dit laatste kan ook gelden voor de layout en de teksten. Omdat elementen van elkaar te scheiden zijn, is niet voldaan aan het vereiste voor het kunnen aannemen van een gemeenschappelijk werk.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-2133, BRS Excell Glass B.V. tegen Portal S.A. & Brakel/Atmos B.V.

Octrooirecht. “4.22. De vakman waar het hier om gaat is een persoon die een ruime ervaring heeft met het beglazen van bouwwerken. Deze persoon is bekend met de noodzaak van het vastzetten van beglazingen in bouwwerken en de wijze waarop dat kan geschieden. Hij begrijpt dat een naar de stand van de techniek koud gebogen glasruit eenvoudig in die gebogen stand kan worden gehouden door toepassing van de onder alle omstandigheden (ook bij vlakke beglazingen) noodzakelijke vasthoudmiddelen en dat het gebogen kozijn het gebogen vlak biedt waarover de ruit kan worden gebogen. De techniek van het koud buigen en vastklemmen van thermisch gehard (niet-gelaagd) glas is de vakman bekend uit EP 468.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, KG ZA 07-1518, Luba Groep B.V. c.s. tegen El Hannay.

“4.12. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het ontbreken van verwarringsgevaar tussen het woordmerk LUBA en het woord/beeldmerk Luba Uitzend Buro enerzijds en het teken Lunajob anderzijds, heeft te gelden dat bij het publiek evenmin verwarring is te duchten tussen de genoemde merkenrechten en de handelsnamen Luba Uitzend Buro BV en Luba Uitzenddiensten BV enerzijds en de handelsnaam Lubajob anderzijds. El Hannay heeft met de handelsnaam Lunajob voldoende afstand genomen van de merkenrechten en de handelsnamen van Luba. De vorderingen van Luba dienen daarom ook in zoverre te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ´s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 07-1310, X. tegen De Staat der Nederlanden (Binnenlandse Zaken)

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. “4.7. Deze auteursrechtelijke claim van X moet falen. Het auteursrecht op de ontwerpen voor de ten processe bedoelde applicaties berust, als gezegd, ingevolge art. 7 Aw bij de Staat als toenmalige werkgever van X. Dat de applicaties grotendeels in vrije tijd en thuis zouden zijn ontwikkeld, zoals X ten slotte nog stelt, maar de Staat betwist, is bovendien – zo al relevant, gelet op de vaststaande (incidentele) opdracht – onvoldoende aannemelijk gemaakt door X. Voor zover nog bewijsbaar na te gaan, is het betreffende werk in ieder geval ook en wel in substantiële mate verricht op de werkplek van X bij CAS.”

Lees het vonnis hier.